Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

vrijdag 26 juli 2019

Camille Claudel


‘Een vrouw. Roman over een stormachtig leven.’
Geschreven door Anne Delbée (1946) in 1982.
Deze keer las ik een colibri uitgave dat is wat gemakkelijker op het strand met deze temperaturen.
Al eerder las ik dit boek en de naam Camille Claudel (1864 - 1943) met haar tragische geschiedenis is altijd blijven hangen in mijn hoofd.
Oudere zus van de veel beroemdere Paul Claudel, leerlinge, muze en minnares van Auguste Rodin, maar vooral beeldhouwer. Statuaire.
Wel grappig trouwens; het idee om iemands muze te zijn. Dan dien je nog een verheven doel.

Misschien raakte dit boek mij omdat ik denk dat de schrijfwijze net zo rommelig en chaotisch is als Camille waarschijnlijk was.
Tussen het heen en weer springen van scenes moet je zelf het chronologische verhaal weven.


Delbée kwam met haar in aanraking door de toneelstukken van Paul en het gegeven dat Camille dertig jaar in een inrichting heeft gezeten; daar ook is gestorven zonder nog maar iets te fabriceren. Het greep ook háár aan.
In het boek staan verspreid gedichten en zinnen van Paul, waar Delbée goed in thuis is en stukken uit de brieven van Camille, noodkreten uit het gesticht.
Camille beeldhouwde met klei, marmer en jade; Paul met woorden.
Beiden zeer begaafd.
Philippe Claudel (1962) moet, gezien zijn begaafdheid en zijn uiterlijk, familie zijn van Paul. Wellicht een kleinzoon?
Van hem las ik van alles.

Camille, tweede kind van Louis P. Claudel en Louise A. Cerceaux. Vóór haar een broertje dat jong stierf; na haar een zusje, Louise en daarna een broertje: Paul.
Ze had een slechte relatie met haar moeder en haar zusje. Met haar vader en Paul ging het beter. Ze was niet zo’n meisjesvrouw.
Maar wat ik er zo van begrijp was ze een wispelturig meisje. Beetje onberekenbaar en dat kan bedreigend zijn.
Een week na haar vaders dood, in maart 1913 werd Camille, toen 49 jaar uit haar huis in Parijs opgehaald en in een tehuis gestopt in Ville-Evrard. Ze wist niet eens dat haar vader, waar ze een goede band mee had en die haar heel goed begreep, overleden was. Later is ze overgeplaatst naar een gesticht in Montdevergue, vlakbij Avignon. Kwam dat uit de lucht vallen? Nee, ze was vereenzaamd, vervuild en berooid en leed aan achtervolgingswaanzin.
Ze is niet meer uit het gesticht gekomen.
Paul heeft haar nog een enkele keer bezocht. Moeder en zus nooit.
Ondanks de smeekbeden van Camille en ook de verzekering van de artsen dat ze het leven weer aankon, wilden haar moeder en Paul dat niet en is zij daar overleden in 1943 toen ze 79 jaar was.
‘Perseus,
hij die doodt zonder te kijken, hij die doodt zonder…..’.
(regels van Paul)
Hij heeft zich schuldig gevoeld, maar niet genoeg om daadkrachtig te handelen.

Ze is er overleden en begraven, zonder dat haar familie daarbij was en toen later de familie van Paul haar alsnog een nette begrafenis wilde geven was haar graf al geruimd.
Wanneer je daar allemaal goed over nadenkt krijg je pijn in je hart.
En ik heb echt geprobeerd om het ook van een andere kant te bekijken. Camille was onberekenbaar, raakte gedesoriënteerd, had misschien wel een bipolaire stoornis. En de tijden waren heel anders.
Ook mijn ‘schoon-oma’ is na haar vierde kind opgenomen in een inrichting met mogelijk een kraambedpsychose en is er nooit meer uit gekomen. Nu vinden we dat onmenselijk. Toen was dat kennelijk heel gewoon. Of je nu begaafd bent of niet.
Maar tragisch blijft het.

Haar leven in vogelvlucht: altijd heel aards, wil al jong beeldhouwer worden. ‘Het eerste waar God aan dacht toen Hij de wereld schiep was vormgeving!’
Vader werkt mee en ze komt terecht in Parijs. Maar vrouwen werden niet toegelaten tot de École des Beaux-Arts en zij belandde in een privékunstacademie, Académie Colarossi, onder leiding van Alfred Boucher (1850-1934). Wanneer Boucher naar Italië vertrekt laat hij de leiding over aan Auguste Rodin.
Rodin onderkent haar talent en zij mag bij hem komen werken. Ze wordt zijn muze en minnares maar op een gegeven moment vindt Camille dat zij meer tijd en ruimte nodig heeft voor haar eigen ideeën en begint als zzp-er. Maar als vrouw in die tijd kost dat dubbele energie. Het gaat dan ook met hoogte en dieptepunten en eindigt in een dieptepunt.

