Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

donderdag 30 juni 2016

Genius


Op National Geografic is een serie te zien met Stephen Hawking in de hoofdrol.
Met zijn blikken stem probeert hij jonge mensen aan het denken te zetten door middel van proeven die ze moeten uitvoeren.
Want iedereen die een beetje nadenkt kan een genius worden volgens hem. Die mogelijkheid laat ik mij natuurlijk niet ontglippen

Het zijn echt leuke programma’s die starten met een interessante vraag. Zo heb ik de afleveringen gezien met de startvraag: Are We Alone? En : ‘Why are We Here?
In ‘Are We Alone’ is de vraag of we in het universum alleen zijn. Eerst moesten de deelnemers visualiseren hoeveel sterren er alleen al in ons melkwegstelsel zijn. Dat bleken er zo’n 300 miljard te zijn.
Als elke ster door één zandkorrel wordt vertegenwoordigd dan is het toch al een hele grote berg zand.
Er zijn ongeveer 50 miljard planeten. Wanneer leven een kans wil maken dan moet er water zijn. Zo vallen er al weer veel af omdat ze te warm of te koud zijn. (voor zover we weten)
Neem daarbij de finetuning of het antropisch principe – verbeeld door een grote kogel die een olijf in een glas Martini moet wippen - en dan blijkt de kans dat er ergens anders in ons universum levende wezens zouden zijn bijzonder klein maar niet uitgesloten.

Ook luisteren we al een halve eeuw naar geluiden uit het universum. Het Seti- intitute houdt zich daarmee bezig.
Geluiden van aliens heeft men nog niet gehoord maar zo was er 15-juni wel weer een teken van een botsing tussen zwarte gaten.

In de aflevering ‘Why are We Here’ komen de multiversum in beeld. Of is het multiversa?
Daar heb ik nog steeds grote moeite mee.
Theoretisch is het misschien leuk om op deze manier de relativiteitstheorie en kwantummechanica met elkaar kloppend te krijgen maar mijn verbeeldingskracht laat dan te wensen over.
In principe komt het neer op de mogelijkheid dat je - met je vrije wil, waar ik niet in geloof - in elk universum een andere keus maakt en dat universum dan anders ontrolt, en allemaal parallel aan elkaar.
Zo begreep ik het uit die aflevering.
In het boek Iq84 van Haruki Murakami waren er twee universums; dat kon ik nog net volgen. Dat komt waarschijnlijk doordat ik mijzelf wel bewust kan terug trekken in een verbeeldingswereld.
Maar in de realiteit van je fantasie belanden..... Zoals Alice in Wonderland...en de Narniaserie van Lewis.
Ik roep wel eens dat ik naar mijn parallelle universum ga, maar dat kan ik niet in meerdere tegelijk. Ik ervaar wel dat ik in deze wereld ben en tegelijk met mijn gedachten in een andere, maar dan houdt het op. Het lukt niet tegelijkertijd in vier of vijf.

Ik moest ook denken aan een verhaal van Jorge Luis Borges uit 1941!:
Daarin heeft de grootvader van een chinees een boek geschreven over een labyrint...of was het boek het labyrint?
In ieder geval geloofde deze Chinese schrijver - verwoord door een Brit (dus eigenlijk Borges)-
“ in oneindige tijdreeksen, in een groeiend, duizelingwekkend net van uiteenlopende, bijeenkomende en parallelle tijden. Dit netwerk van tijden die elkaar naderen, zich splitsen, elkaar snijden of elkaar eeuwenlang onbekend zijn, omvat alle mogelijkheden. In het merendeel van die tijden bestaan wij niet; in sommige bestaat u, en ik niet; in andere ik, niet u; in andere wij beiden.
In deze, die een gelukkig toeval mij deelachtig doet zijn, bent u naar mijn huis gekomen; in een andere heeft u mij bij het doorkruisen van de tuin dood aangetroffen; in een andere zeg ik deze zelfde woorden, maar ben ik een vergissing, een fantoom.”


