Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Ziel. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Ziel. Sorteren op datum Alle posts tonen

vrijdag 13 april 2012

De Ziel

In deze maand van de filosofie is het thema ‘de ziel’.
Komende nacht gaat Bert Keizer in debat met Dick Swaab. Helaas kan ik mijn nachtrust slecht missen dus reden om daar nu mijn eigen, religieus gevormde gedachten eens op los te laten. De resultaten van de debatten lees ik wel in de krant of in het Filosofie Magazine. Wat is de ziel eigenlijk en is ie nou onsterfelijk of niet.

Tijdens mijn jaren werken, het verplegen van zieken en bejaarden ontdekte ik dat, hoe oud mensen ook zijn, hun geest was dat vaak niet. Hun geest had zich in de loop der jaren wel verbreedt en verdiept – oké niet altijd even duidelijk, er zijn altijd mensen die niets leren - maar was niet ouder geworden in tegenstelling tot hun lichaam. Dat vertoonde veel meer de sporen van aftakeling, vaak tot verbazing van de bezitters zelf omdat ze zich niet oud voelden.
Dat eigen unieke levende ‘Zelf’ zou ik willen omschrijven als de Ziel. Nu….…in 2012.
In het Oude Testament echter is de mens een levende ziel; in het Nieuwe Testament heeft hij/zij een ziel in een lichaam.
De ziel in het Oud Testamentische jodendom kan sterven. Wanneer de mens sterft, sterft ook zijn ziel. "...De ziel die zondigt, díé zal sterven" Ezech. 18: 4, 20. Mens en ziel vallen samen.
Het Bijbelse jodendom kent het begrip hel niet. Zij spreken over het dodenrijk (sheool) en dat is de plaats waar de doden heen gaan en waar geen bewustzijn is.
Pr 9: 5 Wie nog in leven zijn, weten tenminste dat ze moeten sterven, maar de doden weten niets;
Pr 9: 10 Doe wat je hand te doen vindt. Doe het met volle inzet, want er zijn geen daden en gedachten, geen kennis en geen wijsheid in het dodenrijk.
Ps 115:17 Niet de doden loven de HEER, niet wie zijn afgedaald in de stilte.

Dit is overeenkomstig met de idee van de Egyptenaren die ook in een dodenrijk geloofden maar niet in een tweedeling van goed/kwaad in die zin dat er twee bestemmingen waren. De ‘slechten’ houden op te bestaan. Wanneer mensen na het sterven op hun laatste reis gaan en aankomen bij de poort van het dodenrijk wordt hun hart als laatste oordeel gewogen door Osiris met de veer (Ma’at) der waarheid. Werd je te licht bevonden dan werd je opgegeten/ vernietigd. Werd je goedgekeurd dan mocht je het dodenrijk binnengaan.
Het jodendom nu is daar eigenlijk heel terughoudend in. Zij zijn meer gefocust op het leven nu. Al geloven ze wel dat de doden zullen opstaan in de 'Olam Haba'; de toekomende eeuw. Verder kennen ze wat dat betreft weinig dogma’s.

In het boek Daniel wordt wel al over een tweedeling gesproken in 12: 2. Maar Daniel is geschreven in de 2e eeuw BC en is mogelijk beïnvloed door het Hellenisme. (taal en stijl schijnen niet te kloppen met een vroege datering)
Deze tweedeling wordt gedeeltelijk voortgezet door Jezus in het NT ( Matt 10: 28 ) wanneer Hij zegt: Wees niet bang voor hen die wel het lichaam maar niet de ziel kunnen doden. Wees liever bang voor Hem die in staat is én ziel én lichaam om te laten komen (‘appolumi’ = vernietigen) in de Gehenna. (Gehenna was de vuilstortplaats buiten Jeruzalem waar al het vuil van de stad verbrand werd)
Jezus laat hier duidelijk zien dat God wél in staat is de ziel te vernietigen.
Mijn conclusie is dan dat de ziel niet per definitie onsterfelijk is.
Even tussendoor: Jezus ging ook een keer bewust het spreken over de wrekende God uit de weg: In Lucas 4: 18,19 citeert Hij 2 verzen uit Jesaja 61: 1,2 waar Hij…….’en de dag der wraak van onze God’ weglaat. Opmerkelijk!

Homerus is de eerste Griek ( Tekst en liedjesschrijver 800-750 BC) die spreekt over verschillende bestemmingen na de dood in zijn ‘Odysee’. Bij goed gedrag via de Hades (= dodenrijk/ sheool) naar de Elysische/ Elyseïsche velden, een paradijselijke toestand (Oh, Champs d’Elysees……...) en anders naar Tartarus waar je gepijnigd werd.
Plato (en Socrates) heeft dat dualisme van lichaam en ziel verder logisch uitgewerkt in Politeia (608-614) en Phaedrus (246 a-e) geschreven in ongeveer 360 BC.
Petrus schrijft in 2 Petr. 2:4 ook over Tartarus (NBV), De enige keer dat het in de Bijbel wordt genoemd. De hellenisering van het jodendom is interessante materie net als die van het christendom. Daarachter God die het allemaal heeft laten gebeuren. Moeten we dat zien als voortgaande openbaring? Ik vind het allemaal moeilijk te beoordelen.

Conclusie?
De ziel is datgene wat jou en mij tot die unieke persoonlijkheid maakt en is niet per definitie onsterfelijk.
Dat is alleen de drieenige God.
1 Tim 6:16



(Linkje naar Alverzoening waar nog e.e.a. staat)


woensdag 10 november 2021

Nogmaals ‘de Ziel’

Alweer bijna tien jaar geleden – ja ik heb er deze week tien jaar bloggen op zitten – schreef ik mijn 'zielenroerselen'.
Mijn ideeën over de ziel en of ie nu onsterfelijk is of niet omdat ik tot de gewaagde ontdekking was gekomen dat die ziel naar mijn mening niet per definitie onsterfelijk is.

Nu las ik in het RD een artikel over Martine Oldhoff, predikant van de protestante kerk van Mijnsheerenland.
Zij promoveert binnenkort op het zielsbegrip in de hedendaagse westerse theologie.
Ook zij komt tot de conclusie – of moet ik misschien zeggen de hedendaagse westerse theologie? – dat alleen de gelovigen onsterflijkheid wordt gegeven.
Een stukje tekst uit het artikel:

“de Geest woont in de gelovige, verandert hem en is tegelijk van hem onderscheiden. De ziel is identiek met de persoon, als het werkelijke ik, dat tegelijk een belichaamd ik is. Lichaam en ziel zijn door God geschapen en afhankelijk van God. Dat betekent dus niet een eeuwige en onsterfelijke ziel. De menselijke ziel is geschapen en is geen deeltje van God en ook niet  van zichzelf onsterfelijk. Een mens leeft dankzij God en als een gelovige sterft, kan hij overleven, omdat God daarvoor zorgt.
God zorgt er voor dat de mens niet ten onder gaat in de dood, maar in een ‘tussentoestand’ bij Christus is. God bewaart de ziel, het ‘zelf’ of ‘de persoon’ dankzij de relatie met Hem.” 

er zal wel commentaar op komen in de krant maar wanneer ik zelf weer verder denk dan is het allemaal zo logisch.  
De tekst in 1 Tim 6:16: ‘Hij die als enige onsterfelijkheid bezit en een ontoegankelijk licht bewoont; Hem heeft geen mens gezien en niemand kan Hem ook zien. Hem zij de eer en eeuwige kracht. Amen.’
maakt het duidelijk.
Alleen wanneer de Geest in de gelovige woont is die gelovige ziel onsterfelijk want hij/zij heeft God in zich wonen.
Dat deel van God in ons is onsterfelijk omdat God zelf onsterfelijk is en zo wordt elke gelovige ziel pas onsterfelijk bij het ‘tot geloof komen’ en niet eerder.

Ik meende ook: de Godheid woonde verre,
In ene troon, hoog boven maan en sterre,
En hefte menigmaal mijn oog
Met diep verzuchten naar omhoog.

Maar toen Gij U beliefde te openbaren,
Toen zag ik niets van boven nedervaren,
Maar in de grond van mijn gemoed,
Daar werd het liefelijk en zoet.

Daar kwaamt Gij uit de diepten uitwaarts dringen
En als een bron mijn dorstig hart bespringen,
Zodat ik U, O God, bevond
Te zijn de grond van mijne grond.


een gedeelte van een gedicht van Jan Luyken  (1649 - 1712)



woensdag 4 april 2012

De menselijke geest: illusie of werkelijkheid? (2)

De tweede avond was een stapje terug in de tijd. René Descartes leefde van 1596 – 1650.
Een methodisch twijfelaar. Hij zocht naar een basis waaraan hij niet meer kón twijfelen om vandaaruit opnieuw te kunnen gaan denken. Zo kwam hij op het bekende ‘cogito ergo sum’. Voor mezelf heb ik dat ook doorgemaakt, het zoeken naar een fundament voor mijn geloof. Voor mij is dat de Schepper geworden. Als ik om mij heen kijk naar een bloem of ik hoor het gefluit van de vogels in deze tijd van het jaar, of ik luister naar bijvoorbeeld Beethoven, die natuurlijk een totaal zinloze componist is bekeken in het licht van de evolutie of ik kijk in de spiegel en ik bedenk welke ingewikkelde dingen ik kan bedenken (en anderen nog veel meer) dan staat het voor mij onomstotelijk vast dat er een grote Geest moet zijn die achter dit alles zit. Die alles, heel langzaam met kronkelwegen, hoogte- en dieptepunten, stuurt naar een hoger plan.
Terug naar Descartes. Hij onderscheidde twee ‘werelden’: res cogitans en res extensa. Dat laatste is de materiele werkelijkheid en het eerste het Zelf, waarin ziel, geest, rede en verstand samenvallen. Dualisme.
Een paar punten van Descartes die belicht werden: Verdriet, woede, angst en alle andere passies moeten verklaard worden als effecten van de inwerking door het lichaam op de ziel. Niet de ziel maar het lichaam veroorzaakt de passies. Daar kreeg ik spontaan associaties met Swaab die ruim 350 jaar later ongeveer hetzelfde zegt. Zie (1) Maar dan op empirische basis. Neem ik aan.
Doordat we de mogelijkheid hebben om emoties te evalueren kunnen we ons rationeel verhouden tot emoties en ze integreren. Het meeberekenen van Swaab.
Wat verder belicht werd uit het oeuvre was de ‘generositeit’. Ware generositeit is het besef dat alleen de vrije wil ons toebehoort en het besluit daar goed gebruik van te maken.
Daar kwam de vrije wil weer om de hoek kijken. Zou Descartes weet hebben gehad van de NGB van Guide de Brès uit 1561? In dit geval van de ‘Confession de Foy’ uit 1580 in Frankrijk.
We kregen een stuk tekst uit ‘Les passions de l'âme’, de passies van de ziel. Het geschrift is één jaar voor zijn dood gepubliceerd en het is gebleken dat het een zeer belangrijk werk is.
Misschien een ideetje voor moederdag ofzo…
Toen we dat stuk hadden gelezen mochten we commentaar leveren. Iets wat mij en mijn vriendin was opgevallen was dat Descartes kennelijk goed op de hoogte was van het Nieuwe Testament en dan met name van de vruchten van de Geest. Het rare was dat niemand dat naar voren bracht maar dat anderen meer associaties hadden met het Boeddhisme. Terwijl het toch bekend is dat Descartes een gelovige Rooms katholiek was. Daar valt ook weer over na te denken……een teken aan de wand?
Voor de aardigheid een citaat uit 'de passies':
Ik geloof dan ook dat de ware generositeit, dat wil zeggen, de hoge waardering van zichzelf waarop men met recht aanspraak kan maken, slechts bestaat in de wetenschap dat, buiten die vrije beschikking over de wil, niets ons naar waarheid toebehoort, en dat men ons kan prijzen of laken; en verder in het besef dat men het vaste en onwankelbare voornemen heeft om daar een goed gebruik van te maken, dat wil zeggen, om nooit vrijwillig datgene na te laten of op te geven waarvan men meent dat dat het beste is. En dat alleen versta ik onder een leven dat volmaakt in overeenstemming is met de deugd. Wie dat weet en dat voelt, zal allicht beseffen dat anderen diezelfde kennis en datzelfde gevoel hebben: het is immers niet iets waarvoor men van anderen afhankelijk is. Daarom zal hij ook niemand minachten. Want hoe vaak hij ook anderen fouten ziet maken en hoe vaak daardoor ook hun zwakheid aan het licht komt, hij zal altijd eerder geneigd zijn om hen vrij te pleiten dan om hen te veroordelen: immers, hij gelooft dat zo’n fout voortkomt uit gebrek aan kennis, en niet aan goede wil.”

De volgende keer (16 april) krijgt Merleau Ponty de volle aandacht.

woensdag 11 mei 2022

Kruispunt


Een roman, geschreven door Jonathan Franzen (1959) in 2021. Ik las een digitale uitgave.
Het eerste deel van een trilogie. Trilogieën moet je eigenlijk in één keer lezen maar met de volgende delen is hij nog bezig. Het verklaart wel het onbevredigende einde.

Hoofdrolspelers: de familie Hildebrandt, bestaande uit pa Russ, ma Marion en vier kinderen: Clem, Becky, Perry en Judson.
Een gezin van een hulppredikant in de jaren zeventig. Ergens in Amerika in een plaatsje met de mooie naam ‘New Prospect’.
De tijd van drugs, een vrijere seksuele moraal en popmuziek.



Crossroads is de naam van een evangelische jongerengroep die Russ heeft opgezet maar het verwijst ook naar de ‘kruispunten’ in de levens van deze zes mensen. Eigenlijk vijf want van Judson lees ik niet veel.
Volgens mij verwijst het ook naar een lied van Robert Johnson: ‘Crossroad blues’:

Wanneer je helemaal niet thuis bent in de wereld van evangelische gelovigen dan kan ik me voorstellen dat je het boek niet interessant vindt maar ik vond het wel mooi, soms op het hilarische af.
Wanneer Russ het zo regelt dat hij met een aantrekkelijke weduwe op pad gaat voor een goed doel en speciaal z’n leren jasje aantrekt omdat hij er dan stoerder uitziet, moet ik wel lachen en helemaal als hij dan nog om de zegen van God durft te bidden voor zijn overspelige verlangens.
Zo zijn veel Amerikaanse (?) gelovigen. Zo oppervlakkig; God voor hun karretje spannen. Ik doe mijn eigen zin en wilt U dat alstublieft zegenen.
Bij een ander kun je dat zo gemakkelijk doorprikken.
Dat is de kracht van dit boek: veel is zo herkenbaar.
Hoe ga je om met afwijzing, hoe met populariteit, hoe met een belast verleden, hoe met  het vinden van je eigen weg in het leven, hoe met je eigen slimmigheid zoals Perry.

‘Veranderde zijn ziel soms bij ieder nieuw inzicht? Een ziel hoorde toch onveranderlijk te zijn? Misschien had hij de fout gemaakt om ‘ziel’ met ‘kennis’ te verwarren. Misschien was de ziel een instrument met maar één toepassing: je de gewaarwording te bezorgen dat jij jij bent.’

Afwisselend wordt er geschreven vanuit de perspectieven van de verschillende hoofdrolspelers. Alleen van de jongste, Judson, miste ik dat. Wellicht voor de volgende boeken.

Wanneer je niet thuis bent in de Bijbels materie zul je veel dingen missen.
Bijvoorbeeld: wanneer Marion een gebed uitspreekt en haar ogen weer opent ziet ze twee mussen door het afval scharrelen. Het wordt verder niet uitgelegd maar bij mij borrelt dan meteen Mattheus 10 naar boven:
‘Worden niet twee mussen voor een penning verkocht? Niet één zal er op de aarde vallen buiten uw Vader om. [..] Wees niet bevreesd, u gaat veel mussen te boven.’

Nog een indringende zinssnede wanneer Russ luistert naar de stem van Robert Johnson, een muzikant die de blues op de kaart heeft gezet:
‘Hij had zich nog nooit zo aangegrepen gevoeld door de indringendheid van de blues, de pijnlijke overtuigingskracht van Johnsons stem, maar ook nooit zo buitengesloten. Die stem kwam vanaf een plaats waartoe hij nooit toegang zou krijgen. Hij was een leugenachtige dilettant die erop parasiteerde, een poseur. Het kwam hem voor dat alle blanken leugenaars waren, een ras van parasiterende schijnmensen, en hij nog wel het meest. Dat hij Frances zijn platen had geleend, met de bedoeling een zweem van authenticiteit te verkrijgen en een goed figuur te slaan, was het toppunt van bedrog.’

Ja, zijn volgende boeken ga ik ook lezen.

woensdag 31 januari 2018

ter Lindenbladzijde 2


Ds. Nico ter Linden is overleden. Broer van ds. Carel.
Eénentachtig jaar oud. Ik ken hem van ‘Het verhaal gaat’. Daar heb ik de eerste twee delen van.
Verder niet want vrijzinnige dominees, daar moest je voor oppassen.
Nu weet ik dat vrijzinnige dominees best wel vrij zinnige dingen kunnen zeggen. Zo ook in zijn verhalen die zo duidelijk de link hebben met onze tijden.
‘Er zaten maar twee kindertjes op de school met de Bijbel van Bersebar: Jakob en Esau.’
Wanneer ik hem vergelijk met Guus Kuijer, die ook de verhalen uit de Bijbel heeft herverteld, dan valt mij de milde en zachtmoedige toon van ter Linden op. Guus is veel sarcastischer en vooral in zijn tweede boek vond ik hem al beduidend meer anti-theïstisch.

Voor ter Linden was het belangrijk dat de verhalen blijvend worden doorverteld.
Ik kan het alleen maar met hem eens zijn. De verhalen hebben we nodig en zijn belangrijk om te leren over God en over het intermenselijke verkeer, ook al zijn sommige verhalen wetenschappelijk niet kloppend te krijgen met de naturalistische werkelijkheid. Dat doet er niet zo toe.
‘Wel waar maar niet echt gebeurd.’
Maar daarin ging Nico wel veel verder dan ik. Te ver.
Het is ook niet echt meelevend voor de joodse medemens om hun vaderlandse geschiedenis als ‘niet echt gebeurd’ te bestempelen.
Om over de opstanding van Jezus maar te zwijgen.

Op deze laatste dag van de week van de poëzie het gedicht van Bredero (1585 – 1618) wat voor ter Linde wel iets betekend heeft, zo begreep ik uit een interview.


AANDACHTIG GEBED

O Levendige God! eeuwig, goed en almachtig,
Aanschouw meelijdelijk mij droeve en neerslachtig
Een uitgekweelde man van sobere gestalt;
Gedoog niet dat hem nu de wanhoop overvalt,
Die toch een vijand is van Hemelse genade,
Want zij mijn arme ziel zou eeuwelijke schaden.
Ontvang, O Heere! toch het zuiverst’ van mijn hert,
Geef dat mij mijne zond’ niet toegerekend werd.
Neem mij, die hier op aard’ als vreemdeling moest zwerven,
In ’s Hemels borgerij na een godzalig sterven.
Ach! dat uw lieve Zoon, met zijn onschuldig bloed,
Voor mij, kenschuldige, de borgtocht voldoet.
Och! ik ben uitgeteerd en ga met smart betreden
De algemene weg van d’ouwde lang verleden.
O Heer! ik kijve niet, noch hadder niet met u.
Het sterven is mij lief, is ‘t U behagelijk nu,
Want gij hebt mij gemaakt en moogt mij weer ontmaken,
Wanneer ’t u wel gevalt. O God! vóór alle zaken
Beveel ik u mijn Ziel, o Zaligmaker goed!
Ick geer geen ander vreugd, ik zoek geen ander zoet,
Geen ander blijdschap, ach! noch ook geen liever lusten,
Als bij de Bruidegom van mijne ziel te rusten.





woensdag 23 september 2015

Jom Kipoer


Het is vandaag Jom Kipoer. Grote Verzoendag.
Het grootste feest van het Joodse jaar.
Gisteravond bij zonsondergang begonnen tot vanavond zonsondergang. Zo lopen de Joodse dagen.
Op de avond vooraf gegaan aan de dag wordt het Kol Nidrei uitgesproken. Het is een juridische verklaring* waarin men verzoekt om nietigverklaring van alle geloften, eden en verplichtingen, die men gedurende het afgelopen jaar op zich genomen heeft. Het gaat in deze nadrukkelijk om geloften naar God gedaan en naar zichzelf, niet naar anderen.
Daar is prachtige muziek op gecomponeerd door Max Bruch. We hebben het ook gespeeld met ons orkest.
Woorden zijn overbodig.

Op de dag zelf die in Lev 16 uitgebreid beschreven staat:

maar…
op de tiende van deze zevende maand,-
Jom-hakipoeriem,-
‘dag van de verzoeningen’ is dat:
een oproep tot heiliging zal er bij u wezen
en doen bukken zult ge uw zielen;
een vuuroffer zult ge doen naderen
tot de Ene.
Welk werk ook, ge zult het níet doen
op deze huidige dag;
want de dag van de verzoeningen is hij,
om verzoening te vragen over u
voor het aanschijn van de Ene, God-over-u.
Want elke ziel die zich niet buigt
op deze huidige dag,-
afgesneden zal die worden
van haar medemensen.
En elke ziel
die welk werk ook doet
op deze huidige dag:
teloor doen gaan zal ik die ziel
uit de kring van haar gemeenschap.

(Lev 23:27-30, Naardense vertaling)

Op die dag wordt het Avinu Malkeinu (onze Vader, onze Koning) gereciteerd en gezongen.