‘Mais le temps remettra tout en place’
Want nu heb ik een (replica) sculpture van haar in huis. Van ‘La Valse’.
En ik blijf ernaar kijken. Dat was de aanleiding om dit boek weer eens te lezen. Ik ga ook eens op zoek naar de werken van Paul Claudel. Ook al minacht ik hem voor wat hij heeft gedaan en vooral heeft nagelaten.

Er zijn verschillende films gemaakt over Camille en er komt weer een boek over haar uit van Karin Haanappel. Dat volg ik via Facebook.

Maar wat maakt nu dat de werken van Camille mij zo aanspreken? Daar moest ik ook over nadenken maar het is de ‘beweging’ en de emotie in haar werken.
Net als bij Bernini, wiens werken ze ongetwijfeld gekend heeft.
Bij Kees Verkade (1941) vind je dat ook vaak. Die werken spreken me ook aan, maar roepen bij mij minder emotie op.



vrijdag 19 juli 2019

De acht bergen



Geschreven door Paolo Cognetti (1978) in 2016. Ik las een digitale editie naar de eerste druk.
De hoofdpersoon Pietro is een jongen uit Milaan. Enig kind van twee zeer verschillende mensen met een gezamenlijke hobby: bergen beklimmen.
Pietro is echt een mix van die twee.
Op een dag ontdekken ze een huisje in het dorp Grana waar ze zich willen settelen, althans in de zomermaanden. Vooral moeder, de horizontale, wil dat graag; de zwijgzame vader, de verticale, is meer geïnteresseerd in het afvinken van ‘toppen’ die hij heeft gehaald. Waarbij elke berg een gevecht is met zichzelf.
De dan 11-jarige Pietro ontmoet daar de even oude Bruno, een bergkind die er alle geheimen kent en het wordt een vriendschap voor het leven.
Een ingewikkelde vader- zoon relatie wordt beschreven.


Pietro leert veel van zijn vader Giovanni maar kiest toch zijn eigen weg terwijl Bruno, zijn vriend, meer beantwoord aan het beeld dat de vader van een zoon heeft.
Dat ontdekt Pietro wanneer hij na de plotselinge dood van zijn vader letterlijk naar zijn voetsporen zoekt.
Bij de erfenis zit een stuk grond, hoog in de bergen, waar zijn vader ooit hoopte te gaan wonen. Pietro en Bruno bouwen samen daar alsnog een huis/hut. Het is de gelukkigste tijd van hun leven.

Het zijn alle drie einzelgängers. Ieder op zijn eigen wijze.
Vader en Bruno zijn het liefst alleen in de bergen; Pietro is ook graag alleen maar is rustelozer en trekt de wereld in als documentairemaker. Hij beland op de Annapurna in Nepal en ontdekt dan bij zichzelf toch ook de bergbewoner die hij in zijn hart is.
Leuk, op de Annapurna hebben wij ook gewandeld toen we in Nepal waren.
Daar leert hij de levensles over de acht bergen met de vraag: ‘Wie zal meer hebben geleerd, (dus niet bereikt!) hij die de tocht langs de acht bergen heeft gemaakt of hij die de top van de berg Sumeru heeft bereikt?’
Mij lijkt het antwoord duidelijk maar dat geldt vast niet voor iedereen. Ach, we hebben elkaar allemaal nodig, ter aanvulling.

Het boek is gedeeltelijk autobiografisch. Cognetti heeft vele zomers doorgebracht in de bergen ten noordwesten van Milaan. Dat merk je. Hij schrijft er zo mooi over dat je ook gaat verlangen naar een leven dat zo oer-achtig is; zo authentiek in combinatie met de natuur. Los van al dat gejaagde. Dat ‘moeten’. Maar ook eenzaam wat naar mijn idee niet negatief hoeft te zijn.
Ik verbeeld me dat ik er ook zou kunnen wonen mits mijn boeken, muziek en een wifiverbinding meekunnen. *grinnik*
Is niet iedereen in de kern alleen en is het gevoel van eenzaamheid niet bij iedereen verschillend en is dat dan altijd negatief?
Op het wereldwijdeweb wordt eenzaamheid gezien als iets waar nodig iets aan gedaan moet worden. Het wordt ingedeeld in emotionele eenzaamheid, sociale eenzaamheid en existentiële eenzaamheid
In de meeste gevallen zal er wel iets aan gedaan moeten worden maar, mijzelf kennende, niet per definitie.
De terechte vraag van Giovanni aan de moeder, wanneer zij Bruno meent te moeten redden van het leven op de berg is dan ook of Bruno wel gered wil worden.
Ik moet denken aan de titel van het boek wat koningin Wilhelmina schreef: ‘Eenzaam maar niet alleen’. Zij had ook wel door dat het twee verschillende zaken zijn.
En ik denk ook aan een vriendin die altijd maar klaagt dat er zo weinig mensen naar haar omkijken; ze krijgt meer bezoek dan ik.

‘Als het punt waarin je je in een rivier onderdompelt het heden is, dacht ik, dan is het verleden het water dat langs je heen is gespoeld, dat verder stroomafwaarts gaat, waar er niets meer voor je is, terwijl de toekomst het water is dat van boven komt en dat gevaren en verrassingen met zich mee brengt. Het verleden is dalwaarts, de toekomst bergopwaarts.’

Maar op de top aangekomen, waar rivieren ontstaan als smalle watergeultjes, kun je alleen nog maar naar beneden kijken.

donderdag 18 juli 2019

De vrije wil bestaat (niet)



Wat is de techniek toch schitterend. Lees ik op een Italiaanse camping mijn mail en zie de aanbieding van filosofie.nl van een Filosofie magazine ‘special’ over de vrije wil. Dat is toch wel interessant…
Via mijn slimme phone betalen en bij thuiskomst ligt ie op me te wachten.

Verschillende hotemetototen doen hun zegje en als conclusie kom ik weer tot de ontdekking dat er vóór en tegenstanders zijn van de vrije wil en dat ik de argumenten van de tegenstanders overtuigender vind.
In het hele magazine ben ik de naam van Schopenhauer niet tegengekomen. Wel zijn gedachtengoed wat mij zo aansprak.




Daniel Dennett bijvoorbeeld: ‘Ik ben het met Lamme en Swaab eens dat een vrije wil die losstaat van de keten van oorzaken niet bestaat’.
Maar om pragmatische redenen moeten mensen er toch maar in blijven geloven. Omdat wanneer het geloof in de vrije wil afneemt, mensen eerder geneigd zijn om ‘vals te spelen’ en het verzwakt hun vermogen om het lot over hun leven in eigen handen te nemen.
Moraalfilosoof Jan Verplaetse vindt dat weer flauw. Je kunt niet geloven in iets dat er aantoonbaar niet is. Hij pleit voor de afschaffing van de schuld.
Hij is meer van het laten zien wat de consequenties zijn van bepaald gedrag en het zoeken naar maatregelen. Het is geen straf meer wat volgt op schuld maar we nemen maatregelen om te voorkomen dat het nog een keer gebeurt.
Ik vraag me af of dit geen verzachtend woordspelletje is en ook of ons strafrecht al niet die kant op gaat.
Wat ik bij hem ook uit het gedachtengoed van Schopenhauer herkende: ‘Als de vrije wil zou bestaan, zou er ergens iets moeten zijn dat niet aan die touwtjes vasthaakt. Maar daar is geen enkele aanwijzing voor.’
Met ‘touwtjes’ bedoelt hij iemands genen, opvoeding, neurale processen en omgevingsinvloeden.
En nog iets wat me wel aansprak: ‘Mensen wijsmaken dat ze zelf de kracht tot veranderen bezitten, als ze maar hard genoeg willen is misplaatst voluntarisme, even ergerlijk als mensen die alle schuld en verantwoordelijkheid op anderen afschuiven.’
Het lijkt wel Christelijk gedachtengoed. *grinnik*
Ik weet helemaal niets over Verplaetse maar het is wel geinig wanneer men los van religieus gedachtengoed tot dezelfde conclusies komt. Je had je een hoop tijd kunnen besparen, denk ik dan.

Volgens Sam Harris : 'Wanneer we niet geloven in een vrije wil vermindert dat onze wreedheid en voelen we meer mededogen.'
Hij noemt vijf voorbeelden van gebeurtenissen waarbij een vrouw wordt doodgeschoten.
1. Door een 4- jarige die speelt met het pistool van zijn vader.
2. Door een 12- jarige die slachtoffer is van lichamelijke en emotionele mishandeling.
3. Door een 25- jarige die als kind ook werd mishandeld en nu zijn vriendin doodt als zij hem in de steek laat voor een ander; een ‘crime passionel’
4. Door een 25- jarige met prima opvoeding die een, voor hem onbekende vrouw doodschiet omdat hij dat leuk vindt.
5. Door een 25- jarige met prima opvoeding die een, voor hem onbekende vrouw doodschiet om dat hij dat leuk vindt maar een hersentumor heeft in zijn mediale prefrontale cortex.

In al deze gevallen oordelen we anders. We oordelen het hardst wanneer iemand de bewuste intentie heeft om een ander pijn te doen. Maar kan iemand er wat aan doen dat hij met een psychopathische inslag geboren wordt?
Een reclasseringsvriend zei het eens zo: het verschil tussen een crimineel en mijzelf is flinterdun. En hij kneep zijn duim en wijsvinger tegen elkaar. Hij begreep.
We hebben vaak zo’n drang tot vergelding dat we onderliggende oorzaken van het menselijk gedrag wensen te negeren. Maar Harris geeft ook toe dat vergelding een moeilijke, diep ingewortelde psychologische behoefte is.
‘Het lijkt in elk geval duidelijk dat een verlangen naar vergelding, voortkomend uit het idee dat ieder individu een vrije doener is die zelfstandig denkt en handelt, gebaseerd is op een cognitieve en emotionele illusie – en een morele illusie in stand houdt.’

