Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

donderdag 31 januari 2013

Ramsey Nasr

Vandaag treedt Ramsey Nasr terug als Dichter des Vaderlands.
Ik heb hem een beetje gevolgd en van hem genoten. Om de één of andere reden sprak hij mij aan.
Was het zijn zoeken? Was het zijn sarcasme? Zijn confronterende spiegel? Zijn spelen met woorden? Misschien was het wel de combinatie.
Met zijn ‘Psalm voor een afkomst’ bij de opening van het Calvijnjaar heb ik hem in mijn hart gesloten.

........

en ik vroeg: waar dan?
en de vaderen zegden:

hij woont aan de rand van het naderbare
maar zijn licht is over ons aanwezig
leesbaar zijn is het ware leven

daar staan zij nu
verzegeld tot de laatste dag
hun vlees en huiden weggeteerd
bijna abstract in hun zuivere vorm
wachtend op kieskeurige toorn

.........

Zijn laatste regels 'on duty' bij het afscheid van koningin Beatrix:

o, zoete onbereikbaarheid

als kind al bezat ik een zwak voor glinsterkwallen, keizerpinguïns: zwaar en ijl
maar zacht als paleizen stonden ze rechtop in water en ijs, als wachtkamers
op een uitkijk naar binnen – daarom wilde ik worden: koninginnen
eerst juliana, later de dame die full colour over haar heen kwam.

.................
envoi:
u bent mooi majesteit, soeverein en mooi, nu het verdriet om u heen komt bloeien
u bent mijn eigen aangetaste moeder, diep in haar vermoedde ik uw ijs, uw water
u was mijn jeugd, zoete onbereikbaarheid – en omdat dit mijn laatste verzen zijn
schenk ik ze u, om er onze prinses in terug te vinden: beginnend meisje van vijf.

maandag 28 januari 2013

Stilte

Geschreven door Shusaku Endo. Een Japanner (1923 – 1996), die op elf jarige leeftijd door omstandigheden Rooms Katholiek is gedoopt. Een oosterling met een westers geloof. Dat geeft spanning.
Het boek is er weer één uit de ‘Christelijke klassieken’. *Cathy is goed bezig - grinnik*
Het verhaal speelt zich af in de eerste helft van de zeventiende eeuw in en rond Nagasaki, een stad die toen volop in ontwikkeling was.
De eerste hoofdstukken zijn brieven van een Portugees priester die samen met twee anderen scheep gaan richting Macao om in Japan het Christendom te brengen. Er is daar in Japan ook iets vreemds met een andere gerenommeerde priester Ferreira die van zijn geloof zou zijn gevallen.
De tweede helft van het boek is vanuit een vertellersperspectief geschreven. In het laatste gedeelte staan wat dagboekaantekeningen van Jonassen, een employé van de Nederlandse factorij in Nagasaki. Deze aantekeningen completeren het verhaal. Het verhaal is op waarheid gebaseerd maar de schrijver heeft er zo zijn eigen boeiende draai aangegeven.

Vol goede moed vertrekken de drie: Santa Maria, Garpe en Sebastian Rodrigo, de schrijver van de brieven richting Japan om er de blijde boodschap te brengen en natuurlijk ook manmoedig te lijden en beproevingen te doorstaan vanwege vervolgingen die inmiddels na een korte bloeiperiode van het Christendom zijn losgebarsten.
Alles moet in het geheim gebeuren, dat is wel lastig maar gelukkig ontmoeten ze een Japanner, Kichijiro die Christen is al vertrouwen ze hem niet erg. De reis gaat met horten en stoten, Santa Maria moet al snel afhaken wegens ziekte. Garpe en Rodrigo gaan door o.l.v. Kichijiro. Er is verder geen keus dan deze onbetrouwbare man te volgen.
Hij deed mij denken aan Gollum uit ‘The Lord of the Rings’.
Ze belanden in Japan maar moeten zich schuilhouden.
Wat mij het meeste trof in het eerste gedeelte is de enorme hoogmoed van die priesteres die werkelijk geloven dat God niet zonder hen kan. Maar ze krijgen nog tijd genoeg om te leren. De Japanners zijn zo slim om de kleine Christelijke gemeenschappen van boeren lastig te vallen, ze te martelen en te doden om hen zo, maar ook vooral de priesters te bewegen hun geloof af te zweren. Als een priester dat doet blijven de andere gelovigen in leven.
Zo sterven de Japanse gelovigen voor priesters in plaats van andersom.
Ze worden op een goede dag toch gevangen genomen door toedoen van de ‘Judas’ Kichijiro en Rodrigo moet toezien dat zijn mede broeders en zusters sterven. Ook ziet hij hoe Garpe verdrinkt wanneer hij pogingen doet om mensen te redden. En het enige wat hij maar hoeft te doen is op de fumi-e trappen, een plank met de beeltenis van Jezus of van Maria met het kind. Op die manier zweer je het geloof af.
En al die tijd zwijgt God.
Antwoorden komen door het doormaken van een geestelijke ontwikkeling. Maar zijn dat wel antwoorden? Persoonlijk denk ik dat je op die manier ‘slechts’ wordt gevormd. Tegelijkertijd vraag ik me af of het niet op een andere manier kan, zeker wanneer ik denk aan vervolgde Christenen in b.v. Noord Korea.

