Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Onderworpen. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Onderworpen. Sorteren op datum Alle posts tonen

woensdag 6 mei 2015

Dankbaar en aandachtig


Een gesprek tussen Ger Groot en de filosoof Samuel IJsseling ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag.
Joost mag weten hoe ik hier weer aan kwam en waarom ik het las.
Samuel IJsseling (1932) is emeritus-hoogleraar filosofie aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte in Leuven. Hij heeft ook theologie gestudeerd, is gekipt en bebroed in de Rooms Katholieke kerk en is nu polytheist. Al geeft hij zelf aan dat het onlogisch is.
"Wanneer god bepaalt wordt als het hoogste wezen dat er is, het hoogste zijnde dat aan niets en niemand onderworpen is. Kan er slechts één god zijn. En wanneer in de verhalen de vele goden onderworpen lijken te zijn aan iets anders, bijvoorbeeld aan de Noodzaak, dan zijn zij geen echte goden. De enige echte god zou dan de Noodzaak zelf zijn. Logisch kan het polytheïsme inderdaad niet worden gedacht."


Hij maakte een ontwikkeling door van existentialisme naar postmodernisme, van katholicisme naar het heidendom met zijn vele goden. Hij ondervond hoe wijsbegeerte en literatuur steeds dichter bij elkaar kwamen. Logisch eigenlijk wel. Filosofie zonder woorden...... is niets.
Is het hele leven wel iets wanneer er geen woorden zijn? Het Woord brengt leven voort.....’ in den beginne’....
Vanwege zijn leeftijd heeft hij vele filosofen ontmoet zoals Heidegger (is ie op afgestudeerd), Derrida, Ricoeur en Merleau Ponty.
Omdat hij intrad bij de Augustijnen kon hij ongestoord studeren. Misschien moet ik daar ook maar eens over nadenken. Dat intreden. Het lijkt me heerlijk. Niet nadenken over boodschappen, het dagelijkse brood, de was en de strijk, dat komt vanzelf; alleen maar je geest voeden. Het lijkt mij wel wat. Zouden ze nog oma’s aannemen?
In ieder geval, IJsseling promoveerde op Heidegger en is zeer beïnvloed door Derrida waarmee hij bevriend raakte.
“Misschien was hij (Derrida) wel de eerste denker die het feit dat filosofie zich altijd in teksten afspeelt, volkomen serieus nam en tot aan het einde toe doordacht. Met enorme consequenties voor de filosofie”

Wat die consequenties zijn, daar ben ik nog niet achter.
Wat verderop wanneer ter sprake komt dat de filosofie niet alleen theoretisch moet blijven:
“Met de theologie is hetzelfde gebeurd. Terwijl de godsdienst wortelt in de viering, de ritus en de ‘gewijde welsprekendheid’ van de verkondigingsretoriek, heeft ze er een zuivere beschrijving van de goddelijke kosmos van gemaakt. Als of religie zou bestaan in een soort alternatieve wetenschap, die ‘objectief’ laat zien hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Geen wonder dat ze dan op den duur met de natuurwetenschap in botsing komt. Vandaar de enorme verwarring in het hedendaagse religiedebat, waar in veel mensen denken dat het met de godsdienst voorbij is zodra bewezen is dat God niet bestaat. [..] Dat is een uitvloeisel van een eeuwenoude vergissing van de theologie zelf. Zodra zij zich naar voren schoof als een absoluut weten, dat beschrijft hoe het er met de goddelijke absoluutheid voorstaat, begon ze haar eigen graf te graven."

Nee, ik begrijp niet alles uit dit boekje, maar heb er de voor mij boeiende dingen uit gepikt. ‘En passant’ is het kwartje van het begrip ‘hermeneutische cirkel' gevallen waar ik tijdens mijn studie de vingers niet achter kon krijgen. Het betekent volgens IJsseling dat de filosofie zich altijd in een cirkelbeweging beweegt: van de wereld naar het denken en weer terug. Hoe simpel kan het zijn.


16-05-15
Lees ik vanmorgen in het ND dat Samuel IJsseling afgelopen donderdag is overleden op
82 jarige leeftijd.


vrijdag 15 mei 2015

Wetenschap en geloof 3


In het RD van 09-05-15, achter de betaalmuur, stond een artikel van ds. M. Klaassen dat gelukkig ook op zijn weblog staat. Dat gaat weer verder door op de artikelen van ds. A.J. Mensink en prof. G. van den Brink in Kontekstueel en Waarheidsvriend: Wetenschap en geloof 1 en 2
In het artikel beschrijft hij zes dilemma’s waar gelovigen tegen aanlopen wanneer ze de evolutietheorie aanhangen. Terwijl ik ze las borrelde er al van alles in mij naar boven en daarom probeer ik ze hier te overdenken.

ds. M. Klaassen:

1. Een Adam die voorafgegaan is door een lange keten van mensachtige voorouders is moeilijk verenigbaar met het verslag van de directe schepping van de eerste mensen door God, zoals vermeld in Genesis. Adam is dan niet uit het stof der aarde geschapen, maar had gewoon twee ouders, net zoals Eva, die dan dus ook niet uit zijn rib geschapen is.

2. Verder: wanneer Adam een van de mensachtigen is die God op een bepaald moment gekozen heeft om Zijn beeld te dragen –een gedachte die veel theïstische evolutionisten aanhangen– dringt de vraag zich op wat dan de status is van de voorouders van deze ‘Adam’.

3. Een derde punt: volgens de huidige paleoantropologie is er niet één Adam geweest, maar heel veel Adams. Dat betekent dat de huidige populatie mensen nooit allemaal van Adam afstamt. Dat staat op gespannen voet met Paulus’ bewering dat God uit ‘één bloed het hele menselijke geslacht’ voortgebracht heeft (Hand. 17: 26).

4. Dat heeft uiteraard weer de nodige consequenties voor de visie op de erfzonde. Hoezo zou ik delen in de erfzonde van iemand van wie ik niet eens afstam?

5. Een vijfde fundamenteel gegeven: de aanname dat voor ´Adam´ de dood al eeuwenlang in de wereld was, laat zich moeilijk rijmen met Paulus’ bewering dat de dood ‘door één mens in de wereld gekomen is’: namelijk Adam (Rom. 5: 12).

6. Ten slotte: het betekent ook een reductie van de gevolgen van de val: ziekte, pijn en lijden zijn geen gevolg van de val, maar inherent aan de schepping. Dat staat op gespannen voet met Paulus’ bewering dat de schepping aan de zinloosheid onderworpen is, niet vrijwillig, maar als gevolg van hem, lees: Adam, die hem daaraan onderworpen heeft (Rom. 8: 20).

Mijn gedachten:

Ad 1. Adam als stoffelijk mens staat tegenover de Adam als geestelijk wezen. Die tweeslag vinden we de hele Bijbel door. Adam staat voor ‘mens’ want vrouwen zijn net zo goed stoffelijk en daarbij denk ik dat die rib de verbeelding is van het niet compleet zijn van de man.

Ad 2. Dat Adam bijzonder en naar Gods beeld is, is denk ik nog steeds naar aanleiding van Gen. 2: 7 wat voor mij een cruciale tekst is.
Niet letterlijk, maar om de belangrijkheid van deze, op God gerichte mens te duiden. Een levend wezen. Wat het mogelijke voorgeslacht van Adam betreft: daar hebben wij eigenlijk niets mee te maken. Wat is de status van de Homo Heidelbergensis, van de Neanderthalers? Geen idee. In ieder geval waren deze mensen niet gebonden aan Goddelijke wetten. En wanneer er geen wet is kunnen mensen niet worden veroordeeld volgens Paulus in Rom 5:3.

Ad 3. Dat staat inderdaad op gespannen voet met die tekst, maar klopt wel weer met het verhaal van Kaïn dat niemand hem mag doden en daartoe een teken krijgt. Ook de vrouw van Kain moet ergens vandaan komen (Ik geloof niet in dat ‘zuivere incestverhaal’) evenals de bewoners van ‘zijn’ stad Henoch. Er wordt niet gesproken over een nederzetting o.i.d. maar een stad. Dat impliceert veel mensen.
En waarom was het paradijs een beperkte ruimte? Waartegen moesten Adam en Eva worden beschermd? Kan het niet zo zijn dat je die tekst uit Handelingen moet lezen op een manier dat God de oorsprong is van alle mensen?

Ad 4. Wij, gelovigen op God gericht, stammen als stoffelijke mensen af van de op God gerichte Adam/mens en dus delen we in de erfzonde. Gen 5:1-3 . Adam is geschapen naar het beeld van God en Adams zoon Set is geschapen naar Adam, de gevallen mens.

Ad 5. Dat de dood door één mens in de wereld is gekomen, Adam is al moeilijk letterlijk vol te houden omdat het Eva was die volgens het verhaal als eerste viel. Weer vanwege de tweede Adam wordt de eerste Adam als grootste zondebok gezien. Zo heb je weer die tweeslag. De nadruk moet volgens mij weer komen te liggen op het woord ‘mens’. Dieren zondigen niet.