Verder in het magazine nog een interview met vrije wil aanhanger Marc Slors, waarvan ik het boek ‘dat had je gedacht’ in mijn boekenkast heb staan. Gezien de streepjes ben ik er ook in begonnen maar ze houden al snel op, dus heb ik het niet uitgelezen. Wel heb ik nog nagekeken of Schopenhauer in zijn ‘noten’ voorkomt voor één of andere boeiende weerlegging. Helaas.
Er staan nog meer leuke essays en interviews in over creatief zijn, over het onbewuste, over het al dan niet bestaan van de ziel, over mannen en vrouwenbreinen en veel tips voor boeken over deze materie.

vrijdag 12 juli 2019

Zorgwinsten


Tijdens mijn vakantie had ik het al met een half oog ergens gezien: de zorginstellingen maken te grote winsten.
Dat werkte op mijn lachspieren.
Zelf ben ik tegenstander van de marktwerking in de zorg ook al heb ik daar een aantal jaren van geprofiteerd, maar dat deed juist ook mijn inzicht toenemen.
Zorg moet je niet gaan verbinden met winsten, verliezen en aandeelhouders. Dat loopt gegarandeerd fout omdat de mens (bijna altijd) een geldgierig wezen blijkt te zijn. En de patiënt staat echt niet in het middelpunt. Dat is te naïef gedacht. De dollartekens in de ogen zijn bepalend.
Het is te gemakkelijk om te frauderen. Ook ik moest mezelf soms tot de orde roepen in een balorige bui wanneer ik de (PGB) rekeningen opstelde. Het was zo gemakkelijk om er een paar ongewerkte uurtjes bij te tellen omdat wij al voor minder dan de helft werkten ten opzichte van wat grote zorginstellingen declareren.

Nu zijn er teveel zorgbedrijven die te grote winsten maken, maar dat is toch juist de bedoeling van de marktwerking?
Dan doen die bedrijven het juist goed. /sarcasm
En dat had de regering toch bij voorbaat kunnen bedenken?
Nu wil de regering de winsten aan banden leggen. Zou dat de oplossing brengen?
Als dat zo is, dat meteen maar bij alle bedrijven doen?
Banken en verzekeringsmaatschappijen enzo…. /sarcasm

Dat brengt mij meteen op een dilemma.
Wanneer je een bedrijf runt of een land regeert, moet je er dan altijd van uitgaan dat de mens van nature slecht is zoals de Bijbel ons leert? Dus in dit geval niet als een aparte entiteit maar het kwade wat in ons zit? Zoals Augustinus al aantoonde met zijn ‘perendiefstal’.
En dan daarop anticiperen?
Of is het optimistischer wanneer je vertrouwen stelt in de medemens. En hoe lang hou je dat vol zonder je ogen te sluiten voor de confronterende werkelijkheid.

‘Er is echt maar één weg om te komen tot wat volledig indruist tegen de menselijke natuur, laat staan dat het gemakkelijk voor ons is: liefhebben wie ons haten, kwaad met goed vergelden, beledigingen betalen met zegeningen. Mattheüs 5:44
Je komt hiertoe, zeg ik, als je bedenkt dat je geen rekening moet houden met de slechtheid van de mensen, maar Gods beeld in hen moet zien. Dat beeld bedekt hun zonden en wist die uit. Door zijn schoonheid en waardigheid verleidt dat beeld ons om hen lief te hebben en te omhelzen.’


Calvijn in zijn Institutie § 3.7.6 in een eigentijdse vertaling van Gerrit Veldman.

Duidelijk.
Maar diep in mijn hart denk ik dat wij, als gelovigen het op deze manier niet gaan bolwerken in deze wereld.
Daar is dan een bovennatuurlijk Kracht voor nodig.
Maar misschien is Die er wel.



dinsdag 9 juli 2019

Herinnering aan mijn droeve hoeren



Geschreven door Gabriël Garcia Marquez (1927 – 2014) in 2004. Een verhaal vanuit het perspectief van een negentigjarige journalist, die nog steeds werkt voor een krant als nieuwsopblazer en later columnist.
Dat woord 'nieuwsopblazer' vond ik mooi gevonden. Is iedere journalist dat eigenlijk niet?

‘Ik heb nooit iets anders gedaan dan schrijven, maar roeping of talent als verteller heb ik niet, de wetten van de dramatische compositie zijn mij totaal onbekend, en als ik me nu aan deze onderneming waag is dat in het vertrouwen dat ik zal worden verlicht door de hoeveelheid boeken die ik in mijn leven heb gelezen.’
Hoe herkenbaar. *gniffel*



Graag zou hij voor zijn dood nog eens een nacht willen doorbrengen met een jongedame. Hij heeft zo zijn connecties van vroeger en de bordeelhoudster Rosa Cabarcas weet wel wat te regelen.
Een veertienjarig meisje wacht op hem, maar is om redenen gedrogeerd door Rosa.
Hij wil haar niet wakker maken en geniet gewoon van haar slapende nabijheid. Een volgende keer hetzelfde verhaal en langzamerhand raakt hij aan haar gehecht, richt de kamer in naar zijn smaak en wat hij denkt dat zij ook mooi vindt en noemt haar Delgadina.
Over haar persoonlijkheid kom je niets te weten.
Via haar herinnert hij zich al zijn vroegere veroveringen. Nu ontdekt hij eindelijk wat het is om gehecht te raken aan iemand. Je zou het bijna liefde gaan noemen.
Rosa: 'Ga niet dood voor je het wonder van neuken uit liefde hebt geprobeerd.'
Wat zegt zo’n zin eigenlijk over de schrijver? Dat neuken uit liefde niet ‘gewoon’ is?
Wat zegt het überhaupt over jezelf wanneer je schrijft wat je vindt, denkt of voelt? Daar ben ik me tenminste altijd wel van bewust, ook al vindt ‘men’ altijd wel wat en kun je dat nooit vóór zijn. Hoe eerlijk ben je/ ik daar dan in?
Hoe vrij voelt een schrijver zich eigenlijk?
Interessante materie.

