Geschreven door Shusaku Endo. Een Japanner (1923 – 1996), die op elf jarige leeftijd door omstandigheden Rooms Katholiek is gedoopt. Een oosterling met een westers geloof. Dat geeft spanning.
Het boek is er weer één uit de ‘Christelijke klassieken’. *Cathy is goed bezig - grinnik*
Het verhaal speelt zich af in de eerste helft van de zeventiende eeuw in en rond Nagasaki, een stad die toen volop in ontwikkeling was.
De eerste hoofdstukken zijn brieven van een Portugees priester die samen met twee anderen scheep gaan richting Macao om in Japan het Christendom te brengen. Er is daar in Japan ook iets vreemds met een andere gerenommeerde priester Ferreira die van zijn geloof zou zijn gevallen.
De tweede helft van het boek is vanuit een vertellersperspectief geschreven. In het laatste gedeelte staan wat dagboekaantekeningen van Jonassen, een employé van de Nederlandse factorij in Nagasaki. Deze aantekeningen completeren het verhaal. Het verhaal is op waarheid gebaseerd maar de schrijver heeft er zo zijn eigen boeiende draai aangegeven.
Vol goede moed vertrekken de drie: Santa Maria, Garpe en Sebastian Rodrigo, de schrijver van de brieven richting Japan om er de blijde boodschap te brengen en natuurlijk ook manmoedig te lijden en beproevingen te doorstaan vanwege vervolgingen die inmiddels na een korte bloeiperiode van het Christendom zijn losgebarsten.
Alles moet in het geheim gebeuren, dat is wel lastig maar gelukkig ontmoeten ze een Japanner, Kichijiro die Christen is al vertrouwen ze hem niet erg. De reis gaat met horten en stoten, Santa Maria moet al snel afhaken wegens ziekte. Garpe en Rodrigo gaan door o.l.v. Kichijiro. Er is verder geen keus dan deze onbetrouwbare man te volgen.
Hij deed mij denken aan Gollum uit ‘The Lord of the Rings’.
Ze belanden in Japan maar moeten zich schuilhouden.
Wat mij het meeste trof in het eerste gedeelte is de enorme hoogmoed van die priesteres die werkelijk geloven dat God niet zonder hen kan. Maar ze krijgen nog tijd genoeg om te leren. De Japanners zijn zo slim om de kleine Christelijke gemeenschappen van boeren lastig te vallen, ze te martelen en te doden om hen zo, maar ook vooral de priesters te bewegen hun geloof af te zweren. Als een priester dat doet blijven de andere gelovigen in leven.
Zo sterven de Japanse gelovigen voor priesters in plaats van andersom.
Ze worden op een goede dag toch gevangen genomen door toedoen van de ‘Judas’ Kichijiro en Rodrigo moet toezien dat zijn mede broeders en zusters sterven. Ook ziet hij hoe Garpe verdrinkt wanneer hij pogingen doet om mensen te redden. En het enige wat hij maar hoeft te doen is op de fumi-e trappen, een plank met de beeltenis van Jezus of van Maria met het kind. Op die manier zweer je het geloof af.
En al die tijd zwijgt God.
Antwoorden komen door het doormaken van een geestelijke ontwikkeling. Maar zijn dat wel antwoorden? Persoonlijk denk ik dat je op die manier ‘slechts’ wordt gevormd. Tegelijkertijd vraag ik me af of het niet op een andere manier kan, zeker wanneer ik denk aan vervolgde Christenen in b.v. Noord Korea.
“Maar als nou toevallig.....natuurlijk is het een kans van één op duizend, maar stel je voor”......fluisterde toen een ander stemmetje in mijn hart, ‘als er nu eens geen God bestaat....’
Dit was een vreselijk gedachte. Wat een grap zou het zijn als Hij niet bestond. Wat voor een absurd drama was het leven van Mokichi en Ichizo dan geweest, vastgebonden aan staken en gewassen door de zee! Wat voor een idiote illusie hadden de missionarissen dan nagejaagd, die er drie jaar voor nodig hadden om dit land te bereiken, over vele zeeën.” [..] “Als er geen God was hoe belachelijk was dan zijn leven geweest, waarin hij over talloze zeeën naar dit kleine onvruchtbare eiland was gekomen met zijn korreltje zaad. Belachelijk, het leven van de eenogige man wiens hoofd was afgeslagen midden op de dag terwijl de krekels tsjirpten. Een grap het leven van Garpe, die het bootje met gelovigen achterna was gegaan."
Uiteindelijk komt Rodrigo in aanraken met Ferreira die hem probeert over te halen op de fumi-e te trappen en zo mensen te redden. Dan is er al heel wat door zijn hoofd en hart gegaan en begint hij Ferreira te begrijpen. Ik denk dat zijn ego gebroken moet worden.
“Wil ik zo graag een held worden? Is datgene waar ik werkelijk op hoop, niet een martelaarschap dat zich heimelijk voltrekt, maar een dood om over op te scheppen? Dat ik door de gelovigen geprezen wordt en dat ze zullen zeggen: “Die padre was een heilige?”
Uiteindelijk bezwijkt Rodrigo nadat alles van hem is afgenomen en terwijl hij zijn voet optilt om op de fumi-e te trappen hoort hij eindelijk de stem van God/Jezus:
“Trap maar. Trap maar. Ik ken de pijn in je voet het allerbeste. Trap maar. Ik ben in deze wereld geboren om door jullie vertrapt te worden.”
Dat gaat door merg en been.
Toevoeging 29-01
Na deze twee boeken ('Stilte' en 'Dood van een non') valt het mij op dat ze eigenlijk over hetzelfde gaan. We maken ons een beeld van God. Dat beeld bepaalt ons leven, maar dat klopt niet met onze ervaring. Dan volgt een proces van verwarring en geestelijke verandering. In deze beide boeken krijgen de hoofdpersonen het in mijn ogen best zwaar te verduren.
In real life zie ik dat soms ook. Is dat een noodzakelijkheid? Kun je dat voorkomen door open te staan om je Godsbeeld te (laten) veranderen en bij te schaven? Dat heeft dan ook weer effect op je levenshouding en - beschouwing.
Ik begrijp dat je sommige dingen pas echt door narigheid heen leert omdat je dan pas de emoties voelt die bij dat lijden horen.
Ik heb lang geléden aan het on-lijden dankzij de predikant beschreven bij de ‘Dood van een non’, totdat ik mezelf tot de orde riep en besloot om het leven te waarderen, gewoon omdat het zo broos is. Het kan over een minuut over zijn….. Kreeg ik toen niet door die predikant een Godsbeeld opgedrongen? In hoeverre kan en mag je je daartegen verzetten? Openlijk of niet?
In ieder geval ben ik nog niet uitgedacht.
Het blijft ook een beetje stil om mij heen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten