Geschreven door Maria Rosseels in 1961.
Maria was een Belgisch, Rooms Katholieke journaliste en schrijver (1916 – 2005).
Dit boek is ook een uitgave van de christelijke klassieken, geinspireerd door het Christelijke gedachtegoed en staat in de canon van de Christelijke literatuur.
Zelf heb ik weinig met de zogenaamde Christelijke boeken. Ze zijn te vaak geschreven met een vooropgezet doel. Dit boek is echter wel de moeite waard, het verhaalt hoe een non dood gaat oftewel van haar geloof afvalt. Dan is het nog maar de vraag of ze dood gaat of juist tot leven komt.
Het geheel is een brief, geschreven aan haar broer Nicolas (Nikki) die het heeft ‘ge- bis- chopt’. (geschopt tot bischop) De proloog en de epiloog zijn vanuit zijn perspectief geschreven. Het verhaal speelt zich af in de eerste helft van de vorige eeuw.
Heel open worden gemoedstoestanden, gedachten en zielenroerselen beschreven. Het grootste onderliggende probleem is de zin van het lijden, doel en zingeving. Nu nog steeds actueel, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal er nooit een antwoord op komen en proberen we maar het beste ervan te maken wanneer we om die reden niet van het geloof vallen zoals zovelen.
Volgens mij kan dat helemaal niet; wél kun je van je eigengemaakte geloof vallen. Verder speelt eerlijkheid een grote rol. Eerlijk naar anderen maar meer nog naar jezelf.
Hoe ver durf je te gaan?
Hoofdpersoon is Sabine Arnauld. Jongste telg uit een oud adellijk geslacht met Jansenistische/Jansemische wortels. Ze groeit op met 3 broers en 2 zussen op een landgoed met kasteel. Dat sprak al tot mijn ver- beeld- ing. Om die reden heb ik Claudels ‘Alles waar ik spijt van heb’ weggelegd. Er ontstond geen film in mijn hoofd.
Sabine dus. Zij belandt door polio, zo denkt men, in een rolstoel. Maar gelovig als ze is, bidt en marchandeert ze met God en vraagt om genezing. Als een soort Jeftha biedt ze haar leven aan God aan en belooft dat ze non zal worden wanneer ze geneest.
Via een familievriend komt ze in contact met een arts die haar ervan weet te overtuigen dat ze niet verlamd is en beter kan worden. Dat gebeurt. Ze houdt zich echter niet aan haar belofte, trouwt met de familievriend Joris, krijgt een kind en verliest hen allebei aan de dood.
Dan komt het schuldgevoel. Door haar ongehoorzaamheid aan God heeft zijzelf hen gedood. Zo denkt ze.
Sabine treedt alsnog in het klooster van de zusters van Boetvaardigheid waar ook een zus non is geworden.
Daar is ze voortdurend bloedserieus bezig haar schuldgevoel af te kopen en haar eigen gecreëerde God te ‘pleasen’. Wat een verkapte hoogmoed.
Hoevelen in deze wereld zijn daar niet mee bezig. *Cathy keert even in zichzelf…….*.
Het idee dat we onszelf een God creëren komt dus langs, evenals de ‘opium’ van Karl Marx.
Dat maakt het allemaal voor mij toch wel herkenbaar. “Ik weet niet eens of er wel een God bestaat, of wij in Hem geen gestalte hebben gegeven aan onze meest primitieve vrees: de angst voor de dood, voor het definitieve ophouden-te-zijn.” Een bekend argument van atheïsten.
Een eyeopener las ik in de zinssnede: “Nu weet ik dat ze gelijk had; ook ik heb geleerd dat niet alle nonnen naar eenzelfde volmaaktheidspersoon kunnen worden gefatsoeneerd, dat sommige zusters geestelijk rijker worden naarmate hun lichaam door meer kwalen worden verteerd, terwijl anderen daarentegen zich slechts dan om dingen van de geest kunnen bekommeren als ze fysisch fit zijn en geen weet hebben van hun lichaam.” Nu weet ik het ook. Eigenlijk is het zo logisch. Ik vroeg het me altijd al af waarom anderen soms zo enorm moeten lijden en mijn leven tamelijk rimpelloos verloopt.
Volgens een predikant was ik dan de moeite voor God niet waard. Want ‘Hij kastijdt degenen die Hij liefheeft’.
Die predikant was achteraf gezien mijn grootste kastijding. Ik heb het hem vergeven.
Een ‘oplossing’ is er voor de theodicee: “het lijden en het kwaad getuigen veel meer van het bestaan van God dan de vreugde die een reden in zichzelf heeft. Het geluk vergt geen verklaring, de pijn en het verdriet wel: het deel roept om het geheel, het onvolmaakte om het volmaakte; het negatieve ontstaat door het contrast met het positieve.”[……………]”het eindige vraagt om het oneindige”.
Maar dan vraag ik me toch weer af of dit weer een doekje voor het bloeden is. Een geforceerde oplossing omdat we geen keus hebben.
De houding van Nicolas is in de zeer spaarzame zinnen wel fascinerend. Een soort oudste broer uit de welbekende gelijkenis van de verloren zoon. iemand die op zijn post blijft.
Omdat Sabine ook jaren in het verre oosten woont, komen ook de oosterse godsdiensten ter sprake.
Ook in mijn ervaring rekenen Japanners zich tot een godsdienst zonder dat het in het persoonlijke leven een rol speelt. Het hoort bij de traditie. Eens sprak ik een Japanner die van zichzelf vertelde dat hij Boeddhist was. Van de Dhammapada had hij echter nog nooit gehoord.
Een vriend van Sabine, Ichiro verbaast zich over de westerse manier van denken: “Jullie zijn erin geslaagd God kwetsbaar te maken. Meer nog, jullie hebben jezelf voor God onmisbaar gemaakt. Is er iets krankzinnigers denkbaar?”
Maar heeft God Zichzelf niet kwetsbaar gemaakt in de persoon van Jezus Christus?
"Ik ken U niet maar ik heb U lief."
Eén van Sabine ’s laatste zinnen.
Kun je van iemand houden die je niet kent? Ik denk dat ze niet verder meer durft te gaan.
Wanneer je God ontdoet van al je eigengemaakte ballast, blijft er dan niet over: JHWH? de 'Ik ben'?
Dan kun je Hem zelfs ‘laten gebeuren’. “God is een realiteit, geen sfeer.”
Het beminnen van God komt vaak voor in het boek. Voornamelijk in de ‘nonnenwereld’.
Het is een wereld die ik niet begrijp en ik realiseer me nu pas dat Jezus in het hele verhaal nauwelijks een rol van betekenis speelt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten