Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

zondag 29 juli 2018

De stad der blinden



Geschreven door Jose Saramago in 1995. Ik las een vijfde druk uit 1999 die ik in de kringloopwinkel vond.
Eerder las ik van hem ‘de stad der zienden’ en ‘Kain’.


Ik wist dat zijn interpunctie beroerd was maar ik moest er toch weer even aan wennen.
Het is een allegorie. In een stad worden van het één op het andere moment mensen blind. Niet zwart blind maar wit blind; ze kijken in ‘melk’. De witte ziekte.
Wat te doen? Is het besmettelijk misschien? De eersten die blind zijn geworden worden apart gezet in een leegstaand gekkenhuis. De mensen die met hen aanraking zijn geweest worden in een andere vleugel in quarantaine geplaatst. Wie daar alsnog blind wordt moet ‘overlopen’.


De regering geeft beloftes af voor de eerste levensbehoeften en soldaten bewaken de boel.
In een zaal van het gekkenhuis ontstaat een groepje blinden van het eerste uur. De eerste blinde; later wordt zijn vrouw toegevoegd, een oogarts die die eerste blinde heeft onderzocht en ook blind werd. Een vrouw met een oogontsteking en daarom een zonnebril draagt; zij ontfermt zich weer over een blind, scheel jochie dat zijn moeder is kwijtgeraakt.
Een man met maar één oog en voor het andere oog een zwart lapje draagt. En zo nog een paar. Op die manier blijft Saramago hen ook noemen.
Stel je dat eens voor: een groepje mensen die plotsklaps blind zijn geworden en in een vreemde omgeving worden gedumpt. Dat wordt een zooitje. Toiletten die niet op tijd worden gevonden, zieken waar geen hulp voor is, een dame die ongesteld moet worden.
Alles wordt zeer realistische beschreven door Samarago.

Maar voor de groep uit deze eerste zaal is er een lichtpuntje: de vrouw van de oogarts is niet blind maar heeft alleen maar gezégd dat ze blind werd om zo bij haar man te kunnen blijven.
‘Wie ogen heeft die kijke. Wie zien kan neme waar.’
Dat wordt de redding voor deze groep want in het land der blinden is éénoog al koning, laat staan iemand met twee ogen.
Ze moet echter wel oppassen dat niemand anders dat merkt.
Dan beschrijft Saramago heel kleurrijk, soms heel heftig en vaak met ironie wat het met mensen doet die aan zichzelf zijn over geleverd. Iemand moet bijvoorbeeld de leiding nemen. Over één zaal gaat dat nog wel maar wanneer er veel meer mensen komen van andere zalen en het eten wordt zo nu en dan op een grote hoop gedumpt en moet over alle zalen verdeeld worden dan komt leiden in last.
Wanneer dan een leider van een andere zaal ook nog eens een pistool heeft...en dus de macht.
Tel uit je winst. Mensen verworden tot dieren.
De vrouw van de oogarts is een moreel hoogstaand mens en blijft haar best doen voor haar groepje. Bijna tot ze er zelf bij neervalt.

Ik moest denken aan ‘Lord of the Flies’ van William Golding. Een boekje dat we vroeger moesten lezen in onze lessen Engelse literatuur.
Ook dat gaat over machtsstructuren en wat het doet met mensen.
Je wordt er niet vrolijk van. Er zijn inderdaad mensen die kwaad doen om het kwaad zoals Safranski al betoogde en wat Saramago in dit boek ook beschrijft.

Af en toe is hij lekker filosofisch, bjvoorbeeld wanneer het voormalig gekkenhuis in de fik vliegt:
‘Gelukkig, zo heeft de geschiedenis van de mensheid aangetoond gebeurt het niet zelden dat iets slechts iets goeds met zich meebrengt, over de slechte dingen die door goede worden meegebracht wordt minder gesproken, onze wereld hangt van zulke tegenstrijdigheden aan elkaar.’

En humoristisch:
‘Ze blijven dicht op elkaar gedrukt als een kudde, niemand van hen wil het verloren schaap zijn want ze weten op voorhand dat geen enkele herder hen zal gaan zoeken.’

