Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

maandag 12 juni 2017

Judas


Geschreven door Amos Oz in 2015. Al eerder heb ik een poging gedaan om door zijn boek 'Een verhaal van liefde en duisternis' te worstelen. Dat is toen niet gelukt. Na dit boek ga ik een vervolgpoging wagen.
Dit verhaal speelt zich af in 1959/60. Het is een verhaal dat van allerlei soorten verraad aan elkaar hangt. Is verraad altijd wel wat het lijkt? Liggen er vaak niet veel diepere drijfveren aan ten grondslag. Wordt het etiket van verrader niet te snel en/of wel correct gebruikt?

Sjmoeël Asj is een student en bezig met zijn masterscriptie aan een Israëlische universiteit. De titel: ‘Jezus in de ogen van de joden’.
‘Als de joden hem hadden geaccepteerd, had de hele geschiedenis er compleet anders uitgezien. Dan was de kerk nooit ontstaan. En misschien had heel Europa dan een milde, gelouterde versie van het Jodendom aangenomen. Dan waren ons de diaspora, de vervolgingen, de pogroms, de inquisitie, de bloedsprookjes, de verordeningen bespaard gebleven en ook de Sjoa’.
‘En waarom hebben de Joden geweigerd hem te accepteren?’
‘Dat, Atalja, is precies de vraag die ik mezelf stel en waarop ik nog steeds geen antwoord heb gevonden.’

Maar helaas gaat het bedrijf van zijn vader failliet, gaat zijn vriendin er vandoor en kan hij financieel het hoofd niet meer boven water houden.
Sjmoeël stopt met zijn studie en zoekt een baan.
Hij is een gevoelige, astmatische, gedrongen en behaarde en bebaarde Jood die altijd snel loopt waarbij eerst zijn hoofd komt en de rest er achteraan.
Het baantje dat hij vindt bestaat uit ‘gezelsschapsheer’ zijn bij een bejaarde invalide man, Gersjom Wald die samenwoont met zijn vijf en veertig jarige schoondochter Atalja in het huis van wijlen Atalja’s vader: de mysterieuze Sjealtiël Abarbanel.
Micha, de zoon van Gersjom en de man van Atalja is op een gruwelijke manier omgekomen tijdens de oorlog van 1948.
Atalja is daardoor verhard geraakt en veranderd in een ijskonijn maar Sjmoeël wordt hopeloos verliefd op haar.
‘Mannen liefhebben is onmogelijk. De hele wereld is al duizenden jaren in jullie handen en jullie hebben hem veranderd in een gruwel. In een slachthuis. Misschien kan ik jullie alleen nog gebruiken. Soms zelfs medelijden met jullie hebben en proberen jullie een beetje te troosten. Waarvoor? Ik weet het niet. Misschien voor jullie onvermogen.’

Om het allemaal ingewikkeld te maken: Gersjom was vóór David Ben Goerion en het (gewelddadig) oprichten van de staat Israël, Abarbanel was tegen. De laatste stond een vreedzamere oplossing voor en nam het vaak op voor de Arabieren. Hij werd als een verrader beschouwd en uit de Zionistische beweging gestoten.
Sjmoeël (Amos?)beweegt zich daar tussenin maar neigt naar Abarbanel.
‘De waarheid is dat alle macht ter wereld een vijand niet in een vriend kan veranderen. Hij kan een vijand in een slaaf veranderen, maar niet in een kameraad. Met alle macht ter wereld kun je een fanaticus niet veranderen in een tolerant iemand. En met alle macht ter wereld kun je een wraakzuchtige niet veranderen in een vriend. En kijk, dat zijn nu net de existentiële problemen van de staat Israel.’

En passant probeert Sjmoeël het ‘verraad’ van Judas te verklaren.
Dat vond ik wel interessant want die kus van Judas aan Jezus heb ik nooit begrepen Waarom die kus? Iedereen kende Jezus toch? Trouwens alleen Mattheus maakt er melding van.
Volgens Sjmoeël was juist Judas de discipel die het meest in Jezus geloofde en van Hem hield. Hij verwachtte dat Jezus na alle wonderen zichzelf ook van het kruis zou hebben kunnen verlossen.
Zo’n wonder in Jeruzalem……kostje gekocht! Die kus was een kus ter ondersteuning.
Toen Judas echter ontdekte dat Jezus toch stierf aan het kruis wilde hij niet verder leven en hing zich op.
Helaas voor Sjmoeël spreekt de Bijbel al veel eerder van de dood van Judas. Toen Jezus naar Pilatus werd vervoerd kreeg Judas al berouw. Dus leuk bedacht maar niet overtuigend.

In het voorjaar is het genoeg geweest en stuurt Atalja Sjmoeël weer de deur uit. Anders zou hij net als Gersjom en Atalja versteend raken.
Een ‘grappig’ momentje is wanneer Sjmoeël in een vijgenboom naar vruchten zoekt en er natuurlijk niet één vindt in die tijd van het jaar voor Pesach.
Sjmoeël vervloekt die boom niet.