Ad 6. Die reductie, ja daar geloof ik zonder meer al in. We maken er een te groot drama van. Dat wij het als straf ervaren komt door ons slechte geweten. Het past niet om daarmee te ‘koketteren’. Ik krijg tenminste vaak het gevoel dat dat wordt gedaan, onbewust misschien of aangeleerd. Wanneer je zonden zijn vergeven gaat de prikkel uit de straf/ de dood en is het echt minder erg. Narigheid hoort bij het leven en voor gelovigen zal alles meewerken ten goede. Dat is de troost die erin zit.
Wie is trouwens die ‘hem’ in Rom 8:20? Grammaticaal kan ik dat niet duiden, helaas.

Op de site ‘Geloof en Wetenschap' vond ik een quote van van den Brink die aangeeft waar het nu, ook volgens mij om draait:
‘Evolutie dwingt ons de Bijbel te lezen zoals deze bedoeld is’.
Ik heb al gemerkt dat er een wereld opengaat wanneer je de letterlijkheid van minder waarde acht en je richt op de bedoeling en diepere betekenissen van de teksten.




zaterdag 1 juli 2017

Onderworpen

Geschreven door de Franse Michel Houellebecq in 2015 met de titel Soumission. Het verhaal speelt zich af in de toekomst, in 2022.
Ik las een digitale editie naar de eerste druk.

Joris Karl Huysmans, de inspirator van de hoofdpersoon. De hoofdpersoon is een Franse hoogleraar in de literatuur en is ooit afgestudeerd op Huysmans. In een voorwoord laat Houellebecq deze Huysmans aan het woord en de laatste regel slaat m.i. op de hoofdpersoon: ‘.. in wezen is mijn hart verschrompeld en berookt door de uitspattingen, ik deug nergens voor.
Frame van een hoogleraar met zijn seksuele avontuurtjes.
De kapstok waar de gesprekken over de politiek in Frankrijk in het jaar 2022 aan worden opgehangen.
Houellebecq is een visionair en beschrijft gebeurtenissen die zouden kunnen gebeuren wanneer islamitisch getinte groeperingen de macht krijgen op een legale manier.
Heel mild maar daarom zo eng.
De ontkrachtte mythe van die kikkers in een pan met water die zachtjes worden dood gestoofd.
Ik hou hem erin want het maakt iets duidelijk. Ik moest denken aan wat Hannah Arendt bedoelde met ‘de banaliteit van het kwaad’. Het gaat zo ongemerkt, het past zo gemakkelijk en het sluipt verder.

Wat zou er allemaal gebeuren wanneer de Islam het in de politiek het voor het zeggen krijgt?
Bijvoorbeeld het opnieuw inrichten van scholen en universiteiten. Daarbij worden recalcitrante docenten afgekocht. Alleen meegaanden mogen blijven en worden extra financieel beloond.
Bepaalde winkels die verdwijnen.
Het toetreden van Turkije en Marokko, Libië en Egypte tot de Europese Unie is een fluitje van een cent.
Alles gesponsord met de oliedollars uit Saoedi-Arabië.
De werkloosheidscijfers dalen als een leeglopende ballon want alle vrouwen stoppen met werken en blijken omgekocht te kunnen worden om zich onderdanig en meegaand op te stellen.
Het gezin als hoeksteen van de samenleving wordt in ere hersteld. Dat vind ik dan het enige positieve.
Maar al met al is het best deprimerend om te beseffen dat heel veel veroverde westerse vrijheden aan banden zullen worden gelegd.
Omdat het boek in 2015 is geschreven heeft Hollebeque wel kunnen  anticiperen op de macht van Marine le Pen maar niet op Macron.
Nou oké, Moslim Broederschap begint ook met een M. *grinnik*

De hoogleraar wordt uit zijn functie gezet maar wanneer hij in contact komt met de nieuwe directeur lijkt het hem wel een aantrekkelijk idee om moslim te worden.
Rediger,  de directeur doet ook zijn uiterste best om hem er toe over te halen.
Het laat hem in ieder geval nadenken over God en zijn leven.
En dit alles gelardeerd met de vragen van Huysmans. Degene waarop de hoogleraar ooit is gepromoveerd.
Het vooruitzicht van vier vrouwen wordt wel erg aantrekkelijk. Zeker wanneer hij beseft dat zijn fysieke gesteldheid en zijn viriele rol als man er niet beter op zal worden.
Best een prettig vooruitzicht wanneer mogelijk vier jonge vrouwen, zorgvuldig uitgekozen door vrouwen die verstand hebben van relaties, hem verplicht onderdanig zullen zijn.

En voor hij het weet heeft hij zich onderworpen.

Een paar opvallende quotes:

‘…evenzeer als literatuur kan schilderkunst een verrukking voortbrengen, een nieuwe kijk op de wereld. Maar alleen literatuur kan je de indruk geven van contact met een andere menselijke geest, met de totaliteit van die geest, zijn zwakken en zijn grootse kanten, zijn tekortkomingen, zijn bekrompenheden, zijn dwangvoorstellingen en zijn overtuigingen; met alles wat hem aangrijpt, interesseert, opwindt op tegenstaat. Alleen literatuur kan je in contact brengen met de geest van een dode, op een directere, completere en diepere manier zelfs dan met een vriend met wie je praat – want hoe diep en hoe duurzaam een vriendschap ook is, nooit geef je je in een gesprek zo volledig bloot als tegenover een lege pagina, voor een lezer die je niet kent.’

‘Ik zweeg methodisch: als je methodisch zwijgt terwijl je de mensen recht in de ogen kijkt en ze het gevoel geeft dat je aan hun lippen hangt, gaan ze praten. Ze vinden het heerlijk als er iemand luistert, alle rechercheurs weten dit, alle schrijvers, alle spionnen.’
En alle verpleegkundigen......

'Ik vind dat meursault lang niet genoeg wordt besproken!’ riep ik energiek uit.
Meusault is een synthese, hij is in zijn eentje heel veel wijnen samen, vind u niet?’

Meursault is behalve een wijn ook de hoofdpersoon uit Camus’s l’étranger/ de vreemdeling.
Ongetwijfeld een verwijzing.


Maar waarom zou je je in 2022 naar je hotel begeven om aantekeningen te maken? (Pag. 214)
Ik doe dat in 2017 al via mijn notitieboekje/onedrive op mijn smartphone al lui liggend op de camping en/of aan het strand.

woensdag 13 juli 2022

Er is geen vrouw die deugt


Een boekje met een bijzondere titel van de filosoof Arthur Schopenhauer. (1788 – 1860)
Eerder las ik van hem 'de vrijheid van de wil'.
Hij schreef dit boekje in 1851 en is onderdeel van ‘Parerga und Paralipomena, kleine philosphische Schriften’.
Het is een vertaling uit 1974.

De titel vond ik zo intrigerend dat ik nieuwsgierig werd. Wat beweegt iemand om hierover een boek te schrijven? Mijn wil om dit boekje te lezen werd danig geprikkeld.


  
Nu valt het allemaal wel een beetje mee want er is maar één hoofdstuk wat over de niet-deugende vrouw gaat. De rest zijn bespiegelingen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Veel interessanter.
Over opvoeden, onderwijs, filosofie uiteraard. Over godsdienst, zelfstandig denken. Over lawaai en luidruchtigheid: wat haatte hij de klappende zwepen van de koetsieren. Over politiek en geleerden. Over suïcide en over dromen.

Tijdens het lezen van deze 'Maarten van Rossum van de negentiende eeuw' moest ik toch wel vaak grinniken, net als bij de ‘echte’ en na eerst het nawoord te hebben gelezen begreep ik dat Arthur, met zijn knorrige aard, niet zo’n beste verhouding heeft gehad met zijn moeder. Tsja…en Freud verscheen pas in 1856 op het wereldtoneel.
Of dit hoofdstuk daardoor beter te verteren valt …..ach zolang je het met humor kunt lezen gaat het wel.  
Rüdiger Safranski heeft een boek over hem geschreven maar dat moet ik nog lezen, het ligt te wachten. Wellicht wordt het dan nog beter te begrijpen.
Waar ik zo om moet lachen:
‘Dat vrouwen zo geschikt zijn om ons in onze vroegste jeugd te verzorgen en op te voeden komt omdat zij zelf kinderlijk en dom en kortzichtig, in één woord hun leven lang grote kinderen zijn – een soort tussenstadium tussen het kind en de man, die de eigenlijke mens is.’[…]
‘Een man bereikt zijn verstandelijke en geestelijke rijpheid zelden voor zijn achtentwintigste jaar, een vrouw al met haar achttiende. Maar haar verstand is er dan ook naar: het is wel heel armzalig uit gevallen’.

Wat een schattige ouwe knorrepot is het toch. Heeft waarschijnlijk weinig ‘normale’ vrouwen in zijn leven ontmoet.
Wat wel weer in zijn voordeel pleit is zijn subtiele gevoel voor humor en cynisme.

Wat sprak mij het meest aan van de andere onderwerpen:
Dat de mens gedreven wordt door zijn – onvrije - wil tot leven had ik al ontdekt in zijn andere boek. Het eigenlijke zijnde voor Schopenhauer is ‘wil’.
Zijn ideeën over opvoeding en het onderwijs en om zelfstandig te leren nadenken in plaats van het kopiëren van andermans ideeën zijn het overdenken waard. Hij wijdt er ook meerdere stukjes aan.
Dat kwam en kom ik op fora ook wel tegen. ‘De mensen die zo vlijtig en haastig zijn, strijdvragen te beslissen door het aanhalen van autoriteiten, zijn eigenlijk blij wanneer zij, bij gebrek aan eigen verstand en inzicht, dat van anderen in het veld kunnen brengen.’
Ach, ik heb het ook wel eens gedaan. Je kunt niet alles weten en soms weten anderen het beter onder woorden te brengen dan jij.