Ik weet het: door Jezus Christus is definitief verzoening gedaan. Wij worden opgeroepen om dágelijks onze misstappen, nalatigheden en fouten te belijden, het goed te maken met degenen waarmee we in onmin leven enz.
Toch heeft het wel iets; zo’n gezamenlijke jaarlijkse dag van boetedoening.
Onze ‘Goede Vrijdag’ zou er het meest voor in aanmerking komen.
De letters G.V. hebben we in het Nederlands alvast gemeenschappelijk.



* Lou Evers in ‘Jodendom voor beginners’ pag 76










woensdag 7 december 2011

Doel

De meest intrigerende levensvraag voor mij als gelovige is: Wat is de bedoeling, de zin van alles om mij heen. Daarover breek ik mij al jaren het hoofd. Het atheïsme is een stuk gemakkelijker: er is geen doel, zingeving bepaal je zelf.
Waarom besloot God tot het scheppen van een kosmos; bood Hij de mogelijkheid van goed en kwaad, (ja, dat deed Hij) waarom de 'constructie' van genoegdoening of verzoening door Hemzelf in Zijn Zoon op aarde zoals dat is verwoord in de Bijbel? Waarom zo’n lange, lange lijdensweg van de mensheid om tot volmaaktheid (?) te komen.

'Does anybody know what we are living for'

Wat is het verschil tussen de eerste mensen en wij.
Adam en Eva kenden God als Metgezel, Vriend, Gesprekspartner, maar wisten niet tot hoever Gods liefde kon gaan. Wat echte liefde, naar Gods maatstaven dan, is. Dat weten wij wel, wij hebben het grootste voorbeeld in opofferende liefde gekregen in Jezus Christus. Dus om ons die Liefde en dat inzicht te leren was een zondeval wellicht nodig want ik zie in mijzelf en in mijn omgeving dat mensen in geestelijk opzicht pas iets lijken te gaan leren door ellende en narigheid.
Dan pas schijnt de mens enig inzicht te verwerven. Heel vervelend maar narigheid lijkt een noodzakelijk iets te zijn om inzicht in je eigen ego en in je medemens te krijgen.
Buiten dat: juist in deze wereld kunnen we idealen hebben, kunnen we streven naar volmaaktheid en perfectie en daarvan de lessen leren. Kunnen we leren ons in te zetten voor de ander, naar hen om te zien en met hen mee te lijden waar dat nodig is en leren we onze verantwoordelijkheid kennen.
Juist in dit tranendal kunnen we leren hoe we elkaar vergeven, krijgen we inzicht en leren we wat Liefde is. (Nu blijf ik wel het gevoel houden dat ik slechts de doelpalen verzet, maar dat komt wellicht een andere keer.)
Dat inzicht als ultiem doel werd voor mij op een gegeven moment het cruciale punt en toen kwam ik dit tegen:

Als dus van alle dingen de bestemming beter is dan het ding zelf
(want alles wat ontstaat komt tot stand vanwege een bestemming, en het doel is beter; ja het beste van alles),
en als de bestemming overeenkomstig de natuur datgene is wat in het proces van ontstaan uiteindelijk bereikt wordt bij een ononderbroken voltooiing daarvan;
en als het zo is dat bij de mens eerst het lichaam de voltooiing bereikt waarvoor het bestemd is, en pas later de ziel, en dat in zeker opzicht het betere altijd later komt dan het ontstaan zelf;
en als het ook zo is dat de ziel later komt dan het lichaam, en dat van wat in de ziel ontstaat het inzicht het laatste komt
(want we zien dat dit zich van nature bij mensen het laatst ontwikkelt, en het is om die reden dat dit het enige goed is waarop de ouderdom aanspraak maakt);
dan kan het niet anders of inzicht is onze natuurlijke bestemming, en het verwerven van inzicht is uiteindelijk het doel waarom wij ontstaan zijn. En als wij dan inderdaad bestaan, dan is het duidelijk dat het doel van ons bestaan is gelegen in het verwerven van inzicht en in het leren."

Aristoteles, Protrepticus

Ik ben de vrouw die met de grootste durf ontdekte , wat reeds lang tevoren ontdekt was.
(Met een knipoog naar G.K. Chesterton)

maandag 31 oktober 2016

Willen II

De ontdekking van de innerlijke mens

Het tweede deel van haar boek begint Hannah met een chronologisch volgorde van verschillende denkers die over ‘de wil’ hebben nagedacht.
Paulus, Epictetus en Augustinus.

Paulus komt tot de ontdekking dat de wil om de wet te vervullen juist de wil om te zondigen activeert.
‘De oude wet gebood: gij zult doen; de nieuwe wet gebiedt: gij zult willen.
Deze ervaring van een gebod, dat vrijwillige onderwerping eist, heeft geleid tot de ontdekking van de wil. En de vrijheid, die hieraan inherent is. […] Indien de wil niet de keuze zou hebben om ‘neen’ te zeggen, zou het geen wil meer zijn; en indien er in mij geen tegenwil zou zijn [..] zou ik helemaal geen wil nodig hebben.’
(p 92/ 93)
De wil verhindert zichzelf. Behalve bij Jezus.
Zo is Paulus de eerste die welbewust over het willen heeft geschreven als een mentaal proces.
Het willen activeert weerstand. ‘Ik wil maar ik wil/kan niet’
Het ‘ik nil ‘ van Hannah: In ieder willen zit een ‘willen’ en een ‘niet willen’.

Je zou kunnen besluiten dat hier de christelijke filosofie is begonnen. Paulus heeft een afkeer van de Griekse filosofie die politiek getint is. Politiek in de zin van ‘alles wat zich in het openbaar afspeelt’.
De christelijke filosofie is daar totaal niet op gericht, oftewel á politiek.
Nog een verschil: in de Griekse wereld is de mens sterfelijk en de wereld eeuwig. Bij de christenen is de wereld vergankelijk en de menselijke ziel onsterfelijk.
Maar dat was volgens mij bij Socrates en Plato ook al het geval; die onsterfelijke ziel. Zie verderop.
Bij de Grieken is de tijd cyclisch, in het Christendom is de tijd lineair en gaat op een doel af.
De Griekse filosofie is naar buiten, kosmos gericht; in de Romeinse/christelijke filosofie gaat het om het menselijke geluk en is dus naar binnen gericht.
In de brief aan de Colossenzen (2:8) schrijft Paulus: ‘Pas op dat niemand u als buit meesleept door de filosofie en inhoudsloze verleiding, volgens de overlevering van mensen, volgens de grondbeginselen van de wereld, maar niet volgens Christus’
Het is volgens mij deze Griekse filosofie waartegen hij ageert en dat is dus geen reden voor christenen om de hele filosofie links te laten liggen wat naar mijn mening veel te veel gebeurt.
De joods/christelijke filosofie heeft de toenmalige wereld op zijn kop gezet. Fascinerend om eens vanuit zo’n andere, filosofische kant naar Paulus’ ideeën te kijken. Eigenlijk is het ook best vreemd om te beseffen dat ons denkvermogen ook een evolutie kent. Dat onze manier van denken, vroeger niet in de breinen opkwam.
Gevaar is dan ook weer dat we onze gedachten ‘opleggen’ aan de mensen van vroeger. Precies als met het lezen in de Bijbel.
Het vergt inzicht en inlevingsvermogen om al die oude verhalen op waarde te schatten. En die doe je weer op door erover te lezen.
Een vraag tijdens de les was of Socrates niet de gifbeker had kunnen weigeren of Athene had kunnen verlaten. Het was toch duidelijk een wilsbesluit om hem te aanvaarden en te drinken?*
Ik weet niet in hoeverre je in die tijd de doodstraf zou kunnen ontlopen. Had het zin om Athene te verlaten?
Ik heb een deel van de 'Phaedo' van Plato gelezen (uit ‘de dialogen’ deel 1; derde druk van de Aula pockets) en daaruit blijkt dat Socrates het van wijsheid vond getuigen om de ziel los te maken van het lichaam omdat het lichaam eigenlijk altijd in de weg zit om werkelijk te kunnen filosoferen en dat hij er naar uitzag om los van zijn lichaam de zuivere waarheid te kunnen ontdekken. In Hades, het dodenrijk.

Epictetus, een tijdgenoot van Paulus maar Stoïcijn heeft weer andere ideeën.
Voor hem is het levenskunst om je niet ellendig te voelen. Trouwens: dat is ook al ‘naar binnen gericht’. In de filosofische wereld kun je volgens mij niet zo scherp scheidingen aanbrengen als de wetenschappelijke wereld die veel duidelijker is onder te verdelen in periodes naar aanleiding van ontdekkingen. Denkprocessen verglijden veel meer in elkaar over.
Volgens Epictetus ligt de dood als een onontkoombare narigheid te wachten maar dat zijn eigenlijk veel meer indrukken van de angst voor de dood. Die angst, dat bewustzijngegeven, zit in ons brein en dat te erkennen, bewerkt dat het in onze macht kan komen; beheersbaar kan worden. De eerste tekenen van een gevoel voor ‘bewustzijn’.
Wanneer je dit tranendal wilt aanvaarden krijg je er meer macht over. Wanneer je de dood wilt aanvaarden krijg je er macht over.
Zelfbeschikking. Dat waar onze tijd bol van staat. Maar of het uiteindelijk iets uitmaakt? Ik weet dat is er ook mee besmet ben maar mijn Stoïcijnse geest zegt dat het slechts een ‘spelletje’ van de geest is. Een vrucht die er aantrekkelijk uitziet maar niets voorstelt.

Augustinus was een Romeins/christelijk filosoof die in de religie een uitweg zocht uit die filosofische verwarring. De eerste christelijke denker.
In dit boek gaat het – vanzelfsprekend- over zijn besognes met ‘de wil’.
Hij ervaart ook die gespletenheid van de wil en lanceert op basis van de drieenige God, waarnaar de mens immers is geschapen, een filosofisch model: het herinneren, het willen en het weten.
De eenheid tussen deze drie is te danken aan de wil want het geheugen en het verstand zijn contemplatief. Het is de wil die hen laat functioneren en beslist hoe het geheugen en het verstand gebruikt dienen te worden.
Volgens de Hebreeuwse leer is er een persoonlijk God, die uit vrije wil de wereld heeft geschapen en ‘ex nihilo’, uit het niets. De mens, als beeld van God, heeft dan ook een vrije wil.
Dat ben ik wel eens, maar sinds de zondenval, die eerste keer dat de mens bewust verkeerd handelde, is die wil onvrij geworden en loopt het uit op Paulus dilemma: ik wil, maar wil eigenlijk niet. Ik handel vaak verkeerd en kan ook niet anders hoewel ik dat wel zou willen. Pfft complex wel.
Zoals ds van Veluw zegt in zijn boek: ‘Waar komt het kwaad vandaan’: ‘We kunnen constateren dat het mensen niet lukt niet te zondigen/ kwaad te doen, ook al doen ze nog zo hun best.’ (p397)
Augustinus lost het innerlijke conflict op door de wil, die zichzelf een doel stelt, zelf te transformeren tot de liefde. Voor mijn gevoel komt dat een beetje uit de lucht vallen. Ook al bedoelt hij die liefde op een andere manier dan wij dat doen. Bij hem heeft liefde met aandacht en duurzaamheid te maken. Een verbinding van de dimensies van de tijd – verleden en toekomst - in het nu.
Hannah verklaart: ‘Mensen worden niet rechtvaardig door te weten wat rechtvaardigheid is, maar door van de rechtvaardigheid te houden’.
Dat is dan denk ik hetzelfde als wanneer God in de Bijbel zegt dat de wet in ons binnenste moet worden geschreven. We moeten die ‘geest’ ademen; dáárnaar leven en niet naar de letter van de regels en wetten. Wanneer dát zo is heb je geen wil meer nodig en ben je van die verscheurdheid af.
Dan komt het determinisme aan bod. De bewijsvoering hiervan berust op voorgaande oorzaken, ze berust op het verleden. Wanneer je het op de toekomst betrekt loop je vast.
Ja, natuurkundig heeft dat met het onzekerheidsprincipe van Heisenberg te maken.