Het verhaal heet: ‘de tuin met de zich splitsende paden’ en is onderdeel van ‘de Aleph en andere verhalen’.
In de filmwereld wordt er ook mee gespeeld: ‘Sliding doors’ en 'the Butterfly effect' zijn er een paar. Die heb ik echter nog niet gezien.
Kennelijk houdt het de mens wel bezig.
Toch eerst maar eens wachten op een sluitend bewijs.



maandag 27 juni 2016

Theologe van het jaar


Janneke Stegeman is gekozen tot theologe van het jaar.
Ik ben heel benieuwd of we echt meer van haar gaan horen. De uitspraken die nu de kranten hebben gehaald beloven enige röring.
Haar voorganger, Gerard de Korte, had de ambitie om zich op te werpen tot het theologisch geweten van Nederland.
Het heeft weinig gesproken.

“In de kerk worden discussies veelal gesmoord om de lieve vrede maar te bewaren. Alles moet mooi en glad zijn. Iedereen moet het eens zijn met elkaar. Het christendom is veel te bang voor conflict.”

Een uitspraak van de kersverse theologe des vaderlands waar ik het geheel mee eens ben. Ik hoop dat zij dezelfde definitie hanteert voor ‘conflict’ als ik: een verschil van mening waarover met elkaar gesproken kan worden in alle openheid en met respect voor elkaars standpunten zonder dat de ander meteen als ketter wordt weggezet.
Ook in haar uitspraak: “Binnenkort schrijf ik een stuk: waarom ik geen christen wil zijn” herken ik het nodige.
Zover wil ik niet gaan maar in een volgend leven wil ik niet meer als vrouw geboren worden in de rechterflank van de PKN of daar rechtsbuiten.
Gelukkig kan ik het inmiddels allemaal met de nodige humor gadeslaan; de volgende generatie wens ik veel sterkte.

dinsdag 21 juni 2016

Adam, Eva en de Duivel


Geschreven door Marjo Korpel, universitair hoofddocent OT aan de PTU in Groningen en Johannes de Moor, emeritus hoogleraar Semitische talen en culturen van de PTU.
Een uitgave van Skandalon waar ik mij voor had ingeschreven. Uitgave mei 2016.
Het is de Nederlandse bewerking van het in mei 2014 verschenen boek 'Adam, Eve and the Devil'.
Een studie naar het verband tussen oude Midden-Oosten mythen en de Bijbel. Eigenlijk met de zelfde intentie als John Walton zijn boek schreef.

De aanzet voor dit boek zijn de vondsten van Ugaritische kleitabletten die in 1929 al zijn gevonden maar waarvan de link nog niet op deze manier is gelegd met de Bijbel.

Deze twee kleitabletten, waarvan er één compleet is en de tweede gehavend maar er toch leesbare stukken zijn, zijn de basis voor dit boek. Ze staan ook achterin het boek afgedrukt.
Met de kennis die de schrijvers hebben levert het een boeiend boek op. Een naslagwerk.
‘In dit boek zijn niet alleen gegevens uit oude kleitabletten, Bijbelse en para Bijbelse teksten met elkaar vergeleken, maar zijn ook nieuwe gegevens met betrekking tot geologie en biologie gebruikt als achtergrondinformatie bij eeuwenoude voorstellingen van paradijs en duivel.’ aldus de site van de PTU.

Waarom las ik dit boek? Omdat die eerste verhalen en de rol van de Duivel mij blijven boeien. Omdat er zoveel dingen zijn die ik niet begrijp en niet lijken te kloppen.

De schrijvers blijven bescheiden: ‘Dit boek is immers slechts een eerste poging om een nieuwe weg in te slaan bij de uitleg van de Bijbel wat de oer geschiedenis van de mensheid betreft.’ (p 255)
Een aanzet tot discussie onder Bijbelgeleerden. Ik wacht het rustig af.
In de eerste hoofdstukken wordt een overzicht gegeven van de vele mythen die leefden in het oude Midden-Oosten: Babylonische, Egyptische, Ugaritische en Sumerische mythen en ook het Zoroastrisme wordt genoemd en de rol die voornamelijk Adam en de duivel met zijn vele namen en verschijningsvormen speelden.
Volgens de schrijvers lijken de Ugaritische verhalen het meest op de Bijbelse. Ze zijn wel een stuk ouder. Zo’n achthonderd jaar.
Op die oude Ugaritische kleitabletten staan teksten waarvan details ook her en der in de Bijbel voorkomen.
De naam van de belangrijkste God in Ugarit is ‘Ilu’. Dat is dezelfde naam als ‘El’ in het Hebreeuws.
El- Shaddai: Hij die op de berg woont. De berg is de Ararat in Turkije/Armenië.
In de omliggende landen dragen de ‘oppergoden’ heel andere namen.
El is de nog steeds scheppende God. Zijn vrouw was Athirat/ Asjera. Zij gaf Hem zeventig zonen.
Zie Deut. 32:8: .....’kinderen Isra-Els’. Waarbij ik op aanraden van W. J. Ouweneel ooit eens bijgeschreven heb: ‘engelen van God’.
In nieuwere vertalingen is er namelijk niets meer van te merken en krijg je een heel andere indruk.
De nieuwste HSV-studiebijbel noemt het gelukkig wel bij de uitleg onderaan.

De Ararat is een vulkaan en aan de voet was de wijngaard van de goden. Waarschijnlijk ook de hof van Eden en de tuin van God uit Jes. 14 en 51.
De opstand van (een) lagere god(en) tegen God komt bij alle godsdiensten in het M-O voor.
In Ugarit is dat Horan. In andere religies heet hij Hauraan of Horon. In zijn astrale lichaam draagt hij de naam Hilaal. Jesaja drijft de spot met hem in Jes. 14 door hem Heleel (Heylel) te noemen. (= 'jammer er maar op los')
Deze Horan werd uit de hemel gegooid en naar het vulkanische Hauraangebergte in de Syrische woestijn verbannen. Daar begon hij als zzp-er voor zichzelf met vuur en zwaveldampen. Zie Jes 14, Ez 28 en Lukas 10 waar Jezus zegt: “ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.”
Vroeger dacht ik dat hij dat een beetje sarcastisch bedoelde. Ik geloof dat nog steeds maar in ieder geval heeft het nu een bredere lading.

In de mythe van Ugarit krijgt Adammu, één van de goden, de opdracht om Horon te verslaan en de oorspronkelijke situatie te herstellen. Hij wordt echter gebeten door Horon die zich heeft verstopt in de Boom des Levens (er is maar één boom) en moet sterven. Zo komt de dood in de wereld.
Adammu die heel groot was krimpt ineen tot menselijke proporties en de zonnegodin Sjapsju schiet hem te hulp en roept alle andere goden op om die slangenbeet te bezweren. Omdat Horon beseft dat met de dood ook zijn eigen nakomelingen moeten sterven, verwijdert hij de Boom en het gif. Onsterfelijkheid krijgt de mens nu terug door de voortplanting. Ook een vorm van onsterfelijkheid.
De vrouw van Adammu is Kubaba (Kybele (Cybele) in het Grieks) en heeft niets op haar geweten. Zij wordt aan Adammu gegeven zodat voortplanting kan plaatsvinden.

Horon komt ook in de Bijbel voor: chârôn, wat 'brandende toorn' betekent. Een functie.
Adammu en Kubaba zijn niet gestorven omdat ze ongehoorzaam geweest zouden zijn.
Dat was Horon.
In de Bijbel wordt echter de mens verantwoordelijk gehouden voor zijn ongehoorzaamheid en kunnen zij zich niet verschuilen achter de slang/satan/ duivel/ Horon. Dat was bepaald revolutionair in die tijd. De mens werd verantwoordelijk gesteld en kon het niet afschuiven op goden.
Zo worden er uitgebreid de overeenkomsten en verschillen besproken. En dat zijn er nogal wat.
Ook dat vanuit Openbaringen de satan wordt ingelezen in de slang van het paradijs is terecht volgens de schrijvers. Het was een algemene bekendheid in die tijd dat slangen en schorpioenen beeld waren van het kwade.

Lastige Bijbelgedeelten die ook altijd weer opduiken op fora worden ook besproken zoals Gen 6; de Nephilim, de gedeelten uit Jesaja 14 en Ezechiel 28 die over resp. de koning van Babel en de koning van Tyrus en Sidon gaan maar waarachter een gevallen engel lijkt op te duiken.
Na elk hoofdstuk is er een conclusie en aan het einde van het boek een samenvatting. Dat is erg prettig want ik kreeg weer zoveel nieuwe dingen over me heen gestort.

Zelf heb ik geen enkele moeite met de term 'mythe' maar voor mensen die dat wel hebben geef ik nog maar eens de mooie definitie van Herman van Praag:
“de mythe is een superieur middel om in verhalende en symbolische vorm uitdrukking te geven aan ervaringen die zich niet nauwkeurig in woorden laten uitdrukken, niet te concretiseren zijn, maar die intens worden beleefd en voor het individu essentiële betekenis hebben.”
En van Tolkien die volgens mij ook heel wat parabijbelse verhalen kende die in dit boek voorkomen:
“De diepste waarheden kun je alleen in mythen vertellen.”

Een aanrader.


maandag 20 juni 2016

Gelovigen houden zichzelf voor de gek (?)


In ‘de Verdieping’ van Trouw (18-06) stond een interview met Bert Keizer. Hij heeft een boek geschreven: ‘Vroeger waren wij onsterfelijk.’ Met als ondertitel: ‘De troost van filosofie, literatuur en geneeskunde’
Keizer is columnist en meestal lees ik zijn stukjes met waardering. Ik weet dat hij werkt voor de Levenseindekliniek maar dat vind ik geen reden om hem meteen af te serveren.

In dit interview ontpopt hij zich echter als een notoire anti-theist met een te groot ego.
Op de vraag van Stijn Fens (werkt ook voor Trouw) of hij kan bewijzen dat geloven onzin is zegt hij doodgemoedereerd: “Ik heb een overweldigende hoeveelheid bewijs tot mijn beschikking”
En op de vraag om eens wat te noemen: ”Stel je toch eens voor dat God bestond, dan is het toch onbestaanbaar dat ik dat niet in de gaten heb?”

Ik weet dan eigenlijk niet of ik in schaterlachen moet uitbarsten of meewarig mijn hoofd moet schudden.
Dat mensen niets hebben met geloven of de manier van geloven uit hun jeugd liever achter zich laten; daar kan ik inkomen. Maar wanneer het woord gék zijn intrede doet omdát mensen geloven dan word ik een beetje agressief over zoveel domheid die vaak van mensen komt die de pretentie hebben intelligent en wijs te zijn. Wat een armoe.
Nee, Bert Keizer is met stip verhuisd naar lagere regionen van mijn achting.
Ik hou rekening met het feit dat hij zo zijn eigen spelletje speelt met een te serieuze journalist.
Maar dan nog ...

Wat ik wel weer geestig vond, is zijn opmerking: “Toen de Beatles begonnen te zingen liepen wij gewoon de kerk uit. We vonden die muziek gewoon leuker”.
Maar dat zegt eigenlijk ook wel weer genoeg over de diepte van zijn (on)geloof.


woensdag 8 juni 2016

Mintijteer


Het debuut van Esther Maria Magnis (1980) uit 2012. Duitse van geboorte en de titel is dan eigenlijk ook: ‘Gott braucht dich nicht'.
Dit jaar is het uit het Duits vertaald.
De titel van de Nederlandse uitgave begrijp je pas na het lezen en markeert een kruispunt in haar leven.

Dit boek werd mij in korte tijd twee keer aangeraden omdat het zo aangrijpend zou zijn. En als twee getuigen hetzelfde zeggen is het tenslotte waar.
Wat zal ik zeggen: wanneer er verwachtingen worden gewekt dan valt het al snel tegen.
Zo ook nu. Ik moest mij dwingen om door te lezen. Aangrijpend? Jazeker.
Maar na Torgny Lindgren is het wel drie keer slikken.
Het is een ‘verwerkingsboek’ van groot leed door een – naar mijn idee - zeer gevoelig meisje/vrouw. Die boeken ontwijk ik meestal. Ik heb er niets mee.
Elk mens verwerkt leed anders.
In ieder geval: de vragen des levens komen op de schrijfster af.
De manier waarop ze die beschrijft is erg recht toe recht aan. Niks geen subtiel taalgebruik. Ze ventileert haar gedachten.

