en hield de beker te krampachtig vast.
Toen telde hij verstrooid de schaduwstrepen
der zilvren broodschaal op het wit damast.
Hij dacht eraan een kleine slok te nemen
omdat een grote hier toch ook niet past,
keek toen opzij naar mooie meisjesbenen
en dronk en zocht zijn zakdoek op de tast…
Zo zat hij bij U aan het avondmaal.
Hij zag het tafelkleed, het brood, de beker,
hij at, hij dronk, maar hij zag U voorbij.
En ik zat rechts van hem en schoof de schaal
hem haastig toe en keek, want ik was zeker
van een verwantschap tussen hem en mij.
Niek Verhaagen (1915 – 1948)
06-06
Ik vond dit gedicht in een oude ‘Liter’; een Christelijk Literair Tijdschrift van bijna tien jaar geleden.
Volgens dit tijdschrift is het niet zo’n heel goed gedicht en dat zie ik ook wel. Maar het sprak mij aan omdat hier het avondmaal even uit die ‘heilige’ sfeer wordt gehaald en dan blijken er heel gewone mensen te zitten met hun aarzelingen en onzuivere gedachten.
Persoonlijk vallen meisjesbenen mij niet echt op maar er zijn genoeg andere dingen die mij kunnen afleiden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten