Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts tonen met het label (schijn)heilig. Alle posts tonen
Posts tonen met het label (schijn)heilig. Alle posts tonen

woensdag 26 juli 2023

Dordt zoals je Dordt niet kende

Ondertitel: het aanbod van genade in de Dordtse leerregels.
Dit jaar geschreven door Gert van den Brink naar aanleiding van de discussie over 'het Evangelie zonder kleine lettertjes'.

In dit boekje legt hij de Dordtse leerregels nog eens uit. Dat is wel nodig omdat er maar weinig zijn die weten wat er in staat en wat de bedoeling was van die regels.
Er wordt ook ongegeneerd tegenin gepreekt.
Hoewel deze dominee niet tot mijn kerkverband behoort is hij ook filosoof en dat maakt dat ik zeer geïnteresseerd ben in zijn pennenvruchten.


Die oude geschriften zijn ontstaan in roerige, godsdienstige tijden en zijn dan ook ergens tégen gericht.
In dit geval de theologie van Jacobus Arminius. De Remonstranten leerden vanalles en daartegen richtte deze leerregels zich maar dat niet alleen; het is ook een geschrift wat vóór de Gereformeerde leer geformuleerd is.
Daarbij is het niet zo dat het in beton gegoten regels zijn maar meer ‘piketpaaltjes’ (p 48) want niet iedereen op die synode was het met elkaar eens. Er moest rekening worden gehouden met verschillen in denken. Dus er werd uiterst voorzichtig geformuleerd.

Wat mij opviel:
Van den Brink is voorstander van de vrije wil. Dat verbaasde me. Want in de Nederlandse Geloofsbelijdenis art 14 staat toch duidelijk:

‘Daarom verwerpen wij al wat men hiertegen leert van den vrijen wil des mensen, aangezien de mens niet dan een slaaf der zonde is, en geen ding kan aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven zij, Joh. 3:27.’

En in de Dordtse regels zelf:  H 3 art 3  lees ik: ‘Verwerping van de dwaling: De vrije wil is door de zondeval niet aangetast’

Een ander punt:
van den Brink noemt ook dat predestinatie van personen niet altijd te maken heeft met een functie. Hij noemt Rom 9 (p 85)
Nee, niet altijd maar bijna altijd wèl. Want of dat in Rom 9 ook zo bedoeld wordt blijft voor mij  de vraag. Om dan die predestinatie zo’n grote rol toe te dichten is naar mijn bescheiden mening dan ook on- Bijbels. Wij hebben er platweg gezegd geen moer mee te maken.
We hebben de opdracht om gehoor te geven aan het Evangelie.
Dat is ook wat van den Brink iedere keer benadrukt. De hoofdvraag van het boek is ‘wat is Gods intentie met het Evangelie’. (p 158)
Wel; om ons het geloof te geven. Niet meer en niet minder.

Nog een punt:
Predestinatie en determinisme waar ik geen probleem mee heb maar van den Brink wel. Hij, of beter gezegd, de christelijke theologie (volgens hem) lost dat op door te stellen dat Gods eeuwigheid een eeuwig heden is. (p 89)
De besluiten van God in de eeuwigheid gaan gebeuren in de tijd. Die moeten nog worden uitgevoerd. Dus het idee gaat vooraf aan het kunstwerk. (p 89)
Gods besluiten zijn niet definitief maar prae-finitief.
De mens blijft auteur van zijn eigen daden en die menselijke component mogen we niet verwijderen want dan zou God de enige oorzaak van alles zijn – wat volgens mij zo is -; ook de auteur van de zonde en zouden wij in een systeem gevangen zitten. (p 92)
  
Ik vond het in eerste instantie prachtig filosofisch gevonden.
En misschien heeft hij gelijk en ik niet maar dan nog: wanneer God Alwetend is en alles overziet dan weet hij wat er gaat gebeuren; wie er gaat geloven en wie niet en dan zal Hij voor de gelovigen alles laten meewerken ten goede.

Het is een interessant boekje wanneer je de problematiek serieus neemt.


  

zaterdag 11 februari 2023

Panentheïsme

Een echt juiste definitie die naar mening precies onder woorden brengt wat ik hierbij denk heb ik nog niet gevonden.
Het is letterlijk gezien een woordconstructie: alles in God.
Dus niet God in alles zoals in het pantheïsme.

Panentheisme ziet God groter dan de kosmos, want alles komt uit Hem voort, en is mede transcendent en immanent.
Alles omvattend. En volgens mij ook in wisselwerking met elkaar.
Martien Brinkman zegt in zijn boek (p246):
‘In een panentheistische benadering kan alles met God in verband worden gebracht, maar gaat God nergens in op.’

In ieder geval kwam ik hier weer op door een zinsnede uit het boekje van C.S. Lewis: ‘Brieven aan Malcolm over het gebed’.
Hij schrijft daar over een gedicht van een anonieme poëet:
 
‘Dat dream maakt het te pantheïstisch, en werd er misschien bijgehaald om het rijm.
Maar denkt hij niet terecht dat het gebed in zijn meest volmaakte vorm een alleenspraak is?
Als de Heilige Geest in mensen spreekt, dan is het gebed een spreken van God tot God.’

Zo’n zin blijft dan haken in mijn geest. Ik weet niet of het daarmee eens ben. In eerste instantie was ik ervan overtuigd van wél; er is zeker een wisselwerking tussen de Heilige Geest, die in de gelovigen woont en God.

Maar in tweede instantie: wanneer bidden in zijn volmaaktste vorm een ‘Goddelijk onderonsje’ zou zijn welk functie heeft de mens dan? Is ie dan niet overbodig?
Het Christendom is met recht een relationele godsdienst juist omdát de mens toch wordt opgenomen in die Goddelijke wisselwerking?
Zonder de mens is dit hele tijdelijke en ruimtelijke  circus doelloos. Ja, je kunt nu wel weer allerlei vrome tegenwerpingen verzinnen, - God heeft reden en doel in Zichzelf - maar dat wordt voor nu even te zweverig. 
(Natuurlijk is er ook een wisselwerking tussen God en Zijn Flora en Fauna maar dat weten we niet feitelijk. Vooral om die reden zouden we dan ook voorzichtiger moeten omgaan met de natuur)

Wellicht bedoelde hij dat alles ook zo maar ik zou zo’n zin die en passant wordt gemaakt graag wat meer uitgewerkt hebben gezien.
Helaas is C.S. Lewis niet meer in onze tijdelijke dimensie anders zou ik hem een mailtje sturen.

 

zaterdag 21 januari 2023

Antwoord op de Godsverduistering


Ondertitel: Het christelijk geloof in gesprek met Joden, Grieken en atheïsten.
Geschreven door Dr. W. Aalders (1909 – 2005) in 1992.
Op een kring kwam dit boek ter sprake en schoot het mij te binnen dat ik het wel in de kast had staan, maar nooit gelezen. Het zijn van die namen waarvan ik ooit gehoord of gelezen heb dat ze van invloed zijn of zijn geweest en op een tweedehands boeken markt koop ik die dan.
Zo heb ik ‘m uit mijn kast geplukt met het idee dat het fijn is wanneer iemand gewoon antwoord heeft.  /ironie
De ondertitel doet alweer anders vermoeden en deed mij denken aan Abélard: Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen.


In die zeventiger jaren sprak men vaak over Godsverduistering. W. J. Ouweneel schreef in 1994 een boek met de titel: ‘Godsverlichting’. Ook gelezen maar ik weet er niet veel meer van.
Het zal mij ongetwijfeld mee ‘gevormd’ hebben. Misschien volgens sommigen misvormd.  /sarcasm
Aalders vindt dat het atheïsme van nu veel gevaarlijker is omdat het zo vriendelijk is. Hij heeft wellicht nooit antitheisten meegemaakt die ronduit vijandig zijn maar ik begrijp wel wat hij bedoelde; in deze tijd en in die tijd ook al, heeft ieder zijn waarheid, dus waar maak je je druk over. Er is meer onverschilligheid.
Dat is volgens onze huidige predikant het tegenovergestelde van liefde. Dus niet de haat maar de onverschilligheid. Toen hij dat eens zei raakte me dat en moet ik daar nog vaak aan denken.

Terug naar het boek: Aalders wil in dit boek het unieke karakter van het Christelijk geloof laten zien als tegenhanger van het nihilisme. Maar wat mij vooral aanspreekt is de invloed van het Griekse denken op het Nieuwe Testament.  Dus het gesprek met die Grieken. De Hellenisering.
In hoeverre is dat gebeurt en maakt dat deel uit van een voortgaande openbaring? Of moeten we dat anders zien?
Paulus  was degen die het Koine-Grieks als pionier introduceerde en heeft omgevormd tot ‘geloofstaal’ (p67/68)
Hij is volgens velen ook degene die joden en christenen van elkaar vervreemde. Maar dank zij hem is het Evangelie wel naar alle windstreken verbreid.
Ook Aalders gaat ervan uit dat Paulus via een Grieks gymnasium kennis heeft opgedaan wat gevolgd werd met een opleiding bij Gamaliël in Jeruzalem.
Wat ook belangrijk is dat de apocalyptiek (openbaring met betrekking tot het einde van de wereld) in de intertestamentaire tijd een grote plaats innam. Volgens Aalders weten we dat dankzij de Dode Zeerollen.  
Dat gaf de nodige angst waar het heidendom geen antwoord op had maar ook een beeld van contrast denken: duisternis – licht, leugen- waarheid, dood- leven, oud- nieuw.
Dus dan moeten we de brieven van Paulus lezen met die bril. Hij was ervan overtuigd dat die apocalyptische wending met Jezus had plaatsgevonden.  
Ik geloof ook dat dat de uitroep van Jezus: 'Het is volbracht' het grote kantelpunt in de geschiedenis is..
Een nieuwe tijd was ingegaan.

Hij heeft vast nooit kunnen denken dat het nog een paar duizend jaar zou duren. In de oudste brief, die aan de Galaten zou dat het meest te vinden moeten zijn. Dan moet ik die eens met die bril op lezen.
‘Zoals Paulus in zijn brief aan de Galaten zijn nieuwe en andere visie op Israël ontwikkelt, zo in zijn breedvoeriger Brief aan de Romeinen zijn nieuwe en andere kijk op de heidenwereld.’
(p85)

In de brief aan Eféze staan heel veel woorden die zijn ontleend aan de Griekse filosofie en religiositeit.  Bijvoorbeeld: wijsheid, kennis, aeonen, Die begrippen zijn ook doorgedrongen in de christelijke theologie en het Europese denken. (90) Vooral de Logos. (Woord)

Het Griekse denken hield ook al rekening met het bovennatuurlijke; de Ideeën wereld van Plato. In het innerlijk van de mens moet dan iets zijn dat raakt aan die hogere Werkelijkheid.
Dat noemt Plato de psyche, de ziel. (93/94) Volgens mij is dat niet hetzelfde, maar ik lees nog even verder.
Plato en Socrates worden gezien als gelovigen ‘avant la lettre’. Omdat zij in een ‘overzij’ geloofden. Daar refereert Paulus aan wanneer hij schrijft over heidenen die de wet in hun hart hebben. (Rom 2: 15) Want de wet ‘heeft hun ziel onrustig gemaakt en hen op het spoor gebracht van het Rijk der idealiteit.’
En wat doet de wet? Hij richt de mens op Christus volgens Paulus theologie.
Mij gaat dat een beetje te snel. Voor orthodoxe joden waarschijnlijk ook.

Clemens en Origenes zijn ook van die bekende namen die hun inbreng hebben gehad in de vroege kerk.
Zij ontwikkelde de ‘Logos theologie’ omdat zij tegenover de Griekse wereld en het Griekse denken er de volle nadruk op legden, dat de Logos waarvan in het Evangelie naar Johannes wordt gesproken, een wezenlijk andere Logos is dan de logos uit het Griekse denken. (p151)

Augustinus was een theoloog, vooral na zijn bekering natuurlijk, die gevormd is door Ambrosius. Ambrosius was het eens met Clemens en Origenes maar legde andere accenten.
Hij legde meer de nadruk op het  verlossingskarakter van de menswording van het Woord. (Jezus)
Augustinus is vooral door Ambrosius beïnvloed maar ook door een kring van platoonse christenen uit Milaan. (p163) en later door Cicero.
En dat vind ik dan weer interessant. Vooral die kring.
Nu kan Aalders schrijven dat het denken van Plato is verdrongen door Augustinus (p156) maar daar heb ik dan zo mijn gedachten bij.
Vaak ben je je niet bewust van alle invloeden die je in je leven hebt ondergaan maar ze zijn er wel degelijk. En zeker wanneer je je daar niet van bewust bent kun je er ook niet mee afrekenen.
Dus hoe dat nu o.a. met de ziel zit…..daarover heb ik nog geen argumenten gevonden om van mening te veranderen.

En of dit boek nu een antwoord is tegen atheïsme en nihilisme; nee, daarvoor is het te ingewikkeld geschreven. 

woensdag 11 januari 2023

Heilige Herrie

Leuke titel van een boek wat twee jaar geleden al is uitgekomen maar wat ik nog niet heb gelezen. Soms is het prettig wanneer je ontdekt dat er dingen al zijn gedaan die je zelf in je hoofd had. 
Ondanks het feit dat ik meestal niet naar songteksten luister verbazen mij soms de teksten.
Met ‘the Passion’ die vlak voor Pasen wordt uitgezonden hoor je ook vaak teksten die in eerste instantie seculier lijken maar bij nader inzien een diepe betekenis kunnen hebben die de schrijvers zelf mogelijk niet door hebben gehad. Natuurlijk worden ze daarop ook geselecteerd. 

Zo heb ik ook ontdekt dat veel popmuziek, wanneer je je in de songteksten verdiept heel veel teksten zijn die terug gaan op de Bijbel. Juist ook bij ‘onbesneden Filistijnen’.
‘Geef Mij nu je angst, Ik geef je er hoop voor terug’.
Het zouden zomaar woorden van Jezus kunnen zijn. In dit geval van Guus Meewis. Zou hij dat  zelf door hebben gehad?
Nee, hoofdletters hoor je bij het zingen niet, die mag je erbij denken.

Eind vorige eeuw kwam de rage op om seculiere muziek achterstevoren te draaien; er zouden dan satanische teksten te horen zijn die zich dan onbedoeld in je brein vast zouden zetten.
Ik weet niet of dat klopt want ik heb niet de technische kennis of apparatuur om dat te kunnen doen. De stukjes die ik toen gehoord heb; ik kon er geen chocola van maken.
Het lijkt mij dan ook een broodje aap verhaal voor mensen met een grote fantasie.
Op een forum vroeg iemand toen heel nuchter: ‘als ik de  ‘Für Elise’ van Beethoven eens achterstevoren draai; wat zou ik dan te horen krijgen?’ Het werkte onbedaarlijk op mijn lachspieren.
Oké, dit was even een associatief zijpaadje.

Nu heeft Corjan Matzinger teksten uit liedjes bij elkaar gezocht met teksten die naar de Bijbel verwijzen. Niet alleen de songteksten maar ook waaróm, al vind ik de voorbeelden die ik heb kunnen vinden niet allemaal even sterk.
In het boek komt hij op een aantal van 777 stuks. Een mooie volheid. Maar hij heeft er inmiddels al meer.

Een paar voorbeelden:
Sting met ‘Rushing water’.  Uit Jona
Bruce Sprinsteen met ‘Lion’s Den’. Uit Daniel 6

Via het www kun je er nog veel meer vinden:
de nummers van U2 zijn bekend,
Secret Garden met ‘You Raise Me Up’,

Zelf heb ik al eens de uitroep van Queen gebruikt: ‘Who wants to live forever?’ En het liedje van Claudia de Breij: ‘Mag ik dan bij jou (U)?’
Vragen die ertoe doen.
En zo gaat er niets buiten God om en wendt Hij overal zijn invloeden aan. Best fascinerend.

Voor sommigen zal dit allemaal te ver gaan. Dat begrijp ik.
Maar wat ik er zelf uit leer is dat we gewoon niet zo snel over een ander moeten oordelen. Want met de maat waarmee jij anderen oordeelt, zal jij wórden geoordeeld. Dat staat in Mattheus 7.
Zou God zelfs ‘The Stones’ niet kunnen gebruiken ook al valt dat voor mij onder de muzák?
(Vrij naar Lukas 19 en helaas niet van mezelf)


woensdag 28 december 2022

De humor van de Bijbel



Geschreven door Okke Jager in 1954.  Het is weer een tweedehandsje*. Of derde of vierde.
Jager was theoloog en behoorde naar onze GB maatstaven tot de lichte dominees. Ik heb hem dan ook nooit horen preken.
Wel heb ik een Bijbels dagboek van hem waaruit ik wel eens een stukje las tijdens mijn opleiding tot verpleegkundige. In die tijd moesten we om beurten de  dagopening verzorgen.
Achteraf bezien nogal gewaagd. Er zaten vooral meiden uit de (Oud) Gereformeerde Gemeenten.
En ook achteraf bezien paste ik daar slecht tussen al heb ik dat toen nooit zo ervaren. We hadden een gezamenlijk doel: de mensheid redden.



Maar die humor, wat is dat eigenlijk en komt dat in de Bijbel voor? Mijn familie van moeders kant waren/zijn de serieusiteiten zelve maar mijn familie van vaders kant had humor en ik zie het weer terugkomen bij mijn broers en zussen. Komt natuurlijk bij dat ik gewend ben aan dat type humor. Ik voel dat aan en begrijp dat direct.
Dat geldt niet voor ieders humor. De humor van mijnheer Cathy richt zich meer, zonder het daartoe te beperken, op gestoei met woorden en woordgrapjes. Is ook leuk.
Humor is ook zeer subjectief. Ik kan dan ook lang niet alles wat Jager aanreikt als humor zien.

Ironie, cynisme en sarcasme zijn ook allemaal vormen van humor die mij aanspreken. Alles waarmee je je ongenoegen of kritiek kunt uiten zonder ruzie te maken vind ik boeiend.
Dat zal wel te maken hebben met m’n conflict mijdende aard.

Volgens Jager komen ironie, sarcasme en woordspelingen het meeste voor in de Bijbel. Ja, daar geeft hij voorbeelden bij.
Wel is het zo dat hij als  ‘oorspronkelijke taal lezer’ meer in de Bijbel weet te ontdekken aan woordspelingen dan iemand die het Hebreeuws/ Aramees en Grieks niet machtig is.
Vertalen is altijd verliezen. Helaas.
Buiten dat was Okke Jager zelf ook een erudiet mens met een enorm taalgevoel.

Humor helpt om de zaken te relativeren en laat ons het betrekkelijke zien van alles wat we binnen de geloofswereld verabsoluteren. Er moet meer vrolijkheid komen. De feestzaal van Christus lijkt niet meer op een feestzaal.
Ja, daar verbaas ik me ook over. In de Bijbel staat bij de instelling van feesten vaak dat het een vrolijk feest moet zijn en wanneer ik dan bij de ‘hoge’ feesten in de kerk eens om mij heen kijk zie ik weinig vrolijks. We zijn er bang voor geworden om de één of andere reden. Blijdschap kan er nog net mee door maar vrolijkheid is uit den boze. Zo lijkt het.

Heel lang heb ik het blog van ‘de lachende theoloog’ (Jan Riemersma) mee gelezen en toen ik daar eens naar verwees op een forum kwam  er van iemand commentaar dat ze niets wilde lezen van een theoloog die zich zo noemde. Tsja.

Wat is dat toch?
‘Mensen zonder humor zullen in de humorist altijd een deserteur zien’. (p 47) Terwijl ‘humor vaak juist uit liefde en sympathie wordt geboren.’( p48)

‘Mag de Goede Herder niet glimlachen, als een schaap herders- allures krijgt?’(p 48)
En: Jezus is Iemand die overal engelen ziet en christenen zijn mensen die overal spoken zien.
Christus had de wijdopen ogen van een kind, waarin Hij de wereld opving; christenen hebben de spleetoogjes van oude mannen waarmee ze de wereld op afstand houden. Christus stak overal Zijn hand uit; Christenen houden altijd iets achter de hand. Christus keek een tollenaar uit een boom; christenen kijken de kat uit de boom.
Christus liep met een gezicht, waar dagelijks de nodiging vanaf straalde: ‘Kom tot Mij!’
Christenen lopen met gezichten rond, die aan iedereen verkondigen: ‘Blijf van mij af’.

Dit is een wat generaliserend stukje wat mede zijn taalgevoel laat zien maar staat er nu echt humor in de Bijbel? Wanneer je goed leest en nadenkt wel.

In Gen 11:5 bij de torenbouw van Babel.
Het idee: God is transcendent en immanent en zegt ‘Kom laten we neerdalen om die toren  eens te gaan bekijken die de mensen hebben gebouwd.’
Alsof Hij die toren, die in mensenogen groots is, vanuit de hemel niet kan zien.

David die rustig op zijn dak staat terwijl ‘de koningen uittrekken ten oorlog’. Ik zie Zelensky dat al doen. Belerende ironie.
Mechizedek, waarvan geen geslachtregister bekend is als een steekje onderwater omdat de Joden de stambomen altijd uitpluisden of iemand wel recht had op het priesterschap.

Abimelech, die tegen Sara zegt: ‘zie ik heb uw broer duizend zilverlingen gegeven’ terwijl hij al weet dat Abraham haar man is. (Gen 20:16) Je kunt je er zijn knipoog bij voorstellen.

Paulus die in de brief aan Filemon schrijft over Onesimus. De naam betekent nuttig of verdienstelijk en dan schrijft hij: ‘Hij was voorheen voor u van geen nut, maar nu is hij voor u en voor mij van veel nut.