De fout is volgens Hannah – dus filosofisch gezien - dat degene die extrapoleert zichzelf buiten de sfeer zet waarin de werkelijke gebeurtenissen plaatsvinden en daardoor helemaal geen macht heeft om te handelen. (vita activa)
Om te handelen heb je vrijheid nodig en vind je vrijheid.
De mens is onderdeel van het tijdsproces en kan daar niet uit stappen.
Augustinus ‘introduceert’ een Voorzienigheid die buiten de tijdsorde staat. En rekent af met het cyclisch denken van de Grieken want dat levert niets nieuws op. Er moet een begin zijn; de mens is een nieuw begin, een initium. Elk mens is een nieuw begin.
Een nieuw begin die weet heeft van zijn/haar einde met een wil die zich uitstrekt naar dat einde.
De wil van de mens hangt samen met zijn tijdelijkheid en daarom is hij op de toekomst gericht.
Mmmmm......juist ja. Hierover moet ik echt veel langer nadenken.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene voor mijzelf enigszins in overzichtelijke brokken samen te vatten.
De quotes van Hannah in het plaatje hebben niet noodzakelijke iets te maken met de tekst.


* het concept 'de wil' was onbekend.


dinsdag 30 juli 2013

Abortuskliniek/Kerk

In Houten is er sprake van dat naast een kerk een abortuskliniek wordt geopend.
In een eerste opwelling dacht ik : Hoe verzin je het! Dat moet niemand willen!
Maar in een tweede opwelling: is een abortuskliniek naast een kerk erger dan aan het andere eind van de stad?
Nee, natuurlijk niet. Abortusklinieken zijn altijd weerzinwekkend en zouden niet nodig moeten zijn. Ze zijn het ook niet naar mijn overtuiging.
Wanneer er echt sprake is van een noodgeval (per geval bekijken en beoordelen) dan zijn er ziekenhuizen waar vrouwen geholpen kunnen worden. Hypothetisch* zou het in dit land dan mogelijk zijn dat aan de ene kant van de gang wordt gevochten voor een babyleven van 24 weken en aan de andere kant wordt het in de container geplempt.
Waarin een klein land nog kleiner kan zijn.

En laat alstublieft niemand aankomen met allerlei statistieken om recht te praten wat krom is. Die kan ik zelf wel vinden . Wie weet hoeveel daarmee ‘ge – Stapel - t’ is.
Het argument dat ons land positief uitsteekt boven andere landen is een flutargument. Ook het argument dat we bij een antiabortus beleid weer terug zouden gaan naar de breinaaldentechniek is een drogreden (Ad consequentiam).

Een bekende uitspraak van Mahatma Ghandi is: "De beschaving van een volk is te meten aan de mate van respect waarmee ze met hun dieren omgaan."
Met deze respectabele wijsgeer ben ik het in dit geval niet eens ook al vind ik dieren heel belangrijk.
De beschaving van een volk is te meten aan de mate van respect waarmee ze met het zwakkere in hun samenleving omgaan. Ongeboren leven is zwak. (en bejaarden in verpleegtehuizen zijn dat ook!)
Kunnen wij ons dan nog beschaafd noemen?

Vragen zijn er nog steeds.
Wanneer is een mens een mens? Wanneer is leven ‘bezield’? Is dat een klompje van 16 cellen al?
Hebben we iets aan de tekst dat de ziel in het bloed zit?
Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed, zult gij niet eten. Gen 9: 4
Zo zou je kunnen redeneren dat wanneer de bloedsomloop van een foetus ontwikkeld is, je dan van een mensje kunt spreken vijf à zes weken na de bevruchting.
Of houden we voor de zekerheid maar aan dat zodra een eicel en een zaadcel versmelten tot een unieke(!) zygote er sprake is van een minimensje. In wording dan.
Maar dan: wat te denken van alle spontane abortussen? Die God kennelijk toelaat. Zijn dat allemaal levende zielen? Dan wordt het wel erg dringen in de hemel.
Wanneer je rekent vanaf de conceptie worden zelfs de meeste vruchten afgestoten. Zo heb ik eens een atheïst horen zeggen dat God de grootste aborteur aller tijden is.

Het is complexe materie. Voorop staan, behalve eerlijke voorlichting, preventieve maatregelen en hulp aan de moeders. En de mensheid leren dat keuzes en daden gevolgen kunnen hebben die je moet accepteren. Zo kweek je moreel sterke mensen.
Voor de minister van Binnenlandse zaken van Finland, mw. Räsänen heb ik in dit geval respect, zij durft het probleem als hooggeplaatste te benoemen en haar nek uit te steken. Zij voerde als arts geen abortussen uit.
Evenveel respect voor wijlen koning Boudewijn van België die weigerde een, hem ongevallig wetsvoorstel over deze materie te bekrachtigen met zijn handtekening. (1990)

Voortdurend vraag ik mij zelf af of ik niet te gemakkelijk omga met de problematiek van de aanstaande moeders. Maar toch: ik ga ook voor de zekerheid en veiligheid: zolang we niet méér weten over bezieling en /of pijn bij ‘klompjes cellen’; aangetoond door integer wetenschappelijk onderzoek: handen af van ongeboren leven.



*Hypothetisch, want in dit land worden prematuurtjes geboren in de 22e tot 24e week van de zwangerschap in principe niet behandeld. Maar sterke mensjes kúnnen op die leeftijd uit zichzelf overleven.


28-08
Na een gesprek met een goede vriendin wil ik haar opmerking toch ook nog even doorgeven:
"We moeten als mensen in principe kiezen voor het leven en niet voor de dood. Anders gaat het grondig mis"
Daar kan ik het helemaal mee eens zijn.



* U was het die mijn nieren vormde,die mij weefde in de buik van mijn moeder. Ik loof u voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is het wat U gemaakt hebt. Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel. Toen ik in het verborgene gemaakt werd, kunstig geweven in de schoot van de aarde, was mijn wezen voor U geen geheim. Uw ogen zagen mijn vormeloos begin, alles werd in Uw boekrol opgetekend, aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één.
Hoe rijk zijn uw gedachten, God, hoe eindeloos in aantal....*

zaterdag 21 januari 2023

Antwoord op de Godsverduistering


Ondertitel: Het christelijk geloof in gesprek met Joden, Grieken en atheïsten.
Geschreven door Dr. W. Aalders (1909 – 2005) in 1992.
Op een kring kwam dit boek ter sprake en schoot het mij te binnen dat ik het wel in de kast had staan, maar nooit gelezen. Het zijn van die namen waarvan ik ooit gehoord of gelezen heb dat ze van invloed zijn of zijn geweest en op een tweedehands boeken markt koop ik die dan.
Zo heb ik ‘m uit mijn kast geplukt met het idee dat het fijn is wanneer iemand gewoon antwoord heeft.  /ironie
De ondertitel doet alweer anders vermoeden en deed mij denken aan Abélard: Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen.


In die zeventiger jaren sprak men vaak over Godsverduistering. W. J. Ouweneel schreef in 1994 een boek met de titel: ‘Godsverlichting’. Ook gelezen maar ik weet er niet veel meer van.
Het zal mij ongetwijfeld mee ‘gevormd’ hebben. Misschien volgens sommigen misvormd.  /sarcasm
Aalders vindt dat het atheïsme van nu veel gevaarlijker is omdat het zo vriendelijk is. Hij heeft wellicht nooit antitheisten meegemaakt die ronduit vijandig zijn maar ik begrijp wel wat hij bedoelde; in deze tijd en in die tijd ook al, heeft ieder zijn waarheid, dus waar maak je je druk over. Er is meer onverschilligheid.
Dat is volgens onze huidige predikant het tegenovergestelde van liefde. Dus niet de haat maar de onverschilligheid. Toen hij dat eens zei raakte me dat en moet ik daar nog vaak aan denken.

Terug naar het boek: Aalders wil in dit boek het unieke karakter van het Christelijk geloof laten zien als tegenhanger van het nihilisme. Maar wat mij vooral aanspreekt is de invloed van het Griekse denken op het Nieuwe Testament.  Dus het gesprek met die Grieken. De Hellenisering.
In hoeverre is dat gebeurt en maakt dat deel uit van een voortgaande openbaring? Of moeten we dat anders zien?
Paulus  was degen die het Koine-Grieks als pionier introduceerde en heeft omgevormd tot ‘geloofstaal’ (p67/68)
Hij is volgens velen ook degene die joden en christenen van elkaar vervreemde. Maar dank zij hem is het Evangelie wel naar alle windstreken verbreid.
Ook Aalders gaat ervan uit dat Paulus via een Grieks gymnasium kennis heeft opgedaan wat gevolgd werd met een opleiding bij Gamaliël in Jeruzalem.
Wat ook belangrijk is dat de apocalyptiek (openbaring met betrekking tot het einde van de wereld) in de intertestamentaire tijd een grote plaats innam. Volgens Aalders weten we dat dankzij de Dode Zeerollen.  
Dat gaf de nodige angst waar het heidendom geen antwoord op had maar ook een beeld van contrast denken: duisternis – licht, leugen- waarheid, dood- leven, oud- nieuw.
Dus dan moeten we de brieven van Paulus lezen met die bril. Hij was ervan overtuigd dat die apocalyptische wending met Jezus had plaatsgevonden.  
Ik geloof ook dat dat de uitroep van Jezus: 'Het is volbracht' het grote kantelpunt in de geschiedenis is..
Een nieuwe tijd was ingegaan.