“Maar als nou toevallig.....natuurlijk is het een kans van één op duizend, maar stel je voor”......fluisterde toen een ander stemmetje in mijn hart, ‘als er nu eens geen God bestaat....’
Dit was een vreselijk gedachte. Wat een grap zou het zijn als Hij niet bestond. Wat voor een absurd drama was het leven van Mokichi en Ichizo dan geweest, vastgebonden aan staken en gewassen door de zee! Wat voor een idiote illusie hadden de missionarissen dan nagejaagd, die er drie jaar voor nodig hadden om dit land te bereiken, over vele zeeën.” [..] “Als er geen God was hoe belachelijk was dan zijn leven geweest, waarin hij over talloze zeeën naar dit kleine onvruchtbare eiland was gekomen met zijn korreltje zaad. Belachelijk, het leven van de eenogige man wiens hoofd was afgeslagen midden op de dag terwijl de krekels tsjirpten. Een grap het leven van Garpe, die het bootje met gelovigen achterna was gegaan."


Uiteindelijk komt Rodrigo in aanraken met Ferreira die hem probeert over te halen op de fumi-e te trappen en zo mensen te redden. Dan is er al heel wat door zijn hoofd en hart gegaan en begint hij Ferreira te begrijpen. Ik denk dat zijn ego gebroken moet worden.
“Wil ik zo graag een held worden? Is datgene waar ik werkelijk op hoop, niet een martelaarschap dat zich heimelijk voltrekt, maar een dood om over op te scheppen? Dat ik door de gelovigen geprezen wordt en dat ze zullen zeggen: “Die padre was een heilige?”

Uiteindelijk bezwijkt Rodrigo nadat alles van hem is afgenomen en terwijl hij zijn voet optilt om op de fumi-e te trappen hoort hij eindelijk de stem van God/Jezus:
“Trap maar. Trap maar. Ik ken de pijn in je voet het allerbeste. Trap maar. Ik ben in deze wereld geboren om door jullie vertrapt te worden.”

Dat gaat door merg en been.



Toevoeging 29-01
Na deze twee boeken ('Stilte' en 'Dood van een non') valt het mij op dat ze eigenlijk over hetzelfde gaan. We maken ons een beeld van God. Dat beeld bepaalt ons leven, maar dat klopt niet met onze ervaring. Dan volgt een proces van verwarring en geestelijke verandering. In deze beide boeken krijgen de hoofdpersonen het in mijn ogen best zwaar te verduren.
In real life zie ik dat soms ook. Is dat een noodzakelijkheid? Kun je dat voorkomen door open te staan om je Godsbeeld te (laten) veranderen en bij te schaven? Dat heeft dan ook weer effect op je levenshouding en - beschouwing.
Ik begrijp dat je sommige dingen pas echt door narigheid heen leert omdat je dan pas de emoties voelt die bij dat lijden horen.
Ik heb lang geléden aan het on-lijden dankzij de predikant beschreven bij de ‘Dood van een non’, totdat ik mezelf tot de orde riep en besloot om het leven te waarderen, gewoon omdat het zo broos is. Het kan over een minuut over zijn….. Kreeg ik toen niet door die predikant een Godsbeeld opgedrongen? In hoeverre kan en mag je je daartegen verzetten? Openlijk of niet?
In ieder geval ben ik nog niet uitgedacht.
Het blijft ook een beetje stil om mij heen.