Zelf vind ik de opmerking van Jezus uit Lukas 10 van ironie getuigen. Wanneer de zeventig die uitgezonden waren bij Hem terugkomen zijn ze helemaal euforisch omdat ze zelfs demonen konden uitwerpen.
Jezus zegt dan: (Nou, nou wat geweldig, dat hoor ik erin) ‘ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.’

In de laatste hoofdstukken waarschuwt Jager voor verkeerde humor. Dat is ook belangrijk. Humor kan namelijk behoorlijk doorschieten en dan wordt het profaan/blasfemisch.
Maar dat is ook weer lastig want wat er bij de één nog meer door kan, gaat voor de ander al te ver.
Voelsprieten ontwikkelen!
Tot slot een gedicht van Okke Jager: 

Kom haastig!

‘Kom haastig, Jezus!’ bidt de predikant.
‘Ja, Amen,’ zegt een boer, ‘wil spoedig komen!
Maar na de oogst, want van m’n nieuw stuk land
heb ik nog nooit de opbrengst waargenomen.’

‘Ja, Amen,’ zegt Mevrouw, ‘maar mag ik voor
De bontjas die ik gisteren zag hangen
Eerst sparen en hem aandoen, als het Koor
Een avond geeft in ‘Christ’lijke Belangen?’

‘Ja, Amen,’ zegt het kind, maar nu nog niet,
Ik moet nog met vakantie naar de bossen.
Maar ik zal zwaaien, zodat U het ziet,
Als U ons onder schooltijd komt verlossen.’

‘Kom haastig, Jezus!’ bidt de predikant.
‘Maar mag ik eerst die nieuwe lezing lezen,
Die ik gemaakt heb voor het Jeugdverband
Over ‘Gij zult het wel verstaan na dezen’?’

De beden komen in de hemel aan.
De cherubijnen zwijgen, die ze brachten.
En Jezus vraagt: “Kan Ik vandaag al gaan?’
Zijn Vader zucht: ‘Ge moet nog even wachten.’


Okke Jager (1928-1992)
uit: Worden als een kind (1954)

 

 

*Dat is ook humor: het boekje behoort tot de ‘boeket-reeks’.

 

 

 

zaterdag 19 november 2022

Numeri

ondertitel: boek van de woestijnjaren.
Geschreven door Jonathan Sacks en onderdeel van zijn serie over de Thora.
De eerste drie boeken heb ik gelezen en heb er van genoten. Wanneer je de Joodse achtergronden en verklaringen bij de verhalen leest vergroot dat je inzicht in het geheel.

Ook dit boek bestaat weer uit parasja’s. Tien stuks. En die weer uit verschillende essays over onderwerpen die aan de orde komen. Het zijn niet altijd de onderwerpen die ik zelf interessant vind maar die hij de moeite van het vermelden waard vindt.


Numeri gat over de reis van de berg Sinaï richting het beloofde land; de oevers van de Jordaan.

Leviticus was het hoogtepunt van het chiasma (ABCBA) van de vijf Bijbelboeken; Exodus en Numeri (B) gaan allebei over een reis.
Op pagina vijftien van het boek heeft Sacks een mooi overzicht opgenomen met alle overeenkomstige verhalen tussen de boeken.
Verschillen zijn er ook: het volk is in Numeri niet langer een groep slaven met de bijbehorende slavenmentaliteit die op de vlucht zijn, maar een natie die een verbond heeft gesloten met God; die een wetboek hebben ook al hebben ze nog geen land.
Dat is meteen ook het verschil met andere volkeren. Die hebben eerst land en pas later een wetboek. Is er geen land meer dan is ook het wetboek overbodig.
Bij de Joden niet. Ook al hebben ze geen land dan zijn ze toch verbonden door het verbond met God en de wetten en regels.

Wat wil ik verder onthouden? Het hele boek natuurlijk…..

Het stuk over de priesterlijke zegen. In 1997 vond men in Ketef Hinnom zilveren boekrolletjes van drie cm waarop in Paleo - Hebreeuws (werd vóór de Babylonische ballingschap gebruikt) de priesterlijk zegen staat in een heel precieze literaire structuur.
De betekenis van elke zinssnede legt hij uit. Hartverwarmend. Ik zal die priesterlijke zegen nu met andere oren horen.

In het verhaal met Korach, Dathan en Abiram uit Numeri 16 komen ook wijze lessen aan bod. Korach, een Leviet trekt samen op met Dathan en Abiram; nakomelingen van Ruben.
Ze komen bij Mozes en betwistten zijn leiderschap. Hun argumenten klinken heel plausibel zoals Sacks laat zien. Het heeft te maken met de blauwe draad in kwastjes van de gebedskleden. De tsietsiet.
Waarom zaten die drie toch fout?
Omdat ze niet door hadden de essentie van een gebod in het middel zit en niet in het doel.
Dat lijkt me voor ons ook wel van belang.
Wanneer we leren te volgen, ook al begrijpen we niet direct waarom, zal ons dat transformeren in mogelijke leiders. Korach kon nooit een leider zijn/worden omdat hij niet in staat was om een volger te zijn. Wanneer je zelf niet kunt gehoorzamen zul je anderen nooit kunnen overtuigen om gehoorzaam te  zijn.
Nog iets wat mij toch wel opviel: In Numeri 16: 32 staat dat de drie met alles wat ze bezaten én hun gezinnen verzwolgen werden.  (Sink hole?)
‘De aarde opende haar mond en verzwolg hen, met hun gezinnen.’ 

Maar in Numeri 26: 11 staat dat de kinderen van Korach niet gestorven waren en ook Sacks noemt de kinderen van Korach als nazaten van hem die psalmen creëerden. Bijvoorbeeld ps 84, ‘van de Korachieten’.
Dus ja, dat letterlijke lezen levert toch problemen op; althans voor fundamentalistische lezers.
Voor Sacks niet en ik maak me er ook niet druk  om.

Dan de houding van Mozes in ‘beide reizen’; van vóór de Sinaï en daarna en zijn ‘zonde’ waardoor hij het beloofde land niet in mocht.
Tijdens beide reizen, in Exodus en in Numeri murmureren (prachtig woord! Ik gebruik het regelmatig tegen mijnheer Cathy) de Israëlieten over water, over eten en hebben spijt van hun reis en willen ze terug.
Mozes reacties verschillen nogal. In Exodus hoort Mozes het aan, spreekt tot God, God zegt wat hij moet doen en hij doet het.
In Numeri lijkt hij er veel emotioneler mee om te gaan. Ondanks zijn ervaringen is hij kennelijk niet wijzer geworden en lijkt zijn veerkracht verminderd.
Verklaring: in Exodus wordt technisch leiderschap vereist. Het volk had nog steeds een slavenmentaliteit die moest veranderen in een natie van mensen die de verantwoordelijkheden van de vrijheid op zich konden nemen. Mozes moest adaptief leiderschap gaan tonen.
Maar hij ontdekte dat het volk nog helemaal niet was veranderd. Weer klaagden ze over dezelfde dingen als in Exodus en gaven de schuld aan een ander. Om wanhopig te worden en dat werd hij dan ook, zo af en toe. ‘Mensen helpen de kracht te vinden om te veranderen – dat is de grootste uitdaging van leiderschap.’
Vrije mensen geven anderen niet de schuld van hun ongeluk.
Mozes was eigenlijk zelf het probleem bij de reis vanaf de Sinaï naar het beloofde land.
Mozes was de sterke leider om het volk uit de slavernij te leiden maar bleef in gebreke om de mensen de kans te geven hun eigen sterke kanten te ontwikkelen. Daar was Jozua, zijn opvolger, beter in.
Na de aanstelling van de zeventig oudsten ging het beter al ging Mozes in de fout toen hij op de rots sloeg om het volk water te geven in plaats van spreken zoals God bevolen had. (Num 20)
Ik heb daar al eerder een berichtje aan gewaagd.
Terwijl eerder God al eens had gezegd dat hij op een rots moest slaan (Ex 17)
Daar heb je weer dat verschil in reis. Vóór of na de Sinaï.
Maar ook een verschil in generatie. Er was nu een generatie die in vrijheid was gebóren. Vrije mensen moet je anders benaderen, die reageren op overreding en niet op slaan. Slaan hoort bij de slavenmentaliteit.
De dubbele boodschap die ik er in zag, - zie mijn blogberichtje -  daar heeft Sacks het vanzelfsprekend niet over. Maar als elk vers in de bijbel zeventig uitleggingen toestaat dan zit de mijne er vast wel bij.

Vaak heb ik mij afgevraagd waarom die woestijn reis zo lang moest duren; een generatie zelfs. Volgens Sacks kost het tijd om mensen te veranderen. Zeker vanuit de slavernij naar de verantwoordelijkheden die vrijheid met zich meebrengt. Er was een nieuwe generatie voor nodig die in vrijheid was geboren, niet gehinderd door de gewoonten van de slavernij. Dat kost tijd; er is geen kortere route.
Over het beeld woestijnreis – mensenleven heeft hij het niet. Terwijl ik dat er toch wel inzie. Ergens schrijft hij (p 355) dat ze (we) geroepen zijn om een rolmodel te zijn, een belichaming van de Thora. Ja, dat lees ik toch ook in Rom 8:29.
Wel ingewikkeld: de joden moeten het allemaal zelf doen en voor ons, heidenen, is het al gedaan en hebben we een levend rolmodel.

Ook de vreemde verboden die in dit boek voorkomen worden besproken en komen overeen met wat ik al wist. Zoals een bokje dat niet gekookt mag worden in de melk van zijn moeder, het niet dragen van wol en vlas. Het zit in het verschil in ordes in de schepping. (Dat is de enige echte scheppingsorde!)
In dit blogberichtje heb ik wat genoemd.

Wat mij ook nog opviel is dat Sacks benoemt dat Israël direct onder de soevereiniteit valt van God en ander volken worden geregeerd door aardse en hemelse tussenpersonen. (p 381)
Dat had ik al eens geleerd van Willem Ouweneel naar aanleiding van gedeeltes uit het Oude Testament. Ieder volk heeft zijn eigen Engelvorst. Dus als twee profeten hetzelfde zeggen…
Daarop voortbordurend vond ik altijd wel dat de Engelvorst van Afghanistan dan wel eens wat beter zijn best mocht doen voor dat troosteloze land.
Zijn lofzang op Israël waar God zo dichtbij is, meer dan in een ander land. Waar ik niet zoveel geloof aan hecht want dan denk ik weer heel nuchter: fijn dat Theodor Herzl zijn zin niet heeft gekregen want dan was het mogelijk een Argentijnse Jodenstaat geworden. ( p 43 van ‘de Jodenstaat’)

De wetten en verhalen die elkaar afwisselen in het boek Numeri; de wet wordt aangekondigd vóór het verhaal waarop ze van toepassing is. 
De faalangst van de tien verkenners; de sprekende ezel van Bileam. Het is teveel om hier te noemen.

Ja, het valt weer op in dit boek, de liefde die Sacks heeft voor God en zijn volk. Om ontroerd en blij van te worden.
Verder ben ik ook blij dat hij regelmatig dingen herhaalt in de verschillende parasja’s. Sinds ik Corona heb gehad lijkt het of mijn brein (nog) langzamer werkt dan voorheen en minder kan onthouden. Niet fijn.

En Sacks blijft meester in het poneren van one-liners:

‘De Goddelijke aanwezigheid is niet te vinden in de ene stem tegenover de andere stem, maar in het gesprek als geheel.’

‘Alleen door open te staan voor een macht die groter is dan zijzelf worden mensen groter dan zichzelf.’

‘God schiep de tijd zodat niet alles tegelijk gebeurt.’

‘Een van de grote verschillen tussen het jodendom en andere religies is dat, terwijl andere religies ernaar streven mensen te verheffen naar hemelse sferen, het jodendom er naar streeft de hemel op aarde te brengen.’

Dan is nu het wachten op de uitgave van Deuteronomium. 



En dan lees ik vlak na dit boek een interview met David Grossman in de Trouwbijlage.
Hij krijgt volgende week de Erasmusprijs uitgereikt door onze koning.
Het gesprek is zo down to earth. Het contrast kan niet groter zijn.
Een rabbijn die dagelijks met zijn neus in de TeNaCH met aanverwante geschriften zat en zich omringde met gelovigen of deze schrijver; wonend vlakbij Palestijnse gebieden, een twintigjarige zoon heeft verloren in een oorlog, niet in God gelooft maar wel met vrienden de TeNach bestudeerd.



dinsdag 18 oktober 2022

Simchat Thora

 

Op het Loofhuttenfeest volgt Simchat Thora; de vreugde van de wet. Tot vanavond.
Op deze dag is hij weer helemaal uitgelezen en begint men opnieuw.
Ik weet niet meer of het precies die dag was dat we in Israël waren maar het was wel feest bij de Klaagmuur en er werd met Thorarollen gesjouwd.










 

maandag 17 oktober 2022

Nog eens die vrije wil

Afgelopen week werd ik er weer mee geconfronteerd: die vrije wil.
Iemand kon zich niet voorstellen dat alles vast zou liggen.
Er werd een losse opmerking gelanceerd van een ander persoon (die niet aanwezig was) dat diegene het gevoel had als een vlieg vastgeprikt te zitten aan de muur wanneer we geen vrije wil zouden hebben.
Dan zet mijn brein zich weer krakend in beweging en gaan mijn grijze cellen op volle toeren draaien.

Ik kan het begrijpen dat, wanneer mensen niet gelovig zijn, zij in een vrije wil geloven en dat, wanneer neurowetenschappers iets ander gaan beweren dat nogal beklemmend kan overkomen en de nekharen overeind gaan staan.
Maar voor gelovigen? Waarom is het zo erg of zo moeilijk om te geloven dat alles vast ligt in Gods handen? Dat Hij degene is die alles overziet en bestuurt en tot Zijn doel brengt?
‘de mens overdenkt zijn weg maar de Heer bestuurt zijn voetstappen’.  (Spreuken 16:9)
Helaas greep ik niet de kans om deze vraag er tussendoor te gooien. Ik denk niet zo snel. Voordat ik hem in mijn hoofd heb geformuleerd is het gesprek al weer veel verder. Buiten dat overdenk ik het liever eerst even.

Zelf heb ik er geen enkele moeite meer mee, met dat ‘vastgeprikt zitten aan de muur’. Omdat ik dat zo helemaal niet ervaar.
Dan is het gevoel kennelijk leidend bij het al dan niet, wat oppervlakkig verdedigen van die vrije wil. Maar hoe zit het dan met je verhouding tot God?
Is er wel een goede relatie wanneer je het gevoel hebt dat je ‘vastgeprikt’ zit?

Jezus kwam op deze wereld en zijn weg lag vast. Dat veronderstel ik en Hij was echt geen robot!
Was dat voor Hem een probleem?
Ik denk het niet want Hij dacht net als Zijn Vader. Hij ging Zijn gang zoals de Vader dat ook doet.
Dus wanneer we gelijkvormig worden aan de Zoon – en dat kan een lang proces zijn – dan gaan we zo doen en handelen. Dan worden we veranderd in ons denken waaruit dat handelen voorkomt.
‘want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen.’ (Fil 2:13)
Dan is er geen gevoel meer van ‘vastgeprikt’ zitten of onvrijheid.
Juist niet.


Leef als vrije mensen, en verschuil u niet achter uw vrijheid om u te misdragen, maar handel als dienaren van God. Houd iedereen in ere, heb uw broeders en zusters lief, heb ontzag voor God en eerbiedig de keizer.
(1 Petrus 2: 15-17)

 

woensdag 12 oktober 2022

VU en atheïsme

In de tijd dat ik op fora ronddwaalde had ik af en toe leerzame gesprekken en las ik af en toe leerzame dingen.
Zo ook over het atheïsme.
A-theïsme betekent ‘zonder/geen geloof’; dat betekent de afwezigheid van geloof, dus is er niets.

Vele gelovigen probeerden de atheïst er dan van te overtuigen dat atheïsme ook een ‘geloof’ is nl. het geloof dat er niets is.
Dat werd steevast weersproken met de opmerking dat atheïsme geen geloof is, net zo min als het niet verzamelen van postzegels een hobby zou zijn.

Nu begin ik toch weer te twijfelen (sarcasm) want in de krant las ik namelijk van een hoogleraar die ‘weigert haar oratie – een openbare rede gehouden door een nieuw benoemde hoogleraar – te houden als daarbij Bijbelteksten worden geciteerd’.
Zij beweert dat atheïsme deel uit maakt van haar identiteit net zoals een geloofsovertuiging bij anderen en daarom heeft ze er moeite mee en wil ze het niet.
Ze is een petitie gestart en die is meer dan driehonderd keer ondertekend.
Tussendoor vraag ik mij af wat je dan eigenlijk te zoeken hebt aan de VU. Wat doen al die mensen daar?
Volgens de universiteitshistoricus komt de kritiek vooral uit de atheïstische hoek wat ook al iets zegt.

Maar oké, het was de combinatie van atheïsme en identiteit die mij bezig hield.
Hoe kun je zo stellig beweren dat iets - in dit geval het atheïsme - een deel van je identiteit is wanneer dat ‘iets’ eigenlijk niets is?

Nee, dit is geen geval van het vragen om ruimte voor het atheïsme want die is er wel als ik het allemaal goed begrijp.
Dit is een gevalletje antitheïsme. En dat kan wèl deel uit maken van je identiteit.


dinsdag 27 september 2022

Hierna


Ondertitel: een cultuurgeschiedenis van de hemel.
Geschreven door Catherine Wolff, vorig jaar september. In het Engels: ‘Beyond: How Humankind Thinks About Heaven’.
Deze dame heeft geen klinkende titels voor haar naam staan (of ze negeert ze) maar duidelijk is dat ze weet waar ze het over heeft en dat ze veel onderzoek heeft gedaan.
“Het is”, zo schrijft ze, “haar eigen zoektocht naar kennis van en hoop op een voortzetting van het leven”.

Nee, dit is geen boek over hoe de hemel eruit ziet maar hoe mensen door de eeuwen heen erover hebben gedacht en geschreven en op andere manieren zich hebben geuit.
Boeiende materie want iedereen denkt daar wel eens over; wat komt er na de dood, bestaat er überhaupt een hemel - en hel -   en hoe zien die er dan uit.



De gedachten over het hiernamaals uit alle grote religies komen langs: het Hindoeïsme en Boeddhisme, het Jodendom, de Islam en het Christendom. Plus wat kleinere bewegingen zoals het spiritisme waar Sir Arthur Conan Doyle een bekende aanhanger van was. Het boek ‘Arthur en George’ van Finch gaat daarover.

Psychedelica en wetenschappelijk onderzoek. Parapsychologie, de Godspot en BDE ervaringen.

Wanneer ik zo lees over alle religies merk ik dat overal en altijd het verlangen naar voren komt naar gerechtigheid, volmaaktheid en voortbestaan. Soms in de vorm van reïncarnatie.  
Elke religie heeft zo haar eigen beelden, woorden en vormen maar deze behoeftes zijn universeel en kun je daarin teruglezen.
Dat is best wonderlijk.

De echte oorsprong van religie blijft in nevelen gehuld. En dat verbaast me eigenlijk niet.
Wolff noemt wel de vijf stadia van John Lubbock: Atheïsme,  Fetisjisme (god in een voorwerp),  Totemisme( in de natuur zijn goede en kwade geesten)en Sjamanisme (de goden leven in een afzonderlijk rijk) en de afgoderij. (het maken van goden in menselijke gedaanten). Daar zouden volgens mij de Dromers van de Aboriginals (p28 ) nog tussen gepast moeten worden maar die waren mogelijk niet bekend bij Lubbock.
Ach, zo’n lijstje is ook weer aan veranderingen onderhevig. Merlin Donald dacht er honderd jaar later weer anders over.
Hij gaat voor een ‘mimetische’ cultuur bij primaten. Gebaseerd op gebaren en nabootsen waar dan weer rituelen uit voort vloeiden.

De oorsprong van religie kan liggen in het gevoel van betekenis geven wat zich bij de bewustwording mee ontwikkelde; de overweldigende krachten van de natuur en de daarmee gepaard gaande angsten. Of het geloof in een voortzetting van dit leven na de dood wat kennelijk toch universeel lijkt te zijn.
Maar dán moet er logischerwijs in de mens iets zijn wat ‘on-lichamelijk’ is denk ik. We noemen dat nu de ziel.
Wellicht is het een combinatie van al deze factoren. Hóe je in het hier en nu leeft is wel van belang. Ook een universeel idee.

In het Jodendom gaf God zijn wetten aan de joden voor het leven maar er werd weinig over de dood of wat erna komt gesproken. Er ontwikkelde zich wel een idee over het hiernamaals, de Sjeool.  In het Grieks: Hades

En volgens mij van de 'Olam Haba' de toekomende wereld. De tijd van de Messias. Maar oké, dat is in het hier en nu.
In het Christendom, meer gebaseerd op het Nieuwe Testament,  golfde het geloven in hemel en hel wat heen en weer. Jezus verkondigde het Koninkrijk de Hemelen en sprak over de levende doden in Matt 22: 29, 31-32. In Matt 25 spreekt Hij over het laatste oordeel waarin de mensen die rechtvaardigheid verspreiden, hongerigen voeden, zorgen voor de armen en verdrukten en de vreemdeling welkom heten. Zij zullen in heerlijkheid worden opgenomen.
Paulus sprak over een transformatie van gelovigen die steeds meer op Jezus zouden gaan lijken en hij verwachtte een spoedige wederkomst met daaraan verbonden een eeuwig leven.
Dat bleek niet te kloppen want we zijn nu tweeduizend jaar verder, dus moet er geherinterpreteerd worden.