En heel vaak met onderkoelde ironie:
‘De twee soldaten van de escorte, die op het bordes waren gebleven, reageerden voorbeeldig op het gevaar. Hoe en waarom weet alleen God, maar ze bedwongen hun terechte angst, stapten naar de drempel van de deur en schoten hun magazijnen leeg.’



zaterdag 28 juli 2018

Vrouwen en macht



Een manifest, geschreven door Mary Beard, een classicus uit het Verenigd Koninkrijk in 2017.
Ik las een digitale vertaling uit mei 2018.
Eerder las ik van haar SPQR.

In dit manifest mengt zij zich in de genderdiscussie en vanuit de Griekse en Romeinse oudheid probeert zij aan te tonen waarom we zijn zoals we zijn.
Uit ervaring weet zij wat het is om als vrouw niet serieus te worden genomen terwijl ze hoogleraar is in de oude literatuur.
Online krijgt ze soms de meest vreselijke -gendergerichte - aantijgingen om haar oren geslingerd wanneer zij zich ergens mee bemoeit.



Hoe komt het toch dat vrouwen door de eeuwen heen zo anders worden behandeld dan mannen? Nog steeds, al wordt het hier en daar wat subtieler.
Bijvoorbeeld: vrouwen mekkeren terwijl dat woord nooit voor mannen wordt gebruikt.
Waarom dwingen vrouwenstemmen minder respect af? Want daarom volgde Mw. Thatcher stemtrainingen; om haar stem lager te laten klinken en zo meer respect af te dwingen.
Daarom dragen Merkel en Clinton lange broeken, om toch maar aan te sluiten bij dat mannelijke wereldje. Heel fout natuurlijk, maar kennelijk nodig en effectief.
Het begint al in de oudste westerse geschriften: in de Odyssee van Homerus wanneer zoon Telemachus zijn moeder Penelope het woord ontneemt.
Dat patroon in niet veranderd.
‘Deze houding, aannames en vooroordelen zijn volledig bij ons ingebakken: niet in onze hersenen (er is geen neurologische reden om aan lage stemmen meer gezag toe te kennen dan aan hoge stemmen), maar in onze cultuur, in onze taal en in duizenden jaren geschiedenis.’

Beard gebruikt het voorbeeld van de ‘Miss Triggsbehandeling’. Iets wat veel vrouwen meemaken. Niet altijd direct maar wel vaak indirect.
Een cartoon waarop één vrouw en meerdere mannen rond een vergadertafel zitten. Eén van de mannen zegt na een opmerking van de vrouw: ‘Dat is een uitstekend voorstel, Miss Triggs. Misschien wil een van de aanwezige heren het ter tafel brengen.’
Zelf ontdekte ik in een film: ‘Something to Talk About’ ook iets wat zo bekend is.
Grace (Julia Roberts) is getrouwd met Eddie (Dennis Quaid) maar ontdekt dat hij vreemd gaat. In een gesprek confronteert zij hem hiermee. Dan weet Eddie het zo te draaien dat Grace de schuldige is en hij het slachtoffer en Grace tuint er ook nog in en houdt haar mond.
Domme film.
Dat ‘Adams’ gedrag zit er nog steeds in maar helaas heeft ‘Eva’ bijna nooit een slang voorhanden om de schuld verder te schuiven.
Ook gebeurt het in gesprekken wel dat wanneer je zelf met sterke argumenten komt, mannen zich opeens vaderlijk gaan gedragen of proberen een beroep te doen op je intelligentie en zeggen: ‘Maar je begrijpt zelf toch zeker wel dat..….’

Beards oplossing:
‘Je kunt vrouwen niet zomaar in een structuur inpassen die al als mannelijk gecodeerd is; je moet de structuur veranderen. Dat betekent dat je anders moet nadenken over macht. Het betekent dat je die moet loskoppelen van maatschappelijke prestige. Het betekent dat je gezamenlijk moet nadenken over de macht van volgers en niet alleen van leiders. Het betekent bovenal dat je moet nadenken over macht als een attribuut of zelfs een werkwoord (‘machten’), niet als bezit.’

Mooie theorie maar volgens mij moeten we gewoon leren dat soort dingen direct te analyseren en ter sprake te brengen en dat vooral vol te houden, wat de consequenties ook mogen wezen.
Helaas ben ik daar zelf niet goed in. Mijn hoop is gevestigd op de volgende generatie die meer geleerd heeft om te spreken in het openbaar.


woensdag 25 juli 2018

Hoeveel waarheid heeft de mens nodig


Geschreven door Rudiger Safranski (1945) in 1990. Ik las een E-book uit 2017.
Ondertitel: ‘over het denkbare en het leefbare’.
Eerder las ik zijn boek ‘Het kwaad’ en ontdekte dat hij heel prettig schrijft en dingen weet uit te leggen.

De titel was een ander aantrekkelijk gegeven. Hoeveel waarheid heeft de mens nodig. Heeft de mens waarheid nodig om te kunnen leven? Moet een mens niet gewoon in waarheid leven? En wat is dan waarheid? Pilatus wist het al niet, weten wij het nu wel? Kunnen we het na tweeduizend jaar filosofie omschrijven? Zoeken we nog steeds?
Dat waren zo de vragen die bij mij opborrelden.
De titel van het boek is een vraag van Nietzsche zo blijkt uit het boek.

In een Chinees sprookje verdwijnt de schilder in zijn eigen schilderij. De omstanders blijven achter. Dat is de utopie van de waarheid: het samenvallen van het zelf met de wereld.
Safranski stelt de vraag: 'hoe kun je leven in een wereld die niet van jezelf is, met een vrijheid waarvan je niet precies weet of ze een vloek of een zegen is'. Niet je ‘zijn’ stelt waarheidsvragen maar je bewustzijn.
Volgens Safranski bestaat de Waarheid niet. Elke vorm van waarheid is relatief, omdat de waarheid niet in de dingen zelf ligt, maar in het geloof dat een bepaalde theorie waar is.

Hoe deden Rousseau, Kleist en Nietzsche dat? Welke overeenkomst hebben deze drie mannenbroeders.
Hij schetst hun eigenzinnige denkbeelden maar helaas liep het met alle drie niet goed af.
Het blijkt dat geloof in absolute waarheden eigenlijk een uiting is van `angst voor de vrijheid'.
Wanneer die absolute waarheden onderuitgaan wat hou je dan over?

Rousseau gaat ervan uit van de waarheid dat de mens in principe goed is, dan is het een kwestie van zoeken naar een zuivere houding ten opzichte van jezelf, binnen, en naar ‘buiten’; de natuur. Maar die ander, die zo anders is, is er ook nog. Het ‘zijn’ van de ander is een ondoordringbaar en bedreigend ‘buiten’.
Kleist is ook zo’n getormenteerde ziel. Vertrouwend op de waarheid van de wetenschap, maar wordt hierin volgens hemzelf gestoord door de filosofieën van Immanuel Kant waarin hij aantoont – weer volgens Kleist en dat weer volgens Safranski - dat we alles alleen door de bril van onze subjectiviteit zien en er dus geen objectieve waarheid kan bestaan. De waarheid van Kleist stort in elkaar en hij verlangt naar rust maar wordt hierin dwarsgezeten door zijn ambitie om toch iets te betekenen in de buitenwereld. Hij is eerzuchtig.
Hij stort zich op de kunst; zijn verbeeldingskracht en schrijft o.a. tragedies en gedichten.
Uiteindelijk neemt hij wraak op het leven door middel van zijn laatste geënsceneerde stuk: zijn zelfmoord samen met Henriette Vogel.
Over Nietzsche schrijft Safranski: ‘Nietzsche wilde het leven vinden met behulp van het denken en heeft daarbij een denken uitgevonden dat het leven verwoest.’
Het gaat in grote lijnen bij alle drie op dezelfde manier: het omkomen in zelfgemaakte beelden en waarheden. Zij hebben zich in zichzelf begraven.
Dat leidt dus tot niets.