Schopenhauer schrijft beeldend. Dat moet hij ook wel want hij heeft een uitgesproken mening over schrijven en stijl. Dat komt later. Eerst nog even over dat zelfstandig denken:
‘Zoals een omvangrijke, ongeordende bibliotheek niet zoveel nut afwerpt als een middelgrote die wel geordend is, zo is ook een grote hoeveelheid kennis die niet door ons eigen denken is verwerkt, veel minder waard dan een kleine hoeveelheid die wij zelf hebben doordacht.’
Daarom pleit hij ook in het onderwijs eerst voor het aanleren van vakken waarin niet zoveel fout kan gaan zoals wiskunde, natuurkunde, talen en geschiedenis. Die zijn gebaseerd op feiten. Pas op latere leeftijd de vakken als godsdienst, filosofie en algemene beschouwingen omdat ‘voor het krijgen van een kritisch vermogen rijpheid en ervaring nodig zijn’.
Het gevaar is volgens hem namelijk aanwezig dat leerlingen opgezadeld worden met teveel vooroordelen. ‘Daarom hebben zo weinig geleerden het gezonde verstand dat volkomen ongeschoolde mensen dikwijls wel hebben.’

In het verlengde hiervan: ’Geleerden studeren in de regel met het doel onderwijs te geven en te kunnen schrijven. Daarom lijkt hun hoofd op een maag-darmstelsel dat het voedsel onverteerd weer afscheidt. Hun onderwijs en hun geschrijf zal dan ook van weinig nut zijn.’

In zijn tijd was het kennelijk ook al niet best gesteld met de schrijverij:
‘Tegen het gewetenloze inkt vermorsen in onze tijd en de steeds hoger stijgende zondvloed van nutteloze en slechte boeken zouden eigenlijk de tijdschriften een dam moeten zijn. Onomkoopbaar, rechtvaardig en streng zouden zij al dat gepruts van onbegaafden, al dat geschrijf waarmee een leeg hoofd een lege buidel probeert vol te schrijven, dat is te zeggen negen tiende van alle boeken, genadeloos moeten afstraffen en daardoor consequent de schrijf manie en de afzetterij moet bestrijden, in plaats van die te bevorderen door in laaghartige verdraagzaamheid gemene zaak te maken met de schrijvers en de uitgever om het publiek van tijd en geld te beroven. […] daar komen al die jubelende recensies van slechte boeken vandaan waarvan de tijdschriften vol staan’.

Nu heb ik nog niet eens gehad over de godsdienst en het lijden in deze wereld. Schopenhauer is atheïst en vindt godsdienst iets voor kinderen. Wie nadenkt over openbaringen zal inzien dat het ook menselijke ideeën en gedachten zijn. Kuitert avant la lettre.  
Hoe Schopenhauer tot zijn ideeën is gekomen moet ik waarschijnlijk uit het boek van Safranski halen. Daar ben ik altijd benieuwd naar: hoe komen mensen tot hun overtuigingen die soms in steen lijken te zijn gebeiteld.
Zo schrijft hij: ‘Hij (God) zou dus een zwak, aan de zonde onderworpen geslacht uit het niets tot aanzijn hebben geroepen om het daarna over te leveren aan een kwelling zonder einde.’

Een vraag van formaat. Zeker, maar – voor mij – toch geen reden om de godsdienst de rug toe te keren zonder te zoeken naar antwoorden? Desnoods je hele leven?
Schopenhauer vindt deze wereld al erg genoeg, ‘zij is het vagevuur, de hel, en aan duivels ontbreekt het er niet. Men hoeft er maar op te letten wat mensen elkaar soms aandoen, met wat voor ingenieuze folteringen de een de ander doodmartelt, en zich dan af te vragen of duivels het beter zouden doen.’
Soms heeft hij wel een beetje gelijk. l’Enfer, c’est les autres.
En toch deugen de meeste mensen wel weer.  Het is maar hoe je het bekijkt.
In ieder geval heb ik het met plezier gelezen.

Ok: nog een uitsmijter:
‘Geld is het menselijke geluk in abstracto; wie het geluk niet in concreto kan genieten, zet dus al zijn zinnen op geld.
 