In de vroege tijd en middeleeuwen ontstonden levendige beelden over het leven hierna: denk aan Jeroen Bosch, Dante Alighieri en Michelangelo. Dat was wel zo handig om de grote groep van ongeletterde gelovigen in het gareel te houden.
Na de reformatie en contrareformatie gingen de ideeën en meningen uit elkaar lopen.
Mystici en pragmatici ontwikkelden allemaal hun eigen ideeën; er zijn er inmiddels net zoveel als er kerkverbanden zijn.
Op een dag zullen we het weten (of nooit, wanneer er niets is maar dat geloof ik niet) want tot nu toe is er ‘niemand die met een verifieerbaar verslag uit het hiernamaals is teruggekomen.’

In de andere religies zijn ook allerlei gedachten over het leven hier en hierna. De overkoepelende ideeën zijn dat je goed leeft en dan beloond zult worden.
'Wat gij niet wilt dat u geschied....'
Daartussen is het Christendom toch uniek.
Omdat we niets hoeven te doen voor een leven in de hemel of op de vernieuwde aarde; het is allemaal voor ons gedaan. We hoeven het alleen maar te geloven.
Eerst de overgave in geloof en dan zul je het zien. Dan ga je anders denken en anders willen. Meer in overeenstemming met de Goddelijke wil die Hij kenbaar heeft gemaakt in zijn leefregels. Ehm…wel met vallen en opstaan. Helaas.
Nu was er nog iets wat ik wilde melden maar dat floepte mijn brein weer uit.

In ieder geval geeft een leven na dit leven hoop aan talloze mensen al is het niet aan iedereen. Er  zijn er die beslist geen leven na dit leven ambiëren.
Langzamerhand raak ik er ook van overtuigd dat a(nti)theïsten een vorm van angst kennen. Een angst van een ‘Olam Haba’ die niet onder controle te krijgen is, nu niet en ‘morgen’ ook niet in tegenstelling tot het geloof in de wetenschap. De wetenschap heeft de pretentie en illusie om alles op een dag onder controle te hebben. Dat was in ieder geval het streven van Stephen Hawking.
Bij zoiets vaags als een hiernamaals zal dat nooit lukken en het roept vaak angst op wanneer je niet weet waar je aan toe bent.

Wat moet je met een ‘Lichtstad met uw paarlen poorten…’ ?
Ik moet altijd een beetje  grinniken wanneer dit gezongen wordt. Zeker, het is hoopgevend maar of het realistische is blijft wel de vraag.
Het komt uit de Openbaringen van Johannes, het laatste Bijbelboek. Maar in zijn visioenen  komen zoveel wonderlijke beelden naar voren dat ik ze niet meer letterlijk kan nemen.
Het is ook duizend keer boeiender om naar betekenissen te zoeken.

Iets waar ik bijvoorbeeld steeds weer tegenaan loop is dat Hemelse Jeruzalem waar zij, die Zijn geboden doen naar binnen mogen. (Openb 22: 14, 15)  Ontuchtplegers, moordenaars en leugenaars mogen die stad niet in. Maar, zo vraag ik mij dan af: zijn die daar dan nog?  Zijn zij niet allang geoordeeld en weg?
Misschien moet ik het geestelijk allemaal eens in elkaar zien te passen. Werk aan de winkel.

Al met al is het boek een aanrader ook al valt het mij op dat ze weinig schrijft over de hel.

 

…Who Wants to Live Forever?....

donderdag 28 juli 2022

Reuring in domineesland

Naar aanleiding van een lezing van dr. G.A. van den Brink– niet te verwarren met prof. dr. Gijsbert van den Brink – en allerlei discussies via Cvandaag* en het Refoforum wat gedachten hierover.

'Het Evangelie zonder kleine lettertjes'. 

Hier is nogal wat reuring ontstaan omdat deze ds. de knuppel in het hoenderhok gooit en verschillende, niet bij namen genoemde, collegae verwijt niet Bijbels te spreken. Dat is nogal wat.
Waarom volg ik dit nu weer in plaats van de boerenprotesten en stikstofdiscussies?
Het roept weer van alles op uit mijn jeugd in een (ja, ook boeren)dorp. 
Daar had je een hervormde kerk en een gereformeerde; een christelijke school en een openbare.
Dat was het. In beide kerken zaten veel verschillende typen gelovigen bij elkaar. Die zeer gereformeerde wereld fascineert me ook nog eens.
Laat ik het verder bij die hervormde kerk houden waar wij met ons grote gezin een complete bank vulden.
Wanneer ik het zo achteraf beoordeel was de sfeer meer gereformeerde gemeenteachtig . Wat meer richting zwarte kousenkerk voor de lezers die hier niet mee bekend zijn.
Zo niet bij ons thuis, gelukkig.
In de kerk zaten wel veel mensen in donkere kleding en aan het avondmaal gingen er ook niet veel totdat…….ds. J. van Sliedregt in 1967 in onze gemeente kwam en alles anders werd.
Mijn ouders kwamen tot bekering, mijn grootouders van moeders kant en velen anderen ook. Ik herinner me nog, als tien of elf jarige dat de ds. bij ons thuis kwam en mijn moeder zeer ontroerd was. (Ik herinner me dat ze ps 85: 3 berijmd citeerde. Die hebben we later ook op haar rouwkaart gezet.)
Sinds die tijd veranderde de sfeer thuis ook. Niet dat de regels overboord werden gezet want die bleven gewoon. Maar er werd soepeler mee omgegaan.
Naar de ver gelegen middelbare school mochten we op de fiets gewoon een lange broek aan, daar werd verder geen praat over gemaakt.

Terug naar de lezing. Van den Brink bedoelt met de kleine lettertjes dat er in de rechterflank teveel vanuit de ‘uitverkiezing’ wordt gesproken.
Er is ook nog een Youtube lezing, maar dit komt van Cvandaag.

“Te veel dominees schetsen dit beeld van het evangelie: God opent het boek van het evangelie, maar straks op de oordeelsdag slaat God met een klap het boek van het evangelie dicht en opent Hij het boek van de uitverkiezing. Dat noem ik nu een evangelie met kleine lettertjes. Het is te vergelijken met een dubieus contract: in die kleine lettertjes valt de beslissing. Je zou er bijna overheen lezen of erger nog: die kleine lettertjes zijn zo ontzettend klein dat alleen God ze kan lezen.”

Bij de uitverkiezing wordt geleerd dat God al van te voren heeft bepaald wie naar de hemel en wie naar de hel gaan.
Dat kan mensen verlammen. Waarom geloven wanneer alles al vastligt?

Alsof naar de hemel gaan het enige is wat er toe doet.

Ik herinner me ook gesprekken van mijn ouders met een bevriend echtpaar uit de Gereformeerde Gemeente. Ze bleven het oneens met elkaar. De GerGem vrienden konden die ‘uitverkiezing’ niet loslaten, het bleef hun leven bepalen. Terwijl dat iets is van Godzelf waar we geen fluit mee te maken hebben. Gewoon geloven zoals ook van den Brink oproept te doen konden ze niet want dan moest er toch eerst wat gebeuren met een mens.

Dat thema vaan die uitverkiezing is ook naar mijn idee teveel een eigen leven gaan leiden zoals ook van den Brink betoogd en er wordt teveel aandacht aan geschonken.
Wanneer je teksten daarbij zoekt waarop deze uitverkiezingsleer is gefabriceerd kom je erachter dat dat uitverkiezen toch wel erg vaak te maken heeft met een bepaald doel in een mensenleven op deze aarde en gaat het niet over de eindbestemming hemel of hel. (waar ik niet in geloof)

Een in zijn wiek geschoten dominee op Cvandaag noemt bijvoorbeeld Joh 15:16
Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren,
en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven, opdat wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam, Hij u dat geeft.

Helaas citeert hij alleen het eerste stukje. Wanneer je het in de context leest wordt aan de discipelen benadrukt dat zij door Jezus zijn uitgekozen - niet andersom -  om te gaan evangeliseren. Niets over een bestemming van hemel of hel.
Zo zijn de meeste teksten die hierover in de Bijbel staan.
Een andere dominee brengt het niet verder dan een reeks ad hominem. (op de persoon, niet op de bal)
Het Sola Scriptura van de Reformatie zakt steeds dieper het stof in. De plaats van het Sola Traditio wordt steeds prominenter.
Zeker een gevaarlijke ontwikkeling.


* ik weet niet of de linken naar Cvandaag het doen; zelf heb ik een abonnement.


29-07 om 12.00 uur: van den Brink heeft wel een snaar geraakt: in vier dagen tijd zijn er op het Refoforum 28 pagina's vol geschreven. Pffft.


15-09
de 'discussie' gaat nog even door. Er is een briefwisseling verschenen op Cvandaag tussen ds. Kort en ds van den Brink. Daar word je niet blij van hoewel van den Brink bewonderenswaardig netjes blijft.
Ik weet niet waar de opleiding van dominees uit de Oud Gereformeerde Gemeenten uit bestaat maar debateer technieken maken daar duidelijk geen deel van uit. 




 

zaterdag 21 mei 2022

Ego

Geschreven door A. van de Beek (1946) dit jaar.
Ondertitel: ‘een cultuuranalyse van het ik’
Bram van de Beek is pensionado en ook nog emeritus theoloog en hoogleraar Symboliek van de VU Amsterdam.
Een heel ander boek dan dat van Martien Brinkman al zijn ze ongeveer tegelijkertijd uitgekomen.
Ik las een vernietigende recensie van dit boek door de godsdienstfilosoof  en theoloog Taede Smedes (1973) en toen werd ik wel erg nieuwsgierig omdat ik van de Beek uit zijn boeken ken als iemand die dingen heel duidelijk kan maken ook al is het soms tegendraads.
Ooit las ik van Smedes: ‘God en de menselijke maat’.

Volgens Smedes is dit boek te vergelijken met de boekjes uit de jaren zeventig van de vorige eeuw die inmiddels bij het oud papier zijn beland. Zou kunnen.
Ik denk eerder dat Smedes zich ontwikkeld heeft op een route die steeds verder wegloopt  van die van van de Beek.  Ook niet erg maar wees een beetje zachtmoediger en probeer daar begrip voor te hebben.
Smedes noemt het boek Ego ergens: ‘van dik hout zaagt men planken’ maar zijn recensie doet daar bepaald niet voor onder. * Cathy mompelt iets van pot en ketel.*
In zijn voorwoord noemt van de Beek zelf dat hij grote lijnen trekt en dat het met ongenuanceerdheid samengaat. Hij schrijft beschouwend; trekt lijnen vanaf Descartes naar het nu. En met zo’n zeventig jaar levenservaring kan hij die lijnen zien lopen.