Dan gaat Safranski verder met een globale lezing van de traditionele metafysica die ook uitnodigt om te ‘verdwijnen’ maar dan naar een gemeenschappelijk thuis. Niet alleen de schilder moet in het schilderij verdwijnen maar ook de omstanders.
De metafysica wil het denken stimuleren door een stap verder te zetten; de fysica boezemt de mens angst in maar er is een ‘andere wereld’, die van het geestesoog en het geestesoor.
Er is iets hogers dat ons draagt. God is de absolute vrijheid en liefde.
En De Waarheid volgens mij. Er kan maar één waarheid bestaan, los van wat wij als mensen er van maken.
Dat is, lijkt mij, een rots waar je op kunt bouwen.
In het kielzog hiervan is in de christelijke metafysica de mens niet iemand die kennis nodig heeft maar veeleer liefde. ‘Liefgehad-worden is een voorwaarde om te kunnen bestaan’.
Maar hoe zit dat dan met de natuur waarvan we nu weten dat die zo is ingericht dat ze zichzelf zonder liefde in stand houdt?

Zo ontstaat het moderne wereldbeeld na de scheiding van geloof en rede. Ingezet bij Descartes – de enige zekerheid is de daad van het denken – via Kant – de rede kent haar grenzen niet; kan er alleen maar over reflecteren en we conformeren de werkelijkheid aan onszelf - en het Duitse idealisme; dat toch weer streeft naar een eenheid van de tweedeling. Tussen uiterlijk en innerlijk mag geen fundamenteel verschil bestaan. (Fichte, Schelling, Hegel)
Na een hoofdstuk over de metafysica en misdaad met Hitler en Goebbels in de hoofdrol ook een mooi stuk over Franz Kafka en de hoofdrolspelers in zijn boeken.

Voor Kafka is vrijheid nu juist het zich terugtrekken in zijn eigen wereld. Daarin vind hij zijn overeenstemming met zichzelf en de wereld. Dat sprak me wel aan. Sociale conventies kunnen zo vervelend zijn.

Tot slot heeft de politiek alleen maar de opdracht om vrijheid te faciliteren, voor vrede en welvaart te zorgen. Het buiten.
En niet zoals het Nationaal socialisme voorstond een (politiek) kunstmatig binnen te creëren in de vorm van het Duitse Rijk en het buiten als vijand te zien.
De cultuur kent de hartstochten, de liefde en de verlossing. Het binnen, zoals bij Kafka.
In deze twee werelden kunnen leven, met gescheiden waarheidssferen, is een levenskunst.

Een (lange) zin om over na te denken:

‘Het gebod om consequent te zijn, dat het denkbare en het leefbare in een eenheid zonder tegenspraak wil omzetten, kan tot verarming of verwoesting van het leven leiden. Het leven verarmt als je onder invloed van het gebod om consequent te zijn alleen durft te denken wat je ook meent te kunnen leven. En aangezien het leven altijd een leven met andere mensen is, en daarom op compromisvorming blijft aangewezen, zul je alle compromissen, alle overeenkomsten die je in het sociale verkeer sluit, ook al aan je eigen denken opleggen. Zo komt het tot deze paradoxale situatie: niemand is zichzelf, iedereen is als de ander. Het leven wordt verwoest als je, onder invloed van het gebod om tot elke prijs consequent te zijn, ook als het tot verwoesting leidt, iets wilt leven alleen omdat je het bedacht hebt.’


vrijdag 20 juli 2018

Patrick Melrose


Geschreven door Edward St Aubyn.
Een aantal boeken inéén; de eerste drie geschreven in 1990-1995 en de laatste twee in 2006 en 2011.
1. Laat maar
2. Slecht nieuws
3. Wat heet hoop
4. Moedermelk
5. Eindelijk

Ik slurpte een complete digitale versie uit 2015 naar binnen naar aanleiding van het eerste deel van de miniserie op TV bij de VPRO, waarin Benedict Cumberbatch de hoofdrol speelt.
En hij is daar uitermate geschikt voor.
Het boek is enigszins autobiografisch voor wat betreft de grote lijnen, zo begreep ik van het wereldwijdeweb.