Hij heeft vast nooit kunnen denken dat het nog een paar duizend jaar zou duren. In de oudste brief, die aan de Galaten zou dat het meest te vinden moeten zijn. Dan moet ik die eens met die bril op lezen.
‘Zoals Paulus in zijn brief aan de Galaten zijn nieuwe en andere visie op Israël ontwikkelt, zo in zijn breedvoeriger Brief aan de Romeinen zijn nieuwe en andere kijk op de heidenwereld.’
(p85)

In de brief aan Eféze staan heel veel woorden die zijn ontleend aan de Griekse filosofie en religiositeit.  Bijvoorbeeld: wijsheid, kennis, aeonen, Die begrippen zijn ook doorgedrongen in de christelijke theologie en het Europese denken. (90) Vooral de Logos. (Woord)

Het Griekse denken hield ook al rekening met het bovennatuurlijke; de Ideeën wereld van Plato. In het innerlijk van de mens moet dan iets zijn dat raakt aan die hogere Werkelijkheid.
Dat noemt Plato de psyche, de ziel. (93/94) Volgens mij is dat niet hetzelfde, maar ik lees nog even verder.
Plato en Socrates worden gezien als gelovigen ‘avant la lettre’. Omdat zij in een ‘overzij’ geloofden. Daar refereert Paulus aan wanneer hij schrijft over heidenen die de wet in hun hart hebben. (Rom 2: 15) Want de wet ‘heeft hun ziel onrustig gemaakt en hen op het spoor gebracht van het Rijk der idealiteit.’
En wat doet de wet? Hij richt de mens op Christus volgens Paulus theologie.
Mij gaat dat een beetje te snel. Voor orthodoxe joden waarschijnlijk ook.

Clemens en Origenes zijn ook van die bekende namen die hun inbreng hebben gehad in de vroege kerk.
Zij ontwikkelde de ‘Logos theologie’ omdat zij tegenover de Griekse wereld en het Griekse denken er de volle nadruk op legden, dat de Logos waarvan in het Evangelie naar Johannes wordt gesproken, een wezenlijk andere Logos is dan de logos uit het Griekse denken. (p151)

Augustinus was een theoloog, vooral na zijn bekering natuurlijk, die gevormd is door Ambrosius. Ambrosius was het eens met Clemens en Origenes maar legde andere accenten.
Hij legde meer de nadruk op het  verlossingskarakter van de menswording van het Woord. (Jezus)
Augustinus is vooral door Ambrosius beïnvloed maar ook door een kring van platoonse christenen uit Milaan. (p163) en later door Cicero.
En dat vind ik dan weer interessant. Vooral die kring.
Nu kan Aalders schrijven dat het denken van Plato is verdrongen door Augustinus (p156) maar daar heb ik dan zo mijn gedachten bij.
Vaak ben je je niet bewust van alle invloeden die je in je leven hebt ondergaan maar ze zijn er wel degelijk. En zeker wanneer je je daar niet van bewust bent kun je er ook niet mee afrekenen.
Dus hoe dat nu o.a. met de ziel zit…..daarover heb ik nog geen argumenten gevonden om van mening te veranderen.

En of dit boek nu een antwoord is tegen atheïsme en nihilisme; nee, daarvoor is het te ingewikkeld geschreven. 

maandag 8 april 2019

Metamorphosen

Geschreven door Publius Ovidius Naso, (43 BC – 17 AC) beter bekend als alleen maar Ovidius.
Hij heeft dit geschreven tussen 5 en 10 AC.
Af en toe buig ik me eens over oude schrijvers. Mits zij betekenis hebben voor de dag van vandaag. Omdat dit boek ter sprake kwam op de colleges Symboliek heb ik de tweede hands winkels afgestruind naar dit boek. Ik werd nieuwsgierig.
Deze editie is een dertiende druk uit 2005 in een vertaling van M. D’Hane – Scheltema in 1993.
Dat vind ik knap gedaan. Want het is poëzie.
Alle verhalen heb ik niet kunnen onthouden, maar de thema’s zijn zoiets als hoogmoed komt voor de val, zonde wordt gestraft en deugd beloond.
Het begint bij de Oer-Chaos en eindigt met een lofzang op keizer Augustus die dan nog in leven is.
De goden van toen keken niet op een goden- of mensenleven. Velen werden veranderd in stenen, bomen en dieren. En het ging er soms behoorlijk bloederig aan toe.
Vooral in het XIIe boek; de geschiedenissen rondom Troje.
Voornamelijk werd er in die vroege tijden gevochten of vrouwen verleid en vaak viel dat samen.

In villa Borghese staat het mooie beeld van Bernini dat Hades/ Pluto die Persephone / Prosperina schaakt, uitbeeld.
Hades is de personificatie van het dodenrijk.
Een prachtig beeldhouwwerk. Het blijft mij verbazen dat zoiets, in die tijd, uit marmer mogelijk was.
(eigen foto's: ik zeg het er maar even bij.)

















Een mooi verhaal wat niet alleen de schilder-, maar ook de beeldhouwkunst door alle tijden heen inspireerde is het verhaal van Pygmalion die genoeg heeft van al die onkuise vrouwen in zijn leven.
‘Omdat Pygmalion die vrouwen jarenlang in zonde had zien verkeren en een afkeer voelde van het kwaad dat de natuur zo ruimschoots in de vrouwenziel gelegd heeft, (ja, ja...) bleef hij steeds vrijgezel en vrouwloos en zijn bed was eenzaam.’
Hij maakt van blank ivoor een beeld van zijn ideale vrouw en raakt steeds meer verliefd op haar. Dan vraagt hij aan Venus, godin van de liefde of zij dat beeldhouwwerk niet tot leven kan wekken en jawel, zijn gebed wordt verhoord en ‘negenmaal had de maan haar sikkel tot een schijf gevuld, toen Paphos werd geboren’. (Cyprus)
De psychologie van dit verhaal lijkt mij duidelijk. Ik moest ook denken aan de film ‘Pretty Woman’ en ‘My Fair Lady’ van G.B. Shaw.
Waar de naam Galatea vandaan komt die vaak in deze combinatie wordt genoemd, is mij niet helemaal duidelijk, Ovidius noemt haar niet in dit verhaal. Zij is een waternimf en speelt een rol in een ander verhaal.

Geschilderd door Ernest Normand. (1857 - 1923)
Maar bijvoorbeeld Auguste Rodin heeft ook een prachtig sculptuur ervan gemaakt. Of was het toch Camille Claudel…………?















Bijzonder om te lezen dat Pythagoras inderdaad geloofde in de onsterfelijkheid van de ziel:
‘Uw ziel zal nimmer sterven, maar haar oude woonhuis steeds
verruilen voor en nieuw en in dat nieuwe verder leven.’

En dat hij zo’n gedreven vegetariër was. Dat is niet specifiek aan de orde gekomen tijdens de colleges filosofie.
Een gedeelte uit een lange verhandeling van hem door Ovidius:

‘Foei! Wat een misdaad om je eigen pens met pens te vullen,
je eigen gulzig vlees te spekken met veel ander vlees
en zelf te leven door een levend wezen te vermoorden!
De Aarde, liefste aller moeders, schenkt ons zoveel rijkdom
en desondanks wil men alleen nog maar zijn wreed gebit
in trieste hompen zetten en tekeer gaan als Cyclopen?



Het allerlaatste deel, slotwoord van de dichter:

‘Ik heb een werk voltooid dat nooit door ’s hemels ongenade
of vuur vernield kan worden, noch door strijd of vraatzucht van
de tijd. Nu mag het uur verschijnen, dat mij slechts mijn lichaam
ontnemen zal en mij mijn onvoorspelbaar einde brengt,
dan nog stijg ik voor eeuwig met mijn beter deel tot boven
de hoge sterren en mijn naam zal onverwoestbaar zijn.
En tot in verre landen, waar Romeinse macht zal heersen,
zal men mij lezen en ik zal door alle eeuwen heen
- als dichterswoorden waarheid zingen – roemvol blijven leven.
'

Hoevelen zouden iets dergelijks hebben durven schrijven en zijn toch in de vergetelheid geraakt?
Die arrogante Ovidius heeft warempel gelijk gekregen.





zondag 11 augustus 2019

Laat me nooit alleen


Geschreven door Kazuo Ishiguro (1954) in 2005.
Het boek is verfilmd en was genomineerd voor Oscars. Maar die film ken ik niet al had ik lezende weg wel het idee dat ik wel eens een onbegrijpelijk flard op tv heb gezien.
Eerder las ik van hem ‘Vergeten Reus’ en ‘Toen wij wezen waren’.

Het verhaal speelt zich af op het Engelse platteland. Eind twintigste eeuw, omstreeks de tijd dat de Walkmans hun intrede doen in de geschiedenis van de mensheid.
Het eerste deel in een soort Engelse kostschool ‘Hailsham’, het tweede in ‘the Cottages’ en het in het laatste deel is de hoofdrolspeelster Kathy, een verzorgende die kris kras door Engeland rijdt.
Het verhaal wordt verteld door deze Kathy H., al bijna twaalf jaar een verzorgende van ‘donoren’.
Zij was bewoonster van Hailsham en the Cottages en heel langzaam ontrolt het verhaal door middel van kleine flash-backs.

Heel veel van die flash-backs kan ze nu pas goed duiden. De gebeurtenissen die vroeger vreemd waren krijgen nu betekenis.
Wie heeft dat niet? Herinneringen aan voorvallen, gebeurtenissen of dingen die tegen je gezegd zijn, waarbij pas veel later de kwartjes vallen.
Op die manier schrijft Kazuo via Kathy H. zijn verhaal. Fascinerend.
Regelmatig komt het idee naar voren: wát als er anders zou zijn gereageerd of een andere beslissing zou zijn genomen.

Hoofdpersonen zijn Kathy, Ruth en Tommy. Ruth heeft een manipulatief karakter; Tommy is een goedsul met driftbuien en Kathy de waarnemer.
Nu ontkom ik er toch niet aan om het een en ander te verklappen: Hailsham is niet de enige inrichting. Verspreidt over Engeland zijn er meerdere. Het blijkt een rijks-donoren-programma te zijn.
Ze zijn klonen en bedoeld om hun organen wanneer dat nodig blijkt te zijn, te doneren. De hele groep wordt erop voorbereid om verzorgende en later donor te worden of meteen donor, wat je wilt. Dat is hun toekomstvisie. Donor worden is het hoogst haalbare in hun leven. Soms drie of vier keer. Daarna ben je wel zo’n beetje uit gedoneerd en ga je dood.
Prompt kreeg ik associaties met de film ‘The Island’ waar het ook over klonen en ‘donoren’ gaat.
Maar boek en film zijn beide uit 2005 dus van kruisbestuiving is, denk ik, geen sprake. Maar dit leeft kennelijk wel in de menselijke geest.

De Hailshamgroep is een bevoorrechte groep. Alle kinderen wonen in een groot huis in een beschermde omgeving, krijgen goed onderwijs en goed te eten. Het onderwijzend personeel, wat bestaat uit ‘gewone’ mensen, is lief voor hen al zijn ze af en toe streng.
Ik merkte nauwelijks dat er iets vreemds aan de hand was. Datgene wat ik hierboven al heb verklapt wist ik niet toen ik aan het boek begon.
Het zijn ook gewone kinderen met hun liefjes en leedjes. Zeer op elkaar aangewezen, dat wel. Er komen geen (groot) ouders of familieleden in beeld. Op een bepaalde leeftijd wordt seks belangrijk. Daar wordt ook niet moeilijk over gedaan want ze kunnen zich toch niet voortplanten. En hen wordt geleerd dat er ‘buiten’ toch anders tegenaan wordt gekeken.
Voor de kinderen is creatief zijn erg belangrijk, daar wordt ook zeer nadrukkelijk op gewezen.
Want, zo las ik aan het einde van het boek: ‘De kunst legt de ziel van de kunstenaar bloot.’
En het personeel van Hailsham heeft zo haar eigen missie: aantonen dat ook klonen een ziel hebben. Dat leerlingen, die in een ontwikkelde omgeving waren grootgebracht zich ook konden ontwikkelen tot gevoelige en intelligente wezens. Net als gewone mensen.
Daarom werden hun kunstwerken regelmatig opgehaald door ‘Madame’. Het kon dienen als ‘bewijsmateriaal’.