Als puber verliest zij haar vader. Ik weet niet wat dat is, daarom is mijn oordeel misschien te hard. Mijn vader stierf op de respectabele leeftijd van 83 jaar in 2011. Enkele maanden voor mijn start als blogger.
Mijn opa van vaders kant stierf toen ik 13 jaar was. De oma die daarbij hoorde heb ik nooit gekend. Dat was niet echt verdriet want ik kan me niet herinneren dat hij ooit het woord tot mij heeft gericht. En bij de andere opa en oma was ik (geestelijk) volwassen net als bij mijn eigen (schoon)ouders.
Dat betekent niet dat het dan van een leien dakje gaat, maar het is 'natuurlijker'.
Mijn broers, zwagers en (schoon)zussen heb ik ook allemaal nog. Ja, dat is iets om heel dankbaar voor te zijn.

Esther komt uit een evangelisch/ Rooms Katholiek gelovig gezin. Wanneer haar vader het slechte nieuwsbericht krijgt gaat zij samen met haar broer en zus bidden.
Maar helaas. Ze beland in een crisis, weet niet meer wie zij is en of het leven wel zin heeft. Ze komt er na jaren weer uit, gaat theologie studeren en verliest haar broer.
Toch verliest ze niet definitief haar geloof. Daaromheen staan echt hele mooie dingen in het boek.
Zeer herkenbaar voor mij is dat zij zelfdenkend ook uitkomt op dingen die eeuwen geleden al zijn bedacht en opgeschreven in de Bijbel.
Ook zij komt uit op de idee dat liefde op de één of andere manier een sleutelrol moet spelen; dat er één Waarheid is en samenvalt met God. En ook herken ik ‘mevrouw Klikspaan’ (niet goed gekozen naam).
Bij mij is dat: religie is misschien toch opium, zoals Marx dat al eens verwoordde.
Bij het lezen van dit boek moest ik vaak mezelf bedwingen om niet heel cynisch te denken.
Dat rare evangelische proclameren: ‘Ik geloof in U, Jezus, dank u dat U papa beter maakt’.
Maar Daddyboy werd niet beter, hij stierf. De hemel zweeg. Zoals zo vaak.
Later ziet zij juist Gods kracht in die stilte. En dat begrijp ik dan weer niet want ik vind het uitermate irritant wanneer ik zo nu en dan geen 'bevestiginkje' krijg. Ik heb ook geen enkele behoefte om aan zo'n periode van stilte Goddelijke kracht te verbinden.
Maar gelukkig hoef ik dat niet te begrijpen.
Iedereen mag/moet zijn/haar eigen geloofspad volgen met de ervaringen en inzichten die daarbij horen. Die heeft Esther ruimschoots opgedaan. Net als ieder ander bij wie het minder heftig is verlopen.
Het is een emotioneel boek en beslist niet literair. Het is zoals het is.

'Ik wil niet meer bij God vandaan.
Dat heeft geen zin.'



18-06-16
In de bijlage 'letter & geest' van het dagblad Trouw staat een interview met Esther Maria Magnis.
Misschien ben ik niet ontvankelijk voor haar manier om ervaringen te ver-prozatiseren want ik vind de volwassen manier van spreken uit het interview meer aansprekend.
'Maar de majesteitelijkheid van het leven, de stille schoonheid van de mens die het mysterie van zijn eigen bestaan nauwelijks doorgrond, kunnen argumenten zijn voor de mogelijkheid van het idee God.'
Prachtig toch?


vrijdag 3 juni 2016

Avondmaal


Hij heeft onhandig naar het brood gegrepen
en hield de beker te krampachtig vast.
Toen telde hij verstrooid de schaduwstrepen
der zilvren broodschaal op het wit damast.

Hij dacht eraan een kleine slok te nemen
omdat een grote hier toch ook niet past,
keek toen opzij naar mooie meisjesbenen
en dronk en zocht zijn zakdoek op de tast…

Zo zat hij bij U aan het avondmaal.
Hij zag het tafelkleed, het brood, de beker,
hij at, hij dronk, maar hij zag U voorbij.

En ik zat rechts van hem en schoof de schaal
hem haastig toe en keek, want ik was zeker
van een verwantschap tussen hem en mij.


Niek Verhaagen (1915 – 1948)

06-06
Ik vond dit gedicht in een oude ‘Liter’; een Christelijk Literair Tijdschrift van bijna tien jaar geleden.
Volgens dit tijdschrift is het niet zo’n heel goed gedicht en dat zie ik ook wel. Maar het sprak mij aan omdat hier het avondmaal even uit die ‘heilige’ sfeer wordt gehaald en dan blijken er heel gewone mensen te zitten met hun aarzelingen en onzuivere gedachten.
Persoonlijk vallen meisjesbenen mij niet echt op maar er zijn genoeg andere dingen die mij kunnen afleiden.


donderdag 2 juni 2016

Het groene glas


Geschreven in dit jaar door Torgny Lindgren. (1938)

Lindgren kende ik al van 'de Bijbel van Doré' en heb zijn onderkoelde humor leren waarderen.
Toen ik op pagina 32 was ben ik maar gestopt met mijn potlood. Er is teveel om te strepen en krassen aan mooie zinnen en dingen om te onthouden voor een blogberichtje.
Wat ik in dat vorige boek zo sterk vond is hier ook weer aanwezig. Het is hilarisch met een serieuze, soms sarcastische ondertoon. Het subtiele hyperboolgebruik als stijlmiddel waardeer ik ook zeer.
Ook dit keer vroeg ik mij af hoe het met de geestelijke gesteldheid van de hoofdpersoon is die caput mortuum als favoriete kleur heeft.
Caput = hoofd en mortuum heeft met de dood te maken. Doodshoofd.
Het boek speelt zich voornamelijk af na de Tweede Wereldoorlog.

Klingsor is een kunstenaar, geboren in het noorden van Zweden in een gezin met twee zussen.
'Zijn ouders en zijn twee zussen, oftewel het gezin, het gezin dat de solide basis vormde van zijn onbegrensde eenzaamheid.'
‘Wij’ willen een biografie schrijven over deze grote kunstenaar en die ‘wij’ hebben zich bloedserieus verdiept in zijn ontwikkelingen vanaf het vinden van het groene glas, de postorder teken- en schildercursussen, zijn kennismaken met Fanny, tot aan zijn dood.
Oftewel, het boek is geschreven in het majesteitsmeervoud. Nergens blijkt of er werkelijk meerdere personen zijn.
Daarom alleen moest ik al grinniken.

Wanneer Klingsor in het bos een scheef opgericht groen glas vindt is dat voor hem de openbaring dat er geen dood is maar slechts het heen en weer bewegen van atomaire deeltjes en nog kleiner.
Daarom wordt hij een kunstschilder van stillevens en legt zich erop toe dat hij dat ‘leven’ in dode materie weet te leggen. (hierin lees ik het sarcasme over de opmerking van mensen die bij een stilleven staan en dat dan 'leven' toedichten.)
‘Ik schilder voor de niet-ingewijden. Ik wil hen inwijden.’
Want: ‘Er is geen dode materie, de dode materie leeft precies zoals wij. Alleen veel en veel langzamer.’
Klingsor erkent aan het einde van het boek dat hij eigenlijk nooit verder is gekomen dan het schilderen van stillevens. Maar hij wordt getroost door de ‘geraakte’ (halfzijdig verlamde) buurman.
‘Verder komen werd verschrikkelijk overschat, zei de buurman. In verder komen zat geen enkele waarde. Waar daarentegen wel een bepaalde waarde in zat, was blijven op de plek die je gegeven was en geen tegenslagen krijgen en weten dat je niet was afgedwaald en dat je je leven volgens plan had volbracht’

Heel veel typen mensen worden subtiel op de hak genomen. Prachtig.
Geen enkele kunstenaar zal zichzelf na het lezen van dit boek nog serieus nemen, vermoed ik.
Waarom ik een plaatje van een schilderij van Cézanne heb toegevoegd....dat wordt bij het lezen vanzelf duidelijk.