Patrick is enige zoon van een koppel uit de Engelse High Society. Ja, het gaat wéér over een hoog opgeleide witte man. Wat de vrouwen doen in het boek behalve geld uitgeven en goede doelen nastreven wordt niet echt duidelijk. Patrick wordt advocaat om zoveel boeven uit de gevangenis te houden.
Dit zat ik mij te realiseren na een artikel in ‘de Verdieping’ van Trouw van vandaag, vrijdag 20 juli.
Enfin: in het boek wordt vooral die High Society op de sarcastische korrel genomen.

David, Patricks vader is ‘omhoog getrouwd’ met Eleanor, een Amerikaanse met een smak geld. Een esoterische tante. Ze hebben een huis in Londen en een huis in Zuid Frankrijk waar zich ook een gedeelte afspeelt.
‘Het was Eleanor nooit helemaal duidelijk geworden waarom Engelsen meenden zich erop te kunnen laten voorstaan dat ze vele generaties op één en dezelfde plek geen steek hadden uitgevoerd, maar het was zonneklaar dat David zich geheel in deze opvatting kon vinden.’
Eleanor is meer van de zingeving en goede doelen en was van plan om met hun vermogen een tehuis voor alcoholisten op te zetten. ‘In zekere zin waren ze daarin geslaagd.’
Ik hou van dit type zwartgallige humor en het boek staat er vol mee.

Het is een slecht huwelijk, want David is een sadistische man, een voorstander van een harde opvoeding en dat heeft zijn weerslag op de gevoelige Patrick.
Wanneer hij met zijn vader, gecremeerd, onder zijn arm loopt realiseert hij zich ‘dat dit de eerste keer was dat hij langer dan tien minuten met zijn vader alleen was zonder te zijn misbruikt, geslagen of uitgescholden’.
Hij krijgt depressie op depressie, raakt aan de drank en de drugs en dat blijft een gevecht tot bijna de laatste bladzijde.
Dan, bij de crematie van zijn moeder komt hij, als ruim veertig jarige tot het inzicht dat hij ongetroost door het leven moet gaan en lijkt dat te accepteren.
Hij heeft dan een huwelijk achter de rug en heeft twee zoontjes, Robert en Thomas die hij zo graag anders wil opvoeden dan hij zelf opgevoed is. Maar het is zo moeilijk om niet in de tegenovergestelde richting te ontsporen.
Patrick komt op een moment ook tot het inzicht dat hij zich ‘tevreden moet stellen met de gedachte dat het nog erger moest zijn geweest om zijn vader zelf te zijn, dan om iemand te zijn die zijn vader had gepoogd kapot te maken.’

Het boek, de boeken, zijn geschreven vanuit verschillende perspectieven met de nodige flashbacks. Eén gedeelte is geschreven vanuit het perspectief van de pasgeboren Robert en dat vond ik wel heel boeiend.
We gaan er vanuit dat baby's niet zo kunnen denken maar stel dat...
Er komen veel verschillende mensen in voor maar omdat ik het in één ruk heb uitgelezen was dat geen probleem.

Er staan ook weer veel markeringen in mijn e-book en het is lastig een keus te maken.
Een paar:
‘Ik moet zeggen dat ik niet begrijp waarom mensen altijd zo gefixeerd zijn op geluk, dat ze altijd weer ontglipt, terwijl er zoveel andere prikkelende ervaringen voorhanden zijn, zoals woede, jaloezie, verachting en noem maar op’.

Wanneer Patrick bij zijn overleden moeder Eleanor zit:
‘De afwezigheid van leven in het vertrouwde lichaam, de stijve en gestileerde gelaatstrekken van het gezicht dat hij al kende nog voordat hij zijn eigen gezicht had leren kennen, het maakte alles anders.’


Deze vond ik ook scherp:
‘Het idee van een leven na de dood, bedacht om mensen gerust te stellen die niet konden leven met het absolute van de dood, was nauwelijks geloofwaardiger dan het idee dat het absolute van de dood was bedacht om mensen gerust te stellen die niet konden leven met de nachtmerrie van zich eindeloos herhaalde ervaringen.’