In ieder geval krijgt de negentigjarige weer levenslust en inspiratie, zijn columns voor de krant worden een succes.
Wat liefde al niet teweeg kan brengen bij een mens.
Tijdens mijn werkzame jaren ontdekt ik al dat de geest van de mens nooit ouder wordt. Wel kan die geest zich verbreden en verdiepen maar niet verouderen. Helaas wel aftakelen bij dementie of Alzheimer. Maar dat heeft dan een fysieke oorzaak.
Zo geloof ik het meteen dat een negentigjarige kan gaan houden van een veertienjarig meisje.
Ik geloof ook dat mensen in bejaarden- of verzorgingshuizen verliefd op elkaar kunnen worden. Die mogelijkheden blijven tot de dood bestaan.
Gelukkig maar.



maandag 8 juli 2019

De kolonel krijgt nooit post


Geschreven door de Colombiaan Gabriël Garcia Marquez (1927 – 2014) in 1961.
De originele titel is ‘El coronel no tiene quíen le escriba’.
Letterlijk: ‘De kolonel heeft niemand die hem schrijft’. Dat brengt toch een ander gevoel teweeg. Meer eenzaamheid.

Een kort, intens verhaal over een oorlogsveteraan, ergens in een dorpje in Zuid Amerika, die al 15 jaar wacht op zijn pensioen. Met oeverloos geduld kleedt hij zich elke vrijdag netjes aan en wacht de postboot op die het bericht zou moeten meebrengen.
Daar heb je weer die hoop die mensen op de been houdt.
Zijn vrouw is astmatisch en ligt regelmatig op bed.
Nog iets waar de kolonel zijn hoop op heeft gevestigd is de vechthaan. Eigenlijk is ie van hun zoon maar die is dood geschoten.
Die haan zit met zijn poot vastgebonden aan de keukentafel en gaat hen uit de armoedige omstandigheden redden. Let maar op.
De haan krijgt soms beter te eten dan ze voor zichzelf hebben. Investeren heet dat.
‘Hou eens op met dat gestaar naar dat beest,’ zei de kolonel. ‘Hanen slijten als je er zoveel naar kijkt.’ De kinderen stoorden zich niet aan zijn woorden.'

Maar de geldnood wordt nijpend en het pensioen komt niet. Zou hij nu de haan moeten verkopen? Neemt hij nu eindelijk eens een beslissing? Volgens zijn vrouw is hij veel te naïef, veel te geduldig en te meegaand en moet hij eens wat meer daadkracht tonen.
Dat doet hij aan het einde van het verhaal ook maar anders dan zijn vrouw verwacht.
Wat daarop zou kunnen volgen had ik best graag geweten. Maar helaas…

Bij het eerste boek dat ik ooit van hem las: ‘Honderd jaar Eenzaamheid’, moest ik heel erg wennen aan zijn stijl. Maar ik merk nu dat het me al gemakkelijker afgaat en ik geniet van zijn zinnen en de sfeer die hij weet te scheppen vanuit zo’n heel andere wereld dan de Nederlandse; intenser, kleurrijker.
Zelf vond hij dit boek zijn beste. Ik heb nog te weinig van hem gelezen om dat te kunnen beoordelen. Wel kriebelde het bij mij ook regelmatig onder mijn huid, net zoals bij de vrouw van de kolonel.
In 1982 kreeg Marquez de Nobelprijs voor de literatuur.


vrijdag 5 juli 2019

Bonjour tristesse



In mijn vakantie heb ik ook dit boek weer gelezen.
Ja, er staan heel wat ‘ouwetjes’ op mijn e-reader. In het kader van ‘het is warm en de krekels tjirpen’ vond ik het wel passend. Ooit las ik het en ik herinnerde mij de warme zomersfeer. Ik las nu een vertaling uit 2009.
Het is het debuut van Francoise Sagan (1935 – 2004), die het schreef in 1954 op achttienharige leeftijd. Ze was meteen beroemd.
Haar leven is niet echt een voorbeeld maar ik vind het wel heel knap wanneer je zoveel sfeer in je schrijfsels weet te brengen dat het blijft hangen.

Bonjour tristesse: een verwelkoming aan de melancholie of droefheid. Het komt uit een gedicht van Paul Eluard: ‘La vie immédiate’ en is wel ergens op het wereldwijdeweb te vinden.


De hoofdpersoon is Cécile, 17 jaar, die met haar vader Raymond en zijn vriendin Elsa voor twee maanden op vakantie is aan de Côte d’Azure. Moeder is jong overleden. Het boek is vanuit Céciles perspectief geschreven en vanuit een flashback. Ze probeert haar gevoel over alle gebeurtenissen die zijn gepasseerd en waarin zij de hand heeft gehad te beschrijven maar moet zoeken naar de juiste woorden.
Tijdens die vakantie ontdekt Cécile de liefde met Cyril, de vakantie buurjongen van een villa verder.
Maar dan komt een oude vriendin van haar moeder op bezoek: Anne.
Twee vrouwen bij elkaar die om vaders gunsten knokken met daartussen een puberdochter.
Anne weet het zover te brengen dat Elsa vertrekt en dat er trouwplannen ontstaan tussen pa en haar.
Dat zint Cécile helemaal niet, want Anne is wel bewonderenswaardig maar zo strikt in alles. Dat past niet bij het bohemienleventje wat zij met haar vader leidde.
Wat te doen? Cécile bedenkt een plan waarbij Cyril en Elsa betrokken worden.
Maar het loopt uit de hand.
In hoeverre ben je verantwoordelijk voor je daden. Kun je alles altijd overzien? Nee, zeker niet als puber van zeventien/achttien die juist veel vanuit zichzelf denkt. Ik zou dit boek/novelle ook onder de ‘Bildungsromans’ willen scharen; deze jonge dame maakt in korte tijd een emotionele ontwikkeling door.

Ik vraag mij af in hoeverre een mens empatisch vermogen kan ontwikkelen. Dat zal bij iedereen wel anders zijn en sommige mensen ontwikkelen het nauwelijks. Die kunnen zich niet voorstellen welke gevoelens hun acties teweeg kunnen brengen. Cécile realiseert zich op een gegeven moment wel dat ze de acties beter kan stoppen maar haar puberale egoïsme verhindert dat.
Met fatale afloop die zij dan weer niet kon voorzien.
De gesprekken die in het boek worden gevoerd: Sagan moet ze zelf in haar eigen omgeving hebben gehoord of gevoerd op haar leeftijd én hebben genoteerd of onthouden anders kun je ze zo niet beschrijven.
En dat dit boek vijfenzestig jaar geleden de wereld schokte en het de jeugd ontraden werd kan ik me helemaal voorstellen. *grinnik*


donderdag 4 juli 2019

De kleine Vasari


Deel 1 en 2 geschreven door Giorgio Vasari (1511- 1574) rond 1550. Ik las het in een bewerking van Hans Keuning.
Omdat ik in Italië op vakantie was pasten deze boekjes prima in de sfeer. Ik ben niet dol op Nederlandse boeken wanneer ik op reis ben. In Nederland moet ik me er al toe zetten maar in het buitenland vergeet ik het liefst helemaal dat er Nederlands schrijvende auteurs zijn. Oké, een enkele uitzondering daar gelaten.
Dat veel te serieuze literaire sfeertje ……blèèh.

Vasari was zelf architect en kunstschilder en een vriend van Michelangelo Buonarotti.
Hij beschrijft de levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten die bij hem bekend waren en bekritiseerd, of steekt de loftrompet over hun kunstwerken. De eerste kunsthistoricus.
Geboren in Florence in 1511 gaat het dan vooral over personen uit die omgeving.
Als gelovige herkende en erkende hij de door God gegeven creativiteit in de mens. Hij noemt Bezaleël en Aholiab die als eersten van God de opdracht kregen en leerden om creatief te zijn in het maken van de attributen voor de tabernakel. (Exodus 31)
Maar hij noemt ook de Grieken, de Chaldeeën en de Etrusken die er anders over dachten.
Ver voordat de Goten (Visigoten en Ostrogoten) de ondergang van het West Romeinse rijk bewerkstelligde en de boel vernielde lag de beeldhouwkunst al op haar gat. Dat was iets minder het geval met de architectuur. Veel waardering kon Vasari niet opbrengen voor de kunstvormen van de Noordelijke volken.
O.a. De San Vitale in Ravenna, waar wij zijn geweest, vond hij weinig doordacht en architectonisch niet goed. ‘Ze zijn indrukwekkend groot, maar nog bijzonder amateuristisch van architectuur.’
Jammer dat hij met geen woord rept over het interieur.














Pas na het jaar 1000 was er de weg omhoog wat kunst betreft. Alweer volgens Vasari.
‘Immers, wanneer ze (de kunstenaars) zien hoe de kunst van eerst heel klein tot de grootste hoogte kon stijgen en hoe zij daarna ook weer in kon storten tot een niveau dat er niets van overbleef, dan kunnen ze daar lering uit trekken.’
Deden ze dat in deze, nihilistische tijd ook maar eens wat meer. Naar mijn idee zitten we op zo’n dieptepunt. We hebben een nieuwe Renaissance nodig in meer dan alleen kunstzinnig opzicht.