Het boek bestaat uit twee delen:
1. Ik ben dus ik ben en
2. Ik ben die Ik ben

Het eerste deel beschrijft de ontwikkeling van het ego vanuit de fundamentele twijfel en het tweede deel vanuit het fundamentele vertrouwen in de God die is.
Die fundamentele twijfel vinden we bij Descartes. Hij markeerde het tijdperk van de rede.
In dat eerste deel kreeg ik steeds het gevoel van een oud- testamentische profeet die zijn stem verheft. Het voelde indringend en waar.
Het klopt wat hij zegt: ik heb ook liever dat men mij met rust laat en ja , ik wil ook best iets doen voor het klimaat maar liever niets làten.
Best confronterend dat we zo zijn gevormd/misvormd de afgelopen eeuwen.
Voor de seculiere mens gaat het om zelfontplooiing, bij de gelovige om zelfverloochening.
Dat zou een heel verschil moeten zijn.
In dat eerste deel gaat het via de ontwikkelingen in de wetenschap, die op zichzelf niet normatief is naar de ethiek en de moraal. Daarnaast de wetenschap in dienst van ons ontplooiende ego.
De vraag van Luther komt naar voren: ‘Hoe krijg ik een genadig God’ wat voor mij ook al een ‘ego’ vraag was. De logica achter deze vraag bespreekt van de Beek plus het niet altijd even fraaie vervolg. Arminius en Gomaris steggelden hierover en de toon werd gezet: wat is de rol van het ego? Die toon ontaarde in de vraag: ben ik wel een kind van God?
Zo draait het zelfs of juist(?) in de kerk teveel om het ego.

In de late negentiende eeuw kwam het accent op de ethiek te liggen en het gevoel. Met daaraan verbonden weer allerlei uitwassen.
Ons gevoel is niet het belangrijkste en zeker niet maatgevend.  

In het tweede deel gaat het over de Ik ben. God die Zich op die manier bekend maakt en Jezus ook wanneer hij dat in Gethsémané  tegenover de soldaten doet.
Hij doet dat om mensen te bevrijden van allerlei machten die ons beheersen. Zelfs van de macht van het verplicht dankbaar zijn. Ook van de Beek heeft het niet zo op de klassieke verzoeningsleer.
Ik heb dat van hem al eerder genoemd.

Nu is hij wat uitgebreider: de terminologie van kopen en loskopen klopt niet helemaal. In 1 Kor 6:20 en 7: 23 is het woord ‘betaald’ door de vertalers binnengesmokkeld. (p204)
In het Grieks wordt een woord gebruikt wat de rechtsgeldigheid aanduidt. Als gelovigen behoren we nu bij Christus. Onze identiteit is Zijn identiteit. Wij zijn geborgen in Hem ook al zien we dat als in een onduidelijke spiegel en blijft het raadselachtig.
De troost is er niet minder om.

Nog iets wat mij opviel: God heeft in Christus de verantwoordelijkheid van de wereld op Zich genomen. (p 199) Voor mij zo logisch als het maar zijn kan. Het is mijn laatste punt uit dat bewuste blogbericht. Maar in de kerk heb ik het nog nooit horen benoemen.
Het is een boek wat het overdenken waard is en zeker niet bij het oud papier hoort ook al is het niet altijd even prettig om in de menselijke spiegel te kijken. 



 

vrijdag 13 mei 2022

Hoe mijn God veranderde


Geschreven door Martien Brinkman in 2021/2022. Ondertitel: ‘een reisverslag’. Vers van de pers.

Brinkman is pensionado en o ja, ook nog emeritus hoogleraar oecumenische/interculturele theologie. Dit is een spirituele biografie.
De titel raakte mij.
Mijn God is namelijk door de jaren heen ook veranderd. Dat zegt natuurlijk niets over God maar over mezelf.
Voor Brinkman geldt hetzelfde.
Dat kan ook niet anders denk ik. Het heeft met geloofsgroei te maken.


Vroeger was mijn God veel strenger en verderaf. Nu zie ik veel meer dat Hij zich voortdurend naar de mens buigt en haar/zijn aandacht probeert te trekken.
Zo weet ik ook dat ik op een heel andere manier geloof dan mijn ouders en ik denk dat ik het op een nog weer andere manier doe mijn groot- en overgrootouders. Zij zouden mijn manier van  geloven maar niks vinden denk ik al blijft het voor mij wel bijzonder dat ik uit zo’n gelovig geslacht kom.

Brinkman is leerling geweest van Kuitert, die van ‘al het spreken over boven komt van beneden’ enzo. Voor Brinkman was dat ook een brug te ver.
Het is een stevige pil en is prettig wanneer je wat meer van de theologische materie afweet om hem goed te kunnen volgen.
Ooit heb ik de leergang ’Cross-Culturele Theologie’ gevolgd met het vak Missiologie en Oecumenica, wat ook een vakgebied was van Brinkman, en daar was ik nu blij mee. Al die conferenties van de Wereldraad van Kerken met hun thema’s heb ik ooit uit mijn hoofd moeten leren. Het nut daarvan heb ik nooit kunnen ontdekken. Maar buiten dat raakte ik wel vertrouwd met de terminologieën.

Een paar dingen die mij opvielen en die ik wil onthouden:
zijn ideeën over de projectietheorie. Dat heeft ons geleerd dat elk mens in haar/zijn manier van geloven ook een vorm van projectie inbrengt.
Inbrengt, en er niet uit bestaat volgens vele atheïsten. Wanneer godsgeloof psychisch verklaard kan worden dan geldt dat ook voor een gebrek aan geloof. (p 80)
Dat projecteren is een twee richtingen verkeer: wat uit ons opkomt en wat op ons van buiten afkomt. Het is een samengaan. Hier hoor ik Immanuel Kant toch wel een beetje in.

Het voorbeeld van kunstvoorwerpen vind ik mooi. Uit het kijken naar een (modern) kunstvoorwerp volgt een creatieve daad van de verbeelding van de waarnemer maar dat kunstvoorwerp geeft daar ook aanleiding toe. Het spreekt tot de verbeelding.
Beelden zijn dan niet alleen producten van de gedachten maar ook producenten. (p82)
Zo kun je doopwater, brood en wijn ook bekijken.

Wat ik zo in hem waardeer is zijn oog voor de vraag en het ‘gestoei’ van mensen met God juist ook in de kunst. Hij houdt van kunst, poëzie en literatuur. Er staat veel poëzie in het boek.
Dat maakt dat hij God als panentheistisch ziet. Dus niet pantheïstisch.
Hij geeft daarin aan mij de woorden van de ideeën die ik ook al had al heb ik het verschil met een immanente God nog niet helder in het vizier.
God is ons nabij in alles.
Ik kan me enorm verbazen over seculiere songteksten die sporen van God bevatten en waarbij ik het idee heb dat het niet bewust gebeurt.
Zo ook met veel films. Producenten hebben vaak niet eens (meer?) door dat ze dingen van God verkondigen. Of hebben dat wel maar dan verwerken ze het wel heeeeel subtiel.

In de epiloog komt de voorzienigheid van God voorbij met zondag 10.  Godsgeloof als verzekeringspremie.
Maar God staat niet dag en nacht klaar om onze wensen te vervullen. Brinkman ziet God ook meer als liefhebbende ouders die er zijn om hun kinderen te ruggesteunen. Ze kunnen niet alles voorkomen; kinderen hebben zelf hun leven en verantwoordelijkheid.
Daar heb ik zo mijn twijfels bij. God zou wel alles kunnen voorkomen maar prikkelt ons in ons vertrouwen en onze afhankelijkheid naar Hem toe.
- Sprak zij die in haar leven niets persoonlijks ernstigs heeft meegemaakt.-
De belofte dat alles voor de gelovigen zal meewerken ten goede (Rom 8:28) blijft toch ook van kracht als alles meezit?

Brinkman noemt dat vertrouwen het grootste godsgeschenk.
Het is een boek met veel voetnoten, hij is een belezen mens.
En in mijn boek staan nu ook nog eens veel strepen.

Ja, de theologie verdwijnt naar de marge maar
‘het zou niet voor het eerst zijn dat een stem uit de marge toch gehoord word.’

donderdag 12 mei 2022

Onrust in de CGk

Het feit dat de CGk het ambt gesloten heeft voor vrouwen lijkt net zoveel stof op te waaien als de uitspraken van Johan Derksen maar dan binnen andere gelederen. Over die laatste wil ik het niet hebben, die zijn te ver beneden peil.

De protesten die volgden op de be-sluit-vorming van de Generale Synode van de CGk zijn niet van de lucht en daarover zijn de conservatievere geesten binnen de gereformeerde wereld dan weer verbolgen.
Een dominee vraag zich af wat het nut nog heeft van synodes wanneer toch iedereen haar/zijn eigen weg gaat; wanneer niemand meer luistert naar wat de kerk leert.
Ik begrijp dat wel.
Heel vroeger had de paus het voor het zeggen, na 1517  werd de reformatorische geloofsleer vast gelegd in de drie formulieren van enigheid. 
Dat heeft weer geleid tot een enorme on-enigheid en versplintering in de kerkgenootschappen.
En in deze tijd heeft iedereen zijn eigen geloofsleer door de toegenomen kennis en assertiviteit.

Is dat erg? Ik denk het niet zolang de liefde, wat een groot woord is, blijft. Genegenheid is ook goed. Het vermogen om te accepteren dat anderen anders denken dan ik en daarin gelijkwaardig zijn.
Het wordt wel een dingetje wanneer anders- gelovigen mij hun manier van geloven gaan opleggen.
Nu is dat met betrekking tot vrouw/ambt wel lastig. Je kunt van elkaar accepteren dat er verschillend wordt gedacht maar de beslissing zal toch moeten vallen of vrouwen wel/niet het ambt toebedeeld mogen krijgen. Het is het één of het ander.
Mijn kerkgenootschap heeft dat tien jaar geleden besloten en is voor mij geen reden om eruit te stappen. Maar ik zal wèl mijn mening geven wanneer daar om gevraagd wordt en die is in dit geval en nog vele andere gevallen toch echt anders.

Ik geloof dat het op langere termijn wel goed komt; het gaat  zich wel settelen.  Er zullen twee grote groepen over blijven zoals er in alle kerkgenootschappen zijn:
a. gelovigen die met hun neus richting paradijs leven en niet goed kunnen omgaan met allerlei nieuwe leringen, het druk hebben met de ‘scheppingsorde’ die volgens mij toch heel duidelijk in Gen 1: 26-28 staat en
b. gelovigen die met hun neus richting ‘olam haba’ leven; de wereld die komen gaat en daarop anticiperen.

Die twee zullen het met elkaar moeten doen. Het is geen oplossing om uit elkaar te gaan zoals nu dreigt te gebeuren. 

dinsdag 5 april 2022

Zondagmorgen


Geschreven door Willem Jan Otten (1951) gedurende een Coronajaar.
Uitgegeven in 2022.
Ondertitel: Over het missen van God.

In dit boek volgt hij (Rooms Katholieke) kerkelijke jaren en schrijft elke week een stukje, juist ook in de tijd dat hij niet naar de mis kan vanwege de lockdown.
Eigenlijk moet je het zelf ook op die manier lezen maar daar ben ik dan weer te ongeduldig voor en trouwens, ik heb een hekel aan het (Protestantse) kerkelijke jaar terwijl Otten het RK jaar een kunstwerk vindt. Maar de RK kerkelijke jaren zijn cyclussen van drie jaar met veel verschillende, te lezen bijbel gedeelten. Dat is al een stuk beter dan het protestantse.