zaterdag 26 januari 2013

Dood van een non

Geschreven door Maria Rosseels in 1961.
Maria was een Belgisch, Rooms Katholieke journaliste en schrijver (1916 – 2005).
Dit boek is ook een uitgave van de christelijke klassieken, geinspireerd door het Christelijke gedachtegoed en staat in de canon van de Christelijke literatuur.
Zelf heb ik weinig met de zogenaamde Christelijke boeken. Ze zijn te vaak geschreven met een vooropgezet doel. Dit boek is echter wel de moeite waard, het verhaalt hoe een non dood gaat oftewel van haar geloof afvalt. Dan is het nog maar de vraag of ze dood gaat of juist tot leven komt.
Het geheel is een brief, geschreven aan haar broer Nicolas (Nikki) die het heeft ‘ge- bis- chopt’. (geschopt tot bischop) De proloog en de epiloog zijn vanuit zijn perspectief geschreven. Het verhaal speelt zich af in de eerste helft van de vorige eeuw.
Heel open worden gemoedstoestanden, gedachten en zielenroerselen beschreven. Het grootste onderliggende probleem is de zin van het lijden, doel en zingeving. Nu nog steeds actueel, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal er nooit een antwoord op komen en proberen we maar het beste ervan te maken wanneer we om die reden niet van het geloof vallen zoals zovelen.
Volgens mij kan dat helemaal niet; wél kun je van je eigengemaakte geloof vallen. Verder speelt eerlijkheid een grote rol. Eerlijk naar anderen maar meer nog naar jezelf.
Hoe ver durf je te gaan?
Hoofdpersoon is Sabine Arnauld. Jongste telg uit een oud adellijk geslacht met Jansenistische/Jansemische wortels. Ze groeit op met 3 broers en 2 zussen op een landgoed met kasteel. Dat sprak al tot mijn ver- beeld- ing. Om die reden heb ik Claudels ‘Alles waar ik spijt van heb’ weggelegd. Er ontstond geen film in mijn hoofd.
Sabine dus. Zij belandt door polio, zo denkt men, in een rolstoel. Maar gelovig als ze is, bidt en marchandeert ze met God en vraagt om genezing. Als een soort Jeftha biedt ze haar leven aan God aan en belooft dat ze non zal worden wanneer ze geneest.
Via een familievriend komt ze in contact met een arts die haar ervan weet te overtuigen dat ze niet verlamd is en beter kan worden. Dat gebeurt. Ze houdt zich echter niet aan haar belofte, trouwt met de familievriend Joris, krijgt een kind en verliest hen allebei aan de dood.
Dan komt het schuldgevoel. Door haar ongehoorzaamheid aan God heeft zijzelf hen gedood. Zo denkt ze.
Sabine treedt alsnog in het klooster van de zusters van Boetvaardigheid waar ook een zus non is geworden.
Daar is ze voortdurend bloedserieus bezig haar schuldgevoel af te kopen en haar eigen gecreëerde God te ‘pleasen’. Wat een verkapte hoogmoed.
Hoevelen in deze wereld zijn daar niet mee bezig. *Cathy keert even in zichzelf…….*.