Maar het rijksprogramma werd afgeblazen vanwege James Mordingdale, een geleerde die teveel op zijn ego-toer ging. Hij wilde wezens klonen met superieure intelligentie en fysieke eigenschappen.
Waar ken ik dat toch van uit de wereldgeschiedenis? Zo komt Hitler op kousenvoeten via de achterdeur weer binnen.
Het werkte beangstigend.
Madame verwoordt het zo: ‘ik zag snel een nieuwe wereld ontstaan. Wetenschappelijker, efficiënt, jawel. Meer remedies tegen oude ziektes. Heel mooi allemaal. Maar ook een kille, wrede wereld.’

Dat is wel iets om over na te denken.
Hoever gaan we in de medische wereld. Het klinkt altijd heel mooi wanneer er gezegd wordt dat bepaalde ziektes tot het verleden zullen gaan behoren. Maar wat is het prijskaartje in ethische zin?
Het is een boek met toekomstvragen. Maar de toekomst is er eerder dan je denkt.

De oorspronkelijke titel: ‘Never let me go’ verwijst naar een liedje van Judy Bridgewater. Het speelt een rol in het verhaal en is te vinden op YouTube.


woensdag 6 januari 2016

Kijken in de ziel


Afgelopen maandag bleef ik hangen in het programma ‘Kijken in de ziel’.
Het ging ergens over op de Nederlandse TV!
En ook nog over één van de meest belangrijke zaken van ons menszijn.

Coen Verbraak sprak met acht mensen van verschillende leeftijden die een ‘slecht nieuws gesprek’ achter de rug hadden en geconfronteerd werden met hun eigen eindigheid.
Hun doodvonnis.

Gek is dat. Zodra je geboren wordt heb je je doodvonnis op zak en toch is het heel confronterend wanneer het uitgesproken wordt door een arts, een medemens.
Je wordt stilgezet terwijl de wereld door draait.
Ik stel het mij voor als het lege gevoel dat mij als kind overviel wanneer ik met gym op de basisschool een potje trefbal speelde. Daar was ik best goed in en hoorde meestal bij de survivors maar het gebeurde wel eens dat ik voortijdig werd afgegooid, aan de kant moest en de rest gewoon doorspeelde. Dat gaf mij een vreemd leeg gevoel.
Daar had ik niet op gerekend.
Vanaf mijn achttiende ben ik, als verpleegkundige, voortdurend met dit soort lijden geconfronteerd en dat heeft zijn weerslag gehad op mijn eigen leven en het omgaan met mijn eigen dood.
In die tijd, de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw waren de vijf fasen van Elisabeth Kübler- Ross ‘populair’.
De ontkenning, het marchanderen, de woede, het verdriet en de aanvaarding.
Door René Gude, filosoof en één van de geïnterviewde, teruggebracht naar: verdriet, angst en woede.

Maar woede was er eigenlijk niet bij de geïnterviewden. Waarom boos zijn en op wie?
De vraag ‘waarom ik’ werd zelfs pervers genoemd door Albert de Lange (adjunct hoofdredacteur van het Parool) want dat impliceerde het ‘liever jij dan ik’.
Eerder was het de vraag: waarom ik niet?
In deze tijd waarin er zoveel mensen zijn die kanker krijgen houdt iedereen er denk ik wel een beetje rekening mee dat die diagnose kan komen en je moet overstappen van de speedboot in de roeiboot.
Het is nog steeds doodsoorzaak nummer 1.

De speedboot- roeiboot metafoor zal er wel in blijven denk ik zo.
Hij is van René Gude.
Wanneer je in het volle leven bent is het alsof je vaart in een speedboot met het zicht op de toekomst en horizon. Wanneer je je doodvonnis krijgt moet je overstappen in een roeiboot met je rug naar de toekomst. Die is er niet meer. Je gaat langzamer en bewuster varen en kunt alleen nog terugkijken.
Eigenlijk doen ook alle hoogbejaarde mensen dat. Terugkijken en graag over vroeger praten want er is weinig anders. Het hoort ook bij díe fase van het leven om in geuren en kleuren te vertellen over je wapenfeiten.
Ach.....is niet alles ijdelheid?

De rust en de openheid in de gesprekken boeide mij. Ook de kalme aanvaarding.
Op 11 januari is er een tweede uitzending. Ik weet niet of ik die ga kijken. Het heeft wel weer even genoeg opgerakeld in mijn geest. Ik kan wel een boek schrijven over de houdingen van mensen op hun sterfbed. Verschillende staan nog op mijn netvlies.
Maar boeken die andere mensen schrijven over deze processen lees ik zelf nooit dus schrijf ik die maar niet. Boeken zijn er voor mij om even afstand te nemen van dit leven in deze wereld en niet om er op deze manier mee geconfronteerd te worden.

Nee, over religie werd in deze aflevering niet gesproken.
Het was de ‘kale, naakte mens’ met zijn/ haar emoties zonder een Goddelijke warme mantel.
Ik moet er nog over nadenken of ik dat positief of negatief vind.


Uitzending gemist? Hier terug te kijken

vrijdag 3 mei 2019

Nag Hammadi geschriften I Codex I



Ze staan al tijden in mijn boekenkast en ik lees er regelmatig stukjes uit naar aanleiding van verwijzingen in andere boeken. Nu ben ik gewoon begonnen bij het begin en probeer er stukje bij beetje door te komen.
Ik heb een 2e druk uit 2005.
De eerste drie boeken uit de Codex I of Codex Jung heb ik inmiddels doorgelezen.

1. Gebed van Paulus de Apostel
Wat mij opviel in dat eerste, korte boek was de schoonheid van dat gebed. Wat bid ik dan altijd armzalig en gewoon.
Wat mij ook opviel was de zinssnede: ‘……naar het beeld van de god van de sterfelijke ziel.’
Ik heb al een tijdje mijn twijfels of de ziel per definitie onsterfelijk is.
Zoals een vriendin het kortgeleden samenvatte toen we het erover hadden:
‘Buiten God heeft niets leven, laat staan eeuwig leven.’
Leven is het tegenovergestelde van dood. Zeker die tweede dood.


2. Geheime boek van Jacobus
Geschreven in briefvorm door Jacobus de broer van Jezus die bisschop is geworden van Jeruzalem, aan de zoon Kerinthos.
Hij vertelt hierin over de ontmoeting die hij en Petrus hadden met Jezus. Dat was vijfhonderdvijftig (!) dagen na de Opstanding. Het is oorspronkelijk geschreven in het Hebreeuws.
De meest opvallende dingen: Jezus spreekt hen best wel bestraffend toe omdat ze nog steeds niet lijken te hebben begrepen waar het om draait in het Koninkrijk der Hemelen.
‘Luister naar het Woord, Versta de gnosis (=kennis), Bemin het leven.
Niemand zal jullie achtervolgen en niemand zal jullie kwellen, anders dan jullie zelf.’

En ‘Veracht dus de verwerping als je daarvan hoort, maar verheug je des te meer als je hoort over de belofte’.

3. Evangelie der Waarheid
Volgens de beschrijvingen één van de meest diepzinnige boeken van deze ‘Nag Hammadi verzamelingen’. De schrijver is onbekend.
Een mooie uitleg vond ik hierin over de gelijkenis van de negenennegentig schapen en die ene missende, waar Jezus naar op zoek gaat.
Bij het tellen in de oudheid telde men met de linkerhand; pas bij een bepaalde volheid ging dat getal over naar de rechter (= goede) hand. Die negenennegentig in de linkerhand konden pas ‘verlost worden’ wanneer die honderdste was gevonden.
Het gaat in dit Evangelie over ‘de Naam’.
De Naam van de Vader is de Zoon.
‘Hij gaf hem Zijn Naam, die Hem-Haar (!) toebehoorde, Hij de Vader, aan wie alles wat bij Hem bestaat toebehoort.’ […] Want waarlijk, de Onvoortgebrachte kent geen naam. Welke naam zou men immers kunnen geven aan Hem die niet tot bestaan is gebracht?
Alle wezens zijn uitvloeisels van de Vader en kunnen zich verheffen tot de Vader, ook al kunnen ze dat niet uit zichzelf, ze zijn niet los van de heerlijkheid van de Vader.
Het is een boek waar je blij van wordt. Je voelt de ruimte, de lucht en de liefde van die metafysische werkelijkheid.





woensdag 23 oktober 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000 – 1300 IIb Theologie en Filosofie


Verder met Averroes (1126 – 1198) en Thomas van Aquino. Over de laatste heb ik al eerder een blogbericht gewijd. Daar kwam Averroës zijdelings ter sprake.

Averroës was een invloedrijk persoon; kende de hele Koran uit zijn hoofd en was een Aristoteles kenner. Hij was kennelijk belangrijk genoeg om door Rafaël vereeuwigd te worden op het fresco ‘de Atheense school’. Even zoeken maar er is maar één meneer met tulband.
(Dat zal binnenkort ook wel weggepoetst worden, raar natuurlijk om oosterlingen altijd maar met een tulband te schilderen. / sarcasm)
Ibn Rushd of Averroës (latijn volgens ‘de groene amsterdammer’) werd geboren in Cordoba, in 1126 en kwam uit een juristenfamilie. Hij studeerde o.a. rechten, filosofie en medicijnen.
Cordoba en Bagdad waren de belangrijkste kalifaten naast Alexandrië, Damascus en Caïro.

Ibn Rushd is het meest bekend geworden door zijn 38 commentaren op Aristoteles en zijn reacties op Al Ghazali (1058 – 1111) Een geleerde met betrekking tot de Arabische wijsbegeerte uit Bagdad.
Hij werd bekend om zijn aanvallen op de wijsbegeerte: ‘doelstellingen van de filosofen’ en zijn ‘onsamenhangendheid (incoherentie) van de filosofen’.
Zijn ideeën heel kort:
We kunnen God alleen leren kennen door rituelen en gebeden; causaliteit is onzin, dat is alleen maar menselijke projectie; God is de bestuurder van alles en de wederopstanding betreft zowel het lichaam als de geest.
Honderd jaar later kwam Averroës hiertegen in opstand en schreef zijn ‘incoherentie van de incoherentie’.
(Wel grappig om op een site te lezen dat Al-Ghazali een fel tegenstander was van de ideeën van Averroës. Hij wist - honderd jaar eerder - helemaal niks van diens ideeën.)