Ik vraag me toch af waarom gelovigen zich zulke beperkingen opleggen. Want zo voelt dat voor mij.
Soms zou ik het wel willen uitschreeuwen tegen kerkelijke instanties, regels en systemen: ‘Ga uit mijn Zon!’
En meteen nog een puntje van kritiek, dan hebben we dat maar gehad: Otten schrijft over zichzelf in de tweede persoon. Dat haat ik. Het is alsof je naar een interview met een leuterende voetballer luistert. Het andere uiterste vond ik in een boek van Henri Nouwen: ‘Eindelijk thuis’. Hij had het zo vaak over ‘ik’ dat ik het boek na 20 pagina’s in een hoek heb gesmeten. Hoe bereik je daarin een goed evenwicht.

Gelukkig schrijft Otten zinnige dingen, hij is een erudiete persoonlijkheid en kon ik over het minpuntje heen stappen.

Er staan vele mooie dingen in:
‘Op Petrus, de rots, wordt de ‘ecclesia’ gegrondvest – het is een manier om te zeggen dat de kerk op iedere gelovige afzonderlijk wordt gebouwd.[..]Jezus vertrouwt je de sleutels van het koninkrijk toe. Welbeschouwd vertrouwt hij zichzelf toe. Het is een krachtige metafoor: geloof, liefde, hoop zijn sleutels, ze ontsleutelen, ontbinden, maken vrij.’

Hij vertelt over de kunstenaar Christo die juist door het afdekken van gebouwen, door te versluieren die dingen aanwezig stelt. Zo worden de beeltenissen van Jezus op witte donderdag aan het oog onttrokken….en aanwezig gesteld.
Over het farizeïstische reinheidsdenken wat ook juist in Coronatijd zo herkenbaar wordt: Jij houdt je netjes aan de regels en anderen lappen die aan hun laars. Angst en woede in conflict met elkaar; angst voor eigen hachje en woede over die wetteloosheid.
Over Simeon in de tempel die hem doet denken aan zijn eigen (ver)wachten op een kleinkind.

Zo merk ik dat Otten meer meditatief denkt en schrijft; zelf doe ik dat meer informatief.
Eens opletten of dat verschil bij meer mensen te ontdekken valt.
Wat ik ook zeer waardeer: Otten verwijst vaak naar kunstwerken.


Een paar strofen uit ‘het mooiste gedicht van de vorige eeuw’ over Simeon:

 .........

De man had gezegd. Hij verwijderde zich.
En zwijgende bleven, Maria gekromd,
en Anna, gebukt onder jaren, hem nazien.
Voortlopend verloor hij aan waarde en lengte

voor ’t vrouwenpaar dat in het donker daar stond.
En voortgejaagd haast door haar blikken, liep hij,
in zwijgen gehuld, door de ledige tempel
de gelige gloor tegemoet van de uitgang.

…….. 

Hij hoorde hoe tijd zijn geluiden verloor.
En Simeons ziel droeg het beeld van het kind,
de stralende krans rond het donzige kruintje,
afdalende over het pad van het doodsrijk,

als fakkel de pikzwarte duisternis in,
waar nimmer tevoren ooit iemand zijn weg
op enige wijze had kunnen verlichten.
De fakkelvlam blaakte. Het pad raakte breder.

 

Joseph Brodsky (1940 – 1996) ‘Simeon’s Lofzang’




 





Dit schilderij is natuurlijk van Rembrandt. 

woensdag 30 maart 2022

Dood, dood en dood

'De dood, praat erover'.....volgens Sire.
Dan doen we dat.
Afgelopen week heb ik weer eens een Bijbelavond bezocht. Het ging over ‘de eindtijd’.  Zeker een actueel thema zoals dat altijd actueel is want ik geloof dat we sinds de uitstorting van de Heilige Geest in ‘de tijd van het einde’ leven.
Boeiend om te ontdekken dat zulke gedachten extra gaan leven bij de goegemeente wanneer de geschiedenis West Europa weet te raken. De oorlog in Jemen maakt beduidend minder indruk.
Ik heb tenminste nog steeds geen vlaggen gezien van dat land.

Hier heb ik al het een en ander over de tijd van het einde geschreven en daar sta ik nog steeds achter.

Het onderwerp wat nu wat langer bleef haken in mijn geest is die ‘eerste en tweede dood’.
Al heel lang neem ik mij voor om alle woorden die de Bijbel voor ‘dood’ gebruikt te schematiseren en kijken of er dan iets te concluderen valt.
Want wat bedoelde Jezus toen Hij zei: ‘laat de doden hun doden begraven’ naar aanleiding van een man die Jezus wel wilde volgen maar pas nadat hij zijn vader had begraven?
Dan zijn er toch twee soorten ‘dood’. De echte biologische en de levenden die wellicht geestelijk dood zijn?

Ik heb nu ontdekt dat voor beide woorden het Griekse woord ‘nekros’ wordt gebruikt. Dus dan begrijp ik die woorden van die tekst weer eens helemaal ….niet.

In de Bijbel worden voor zover ik nu weet, drie woorden gebruikt voor dood.
Nekros:  het dode lichaam. En volgens de BLB kan het ook figuurlijk worden gebruikt en dan is bovenstaande tekst wel zo uit te leggen. Augustinus doet dat ook in zijn Civitate Dei/ xx
(Apo)thnesko: dat is sterven. De gestorvenen.
Thanatos: de dood als staat van zijn en geestelijk dood maar dan krijg ik het idee dat het uit de context moet blijken wat er wordt bedoeld.
(In het Griekse denken is Thanatos de personificatie van de dood)

Bijvoorbeeld:
In Matt 4:16 wordt het woord thanatos gebruikt voor geestelijk dood:
Het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en voor hen die zaten in het land en de schaduw van de dood (thanatos), is een licht opgegaan.

In Matt 20:18 wordt hetzelfde woord gebruikt voor een ’gewone dood’:
Zie, wij gaan naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood (thanatos) veroordelen;

In Rom. 6:9 worden de drie vormen allemaal gebruikt.
Wij weten toch dat Christus, nu Hij is opgewekt uit de doden (nekros), niet meer sterft (apothnesko). De dood (thanatos) heerst niet meer over Hem.

Wat is het wereldwijdeweb toch leuk: vind ik een site die alles al op een rijtje heeft gezet met behulp van Strong’s numbers.

Nu die eerste en tweede dood.

Ondanks het feit dat een eerste dood niet wordt genoemd, wordt voor die eerste dood de staat van zijn van de gevallen mens bedoeld zo lees ik in Rom 8:11, Ef. 2: 4-6 en Kol 3:1.
Na de zondenval zijn wij stervende gestorven.  (Gen 2:17)
Die eerste opstanding is dus wat wij ‘bekering’ noemen. Een geestelijke opstanding, opnieuw geboren worden zoals Jezus Nicodemus voor houdt. (Joh 3)
Dan ontvang je eeuwig leven door de Heilige Geest (Joh 5: 24) en heeft ‘de tweede dood’ (thanatos) geen macht meer over je. (Openb. 20:6)

Je wordt overgezet in Zijn Koninkrijk en heerst met Hem voor een bepaalde tijd. De duizend jaren die genoemd worden in Openbaring 20: 6,7. Nee, ik lees dat niet letterlijk.
Want nogmaals: daarin wordt niet gesproken over vrede maar over een periode van heersen en regeren. En in de taal en houding van Jezus betekent dat een dienend leven leiden totdat het definitieve einde komt. Voor jezelf of in het algemeen.
En wanneer dat is? Geen idee.

Voor wat het waard is.

  

woensdag 12 januari 2022

What’s in a Name

Een bekende uitspraak van Shakespeare uit de tragedie over Romeo en Julia. De achterliggende gedachte is dat wanneer een roos anders zou heten ze toch dezelfde geur zou verspreiden.

Vaak gaat dat inderdaad op; wanneer ik een andere nickname zou gebruiken zou ik op dezelfde manier blijven schrijven.
Anders ligt het met de naam van God; het tetragammaton. JHWH.
Onuitsprekelijk.  Ik heb geleerd dat het betekent: Ik zal zijn die Ik zijn zal.
Het zal best waar zijn maar ik vond het nogal gecompliceerd. Mij helpt het beter wanneer ik het hou bij ‘Ik ben’.
Het werkwoord ‘zijn’;
een Zijnde,
een bewustzijn,
een Bewust Zijnde.
Hij kan geen andere Naam hebben.

'Zijn is de ziel...'

Daar zijn wij naar geschapen. Over een zelfbewustzijn bij dieren zijn de meningen nogal verdeeld. Ze hebben het in ieder geval niet in dezelfde mate als de mens die welbewust, met een vooropgezet plan, iemand voor de lol in de maling kan nemen, bedriegen of erger.
Dat geeft mij meteen weer de overtuiging dat zoiets niet door aardbewoners bedacht kan worden.

woensdag 15 december 2021

Maria, icoon van genade


Geschreven door Arnold Huijgen afgelopen jaar. Eerder las ik van hem 'Lezen en laten lezen'.
Het is een mooie maand om te lezen over Maria, de moeder van Jezus al pleit Huijgen voor aandacht het hele jaar rond en het vaker zingen van haar lofzang, het Magnificat. Daar kan ik het alleen maar mee eens zijn.
Als het meezit(!) zijn er in mijn denominatie slechts 2 preken per jaar waarin een vrouw een rol speelt; dat is toch wel erg magertjes.
Het boek leest gemakkelijk weg al is de materie niet altijd even gemakkelijk.
Prettig zijn de vele voetnoten en de samenvattende conclusies na elk deel.


Bij het zien van al die voetnoten over boeken die er al zijn geschreven door – meestal- mannen over deze ene vrouw moet ik toch wel glimlachen.
Hoe zou Maria zelf hier tegenaan kijken? Waarschijnlijk zal haar mond openvallen van verbazing over al die theorieën en vergelijkingen die er over haar zijn bedacht en weer door anderen weerlegd.
Ik denk niet dat ze het zou waarderen.

Dat neemt niet weg dat dit een interessant boek is en dit blogbericht veel te beknopt want er staan weer heel veel streepjes in.
Ooit las ik ‘de zevende koningin’ (uit 1998) van W.J. Ouweneel wat ook over de Mariacultus gaat; het ontstaan en de ontwikkelingen met alle mogelijke linken. Hij deed dat iets zakelijker en uitgebreider met zijn al te analytische geest, als ik me goed herinner. Nee, WJO komt niet voor in de literatuurlijst al zou het best interessant zijn om de beide boeken eens naast elkaar te leggen.

Wat wil ik onthouden? In ieder geval niet die misogynie van de kerkvaders uit hoofdstuk zes. Al die lelijke dingen over vrouwen konden ze natuurlijk niet zeggen over Maria. Zij werd op het schild gehesen als de ideale vrouw tot aan hemelkoningin toe.