Een inzicht waar menigeen nog wat van kan leren:
‘Terwijl het mededogen zich verspreidde, zag hij zichzelf op gelijke voet met zijn vermeende kwelgeesten, zag hij zijn ouders, die de oorzaak leken van zijn lijden, als ongelukkige kinderen met ouders die de oorzaak leken van hun lijden: niemand droeg schuld en iedereen verdiende hulp, en degen die de meeste schuld leken te dragen, hadden het hardst hulp nodig.’

Een paar puntjes van kritiek: wat claustrofobische agorafobie is gaat mijn pet te boven; het spreekt zich zelf tegen.
En de gedachtegangen en taal die Thomas als driejarige gebruikt komt nogal ongeloofwaardig over.

woensdag 18 juli 2018

Twelve Angry Men



Wat is toeval.
Ik ben bezig in de boeken van journalist en schrijver Edward St. Aubyn; Patrick Melrose.
De VPRO zendt op dit moment de vijfdelige mini- tv-serie uit die erover is gemaakt.
Na de eerste aflevering heb ik mij voorgenomen om de boeken te gaan lezen. Nu lees ik vóór de tv-serie uit.
Patrick, de hoofdpersoon, gespeeld door Benedict Cumberbatch, heeft het af en toe over ‘de Mythe van Sisyphus’ , vanwege zijn zelfdestructieve neigingen en over de film ‘Twelve Angry Men’.
Die film heb ik, zonder dat ik dat wist, kortgeleden opgenomen van de Belgische TV en gisteravond bekeken omdat ik daar wel nieuwsgierig naar werd.

Een klassieker uit 1957, geregisseerd door Sidney Lumet.


Het is een zwart-wit film maar dat stoort helemaal niet want het gaat over een twaalfkoppige mannelijke jury die een oordeel moet vellen over een jongeman die de moord op zijn vader zou hebben gepleegd.
De film is bijna helemaal in één kamer opgenomen; twaalf mannen in donkere pakken met witte overhemden.... kleur mistte ik helemaal niet.
De gesprekken van die twaalf zijn boeiende genoeg en hebben nog niets aan actualiteit ingeboet.
De te veroordelen jongeman is van Indische afkomst. Dat zie je in één shot bij het begin van de film en alles lijkt uit te draaien op het vonnis: ‘guilty’. Dat zal de doodstraf als gevolg hebben.
Racisme komt naar voren en ook allerlei andere, akelig bekende en irritante vooroordelen passeren de revue.

De hoofdrol is voor Henry Fonda die, als enige in een licht pak, kiest voor ‘not guilty’. Niet omdat hij daarvan overtuigd is maar om zich er niet zo snel vanaf te maken en alles eens nader wil bespreken. Het gaat tenslotte om een mensenleven.
De hele club is tegen hem want alles is duidelijk, de jongeman heeft de moord gepleegd en over een paar uur begint een belangrijke honkbalwedstrijd.
Er wordt van hen echter een unaniem oordeel gevraagd.
Gaandeweg in de gesprekken ontstaat ‘gerede twijfel’ over het getuigenmateriaal omdat juryleden voor zichzelf gaan nadenken en zich bewust worden van hun kuddegedrag. Fonda, als nummer acht, bespeelt en manipuleert. Aan die indruk kon ik me niet onttrekken ook al vond ik het in dit geval terecht.
Het is bloedheet in die kamer, alle colbertjes zijn op een gegeven moment uit. Maar ik weet niet of daar bewust mee gespeeld is.
Het was wel een beetje voorspelbaar allemaal, maar toch. De redelijke mens, de gevoelsmens en de mens met zijn eigen projecties; er komt van alles aan bod.
Het is een boeiende film.


woensdag 11 juli 2018

De Mythe van Sisyphus


Geschreven door Albert Camus in 1942. De ondertitel: ‘een essay over het absurde’.
Ik las een vertaling uit 2013.
Van Camus las ik eerder ‘De val’, de Vreemdeling’ en ‘de Pest’.
Dat waren verhalen en deze keer is het een filosofische verhandeling over de (on)zin van het leven gebaseerd op de Mythe van Sisyphus die in Tartarus (het dodenrijk) voor straf steeds maar weer een steen tegen een berg moet oprollen die daarna weer naar beneden valt zodat Sisyphus weer opnieuw kan beginnen.
Dat vertaal ik persoonlijk in: fluitend je ding doen zonder hoop en zonder doel.
Zou ik dat kunnen? Want dan pas ben je een held volgen Camus. Zou hij wel door hebben gehad dat vanuit zijn ‘absurde’ optiek dat heldendom dan ook zonder enige betekenis is?