Vasari begint na zijn voorrede met Giovanni Cimabue, omdat hij een begin maakte met een nieuwe manier van tekenen en schilderen. Cimabue was de leermeester van Giotto, die ik meer heb leren kennen tijdens kunstgeschiedenismodules.
Hij schrijft eenvoudig en beëindigt elk hoofdstuk met de frase: ‘einde van het leven van….
Veel van wat hij beschrijft bestaat niet meer. Verwoest, gestolen, ingestort of eroverheen gebouwd.
En sommige weetjes zijn wel aardig zoals die van de ‘David’ van Michelangelo wiens arm eens in drie stukken is gebroken.
Dat Michelangelo zo’n pijn in zijn nek kreeg van het plafond schilderen in de Sixtijnse kapel dat Vasari zelf een stoel liet maken waarin hij kon liggen zodat hijzelf gemakkelijker plafonds kon beschilderen.
Hoe Michelangelo zo kwaad was op de adviseur van de paus omdat hij vond dat er op ‘het laatste oordeel’ teveel naakten stonden.
Hij schilderde de criticus als de figuur Minos met een slang om de benen. Ik heb het nagekeken in mijn boek en ja hoor: helemaal rechtsonder staat Minos.
Vasari heeft het grafmonument voor Michelangelo mogen ontwerpen en dat bevindt zich in Florence.
Als laatste beschrijft Vasari zichzelf. Hij vindt zijn ontwerp van het Uffizi Paleis in Florence zijn beste bouwwerk, maar ook dit boek behoort tot zijn levenswerken.
Inspiratiebronnen waren in die tijd inderdaad de Bijbelse verhalen en verhalen uit de mythologie zoals ik ook al leerde in de cursus ‘Introductie Symboliek’.

Veel kunstenaars uit zijn boek kende ik niet en zal ik ook nauwelijks kunnen onthouden maar er kwamen ook veel bekende namen voorbij zoals Brunelleschi en Donatello, Rafaël en Titiaan, Botticelli en Leonardo daVinci, die Vasari helaas nooit heeft ontmoet.

En nu moet ik dringend eens naar Florence. Ooit waren wij daar een dag met de kinderen maar het was zo verschrikkelijk warm dat we niet veel hebben gedaan.
Ik herinner me dat we met onze hoogblonde dochter in de buggy veel aandacht trokken van de Italiaanse bevolking en dat we voortdurend de schaduwkanten van de staatjes zochten met een fles water onder de arm die binnen het uur warm was.
Het van zonlicht blikkerende plein voor het Palazzo Pitti herinner ik me ook nog; dat zijn we over gerénd op zoek naar schaduwreepjes.
Terugkijkend in de fotoalbums was dat in 1988. Waar blijft de tijd.
Dus ja, dan wordt het eens tijd voor een serieus bezoek.

dinsdag 2 juli 2019

Het Spel van de Engel


Geschreven door Carlos Ruiz Zafón (1964) in 2008 en is een ‘prequel’ (voorloper) op ‘De schaduw van de wind’ uit 2001. Dat boek had ik al eens gelezen.
Het geheel bestaat uit vier boeken – heet dat een quatrologie? - onder de naam: ‘het Kerkhof der Vergeten Boeken’.

Dit verhaal speelt zich af in het interbellum in Barcelona en is David Martin de hoofdpersoon. Hij is journalist bij een krant en krijgt via zijn beste vriend Don Pedro Vidal de kans om op contractbasis een aantal verhalen te schrijven, onder pseudoniem, die een succes worden.
Van zijn eerste geld koopt hij een mysterieus huis en een typemachine.
Ondertussen herschrijft hij samen met Cristine, zijn vriendin, het boek van Vidal zodat het een bestseller wordt terwijl zijn eigen boek, onder eigen naam flopt.
Hij heeft geen goede herinneringen aan zijn jeugd. Zijn moeder liet het gezin al snel in de steek en zijn vader, een oorlogsveteraan, had losse handjes en wordt later vermoord.
Al jong bezoekt hij de boekwinkel van de familie Sempere (die spelen ook een rol in ‘de schaduw van de wind’) en krijgt af en toe een boek toegeschoven van de oude Sempere.
Wanneer hij succes heeft met schrijven doemt er een wonderlijke figuur op en vraagt David om een religieus boek voor hem te schrijven dat als basis kan dienen voor een nieuwe religie.
Het voorschot van 100.000 Fr. Francs dat als een worst voor zijn neus wordt gehouden is moeilijk te weerstaan.
Deze Andreas Corelli fungeert als een ‘Faust-type’ en zegelt zijn brieven met een engelfiguur. De gesprekken met deze Franse uitgever vond ik het interessantste deel van het boek.

‘Prikkelt het u niet om een geschiedenis te creëren waarvoor mensen in staat zijn te leven en te sterven, waarvoor ze in staat zijn te doden en zich te laten doden, waarvoor ze zich opofferen en tot de hel gedoemd zijn en hun ziel willen uitleveren? Bestaat er voor een schrijver een grotere uitdaging dan het scheppen van zo’n machtige geschiedenis die de fictie overstijgt en verandert in geopenbaarde waarheid?’

