Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

vrijdag 19 september 2014












Ik ben een koning m/v in het diepst van mijn gedachten.........
maar niet zo heel veel in de maatschappij.

Naar Willem Kloos en Annie M.G. Schmidt

donderdag 18 september 2014

Kaïn


Geschreven door Jose Saramago in 2004. Dit boek heb ik er maar meteen achteraan gelezen. Het was een dunnetje en weer een digitale editie gebaseerd op de eerste druk. Vertaald door Maartje de Kort.

Saramago is communist en duidelijk een antitheïst. Maar zoals zoveel antitheïsten kent hij zijn Bijbel beter dan menig christen.
In dit boek, wat ook zijn laatste is ( 2009; hij overleed in 2010) rekent hij af met god. Hij is weer zo’n letterlijke lezer die struikelt over allerlei ingrediënten uit de Bijbelverhalen.
Kaïn krijgt na de moord op zijn broer Abel van God de belofte dat niemand hem zal kunnen doden. Daartoe krijgt hij een teken op zijn voorhoofd(?)
Gen 4: 15 Maar de HEER beloofde hem: ‘Als iemand jou doodt, zal dat zevenmaal aan hem worden gewroken.’ En hij merkte Kaïn met een teken, opdat niemand die hem tegenkwam hem zou doodslaan.

Saramago vindt het van God ook heel oneerlijk om het offer van Kaïn niet aan te nemen en van Abel wel.
Kaïn sterft niet en Saramago laat hem wat tijdreizen door de oudste verhalen van de Bijbel. Alles wat Kaïn/ Saramago ziet wordt ten nadele van God uitgelegd. Zo krijg je de indruk dat Kaïn rechtvaardiger is dan God en aan het eind denkt Kaïn Hem een loer te draaien door, meevarend op de ark van Noach, de ‘acht zielen’ overboord te gooien zodat God nooit meer opnieuw kan beginnen. '....en zo zal er niets meer te vertellen zijn'
Tsja....

Soms moest ik ook wel weer grinniken om de ironie van Saramago. Wanneer Kaïn aankomt bij de toren van Babel in aanbouw gaat hij zich aanbieden maar heeft al dagen niet gegeten en heeft geen woonplaats:
wat dan, Ik heb geen slaapplaats, Dat is gauw opgelost, ik zal je een mat bezorgen en ginds is een herberg, ik praat wel met de eigenaar, Je bent een barmhartige samaritaan, dat is zeker, zei Kaïn, Samaritaan, vroeg de opzichter geïntrigeerd, wat is dat, Weet ik niet, het schoot er zo uit, zonder na te denken, Ik weet niet eens wat het betekent, Je hebt meer in je hoofd dan je gezien je uiterlijk zou zeggen,”
Nee, ik ben geen leestekens vergeten, zo schrijft Saramago.

Zijn vrouwenstandpunt is ook wel komisch. “Het is te zien dan je vrouwen niet kent, ze zijn tot alles in staat als dat in hun hoofd opkomt, het ergste en het beste, ze kunnen afzien van een kroon om het hemd van hun minnaar te gaan wassen in de rivier, of ze lopen alles en iedereen overhoop om op een troon te kunnen zitten,”
Nog eentje, een wat filosofische:
“Anders dan meestal wordt beweerd, staat de toekomst al geschreven, wij weten alleen niet hoe we de bladzijden moeten lezen, zei Kaïn terwijl hij zich afvroeg waar hij dat revolutionaire idee vandaan had,”
Hier zal ik maar stoppen, dat is beter voor de gemoedsrust van de lezer.

Voor gelovige tere zielen is dit geen aanrader.

woensdag 17 september 2014

De stad der zienden


Geschreven door José Saramago. (1922 – 2010) Ik las een digitale editie vertaald door Harrie Lemmens.
Ik heb zijn naam wel eens langs zien komen in combinatie met de titel: ‘de stad der blinden’ en daarvan wel eens een recensie gelezen. Maar dát boek zit niet in mijn pakket van gratis e-books.
Het werd een verrassing, deze Portugese schrijver. Niet zo gek want hij was Nobelprijs winnaar van de Literatuur in 1998.