Eigenlijk gebeurt er niet veel schokkends en toch boeide het boek. Juist vanwege die onderlinge gesprekken die af en toe naar mijn smaakt te snel overgingen in een kop thee.


woensdag 7 juni 2017

De Lof der Zotheid


Geschreven in 1509 door Desiderius Erasmus. Ik las een digitale editie uit 2009. Wel bijzonder eigenlijk: Erasmus zou waarschijnlijk van zijn stoel vallen van verbazing wanneer hij zou kunnen zien dat zijn werk 500 jaar later door een gniffelende huisvrouw op een e-reader met verlichting, liggend in bed zou worden gelezen. Erasmus hield niet zo van vrouwen.
Helaas staan in deze digitale editie geen plaatjes van Hans Holbein, Den Jongeren.

Het is een ‘ode’ aan de dwaasheid en het meest bekende werk van Erasmus. Regelmatig moest ik wel grinniken. Je weet soms niet of ie nou serieus is of niet. Maar dat geeft de kracht van het werk aan.

De Zotheid is geboren op de eilanden der gelukzaligen, gezoogd door Methe =dronkenschap en Apaedia= onwetendheid.
Haar gevolg bestaat uit allerlei negatieve eigenschappen: eigenliefde, vleierij, genotzucht en onverstand.
De zotheid van vriendschap, van liefde, van oorlog en de nadelen van wijsheid; alles krijgt een veeg uit de pan.
‘Als de stervelingen allen omgang met de wijsheid geheel vermeden en hun leven in onafgebroken verkeer met mij doorbrachten, dan zou er zelfs geen ziekte als ouderdom bestaan, maar zij zouden het geluk smaken van een eeuwige jeugd. Ziet gij dan niet, dat die sombere zwaarhoofden, die hun leven deels aan wijsgerige studiën, deels aan ernstige en moeilijke zaken gewijd hebben, meestal, voordat zij geheel volwassen zijn, reeds den last des ouderdoms gevoelen, blijkbaar, omdat zorgen en onafgebroken ernstig nadenken langzaam maar zeker hun geest en hun edelste levenssappen uitputten?’
Maar ook personen moeten het ontgelden: van dichters tot rechtsgeleerden, van taalmeesters tot monniken en theologen.
Rechtsgeleerden zijn zelfingenomen, wijsgeren denken dat zij alleen wijs zijn en godgeleerden zijn laatdunkend en prikkelbaar en staan altijd klaar om iedereen angst aan te jagen.
Alles en iedereen wordt op de hak genomen vanuit de blik van ‘Zotheid’.
Wanneer je die bril op hebt kan ik mij voorstellen dat er van alles nogal ridicuul op een mens kan overkomen.
‘In heel zijn leven ontvlucht de vrome de dingen, welke met het lichaam verwant zijn, en voelt zich met onweerstaanbare macht tot het eeuwige, het onzichtbare, het geestelijke getrokken. Het natuurlijk gevolg van het hemelsbreed verschil van gevoelen tusschen dezen en genen omtrent alle dingen is, dat volgens de eene partij de andere aan waanzin lijdt, hoewel deze benaming met meer recht aan de vromen toekomt dan aan de groote menigte, als ik tenminste goed zie.’

Erasmus verwijst heel vaak naar al dan niet wijze personen uit het verleden. Die worden allemaal in noten vermeld. Veel van hen zeggen me niet zoveel.
Zelfs verwijst hij een keer naar zijn eigen geschrift de ‘Adagia’: een verzameling van Griekse en Latijnse spreekwoorden. In hoofdstuk LXI. Hij gebruikt in dit boek ook nogal veel spreekwoorden en gezegdes.
Regelmatig kwam ik de naam ‘Scotus’ tegen en ik neem aan dat hij Duns Scotus daarmee bedoelde.
Ik heb niet alle nootjes nagevlooid.

Dat Erasmus geen hoge dunk heeft van vrouwen bewijst hij in zijn ‘besluit'.
‘Zijt gij soms van oordeel, dat ik in mijn spreken wat al te uitgelaten of al te lang van stof geweest ben, bedenkt dan, dat het niet alleen de Zotheid, maar ook een vrouw was, die het woord heeft gevoerd. Doch herinnert U desnietttemin ook dit Grieksch spreekwoord: een gek kan ook dikwijls een woordje, dat van pas is , spreken, tenzij ge soms mocht van oordeel zijn, dat dit volstrekt niet op vrouwen slaat.’

Klopt ja, het is vrouwe dwaasheid ('ivveleth in het Hebreeuws) maar ook vrouwe wijsheid (chokmah).
Helaas heeft vrouwe Zotheid ook van wijsheid geen hoge pet op. Zo dwaas is zij.