Het boek is verdeeld in drie delen, zoals een goede preek betaamd, Huijgen zelf rekent het laatste deel niet mee.
Waarom dit boek door een protestante dominee?

1. Maria wordt ondergewaardeerd in protestante kringen
2. Er lijkt een beweging gaande naar geloven en God
3. Een verlangen naar schoonheid
4. Het belang van een voortgaand gesprek tussen de RK kerk en de kerken van de Reformatie.
5. De genderproblematiek; hebben de beelden van Maria de onderdrukking van vrouwen aangejaagd of juist gematigd?
6. Het belang van de integratie van de verschillende theologische disciplines.
7. De interesse in Maria zelf. De eerste nieuwtestamentische gelovige en moeder van Jezus Christus.

Maria is een vrouw die het oude met het nieuwe Testament verbindt en een voorbeeld is in haar gelovige overgave aan God.  Een icoon van wat God kan doen.
Tijdens de concilies van Eféze (431) en Chalcedon (451) werd Maria gebombardeerd tot Theotokos: zij die God baart. In Eféze landde dat aardig omdat het herinnerde aan die andere Godin: Artemis. Dat geeft volgens Ouweneel weer een link met de maangodin.
Maria kreeg daarmee een prominente plaats in de theologie en dat was een belangrijke factor in de latere Mariadevotie.
Waarom is dat christologisch van belang?
1. De vleeswording van de Logos is geen nieuwe schepping maar een nieuw begin in de bestaande schepping.
2. God is echt ons bestaan binnen gekomen. Ik voeg er aan toe: In de bij ons bekende  dimensies ruimte en tijd.
3. Jezus is de Zoon van God.

Maria is een ideale vrouw. De vernieuwde Eva. Dat ze ook een gewoon joods meisje was werd even vergeten.
Behalve haar eigen lofzang is zij zelf ook aan alle kanten bezongen door de eeuwen heen.
Volgens Johannes Paulus II bestaat haar roeping uit twee dimensies: maagd en moeder.
Daar kwam natuurlijk weer kritiek op vanuit feministische kant. In mijn ogen terecht want deze zienswijze dient inderdaad alleen het patriarchaat.

In de middeleeuwen nam de devotie pas een hoge vlucht onder invloed van de hoofse liefde. Maria was maagd en bleef dat ondanks het feit dat zij meer kinderen heeft gekregen en is zelf onbevlekt ontvangen dus heeft geen last van erfzonde.
Later, in 1854 is dat in een dogma vastgelegd, zo kon men haar blijven vereren.
Een ander dogma uit 1950  waar protestanten ook zo hun bedenkingen bij hebben is Maria’s ten hemel opneming. Let op, geen hemelvaart zoals een Rooms Katholiek op een forum mij duidelijk maakte. Zij werd opgenomen in tegenstelling tot Christus die zelf ten hemel voer.
Ze wordt ook niet aanbeden maar vereerd, werd mij meteen duidelijk gemaakt.
Dat zijn de twee belangrijkste punten waarmee het protestantisme zo zijn/haar problemen mee heeft wat Maria betreft.

Wanneer de kerk ook moeder wordt genoemd mag ze zich ook wel zo gedragen, zeker richting minderheden. Naar mensen met problemen met hun seksuele gerichtheid en de genderproblematiek.
Huijgen pleit ook voor meer beelden in de kerk. Nou, dat traject heb ik ook achter de rug. En het was heel lastig om dat aan de man/vrouw te brengen.
Maar beelden, zo je wilt iconen geven de mogelijkheid om  de gedachten te verheffen. Dat er ook misbruik van kan komen heft het positieve ervan niet op.

Nog iets grappigs wat ik tegenkwam: al bij Tertullianus waren de oren van Eva en Maria belangrijk. Via Eva’s oren kwamen bedrieglijke woorden binnen en via die van Maria de levende. Zo ontstond de gedachte dat de conceptie via het oor plaatsvond. (p 237)
Uit de modules kunstgeschiedenis herinnerde ik me Robert Campins ‘Merode’ altaarstuk.
In het middenstuk de Annunciatie waarbij Jezus door het gesloten (= maagd) raam komt aanvliegen richting oor van Maria. Ik weet nog dat we het daarover hebben gehad.

Verder viel het Huijgens ook al op dat vroeger de mensheid van Jezus problemen opleverde terwijl dat nu zijn godheid zou zijn. Ooit postte ik dat op een forum.  

Wat mij ook opviel over mezelf en wellicht anderen is dat ik zo anders lees. Huijgens heeft het in dit boek over de zwarte madonna van Rocamadour zoals ze voorkomt in een boek van Michel Houellebeque: ‘Soumission’.
Ik kan me daar niets van herinneren en ook in mijn blogbericht over dat boek is er niets over te vinden.
Toen ik het er met een vriendin over had kwamen we tot de conclusie dat ieder mens zich op een ander geestelijk level bevindt op het persoonlijke levenspad en dat je dan leest en opneemt wat je op dat moment interesseert of waar je mee uit de voeten kunt. Heel soms ontdek je dat er tegelijkertijd iemand anders is op dat level maar bij mij komt dat zelden voor.
Wanneer ik recensies lees van boeken die ik zelf ook heb gelezen komt er ook vaak een heel ander beeld naar voren dan wat ik er zelf van had. Dan zullen mijn verslagen ook wel heel anders zijn dan van andere lezers.
Het zijn dan ook geen recensies, die zakelijk en kritisch boeken bespreken, maar mijn verslagen met allerlei gedachten en associaties die de boeken oproepen.


 

 

zaterdag 27 november 2021

Weten en Geloven

Omdat onze concerten nu al voor de tweede keer zijn gecanceld en om die narigheid naar de achtergrond te duwen moet ik mijn geest maar dwingen om denkvitaminen tot me te nemen al wordt dat in deze tijd voor mij wel steeds moeilijker. Het lijkt allemaal zo zinloos.

‘Ons weten stamt uit het Griekse denken, terwijl ons geloven voortkomt uit een Joods-Christelijke bron.
Dat laatste is meer gericht op de relatie met God terwijl het eerste meer gericht is op ordening en orde.’

Een zinsnede die ik vond in een artikel (uit 2016) van Palmyre Oomen (1947) en die mij toch weer prikkelde.

Ze legt in grote lijnen uit hoe het komt dat de wetenschap (weten) en de theologie (geloven)  bij Thomas van Aquino nog met elkaar door één deur konden maar later uit elkaar zijn gegroeid en hoe we tot een synthese kunnen komen.
Het nominalisme en deïsme waren twee stromingen die hieraan ten grondslag lagen.
1. Het nominalisme van Willem van Ockham die er van overtuigd was dat God eigenlijk te groot was om rekening mee te houden. Dat God ook te kennen is uit het boek van de natuur komt dan te vervallen. Alleen de Bijbel blijft over.  

2. Het deïsme komt voort uit de traagheidswet van Newton: ‘Een voorwerp waarop geen resulterende kracht werkt, is in rust of beweegt zich rechtlijnig met constante snelheid voort.

God heeft deze wereld in gang gezet en dan rolt het wel verder zonder Zijn ingrijpen. God kun je kennen uit de natuur, maar niet meer uit dat Boek. Het is niet zo dat God verdwijnt maar meer gaat samenvallen met de natuur en dan toch naar de achtergrond verdwijnt.

Fascinerend dat de leerstelligheden deze twee Godgeleerden hebben geleid naar het methodologische atheïsme en de wig tussen geloven en weten.
Terwijl, bezien vanuit de eerste quote van Palmyre Oomen de jood en de heiden zich beiden in het hart van iedere gelovige bevinden.
De heiden in de harten van deze twee theologen hebben iets in gang gezet wat ze waarschijnlijk zelf niet wilden en ook niet konden voorzien maar waar we nu nog mee te maken hebben.

In een volgend artikel zet Palmyre Oomen uiteen, geïnspireerd door de procestheologie van A. N. Whitehead, hoe er een synthese bereikt zou kunnen worden tussen theologie en wetenschap.

Het sympathieke van Oomen vind ik haar standpunt dat je als gelovige dit alles aan je voorbij kunt laten gaan omdat het de kern van je geloof niet aantast. Maar wanneer je verdieping zoekt kan dit helpen.  Fides quaerens intellectum (het geloof dat inzicht zoekt)
En wát ik tot nu toe gelezen heb over Whitehead bevalt me wel.

Het statische in de theologie wordt door Whitehead vervangen door het dynamische volgens Gijsbert van den Brink in ‘een publieke zaak’ (p332)
Het ‘worden’ i.p.v. ‘zijn’.  Eerder schreef ik  al dat wanneer je Genesis vertaalt met ‘wording’ i.p.v. ‘oorsprong’ het voor mij allemaal logischer wordt. 

Terug naar Oomen.
Vanuit de schepping kun je zeggen dat de natuurwetenschappen het fout zien, of dat alles poëtische is bedoeld of je neemt een derde afslag zoals Oomen (en Whitehead) doet.
God staat dan niet aan de ‘maak’ kant maar aan de ‘trek’ kant. Aan de kant van het appelleren en inspireren zoals een dirigent niets begint zonder orkest en een orkest niets zonder dirigent. Ze hebben elkaar nodig om tot het beoogde resultaat te komen. Ze zijn relationeel betrokken op elkaar.
‘God is ten aanzien van ieder particulier gebeuren actief, altijd en overal en steeds ánders in relatie tot andere omstandigheden.’
Dat gedachtengoed bevalt me wel al denk ik dat God óók aan de ‘maak’ kant staat.
Hij is dynamischer dan werd aangenomen en anticipeert veel meer op wat er in de wereld gebeurt. Laat mensen op de juiste ideeën komen om problemen te lijf te gaan.
Ik moet daar wat meer over gaan nadenken.

Een probleempje vond ik nog in het boek van van den Brink waar hij in een voetnoot de zinsnede van Whitehead aanhaalt:
‘God is the great companion- the fellow-sufferer who understands.' 
De God die ik tegenkwam in het boek van Harold Kushner en waar ik niets van moest hebben.
Palmyre ontkent dat. En ze is gepromoveerd op Whitehead.
In een ander artikel schrijft ze dat binnen het denken van Whitehead God een ‘condicio sine qua non’ voor verlossing uit lijden is. (voorwaarde zonder welke het gevolg niet ingetreden zou zijn)
Ik moet toch haar boek eens lezen: ‘Doet God ertoe’.

Dat er aan deze filosofie/theologie allerlei haken en ogen zitten zoals van den Brink ook  schrijft zal waar zijn maar geen enkel denkproces is ooit af. Hij moet dat als geen ander weten. Ook denkprocessen zijn ‘wordend’.
Je kunt je pad vinden door op weg te gaan net zoals de priesters uit Jozua 3.
Pas toen zij hun voeten in het water zetten ontstond er een pad. Een wijze les die ik mezelf altijd voorhou wanneer het moeilijk wordt. Dat geldt ook voor denkpaadjes.