Het idee dat we onszelf een God creëren komt dus langs, evenals de ‘opium’ van Karl Marx.
Dat maakt het allemaal voor mij toch wel herkenbaar. “Ik weet niet eens of er wel een God bestaat, of wij in Hem geen gestalte hebben gegeven aan onze meest primitieve vrees: de angst voor de dood, voor het definitieve ophouden-te-zijn.” Een bekend argument van atheïsten.
Een eyeopener las ik in de zinssnede: “Nu weet ik dat ze gelijk had; ook ik heb geleerd dat niet alle nonnen naar eenzelfde volmaaktheidspersoon kunnen worden gefatsoeneerd, dat sommige zusters geestelijk rijker worden naarmate hun lichaam door meer kwalen worden verteerd, terwijl anderen daarentegen zich slechts dan om dingen van de geest kunnen bekommeren als ze fysisch fit zijn en geen weet hebben van hun lichaam.” Nu weet ik het ook. Eigenlijk is het zo logisch. Ik vroeg het me altijd al af waarom anderen soms zo enorm moeten lijden en mijn leven tamelijk rimpelloos verloopt.
Volgens een predikant was ik dan de moeite voor God niet waard. Want ‘Hij kastijdt degenen die Hij liefheeft’.
Die predikant was achteraf gezien mijn grootste kastijding. Ik heb het hem vergeven.
Een ‘oplossing’ is er voor de theodicee: “het lijden en het kwaad getuigen veel meer van het bestaan van God dan de vreugde die een reden in zichzelf heeft. Het geluk vergt geen verklaring, de pijn en het verdriet wel: het deel roept om het geheel, het onvolmaakte om het volmaakte; het negatieve ontstaat door het contrast met het positieve.”[……………]”het eindige vraagt om het oneindige”.
Maar dan vraag ik me toch weer af of dit weer een doekje voor het bloeden is. Een geforceerde oplossing omdat we geen keus hebben.
De houding van Nicolas is in de zeer spaarzame zinnen wel fascinerend. Een soort oudste broer uit de welbekende gelijkenis van de verloren zoon. iemand die op zijn post blijft.
Omdat Sabine ook jaren in het verre oosten woont, komen ook de oosterse godsdiensten ter sprake.
Ook in mijn ervaring rekenen Japanners zich tot een godsdienst zonder dat het in het persoonlijke leven een rol speelt. Het hoort bij de traditie. Eens sprak ik een Japanner die van zichzelf vertelde dat hij Boeddhist was. Van de Dhammapada had hij echter nog nooit gehoord.
Een vriend van Sabine, Ichiro verbaast zich over de westerse manier van denken: “Jullie zijn erin geslaagd God kwetsbaar te maken. Meer nog, jullie hebben jezelf voor God onmisbaar gemaakt. Is er iets krankzinnigers denkbaar?”
Maar heeft God Zichzelf niet kwetsbaar gemaakt in de persoon van Jezus Christus?
"Ik ken U niet maar ik heb U lief."
Eén van Sabine ’s laatste zinnen.
Kun je van iemand houden die je niet kent? Ik denk dat ze niet verder meer durft te gaan.
Wanneer je God ontdoet van al je eigengemaakte ballast, blijft er dan niet over: JHWH? de 'Ik ben'?
Dan kun je Hem zelfs ‘laten gebeuren’. “God is een realiteit, geen sfeer.”
Het beminnen van God komt vaak voor in het boek. Voornamelijk in de ‘nonnenwereld’.
Het is een wereld die ik niet begrijp en ik realiseer me nu pas dat Jezus in het hele verhaal nauwelijks een rol van betekenis speelt.

maandag 21 januari 2013

Gods gedachten zijn niet die van de mensen.
Eens was het Gods idee dat er een reformatie nodig was: toen had niemand lust om hervormer te zijn.
Nu wil iedereen hervormer spelen; men kan er dus zeker van zijn dat God niet aan een reformatie denkt.


Sören Kierkegaard
Deens filosoof 1813-1855

donderdag 17 januari 2013

SGP en de vrouwen

Zal ik ….of zal ik niet…….oké, toch maar…..
Wat ik de afgelopen dagen toch met steeds meer humor, afgewisseld met ergenis, gadesla is het gesteggel binnen de SGP met hun vrouwen.
Door een uitspraak van de Hoge Raad is het hoofdbestuur van de SGP verplicht om vrouwen toe te laten op hun kieslijsten. Dat wordt dan ook met pijn in het hart gedaan met de woorden dat het geslacht van de kandidaat niet bepalend mag zijn bij de selectie van kandidaten.
Je ruikt dan al van drie kilometer afstand dat er binnenskamers wel een andere reden wordt bedacht om vrouwen te weren.

Wat ik echt helemaal niet begrijp is dat ten eerste de SGP het ‘regeerambt’ binnen de christelijke gemeente waar Paulus over schrijft gelijk stelt met het regeerambt in het algemeen. Kerk en staat zijn kennelijk nog steeds niet gescheiden. Hoe doen die SGP mannen het toch in het maatschappelijke leven? Hebben ze daar nooit vrouwelijke superieuren die over hen ‘regeren’? Weigeren ze die gewoon?
Bij allerlei seminars e.d. waar ze werkgerelateerd naar toe gaan/moeten? Leren daar alleen mannen? Of komen ze daar gewoon nooit?
Ten tweede begrijp ik niet dat de SGP met zo’n rigide opvatting dan wel weer koningin Beatrix accepteert als staatshoofd. Hoe kun je dit nu - in Gods Naam - allemaal met droge ogen blijven verdedigen.