Allerlei verhaallijnen lopen door elkaar. Wie was die Diego Marlasca die vóór hem in dat mysterieuze huis heeft gewoond en ook al een religieus werk schreef? Wat weet die politieagent Ricardo nog van de zaak.
Waarom is Cristina, zijn geliefde met Vidal getrouwd? Hoe zit dat met die foto?
Wat moet hij aan met Isabella die bij hem in de ‘schrijvers-leer’ is gekomen?
Waarom gebeuren er allerlei nare dingen wanneer andere zaken zijn aandacht afleiden van het te schrijven boek?
Op een gegeven moment dacht ik echt dat David een geesteszieke man was en dat alles aan zijn fantasie was ontsproten. Magisch realisme heet dat volgens wiki.
In de epiloog wordt de cirkel gesloten. Dat had ik liever wat realistischer gezien.

Uit alle mooie zinnen en prikkelende ideeën was het lastig keuzes te maken.
Een paar:

‘Martin, fabels behoren tot de interessantste procedés die bedacht zijn. Weet u wat ze ons leren? Morele lessen?, Nee, ze leren ons dat mensen grote ideeën leren begrijpen aan de hand van vertellingen, verhalen, niet dank zij schoolmeesterslessen of theoretische verhandelingen.’

‘De waarheid wordt in principe aan alle mensen geopenbaard, maar al snel treden er individuen naar voren die zich het gezag en de plicht toe-eigenen om de waarheid in naam van het algemeen welzijn te behoeden, uit te leggen en in voorkomende gevallen te veranderen. Met dit doel vestigen ze een machtige en potentieel repressieve organisatie. Dit fenomeen, dat typerend is voor elk in groepsverband levend dier, zoals de biologie ons leert, maakt van de leer spoedig een werktuig van controle en politiek strijd. Schisma’s en oorlogen zijn onvermijdelijk het gevolg. Vroeg of laat wordt het woord vlees en het vlees bloedt.’

‘De eerste stap tot gepassioneerd geloven is angst. Angst om onze identiteit, ons leven, onze rang of onze overtuigingen te verliezen. Angst is het buskruit en haat is de lont. In laatste instantie is het dogma slechts een brandende lucifer.’

Nu moet ik ‘de Gevangene van de Hemel’ en ‘het Labyrint der Geesten’ ook nog maar eens lezen.
Ik las ook meteen zijn ‘De nevelprins’. Een jeugdboek.
Naar mijn smaak té magisch. Daar hou ik niet zo van want het wordt dan al snel ongeloofwaardig.


maandag 1 juli 2019

De Druiven der Gramschap


Geschreven door John Steinbeck (1902 -1968) en uitgegeven in 1939. De actualiteit van het boek viel mij op.
Mensen op drift met hoop in hun ogen voor een betere toekomst. Een oud en altijd actueel thema.
Waartoe vervalt een mens wanneer hij/zij geen hoop meer heeft?

Het verhaal speelt zich af rond 1929 tijdens de grote depressie.
Tom Joad komt op proefverlof uit de gevangenis nadat hij zijn tijd heeft uitgezeten voor een moord. Wanneer hij bij zijn ouderlijk huis in Oklahoma komt is hij net op tijd om met zijn familie naar betere oorden te vertrekken. Het land van zijn voorouders is door banken opgekocht en zij worden er afgezet want door de industrialisatie, waarin de huidige bewoners niet de positie hebben om mee te kunnen komen, kan het land meer opleveren.

‘de man die meer is dan de elementen waaruit hij bestaat, kent het land, dat meer is dan een chemische analyse. Maar de machineman, die een dode tractor rijdt op het land, dat hij niet kent en liefheeft, begrijpt alleen techniek en scheikunde en hij heeft verachting voor het land en voor zichzelf.’

Zo worden huis en haard ter verpaupering achtergelaten; de hele familie en het meubilair op een oude vrachtwagen geladen en de blik gericht op Californië waar fruitplukkers worden gevraagd en het goede leven wenkt. Misschien wel een eigen huisje tussen de bloeiende sinaasappelbomen. Via Route 66, die van oost naar west loopt beleeft de familie van alles.
Hoe te overleven met minimale hulpmiddelen; hoe ga je ermee om wanneer je met de nek wordt aangekeken.
Hoe ga je ermee om wanneer je ontdekt dat je bepaald niet de enige bent met je lumineuze ideeën. Hoe overleef je de hitte, de regen, een bestaan op het absolute minimum en de vele tegenslagen en teleurstellingen. Hoe hou je de moed erin wanneer de lonen steeds lager worden doordat er steeds meer werkzoekers komen; de prijzen kunstmatig hoog worden gehouden door oogsten te vernietigen terwijl kinderen omkomen van de honger.
Dat is allemaal niet uit te leggen.
Dan ‘zwellen de druiven der gramschap, en worden rijp; worden rijp voor de komende oogst.’
Er ontstaan vriendschappen en het ‘ik’ verandert in ‘wij’. Niet meer ‘ik heb mijn land verloren’ maar ‘wij hebben ons land verloren’. Een delende cel.
De grootouders bezwijken onderweg. De kinderen zoeken hun eigen weg.

Het boek eindigt wat abrupt naar mijn smaak maar er staat genoeg in om over na te denken.
De parallel met huidige vluchtelingen is gemakkelijk gemaakt.