Mocht ik nog overwegen mijn Opus Magnum te schrijven om daarmee ook Nobelprijswinnaar te willen worden, dan heb ik dat nu definitief uit mijn hoofd gezet. Ik ben niet gek genoeg.
Het lezen van dit proza was even wennen: behalve hoofdletters, komma’s en af en toe een punt gebruikt Saramago geen leestekens.
De zinnen zijn soms zo lang dat ze een hele pagina beslaan van mijn e-reader en ze zijn vaak ‘politicaal’ nietszeggend. Dat maakt het een bijzonder boek: politicale nietszeggendheid in een wat Kafkaiaanse stijl. Ambtenarencorrectheid tegenover iets ongrijpbaars.

De fout van de bevolking van ‘de hoofdstad’ is dat het grootste deel van de bevolking – zo’n 83% - blanco heeft gestemd bij de verkiezingen. Ook in de herhaling een week later komt hetzelfde beeld naar voren. Dat geeft paniek bij de ambtenaren. Dit kwaad moet met alle middelen worden bestreden want stel je voor dat het overslaat naar andere steden. De ambtenarij gaat over tot het afkondigen van de noodtoestand en uiteindelijk ontvluchten zij middenin een nacht de stad in de overtuiging dat er een samenzwering is gesmeed. Wie zou(den) hierachter zitten?
In de stad gaat alles gewoon kalmpjes door. De bestuurders kunnen kennelijk wel gemist worden.

Vanaf de helft van het boek wordt dan duidelijk dat dit een vervolgboek is op ‘de stad der blinden’ want het groepje blinden o.l.v. de vrouw van de oogarts komt in beeld als verdachten van de ‘samenzwering’.
Een commissaris met twee assistenten wordt erop uit gestuurd om de boel op te lossen vanuit het kantoor: Providentie nv, assurantie en reassurantie.
Het moet een betekenis hebben maar ik kan het niet ontdekken.
Allerlei ‘Clousseau – achtige’ taferelen volgen.
Het slot van het boek is ontnuchterend clean en zakelijk.
De boodschap van het boek lijkt mij duidelijk; We kunnen het béter zonder het gekronkel van de ambtenarij. De echte zieners lopen gewoon op straat en kunnen het organisatorisch prima ’handelen’.

dinsdag 16 september 2014

Vakantieperikelen


In de ruim vijf en dertig jaren dat wij kamperen in de zomervakanties heb ik heel wat zien veranderen.
Van tenten en caravans die met behulp van verschillende medekampeerders op hun plaats werden gereden naar steeds méér caravans met steeds grotere voortenten en steeds grotere auto’s ervoor. Dat is in mijn ogen geen kamperen meer; dat is je huishouden verplaatsen.
De trend van nu is: ‘Campers’.
Moeizaam draaien ze de campings op die niet zijn meegegroeid, om hun plekje te bemachtigen. Drie, vier keer steken tot ze eindelijk staan. Ach, dat is met grote caravans niet anders al worden die nu geruisloos met afstandsbediening op hun plaats gedraaid.
Best jammer: nooit meer dat geschreeuw te horen: “Avantii…….Avantiiii!!!! Arrête! ….Arrière!

Aan de voorkant van de camper wordt de luifel uitgerold, op de grond eronder een zeil neergelegd – dat zou ook oprolbaar aan de zijkant of onderkant van de camper gemaakt kunnen worden – en de tafel en stoelen worden erop gezet. S ’Avonds gaat de zuinige kille led verlichting aan.
Meer is niet nodig wanneer je allebei je eigen privé schermpje voor je hebt en je pal tegenover je overburen zit.
De nieuwe genoeglijkheid.
Even een boodschap doen is er niet bij of je moet een fiets bij je hebben. Pittoreske nauwe straatjes met overhellende geveltjes in de dorpjes al evenmin. Ook dat moet lopend worden gedaan of met meegenomen fietsen.
Wat wordt het volgende?

Al naar gelang de grootte van ons gezin zijn wij ook veranderd van een kleine tent - naar groot – naar 2 tenten - en weer naar klein.
Ons inmiddels tien jaar oude Nomad tentje voor 4 personen voldoet voor ons tweeën nog prima. Wanneer er zoveel mensen in tentenkampen leven moeten wij het toch ook wel drie weken kunnen?




Elke avond kijk ik naar de ingeweven spreuk in onze slaapcabine en vraag me af of het waar is:
‘The more we travel, the closer we get’

maandag 15 september 2014

Een zachte dood


Une mort très douce/ Een zachte dood, geschreven door Simone de Beauvoir in 1964. Ik las nu de zestiende druk uit 1983 in de digitale editie.
Zij schreef dit boek na de dood van haar moeder.
Ik (her)lees ‘m, vijftig jaar later, na de dood van míjn moeder.

Simone interesseerde mij vanwege haar filosofische en feministische kwaliteiten. Nu ik ouder ben en haar herlees valt zij mij wat tegen. De dingen die zij zag zie ik ook. Dat geeft wel herkenning en dat is dan weer prettig maar veel nieuwe bespiegelingen lees ik echter niet.
Ook zij wist als puber al dat ze haar moeder was ‘ontgroeid’. Dat geeft een bepaalde spanning in de verhouding.
Ook zij had een moeder die zich opofferde; niets voor zichzelf vroeg en daardoor knorrig werd en zo ken(de) ik meer vrouwen om mij heen. Net als mijn moeder waren ze niet in staat om ruimte voor zichzelf op te eisen. Dat hebben wij na twee feministische golven wel geleerd. Wij kunnen nu keuzes maken en daarmee heb ik het zondermeer beter dan mijn moeder en schoonmoeder die veel meer vast zaten in de sociale conventies van die tijd. Het wordt nu minder ‘gek’ gevonden wanneer je ermee breekt.

Op het medisch ethische vlak zijn er grote verschillen met vijftig jaar geleden. In die tijd was het niet gewoon om te zeggen dat je een bepaalde behandeling niet wilde of niet gereanimeerd wilde worden. Daardoor onderging de moeder van Simone een lijdensweg. Een zinloze lijdensweg zouden we het nu noemen. Al heeft Simone dat zo niet ervaren. Ze beschrijft de voor en tegens van de extra dagen die haar moeder kreeg door één of andere behandeling. Ze erkent de voordelen van een rustige verwerking van het proces ook al was ze in eerste instantie tegen het rekken van haar moeders leven terwijl deze absoluut niet dood wilde.

Mijn schoonmoeder en moeder hebben de afspraak van ‘niet verder behandelen’ en ‘niet reanimeren’ wel gemaakt; wat ook gehonoreerd werd. Zij waren geestelijk verder al waren ze maar een paar jaar ouder. Het heeft hen een gang naar het verpleegtehuis, waar ze beiden een afschuw van hadden, bespaard.
In deze tijd wordt iemand van 78 met een sarcoom niet meer zo uit den treure behandeld als de moeder van Simone in een tijd dat alles wat een dokter zei zo ongeveer heilig was.
Is dat winst? Ik denk het wel mits er openheid en duidelijkheid is. Dat ontbrak vroeger ook wel eens, zo kan ik mij herinneren uit mijn ‘ziekenhuistijd’.
Het gevaar is nu dat het weer doorslaat; dat je moet soebatten om een bepaalde behandeling te mogen ondergaan wanneer je een bepaalde leeftijd hebt bereikt. Het wordt allemaal te duur. Dat is weer stof voor een ander blogje.

Wat ik van haar heel sympathiek vond is dat ze nergens God ter verantwoording roept. Op jonge leeftijd heeft zij het geloof vaarwel gezegd en dat heeft ze definitief gedaan. Ze is niet zoals zoveel anderen blijven hangen in een wrok, een antigevoel of reli-trauma wat te pas en te onpas tevoorschijn moet worden gehaald.
Alleen de laatste zin van het boek laat iets los: een daad veronderstelt toch een persoon?

"Alle mensen zijn sterfelijk; maar voor ieder mens is zijn eigen dood een ongeval, en zelfs als hij het weet en er niet tegen protesteert, een ongehoorde daad van geweld".