‘Er bestaat maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: de zelfmoord. Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden, is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie. AL het andere [..] komt pas daarna. Dat is maar spel; eerst moet men antwoord geven.’
Dat probeert hij te doen in de rest van het essay. ‘Het onderwerp van dit opstel is nu juist deze betrekking tussen het absurde en de zelfmoord, de nauwkeurige vaststelling in hoeverre de zelfmoord een oplossing van het absurde is.’

Wat hem dan vooral interesseert zijn de consequenties van de ontdekking van het absurde. (28)
Maar wat bedoelt hij met het absurde?
De wereld begrijpen, dat wil zeggen, tot één geheel zien te krijgen. Dan kan de geest pas tevreden zijn als hij haar tot de termen van het denken herleidt. (30)
Maar dat lukt nooit; de wereld is niet redelijk.
Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de mens die vraagt, en de wereld die op onredelijke wijze zwijgt.
Persoonlijk denk ik dat het andersom is; de wereld is tamelijk redelijk maar de menselijke geest meer flexibel dan alleen redelijk of wetmatig. Volgens Camus denkt Lev Sjestov ook op die manier. Moet ik eens nazoeken.
Kierkegaard is de enige – weer volgens Camus- die het absurdisme, in ieder geval in een gedeelte van zijn leven heeft ontdekt en doorleefd.

Ben je zover dan betekent denken niet langer meer tot eenheid brengen maar veel meer opnieuw leren zien, bewustwording en van ieder beeld iets bijzonders maken. Een extreme bewustheid. (41)
Onder deze druk is de keuze vluchten of blijven.
Voor Sjestov ligt de uitweg daar, waar naar menselijke maatstaven geen uitweg is. Jezelf tot God wenden.
Volgens Camus is voor Sjestov de aanvaarding van het absurde dus het absurde zelf en hij vermijdt hiermee de strijd. Het is een verkapte vlucht.
Ook Kierkegaard maakt die sprong met het verstand als offer. Dat geloof ik trouwens ook niet. Je hoeft je verstand niet op te offeren. Je erkent alleen maar dat er zaken zijn die daarboven uit gaan.
Het mist echter de logische zekerheid. Dat klopt ja, het is een sprong in geloof/vertrouwen. Totaal absurd voor een mens die alleen de rede erkent.
Hoe moet je dan leven, als je je nergens op kunt beroepen en je wijst zelfmoord toch maar af?
Antwoord: bewust, zo nodig in opstand, in vrijheid en hartstochtelijk.
Dat legt hij uit aan de hand van drie voorbeelden; die van Don Juan, van een acteur en van de veroveraar of avonturier.
De meest absurde mens is echter de kunstenaar omdat deze nergens naar vraagt of zoekt maar slechts het leven herhaalt in beelden/woorden.
De kunstenaar staat het hoogst op Camus elitaire ladder omdat hij – denk ik – het meest lijkt op het kind uit de metafoor van Nietzsche. Zijn invloed kom je erg regelmatig tegen.
Dat kind, na de kameel en de leeuw, staat open voor alles, legt tegen niemand verantwoording af, is onschuldig en zegt vol overtuiging ja tegen het leven. (vrij uit Zarathustra’s redevoeringen)
‘Absurde’ kunstwerken, zoals de boeken van Dostojewski, Kafka en natuurlijk de mythe van Sisyphus komen ook aan bod.

Nu zit ik mij af te vragen wat meer moed vereist: zin- en doelloos leven en het beste er maar van maken – wat geen enkel nut heeft - of de sprong in het geloof wagen.
Gaat het eigenlijk wel om moed. Beide keuzes hebben zo hun consequenties.
Redelijk gezien: was Blaise Pascal toch niet gewoon wijzer met zijn gok? (Pensées 2e serie 418) Wat die nieuwe atheïsten er ook van maken? Ik denk het wel.

Ik heb besloten dat ik meer van zijn verhalen hou.



woensdag 4 juli 2018

Boeken van Ken Follett


In de vakantie heb ik me gestort op Ken Follett. (1949)

Hij staat bekend als een succesvolle schrijver. Na bijna 2500 pagina’s (via e-reader) van hem te hebben gelezen; verdeeld over vijf boeken heb ik het echter wel gehad.
Ik ben begonnen met de ‘Pilaren van de aarde’ en ‘de Brug naar de hemel’.
Dat zijn historische romans die zich afspelen rond het fictieve plaatsje ‘Kingsbridge’ in Zuid Engeland in de twaalfde en veertiende eeuw.
Daarna nog drie thrillerachtige boeken: ‘Het Modigliani schandaal’, ‘Papiergeld’ en ‘De heren van de 16e juli’.
Dat laatste boek is gebaseerd op het verhaal van de grootste bankroof aller tijden: de inbraak - via de rioolbuizen - in de Société Generale te Nice in juli 1976.

Die historische romans zijn het meest bekend maar ik vond de spannende boeken beter.
Hij schrijft echt heel onderhoudend maar de historische boeken lijken net op het Archeon in Alphen aan den Rijn: duidelijk niet echt, soms wel fascinerend.
Hij gebruikt enkele waargebeurde geschiedenissen en echt bestaand hebbende personages.
In ‘Pilaren van de aarde’ is Tom Builder één van de hoofdpersonen, een bouwer - zoals zijn naam al zegt- van huizen maar liever kathedralen. Toen moest ik denken aan ‘Sarum’ van Edward Rutherford. Hij schreef ook een boek (1978) over de bouw van een kathedraal; die van Salisbury.
Zou Follett door hem ‘geïnspireerd’ zijn?
De andere hoofdpersoon is Philip, prior van een klooster. Een vroom, ambitieus man die Kingsbridge op de kaart wil zetten en een gotische kathedraal wil bouwen. Tom krijgt de opdracht en zijn stiefzoon Jack maakt hem af.
Follett gebruikt de geschiedenis van de schipbreuk van 'het witte schip' als basis maar geeft er een eigen draai aan: niet een slager overleefde de schipbreuk waarbij de kroonprins omkwam, maar een minstreel. Dat spreekt toch veel meer tot de verbeelding! En in het boek heet de halfzus van Hendrik I, Maud i.p.v. het meer bekende Mathilde.

In ‘Brug naar de Hemel’ zijn er vier kinderen die door omstandigheden aan elkaar verbonden blijven. Gwenda en vriendin Caris, de broers Merthin en Ralph die zo verschillend zijn.
Godwyn is inmiddels prior van Kingsbridge en Merthin als nazaat van Jack is een bouwer.
Je krijgt een beeld van het leven in die tijd; de adel die hun horigen onderdrukken; het ontstaan van gildes; het uitbreken van de pest en alweer de (her)bouw van een kathedraal.

Mijn kritiek: Mensen uit de vroege middeleeuwen die denken en spreken zoals de mensen uit de 21ste eeuw; met heel platte karakters. Met de goeden komt het (meestal) wel goed en met de slechteriken loopt het slecht af.
Ik kreeg niet het gevoel in de vroege middeleeuwen te zitten maar meer in een filmscenario óver de vroege middeleeuwen.
Steggelen over een betaalde vrije dag of een onbetaalde vrije dag en dat in de middeleeuwen? …..lijkt me sterk.
En Follett herhaalt zichzelf veel. Dat is voor zulke dikke boeken prettig wanneer je niet achter elkaar doorleest maar mij stoorde het regelmatig.
Naar het laatste deel: ‘Het eeuwige vuur’ ben ik dan ook niet nieuwsgierig.




Het is geen hoogstaande literatuur maar meer vakantielectuur.
Hetzelfde geldt voor de andere drie, meer eigentijdse en spannende boeken.