 

zaterdag 19 oktober 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000 – 1300 IIa Theologie en Filosofie


Twee lessen over Geloof en Rede in dit tijdvak en dat toegespitst op Anselmus van Canterbury en Pierre Abélard, Averroes en Thomas van Aquino.
Zij behoorden tot de scholastiek.
Theologie en Filosofie behoorden in die tijd bij elkaar.

Anselmus, diegene van de ‘verzoening door voldoening’ is ook van het eerste ‘Godsbewijs’.
Zelf zie ik dat niet als bewijzen maar meer als argumenten. Bewijzen zijn attributen voor de bèta vakken.
Anselmus was Italiaan van geboorte en belandde in Canterbury, Engeland omdat Willem de Veroveraar in 1066 hele stukken van wat nu het Verenigd Koninkrijk is, annexeerde. De abdij van Bec, waar Anselmus inmiddels prior van was geworden had landgoederen in Engeland. Zo raakte hij daar verzeild en werd aartsbisschop van Canterbury in 1089 tot zijn dood in 1109.
De docente gaf interessante teksten van Anselmus (Uit ‘Proslogion’ in een vertaling van Carlos Steel ) en Abelard, (uit ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’ wat ik nog ongelezen op de plank heb staan) van Averroes en Thomas van Aquino.
Het boek ‘Proslogion’ is helaas niet – betaalbaar! en in het Nederlands - te vinden via het web. Jammer want daar ben ik wel nieuwsgierig naar geworden.

Anselmus redeneerde vanuit het geloof: ‘Ik probeer niet Heer, in Uw verhevenheid door te dringen, want ik acht mijn verstand geenszins te vergelijken. Maar ik verlang ernaar uw waarheid, die mijn hart gelooft en bemint, tot op zekere hoogte in te zien. Ik zoek immers niet in te zien om te geloven, maar ik geloof om in te zien. Want ook dit geloof ik dat ik niet zal inzien, tenzij ik geloofd zal hebben.’
Zijn ‘Godsbewijs’ had ik eerder geformuleerd: ‘bedenk het allergrootste en allervolmaaktste wat gedacht kan worden. Groter dan dit denkbare is God. God is iets waarboven niets groters gedacht kan worden. Het is beter te bestaan dan niet te bestaan. Een niet bestaande God is kleiner dan een bestaande dus bestaat God.’

Maar nu wat preciezer uit de ‘Proslogion’ uit 1077: ‘Welnu, wij geloven dat Gij iets zijt waarboven niets groters gedacht kan worden.[…] Zo dan wordt ook de dwaas ervan overtuigd dat ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ op zijn minst in het verstand is, omdat hij dat, wanneer hij het hoort, verstaat, en al wat verstaan wordt in het verstand is.
En zeker kan datgene ‘waarboven niets groters gedacht kan worden’ niet in het verstand alleen zijn. Want indien het uitsluitend in het verstand is, dan kan men denken dat het ook in werkelijkheid is, hetgeen groter is. [..] Bijgevolg bestaat zonder enige twijfel ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ zowel in het verstand als in werkelijkheid.’

Een Benedictijnse monnik uit Frankrijk, Gaunilo, is bekend geworden om zijn (eiland) kritiek op Anselmus maar die had volgens Anselmus nu juist het punt gemist. En dat denk ik ook.
Het gaat niet om iets werelds, iets materialistisch maar om een scheppend bewustzijn wat wij kunnen bedenken.

Een paar belangrijke ethische vraagstukken: de keuzevrijheid en het kwaad.
Volgens Anselmus is de vrije wil niet het vermogen om te kiezen tussen goed en kwaad, maar het door God gegeven vermogen om voor het goede te kiezen.
Het kwaad op zichzelf is ‘niets’.
‘Het kwaad dat ongerechtigheid is, is altijd niets; maar het kwaad dat één of ander nadeel is, is zonder twijfel soms niets, zoals blindheid, en soms iets zoals verdriet en pijn; wij hebben altijd een afkeer van deze nadelen die iets zijn. Wanneer wij dus het naamwoord ‘het kwaad’ horen, vrezen wij niet het kwaad dat niets is, maar het kwaad dat iets is, dat volgt uit de aanwezigheid van het goed.’
Maar waar komt het kwaad vandaan? Hoe komt het dat mensen of engelen (de engelenval, wat in principe hetzelfde is als de mensenval * ) kunnen kiezen voor het kwaad?
We lazen een paar stukken, opgesteld als vraag en antwoord van een leerling tot zijn meester uit een boek van Dom F. Schmitt. (denk ik)
De engel/ mens wilde ‘wat niet behoorde’ omdat hij kón willen. Maar dat is niet de enige reden. Hij wilde omdát hij wilde. Hij is zijn eigen werkende oorzaak en zijn eigen gevolg. [..] ‘Want het willen is niets anders dan het gebruik maken van het vermogen om te willen, zoals het spreken en het gebruik maken van het spreken ook hetzelfde zijn.’
‘Even’ over nadenken. *grinnik*
Ik heb Hannah Arendt er nog op nageslagen maar zij behandelt Anselmus niet.

Dan was er de Universalieënstrijd tussen de Realisten en Nominalisten. Even simplistisch: de ideeën van Plato versus die van Aristoteles. Plato was Realist en geloofde stellig in een hogere, niet-zintuigelijke werkelijkheid en Aristoteles is meer van de concrete werkelijkheid om ons heen, een Nominalist.
Anselmus was Realist zoals nog steeds vele gelovigen.
In de vroege middeleeuwen was de invloed van Plato veel groter omdat er - in het westen - veel van Aristoteles verloren was gegaan. Edoch: Averroes uit Cordoba (Al- Andalus) heeft veel Grieks- klassieke werken weten te vertalen vanuit het Syrisch en Arabisch waardoor langzamerhand ook Aristoteles meer invloed kreeg in het westen.
Hier voel je de scheiding van geesten al aankomen: de Theologie en de Filosofie.
Meister Eckhart en Willem van Ockham spelen daarin een rol.

Abelard (1079 – 1142) dacht precies andersom ten opzichte van Anselmus: eerst begrijpen en dan geloven. ‘Theologie’ is redeneren over het geloof volgens principes van de methodische twijfel. Niets kan geloofd worden voordat het wordt begrepen. (Niet: ‘bewezen’!)
Daar is ook wel iets voor te zeggen. Hij was meer nominalist en verschoof naar het conceptualisme.
Volgens Abelard bestaat er geen kwade wil; daden zijn op zichzelf neutraal. Het is de intentie waaruit ze voortkomen die daden goed of kwaad maken. Dat vereist zelfkennis.
Door Bernardus van Clairvaux(1090-1153) werd hij beschuldigt van ketterij want wanneer alleen intenties gelden kun je zondige daden niet meer veroordelen. Welke macht heeft de kerk dan nog? Abelard denkt dat hij God door de rede volledig zou kunnen begrijpen volgens Clairvaux.
Dit alles was reden genoeg om hem de mond te snoeren. In 1141 werd Abelard veroordeeld tot zwijgen.

Iets, voor mij, boeiends uit het boek ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’:
‘Hij (Gregorius de Grote) zegt: ‘het geloof heeft geen enkele verdienste, als de menselijke rede daarvoor het bewijs levert.’
Omdat mensen uit uw kring niet argumenterend kunnen spreken over het geloof dat ze belijden, nemen ze onmiddellijk als troost voor hun onwetendheid hun toevlucht tot de woorden van Gregorius. Wat betekent dat in hun gedachtegang anders dan dat we elke vorm van geloofsverkondiging, dom of verstandig, in gelijk mate moeten aanvaarden? Want als over het geloof niet mag worden nagedacht, uit angst de verdienste ervan kwijt te raken, en als datgene wat men moet geloven, niet aan een kritisch oordeel mag worden onderworpen, maar meteen moet worden ingestemd met datgene wat wordt verkondigd, ongeacht de dwalingen die die verkondiging teweeg brengt, dan betekent het niets om dit geloof te aanvaarden. Als het niet is toegestaan om het verstand te gebruiken, dan mag men met het verstand ook niets afwijzen. [..] De christen blokkeert zelf volledig redelijke argumenten en staat iemand anders niet toe om fatsoenlijk over het geloof te discussiëren omdat hij dat zichzelf absoluut niet toestaat.’

De rest van dit boek moet ik dringend gaan lezen.

Abelard werd verder ook nog bekend omdat hij de helft was van een heel beroemd, maar tragisch liefdespaar.
Abélard en Heloïse hebben mensen geïnspireerd tot liederen, boeken, toneelstukken en films.

De twee heren, Averroes en Aquino komen, vanwege de lengte van dit bericht in een volgend blogje.


*Nu ik er nog een over nadenk is de engelenval toch anders dan de val van de mens. We weten bijna niets van die engelenval, als ie al plaatsgevonden heeft.
Maar daarvan uitgaande komt de engelenval uit de engel zelf voort en de val van de mens wordt van buiten hem/haar veroorzaakt. Als dat klopt is het een interessant verschil.




Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.

vrijdag 4 januari 2019

De Antwoorden op de grote vragen


Geschreven door Stephen Hawking in 2018……althans….het was in wording ten tijde van zijn overlijden in maart 2018.

Oorspronkelijke titel: ‘Brief Answers tot the Big Questions’ en dat dekt de lading beter dan de Nederlandse titel. Want het zijn natuurlijk niet DE antwoorden.
Dit boekje stelt een aantal ‘grote’ vragen en Hawking geeft ZIJN antwoorden, puttend uit zijn persoonlijk archief. Wanneer je hem een beetje hebt gevolgd dan komen verschillende antwoorden je wel bekend voor.
Nu zijn ze nog eens compact en in eenvoudige taal samengevat.

Voorwoord is van Eddie Redmayne; hij speelde Hawking in de film ‘The Theory of Everything' en de inleiding is geschreven door Prof. Kip S. Thorne, een vakgenoot en vriend.

Deze Thorne is ook het brein achter de film ‘Interstellar’.
Het nawoord is van zijn dochter Lucy. Zou ze vernoemd zijn naar…..?
Mijn enige commentaar daarop is dat ik niet geloof dat het half maart nog steeds kerstvakantie is in Cambridge.

Waarom zouden we grote vragen moeten stellen?
Omdat het ons op zoveel punten verder brengt. Door het ruimtetijdperk zijn we anders tegen onszelf gaan aankijken en tegen de kwetsbaarheid van de aarde. Hoe werken dingen en hoe kunnen we – wat vooral nu speelt - duurzaam verder ontwikkelen.
Hoe is alles begonnen? Is er een God? Kunnen we de toekomst voorspellen? Wat zit er in een zwart gat? Zal kunstmatige intelligentie slimmer worden dan wij? Wat is daarin belangrijk?
Hij legt de informatieparadox uit: Informatie die verloren gaat in zwarte gaten ondanks dat volgens de wetten van de kwantummechanica informatie nooit helemaal verloren kan gaan.

Het belangrijkste is dat we ontwikkelingen de baas blijven. ‘Het is verleidelijk het idee van hoog intelligente machines af te doen als sciencefiction, maar dat zou een vergissing zijn en mogelijk de grootste vergissing die we ooit hebben gemaakt.’
Robots moeten ten allen tijde in dienst blijven staan van de mens en niet andersom. Maar daar loert wel een gevaar.
Zelf denk ik ook dat we ons moeten blijven realiseren dat uitvindingen in verkeerde handen kunnen vallen en dat niet iedereen zo empathisch is, richting de mensheid. Er zullen altijd machtswellustelingen blijven. Nou ja, daar zijn genoeg Bondfilms over gemaakt.
‘Onze toekomst is een wedloop tussen de groeiende macht van onze technologie en de wijsheid waarmee we die gebruiken. Laten we er voor zorgen dat de wijsheid wint.’
Een paar dingen snap ik niet: In het allereerste begin van het heelal waren er alleen waterstof en helium. Waar komen al die andere stoffen van het periodiek systeem dan vandaan?
Over ons DNA zegt Hawkings gewoon dat we niet weten waar het vandaan komt.

Over het al dan niet bestaan van God: ‘Ik heb helemaal niets tegen God. Ik wil niet de indruk wekken dat ik met mijn werk het bestaan van god wil bewijzen of ontkrachten. Mijn werk gaat om het vinden van een rationeel kader om het heelal te begrijpen.’
Toch vindt hij de vraag of God bestaat voor de wetenschap wel een geldige vraag en dat snap ik dan weer niet. God is transcendent maar ook immanent. En wanneer Hawking ervan overtuigd is dat er meerdere dimensies zijn – elf maar liefst – wat is er dan moeilijk aan om God in een andere dimensie te bedenken. Voor hem ligt ‘god’ vast in de natuurwetten. Hebben we die allemaal in kaart gebracht dan begrijpen we god. Voor mij is dat veel te beperkt.
Een striptekenaar hoeft zich toch niet te houden aan de wetten die hij een rol laat spelen in zijn strips?
God woont buiten de tijd in de eeuwigheid en dat staat al in dat Boek van 2500 jaar oud. (Jes. 57:15)
Jawel, door mensen geschreven maar wanneer die al zo wijs waren om God buiten de tijd te positioneren dan vraag ik mij af of het toch niet geïnspireerd is door die Grote Geest zelf omdat mensen van toen bij lange na niet wisten wat wij nu weten.
Hawking geeft hieraan een verklaring met behulp van negatieve energie, maar die is weer onderworpen aan natuurwetten.
*Cathy mompelt iets over cirkelredenering en verkeerde premisse.*
Tegelijk vraag ik mij dan af hoe het komt dat Hawking zo denkt. Zou hij niet anders kúnnen denken met zijn, op de rede gerichte brein of wíl hij dat niet?

‘Kijk naar de sterren en niet naar je voeten’.
Ik zou willen zeggen: ‘kijk voorbij de sterren en niet naar je voeten’.
Hou rekening met een Grote Intelligentie die alle dimensies kan doorkruisen.