De ingezonden opmerkingen in kranten zijn het leukst. Er zitten ook wijze opmerkingen tussen zoals “laat dit onderwerp geen splijtzwam worden’ en “de SGP staat voor meer dingen dan alleen de positie van de vrouw”.
Maar er zijn er die het wel bont maken. Dat God de vrouw een andere plaats heeft toebedacht dan de man. Deze meneer heeft kennelijk standaard Gen 1:28 overgeslagen.
Er is een slimmerd die vindt dat je gewoon alleen op mannen moet stemmen, dan komen er vanzelf geen vrouwen in de regering. Een mildere schrijver vindt het wel goed als vrouwen de partij binnenkomen mits ze als een Debora komen, áchter Barak aan.
Heeft hij Richteren 4 wel eens goed gelezen? Barak durfde alleen te handelen aan de rokken van Debora. (droegen ze toen rokken?) Het was Debora die Israël toen richtte/ regeerde.
Een mevrouw maakt dan weer een opmerking waar ik het mee eens ben: ‘De ‘Debora’s’ wíllen niet op de kieslijst staan’. Dat denk ik ook.
Echte Debora’s hebben die partij namelijk allang verlaten en zitten in andere partijen.
Ze vindt het voorbeeld van Debora niet sterk want die trad op in een noodsituatie. Ja, ja natuurlijk, ik denk dat God, de Almachtige alleen vrouwen inschakelt in noodsituaties........
En verder is het natuurlijk weer een list van satan om verdeeldheid te zaaien……

Voor mij is het wel duidelijk ( even generaliserend): SGP mannen willen in hun vroomheid geen tegenovers, ze willen ze eronder of hooguit ‘terzijde’.


18-01-13 De Synode van de PKN doet het toch anders, die heeft sinds gistermiddag een vrouwelijke voorzitter. Maar dat zou geen nieuws moeten zijn.

woensdag 16 januari 2013

Mongol

Een film uit 2007 geregisseerd door Sergei Bodrov. In 2008 werd hij genomineerd voor een Oscar als beste buitenlandse film. Maar dat boeit me niet.
Ook van deze film zag ik ooit een flard op tv en vond de beelden en de sfeer de moeite waard om hem aan te schaffen. Ik vind hem de moeite méér dan waard al is ie af en toe tamelijk bloederig. Maar wat wil je tijdens de vroege middeleeuwen.
De film begint met een Mongoolse spreuk:
‘Minacht nooit een zwakke welp. Hij kan een woeste tijger worden.’
Vervolgens start het verhaal in 1192 en gaat snel in flash back terug naar 1172, het jaar waarin Temudgin 9 jaar is en hij met zijn vader die Kahn is van een klein, nomadisch Mongools volkje een vrouw gaat zoeken. Het blijkt al snel dat het een koppig jongetje is en dat veroorzaakt allerlei problemen.

Toch schopt hij het tot de grote Dzjengis Khan (opperste leider) die een groot Mongools rijk weet te stichten met een simpele wetgeving. Tot die tijd leefde en deed ieder maar naar wat (vooral) hem goedacht en daardoor kon je eigenlijk niemand vertrouwen. Opvallend vond ik zijn religieuze gevoel voor de god Tengri in een verder religiloze film.


Barre tijden op een prachtige aarde ontdaan van alle polyester- en fleece achtige plasticiteiten. Wat een verademing.
Rustige beelden van enorme onweersbuien, van eindeloze steppes en sneeuwvlakten.
Een zangerige taal en dito muziek.
En tevens een les in geduld, doorzettingsvermogen en afzien van jezelf.

vrijdag 11 januari 2013

De zee

De zee kun je horen
met je handen voor je oren,
in een kokkel,
in een mosterdpotje,
of aan zee.

Judith Herzberg

Bij het schoonmaken van de boekenkast kwam ik haar tegen. Dat laconieke van die laatste regel werkte op mijn lachspieren.
Zo begint ze ook ergens een gedicht: ‘Later, als ik zwakzinnig ben’ of

‘Hoe gaat het met je?
Antwoord: goed.
Antwoord zo omdat
het moet.

Boekenkasten schoonmaken is eindeloos.

donderdag 3 januari 2013

Kunstgeschiedenis V

Het laatste traject kunstgeschiedenis ging over de kunst en architectuur van na 1850 tot heden. Na de Franse Revolutie bleef het onrustig op de ‘kunst markten’ Allerlei stromingen en tegenstromingen bestrijden elkaar en vervloeien in een geheel van emotionele -ismen.
Kloven ontstaan tussen kunstenaars en publiek en kunstenaars onderling. Bijvoorbeeld van Gogh en Gaugain.
De meest bekende stromingen zijn het Burgerlijk realisme, dat vasthield aan de traditie. De School van Barbizon, voorlopers van het Impressionisme. Het Realisme, Post impressionisme, Symbolisme en Expressionisme, Fauvisme, Kubisme, Futurisme, Dadaïsme en Surrealisme. Abstract expressionisme, Popart en Postmodernisme. Deze kun je weer verdelen in allerlei onderstrominkjes.

Ga er maar aan staan.
….als je verbanden wilt vinden vind je die altijd, overal en in alles, de wereld explodeert in een netwerk, in een draaikolk van verwantschappen en alles verwijst naar alles, alles verklaart alles……
Een uitspraak van Umberto Eco in ‘de slinger van Foucault’
Zo voelde ik mij soms ook rondgeslingerd tussen alle stromingen.
Het is heel boeiend om, zeker wat betreft de modernere kunst, een poging te doen om het te begrijpen. Soms is het mooi, maar niet interessant en soms is het interessant maar niet mooi. Soms allebei, mooi en interessant maar nog vaker allebei niet.
Ook al begrijp ik het wel.
Dan zie ik de kunstenaar-mens, gevoelig voor indrukken, stuurloos, aandacht vragend voor eigen emoties, niet beseffend dat elk mens het druk heeft met de eigen emoties en die ook allemáál gehoord willen worden in een steeds dover wordende wereld.

Tussen het cycladische beeldje en dit schilderij van Mark Rothko ('Oranje, rood, geel' en het duurst verkochte naoorlogse kunstwerk) zit een periode van pakweg 4000 jaar en voor mij een lange, boeiende reis van tien avonden, ruim 900 bekeken dia’s plus een bezoek aan het Utrechtse Catharijneconvent.
Het enthousiasme van de docent met zijn lijnentrekkende en uitleggende performance zal ik me altijd blijven herinneren.
Ik heb ervan genoten.

woensdag 2 januari 2013

Argumenten voor het bestaan van God

Op 19 december was er een debat in het Arminius denkcafé tussen Emanuel Rutten en Maarten Boudry. De vraag was: “Bestaat God?”. Het debat is hier terug te vinden.

Er werd Rutten gevraagd naar mogelijke bewijzen voor het bestaan van God. Bewijzen zijn er echter niet, er zijn argumenten te bedenken die het aannemelijk kunnen maken dat God bestaat. (zie ook de nieuwe Christelijke dogmatiek par 2.2) Ooit moest ik de godsbewijzen van Thomas van Aquino (1225 – 1274) uit mijn hoofd leren. Om het even voor mezelf weer op een rijtje te krijgen:
Het kosmologisch godsbewijs van Thomas van Aquino is gebaseerd op een a-posteriori bewijs. Dat wil zeggen dat de manier van denken uitgaat van de zintuiglijke waarneming. Daaruit blijkt dat Thomas meer door Aristoteles is beïnvloed omdat deze ook meer uitging van de waarneming dan van de theoretische mogelijkheden. Aan de andere kant ‘werkt’ Thomas ook met het bestaan van God en een bovennatuurlijke wereld zoals ook Plato deed, door de tekst van Exodus (3: 14) in zijn ‘wegen’ te gebruiken. Het kosmologische godsbewijs (de vijf wegen) van Thomas is als volgt:
1. Elk gevolg moet een oorzaak hebben; er is dan noodzakelijk een eerste oorzaak, die noemen we God.
2. Niets kan zichzelf maken, er moet een eerste maker zijn die niet gemaakt is. (kosmologisch godsbewijs)
3. Ontleend aan de tekst in Exodus : God is het hoogste ‘zijnde’ , al het andere is daarvan afgeleid.
4. Om te weten wat goed en kwaad is moet er een norm zijn. Deze hoogste norm is God.
5. Vanuit de orde en doelgerichtheid van de schepping, en de behoefte tot doelgerichtheid moet er iets zijn wat deze doelen oplegt. Dat noemen we God. (teleologische godsbewijs)

Thomas verwierp het ontologisch godsbewijs van Anselmus omdat deze God wel definieerde als essentie (dat wat het is) maar niet als existentie. (bestaan) Je kunt wel eindeloos filosoferen over de essentie maar dan is dat nog geen bewijs van existentie.
Het ontologisch godsbewijs van Anselmus (1033 – 1109) is gebaseerd op een a-priori bewijs. Dat wil zeggen dat de manier van denken is gebaseerd op theorie. Theoretisch ging Anselmus uit van een transcendente werkelijkheid en is daarmee in zijn denken meer Platoons dan Aristoteliaans.
Het ontologische godsbewijs van Anselmus is als volgt: bedenk het allergrootste en allervolmaaktste wat gedacht kan worden. Groter dan dit denkbare is God. God is iets waarboven niets groters gedacht kan worden. Het is beter te bestaan dan niet te bestaan. Een niet bestaande God is kleiner dan een bestaande dus bestaat God.

Emanuel Rutten onderscheidt de argumenten in Kosmologische, Teleologische en Ontologische argumenten. Kosmologisch: elk gevolg heeft een oorzaak. Als het universum begonnen is te ontstaan, (en daar zijn de wetenschappers het over eens: er was een singulariteit 13,7 miljard jaar geleden,) dan moet er een oorzaak zijn van het universum. Dat moet dan ook de oorzaak zijn van alle tijd, ruimte en materie. Deze oorzaak moet zelf buiten de tjid en de ruimte bestaan en dus een transcendente oorsprong hebben. (ook het Kalam argument is hierop gebaseerd wat door William Craig kort geleden weer onder de aandacht is gebracht.)
Teleologisch: er is een orde, er zijn vaste natuurwetten kenbaar. Er moet dan een ontwerper zijn die deze wetten heeft verankerd. (intentionaliteit/ doelgerichtheid?) Ontologisch: dit is een a-priori argument, het staat los van de ervaring maar ontspruit puur aan het logische denken. Rutten noemde het argument van Plantinga: Als God mogelijk bestaat dan moet er een mogelijke wereld zijn waarin God bestaat. In die mogelijke wereld moet Hij noodzakelijk bestaan. Dus bestaat Hij ook noodzakelijk in alle mogelijke werelden, en dus ook in onze wereld.
Het is zo prettig als iemand in simpele bewoordingen dat allemaal kan benoemen.
Alleen: naar mijn idee klopt de eerste premisse van Plantinga niet. (hoor mij nou!) ‘Als God mogelijk bestaat dan moet er een mogelijke wereld zijn waarin God bestaat.’ Volgens mij is dit een non sequitur: het ene volgt niet logischerwijs uit het andere. Waarom zou het mogeijke bestaan van God in een mogelijke wereld moeten bestaan? Eigenlijk zou ik Plantinga zelf moeten lezen maar mijn Engels is niet van dien aard dat ik ingewikkelde filosofische thema’s met allerlei wiskundige formules adequaat kan volgen.

Rutten’s eigen argument* is heel kort als volgt: Premisse 1: ‘Al het mogelijk ware is mogelijk kenbaar’ en Premisse 2: ‘het is onmogelijk om te weten dat God niet bestaat’ dan volgt daaruit de conclusie dat God bestaat. Aan ieder die nu gaat proberen objecties te formuleren die ook zouden kunnen gelden in plaats van God kan in zijn proefschrift terecht waarin hij al die objecties weerlegt. In 'Radix' nr 3 van 2012 staat ook een uiteenzetting
Wel zei hij nog en dat ben ik met hem eens, het is wel een verschil is of je het hebt over het monster van Loch Ness of over God, Die de grond van de werkelijkheid is en een persoonlijkheid.

Boudry reageerde daarop dat Emanuel twee verschillende definities van kennis hanteert waardoor de conclusie niet meer klopt. Emanuel hanteert volgens Boudry een vorm van kennis die erg veeleisend is. Een Cartesiaanse vorm van kennis. Wanneer we die hanteren is er niets dat zeker is behalve voor alwetende wezens. Wij hebben alleen subjectieve kennis. (Mmm, volgens mij staat hierover ook een artikel in de laatste ‘Radix’ van Victor Gijbels met repliek van Emanuel. Die moet ik echter nog lezen.)
Tweede tegenwerping: we zouden een ander alwetend wezen kunnen postuleren. Het zou b.v. mogelijk kunnen zijn dat achter die God misschien wel een schrandere eenhoorn bestaat die God wijs maakt dat hij alwetend, almachtig en goed is. (Men spreekt in die filosofische wereld altijd over Almachtig, Alwetend en Algoed. Volgens mij is goed gewoon goed.)
Er valt weer genoeg na te denken.

In het vragenrondje kwam nog de boeiende vraag naar voren wat het doel van God zou kunnen zijn.
Rutten denkt ook in de richting van het uitdrukken van Liefde van God aan schepselen. Dat er actoren zijn die in vrijheid voor het goede kunnen kiezen en deel kunnen hebben aan die liefde.
Nog een boeiende opmerking kwam er van iemand die het geloof vaarwel heeft gezegd vanwege al het kwaad en het leed in de wereld. Door het leed en het kwaad in de wereld heeft God aan atheïsten het perfecte argument gegeven om niet te geloven.
Rutten gaf ook toe dat wanneer hij de kant van atheïsten zou moeten verdedigen hij ook juist dit argument zou inbrengen. Hij is bezig om dit te doordenken en zei ook, wat ik zelf ook heel belangrijk vind, dat wanneer je de emoties met betrekking tot dit probleem los maakt van het logische denken dat er dan heel veel over te zeggen en te verklaren valt.
Ik kijk uit naar zijn doordenking van dit onderwerp.

04-01-13 * In ‘Radix’ nr 3 staat een artikel van Emanuel over zijn argument voor het bestaan van God. Rutten noemt zijn eigen argument modaal-epistemisch. Het valt niet binnen de drie groepen die hij hierboven noemt.

01-02-13 Op Rutten's eigen site staat op 17 januari een powerpoint over de ontologische argumenten van Anselmus.

Oma worden

Natuurlijk, ik heb er zo’n acht maanden tijd voor gehad om eraan te wennen. Iedereen in mijn omgeving die al oma was bejubelde die zijnstoestand en benadrukte om het hardst hoe leuk het was.
“Je zult het zien hoor, wanneer het er eenmaal is.” Het bleef echter allemaal enigszins abstract.
‘Het‘ is er. Sinds vijf dagen. Heel concreet.
Een prachtig kereltje met alles erop en eraan. Ik was vergeten hoe klein zoiets was. Het liefst zou ik het onder mijn arm meenemen en er hele dagen naar gaan zitten kijken. Dat doe ik toch maar per foto om me niet te erg op te dringen bij de kersverse ouders. Zij hebben alle drie, en voor zover ik het nu kan bekijken alles goed doorstaan. God zij dank.

Nu ben ik oma. Nu ben ik, zonder dat het me gevraagd is, een generatie opgeschoven. Zonder overleg vooraf is mij een rol toegemeten die ik op de een of andere manier moet zien te gaan vervullen. Maar ik weet niet goed hoe. Moeder worden ging veel gemakkelijker. Veel instinctiever.
Als één van de oudste kinderen uit een groot gezin, later als verpleegkundige op kraam en kinderafdeling en nog later in de wijkverpleging heb ik van alles opgezogen in mijn brein. Hoe gaat dat allemaal? Dat leven?
Zwanger zijn, bevallen, opvoeden, wat doe je wanneer kinderen ziek zijn. Hoe ga je om met invaliditeit of chronische ziekten. Hoe pak je dat allemaal aan?
Zelfs het overlijden van mensen heb ik vele malen aanschouwd. Ook daarvan weet ik hoe dat zou kunnen gaan; hoe ik die laatste stapjes waardig zou kunnen nemen of ondergaan……………...
Zo verbeeld ik mij.
Van oma worden weet ik eigenlijk niets. Dat heb ik nooit zo bewust bestudeerd. Ik voel me onzeker en als ik iets in die richting ventileer wordt er een beetje gelachen. Ik moet blij zijn (dat ben ik ook !) en vooral niets laten merken van twijfel en onzekerheid.
Een foto van het kleintje is, als een paar uur oude aardbewoner, als achtergrond op mijn computer ingesteld en daar kan ik nu eindeloos naar kijken. Bij tijd en wijle moet ik dat gaan afsluiten. Wegklikken. Daar heb ik al moeite mee.
Terwijl ik toch al een beetje afscheid aan het nemen was van het leven (ik heb mijn plicht gedaan: zie 1 Tim 2: 15 pfffft…..) wordt er nu zomaar, met kracht een tentharing aan mijn aardse tent toegevoegd en stevig in deze wereldse grond geslagen.
“Het komt allemaal wel goed.” Ja, dat geloof en vertrouwen heb ik ook wel, het leven zal zijn beloop wel hebben maar wel graag als het kan, even in mijn eigen tempo.