Averroës was een rationeel denker.
a. Wanneer er in de Koran dingen staan die niet in overeenstemming waren met de filosofie/wetenschap dan moest er allegorische worden gelezen. Want twee dingen kunnen niet tegelijkertijd waar zijn. (Aristoteles)
Sinds de kwantummechanica kan dat geloof ik wel maar dat was toen nog niet aan de orde.
Hij schrijft daarover in ‘Het beslissende woord’: ‘Wij kunnen met zekerheid stellen dat als logische bewijsvoering leidt tot een conclusie die in strijd is met de letterlijke betekenis van de heilige tekst, er altijd ruimte is voor allegorische interpretatie volgens de in het Arabisch gebruikelijke regels van allegorische tekstuitleg.’
En even verder: ‘De reden waarom er letterlijke betekenissen zijn die elkaar tegenspreken ligt in het feit dat die een aansporing vormen voor ‘de stevig-staanden in kennis om te zoeken naar een allegorische interpretatie die beide betekenissen met elkaar verenigt.’
Verwerping van de causaliteit is verwerping van de kennis en impliceert een toevalligheid van de wereld en dat is weer een ontkenning van de wijsheid en intelligentie van God.
b. De ziel sterft niet maar gaat na de dood over in een grote eenheid van zielen en krijgt bij de wederopstanding een nieuw lichaam.
soera 16.125: “Roep op tot de weg van uw Heer door wijsheid (hikma) en door welwillende vermaningen, en als je redetwist, gebruik dan het schoonste betoog”.
Verder vond hij dat er drie benaderingen waren van de ene Waarheid:
1. De demonstratieve methode, geschikt voor wetenschappers en filosofen. Alleen geleerde heren konden de heilige teksten begrijpen en uitleggen.
2. De dialectica voor theologen en
3. de retorica voor de massa.
Volgenlingen van Averroes waren Siger van Brabant en Boëthius van Dacie.

Averroës heeft hedendaagse schrijvers en regisseurs geïnspireerd:
Salman Rushdie schreef het boek ‘Twee jaar, acht maanden en achtentwintig nachten’ (2015),
Jorge Luis Borges schreef een verhaal in zijn bundel ‘de Aleph en andere verhalen’ (1989), namelijk ‘het zoeken van Averroës ‘ en
Youssef Chahine regisseerde de film ‘de Weg’ of ‘Al-Masir’ (1997).


Thomas van Aquino wilde, net zoals Averroës, de ideeën van Aristoteles in overeenstemming trachten te brengen met zijn religie.
Averroës met de islam en Aquino met het christendom. Dogma’s van het geloof moeten in overeenstemming zijn met de rede. Maar van de ideeën van Averroës deugde niet veel volgens Thomas en hij schreef zijn ‘Tractatus de unitate intellectus contra Averroistas’ in 1270
a van hierboven: Want wanneer een theologische doctrine een tegenspraak bevat is ze eenvoudigweg onwaar. De dogma’s van het geloof moeten in overeenstemming zijn met de rede.
b. ieder individu heeft een eigen ziel, ook na de dood.
Thomas benaderde de theologie als wetenschap inductief: uit de zichtbare dingen kun je conclusies trekken over achterliggende principes.
De wetenschap gaat niet inductief, maar deductief te werk. Deductief is naar het bekende syllogisme van Socrates:
Alle mensen zijn sterfelijk - algemene regel major premisse
Socrates is een mens – bijzondere regel minor premisse
Socrates is sterfelijk – conclusie

Thomas voelde verwantschap met methodische twijfel van Abélard, maar toch vooral verwondering over het mysterie van God. En het probleem van het kwaad gaat hij te lijf in de stukken die we hebben gelezen.
Even heel kort een poging om het samen te vatten: Het kwaad wordt veroorzaakt door het goede; het kan nooit een eerste oorzaak zijn.
De Goddelijke voorzienigheid sluit het kwaad niet volledig uit vanwege secundaire oorzaken. Zoals bijvoorbeeld een kundig vakman slecht gereedschap gebruikt.
Er zijn gradaties in het goed en kwaad: ‘Men mag dus niet van de goddelijke voorzienigheid vragen dat ze de potentie om van het goede af te wijken helemaal van de dingen uitsluit. Uit deze potentie volgt echter het kwaad, want wat kan afwijken, zal uiteindelijk afwijken.’
Er is veel goeds wat er niet zou zijn als er geen kwaad was: rechtvaardigheid zou er niet zijn wanneer er geen misdaden waren en in de natuur zorgt het stervensproces voor nieuw leven.
Hij noemt ook de teksten die in de Bijbel staan die erop wijzen dat God de verantwoordelijke van alles is. (Jes 45:7 en Amos 3:6 en er zijn er nog wel meer; ik heb ze eens allemaal opgezocht)
Verder kwamen de vijf wegen van hem aan bod die ik hier al eens heb beschreven, en zijn beide summa’s die lange tijd leidend zijn geweest in de Rooms Katholieke kerk.

Wat niet aan de orde kwam – zit ik me nu te bedenken - is dat omstreeks diezelfde tijd als Averroës ook Maimonides (1138 – 1204)ten tonele verscheen in Cordoba. Waarschijnlijk zijn ze elkaar mis gelopen omdat Maimonides op tienjarige leeftijd verhuisde naar Marokko. Toch zal hij op latere leeftijd wel geïnteresseerd zijn geweest in de schrijfsels van zijn stadsgenoot.

Ik vond nog een paar mooie citaten van Averroës :
De wereld is verdeeld in mannen die humor en geen religie hebben en mannen die religie en geen humor hebben.
Onwetendheid leidt tot angst, angst leidt tot haat en haat leidt tot geweld.


Zo leer ik steeds weer wat meer tot ik op een dag de wereld om mij heen begrijp.


Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.

zondag 31 december 2017

Bericht uit het hiernamaals

Geschreven door Simon Vestdijk (1898- 1971) in 1963. Ik las een digitale editie naar de vierde druk uit 1982.
Vestdijk is weer zo’n naam die ik uit de lessen Nederlandse literatuur van mijn middelbare schooljaren herinner.
Ik heb nooit iets van hem gelezen. Terwijl hij zo’n enorm oeuvre heeft nagelaten.
Wel kwam hij tijdens de cursus ‘kruisbestuiving muziek en literatuur’ regelmatig langs. Vestdijk schreef betrekkelijk vaak over muziek.
In dit boek niet.

Boeken over het hiernamaals hebben mijn belangstelling ook al kunnen we er niets over weten, het is leuk om erover te filosoferen. Alweer, wat een armoede als je er niet in gelooft; wanneer je enkel overtuigd bent van de werkelijkheid die we waarnemen en verder niet.
Nooit rekening houden met een extra dimensie waar de ziel van de mens heengaat na de dood.
Vlak voor kerst heb ik nog iemand op straat gereanimeerd. Een oude baas die – plop – met fiets en al om viel na zijn kerstboodschapjes te hebben gedaan.
Soms leken onze inspanningen succes te hebben en werd zijn gelaatskleur weer bijna normaal. We hebben hem overgedragen aan het ambulancepersoneel maar hij heeft het niet gered zag ik later in de streekkrant. *
Kan zo'n ziel, geest zomaar weg zijn? Daar bedoel ik mee: Verschwunden; opgelost in het niets.
Ik geloof daar toch niet in.
Enfin, dit was een lange aanloop naar......

Vier collegae leraren zijn overleden en in het hiernamaals beland: Theo de Vije, ook wel Ukkie genoemd met zijn vrouw Charlotte, Minderbragt, Drakestein en Dr. G.H. Hildevoort, bioloog.
De laatste is gestorven in 1910 en is de verteller/ zender van de teksten aan de ‘luistervrienden’.
Zij beginnen namelijk een telepathisch project.
‘Wat is telepathie? Hoe werkt het? Waardoor wordt het begunstigd, hoe kan het belemmerd worden?’
En ze stellen vast dat zowel woorden als woordloze gedachten overgeseind kunnen worden.
Maar het stuit op tegenstand want met de hardheid van hun telepathische uitzendingen verstoren ze de rust van de anderen.
Die anderen zijn trouwens allemaal mensen die na 1820 hebben geleefd. Van daarvóór is er niemand en dat zorgt ook voor vraagtekens. Voorlopig houd Hildevoort het erop dat zij zijn ‘uitgedoofd’.
Er moet natuurlijk ook empirisch worden vastgesteld of de bevindingen kloppen en daarvoor wordt Charlotte erop uitgestuurd om te testen. De heren hebben berekend dat ze er vijf uren over zou doen om in ‘de buitenste duisternis der Yankees’ te komen.
Lijkt mij vreemd. Wanneer je uit de tijd bent ben je toch ook uit de ruimte? Dat was in 1963 toch ook al wel bekend?
In ieder geval: Charlotte ontmoet een, op de elektrische stoel geëxecuteerde Amerikaan, die terug wil naar de aarde om nog een keer gestraft te worden want die eerste keer deugde niet.
Hieruit ontstaat de gedachte dat Hildevoort, die zich inmiddels heeft ontwikkeld tot expert in de telepathie, misschien ook wel naar de aarde zouden kunnen seinen.
Dan kunnen ze de mensheid geruststellen over het stervensproces.
Een Postmortaal Manifest. Dertig keer uit te zenden.
Maar dan waait er een vreemde wind door de zielen: een wind van angst en schuldgevoel.
Een ‘ruimteziekte’. Is dat het, wat in 1820 ook al eens is gebeurt?
Maar de uitzendingen naar de aarde moeten doorgaan. Maar waarom antwoord er niemand?
Hildevoort filosofeert over van alles. Vooral over de ‘ruimte’, wanneer ‘de geest zelf ruimte creëert en alles zich tot in het oneindige zal herhalen’.

Het laatste deel van het boek bevat de bevindingen van Dr. L.O. Valewink die ook bioloog is. Het is een wetenschappelijk analyserend betoog wat in 1998 is gesitueerd. Voor Vestdijk - in 1963 - science fiction.
Dus: in 1963 geschreven. In 1998 het laatste gedeelte gesitueerd en het eerste gedeelte in de taal van 1910.
Best wel knap eigenlijk.
Ik heb nog zitten zoeken of hij misschien Rooms Katholiek is opgevoed want het verhaal deed mij denken aan een ‘voorgeborchte’ wat in Protestantse kringen onbekend is. Maar daar kon ik niets over vinden. Dit verhaal zegt mij, als protestants meisje, inhoudelijk eigenlijk weinig.
Een paar quotes voor de sfeer:

Misschien, heel misschien is liefde niet bestaanbaar zonder de begeleidende voortekenen van een wederkerig verlies. Misschien bemint men minder de persoon zelf dan de mogelijkheid van zijn of haar verdwijnen.

Vrouwen komen er beroerd vanaf; Hildevoort had ook een hekel aan Charlotte:
‘Tegen vrouwen heb ik niets; […] Het valt echter moeilijk te ontkennen dat in ons hiernamaals de vrouw in de verkeerde helft terecht is gekomen. Met het spoorloos verdwijnen van het lichaam verloor zij meer dan één functie: niet alleen die der voortplanting en de lasten en veraangenamingen daarvan, maar ook het koken en kokkerellen, kleren verstellen( en dragen), de geheime kunsten beoefenen van het toilet, en vooral het knuffelig of snibbig opvoeden, want wat wil een moeder beginnen met een kind dat haar niet zien kan? Ons bestaan is nu eenmaal sterk verschoven naar het abstracte, en in overeenstemming daarmee moet de vrouw tekortkomen.’


De volledig tekst is trouwens te vinden op de site van De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. (DBNL)



*12-01-2018

Gisteravond ben ik langs geweest bij de zoon en schoondochter van deze mijnheer. Er deden foute geruchten de ronde en misschien kon ik nog wat toevoegen over de – naar mijn idee toen – laatste minuten van hun (schoon) vader.
De geruchten bleken gebaseerd op het verhaal van een politieagent in burger. Hij had zich ingebeeld dat hij er als eerst bij was en eiste ‘het succes’ van de reanimatie voor zichzelf op. Terwijl ik met een andere mevrouw zeker de eerste vijf/acht minuten heb zitten reanimeren voordat hij het van mij overnam.
Je zult maar overgeleverd zijn aan de eerzuchtige perceptie van een wetsdienaar.
Mijnheer Cathy was erbij. Hij is mijn getuige.
Van de politie had ik gehoord (twee weken later) dat mijnheer een lekkende de hartklep had. Dat was ook alweer verkeerde informatie. Van de familie hoorde ik gisteravond dat hij een infarct had, naar het ziekenhuis is vervoerd en later geopereerd. Er is een stent geplaatst. Helaas is hij s’ avonds alsnog overleden.
Toch was ik daar een heel klein beetje blij mee. We hadden het kennelijk toch ‘goed’ gedaan.
Het was een prettig, gemoedelijk gesprek.






zaterdag 18 maart 2023

Modigliani

Een film uit 2004 geregisseerd door Mick Davis (1961) over de Italiaans/Joodse kunstschilder  en beeldhouwer Amedeo Modigliani (1884 – 1920)
Hoofdrollen door Andy Garcia die Modigliani speelt; Elsa Zylberstein speelt zijn geliefde, Jeanne Hebuterne en Omid Djalili speelt Pablo Picasso.
Het verhaal gaat over de rivaliteit tussen de kunstschilders Modgliani en Picasso en de liefde van en voor Jeanne.
Of die rivaliteit werkelijk heeft bestaan….op de wikisites van de heren wordt het niet genoemd. Ik denk dat onder alle schilders een bepaalde rivaliteit heerste.


Modigliani heeft een heel eigen stijl. Je herkent zijn schilderijen meteen.
Langgerekte figuren, net als bij El Greco maar dan (post) impressionistischer. Elsa Zylberstein als Jeanne is dan ook uitstekend gecast ten opzichte van de schilderijen. 
Picasso wat minder vind ik. De uitstraling die mij tegemoet komt van foto’s van hem is vele malen indrukwekkender dan wat de acteur Omid Jalili uitstraalt.
Andy Garcia is een klasse apart.

Een boeiend verhaal wat zich afspeelt in het Parijs van de ‘Belle époque’ maar wat niet voor alle mensen even ‘belle’ was.
Modigliani is het voorbeeld van een aan lager wal geraakte schilder. Hij rookt en drinkt.
Het is een bohemiensfeertje met schilders als Pablo Picasso, Maurice Utrillo en Marc Chagall.
Ook Diego Rivera de man van Frida Kahlo maakte kort deel uit van deze 'Parijse school'.
Van Frida heb ik ook eens een film gezien en natuurlijk de serie van Jeroen Krabbé: 'Krabbe zoekt'.

Modigliani wordt verliefd op de katholieke Jeanne en zij poseert voor hem. Raakt zwanger, maar Modgliani kan haar niet onderhouden. Allerlei problemen dus.
En een zeer dramatisch einde. Modgliani sterft jong, 36 jaar en Jeanne, intussen zwanger van hun tweede kind pleegt een dag later zelfmoord. Zij was 21.

 Modigliani schilderde vaak vrouwen zonder blik in hun ogen. Of het nu alleen in de film zo dramatisch is of in ‘real life’ ook: wanneer Jeanne hem vraagt waarom hij dat doet zegt hij:
‘Zodra ik je ziel ken, kan ik je ogen schilderen’.  (Of woorden van gelijke strekking)
Zijn laatste (?) schilderij van Jeanne heeft dan ook zeer droevige ogen.
Een rake opmerking wanneer de ogen de spiegels van de ziel zijn.

Een mooie film maar of het klopt met de werkelijkheid blijft de vraag. Dochter Jeanne, opgevoed door de ouders en een zus van Modigliani heeft een biografie geschreven.
Zij zal ongetwijfeld meer weten maar zij was veertien maanden toen haar ouders het leven lieten. Dus ook zij moest het vooral van verhalen van anderen hebben.
In ieder geval is zo'n film handig om kunstenaars een beetje te leren kennen in hun tijd.


  

donderdag 13 september 2012

Het Godsinstinct

Geschreven door Jesse Bering met als ondertitel: Waarom mensen geloven. Oorspronkelijke titel: The Belief Instinct. The Psychology of Souls, Destiny and the Meaning of Life. Bering is evolutionair psycholoog en atheïst en probeert een verklaring te vinden voor religie en het geloof in een hiernamaals. Ik las de Nederlandse vertaling uit 2011.
Hij stelt de volgende vragen: Is er echt een God die om ons geeft, zijn we hier echt om een bijzondere reden, leeft onze ziel voort als we overleden zijn? Of – het alternatief – zijn God, de ziel en het hiernamaals niet meer dan een stel cognitieve illusies? Het antwoord kun je al een beetje raden, maar hoe hij tot antwoorden komt is boeiend.

‘God kwam uit een ei.’ Een boek dat zo begint kun je als blasfemisch in een hoek smijten of je kunt, zoals ik, pas echt nieuwsgierig worden naar het vervolg. Het zet wel de toon van het boek. Het is toegankelijk en helder met veel aansprekende voorbeelden geschreven. Er staan veel noten achterin voor verdere studie of onderzoek. De vragen die hij stelt zijn levensvragen. Met als ultieme vraag waarom de zin-van-het-leven-vraag ons ondanks alle wetenschappelijke logica zo blijft verleiden. (p 58) Dat is een vraag die mij ook bezig houdt. Wanneer evolutie geen doel heeft en alles gebeurt volgens onbewuste natuurlijke processen hoe komt het dan dat wij, mensen ons bezig houden met een (levens)doel? Hoe zijn we dan in vredesnaam op het idee gekomen dat er een doel moet zijn? (intentioneel denken en teleofunctionaliteit)
Volgens Bering is het omdat in het evolutieproces onze overlevingskansen werden vergroot wanneer we ons moreel netjes gedroegen. Dat deden we wanneer we het idee hadden dat er Iemand met ons meekeek en ons uiteindelijk beoordeelde en zo nodig veroordeelde. Dat heeft zich als een cognitieve illusie in ons brein vastgezet door de ontwikkeling van onze Theory of Mind (ToM) Wij hebben de mogelijkheid, althans de meeste van ons, om in te schatten en te begrijpen wat andere mensen (ook God) weten, denken of voelen. (verbeeldingskracht) Dat het ook behoorlijk fout kan uitpakken is evident.
Toch is deze verklaring me te gemakkelijk. Opvallend voor mij was het onderzoek onder kleine kinderen die van nature in een hiernamaals geloven. (p 133). Gelovigen doen dat ook niet uit de ‘wens-vervullingstheorie’ zoals ik vaak van atheïsten hoorde. Deze verklaring schiet zelfs voor Bering tekort. (p 138) Helaas leiden de nu beschikbare resultaten van onderzoeken nog tot vraagtekens.
Gelovigen indoctrineren hun kinderen dus niet maar bevestigen, sturen en geven invulling aan dat geloven denk ik dan. Of die invulling juist is en klopt met de (bovennatuurlijke)werkelijkheid blijft ook een vraag voor mij.
Bering komt tot de conclusie dat de geest is wat hersenen doen. Houden bij de dood de hersenen op te bestaan, dan ook de geest. Dat is mij ook weer te gemakkelijk geconcludeerd. De geest is meer dan de hersenen zoals muziek meer is dan een regiment noten in een bepaalde volgorde.
Wanneer we geconfronteerd worden met onverwachte zaken of gedrag wordt onze ToM geprikkeld om daar betekenissen bij te zoeken. Dat leren kinderen al jong, zo na hun 6e jaar. Voorbeelden genoeg zoals een tsunami als een straf van God zien. Daarmee denken we dat we in Gods Hoofd kunnen kijken. Dat is terecht onzin. Bering vindt dat echter op andere gronden dan ik dat vind.
Ik ben niet zo’n betekeniszoeker; ben er ook niet mee opgevoed maar een aantal jaren geleden overleed een kennis aan een septische shock na een wespensteek. Hij heeft een week lang in coma gelegen en omdat er geen hersenactiviteit was hebben artsen en familie besloten om ‘de stekker’ eruit te halen. Op de begrafenis, op een mooie zomerse dag, die druk werd bezocht was het wel heel wonderlijk dat er geen vliegje, mugje of vlinder te bekennen was maar dat op een gegeven moment wel een wesp boven het open graf en over de hoofden van de belangstellenden danste. Tot nu toe weet ik dit niet te duiden maar blijft het haken in mijn brein. Bering zal het toeval noemen, maar dat geloof ik niet. Het was te toevallig.

Bering weidt ook een hoofdstuk aan de theodicee. Een theodicee probeert een logische verklaring te geven voor het feit dat God goed is en toch het kwade toelaat. Ooit heb ik ook een poging gedaan een theodicee te schrijven. Lastige materie. Gaandeweg ben ik gaan beseffen dat wat wij goed of fout vinden bij God zo niet hoeft te zijn. Het relativeert maar lost niet op.
In ieder geval heeft het zoeken van een verklaring te maken met causaal denken en ons idee van uniciteit in het universum. Dit is helaas nog te weinig onderzocht. (p 142) Grappig om dat gevoel van uniciteit beschreven te zien. Ooit hoorde ik wijlen Prinses Diana in een interview zeggen dat zij van kinds af aan al het gevoel had dat zij bijzonder was. Inwendig moest ik grinniken en dacht bij mij zelf: Ja ja, jij kunt dat mooi zeggen, het is uitgekomen maar elke mier in deze mierenhoop die aarde heet, denkt hetzelfde van zichzelf.
Volgens Bering denken we daarom dat er nare dingen zijn die ons speciaal overkomen en dat we dan ook een verantwoordelijke zoeken in God, die dan verrassend dichtbij is. God als stoplap.
Daar ben ik het natuurlijk niet mee eens. God is er voor mij niet alleen in narigheid, juist ook in tijden van geluk en voorspoed. Dat ziet Bering even over het hoofd. Al is het wel weer zo dat in gelovige kringen die uniciteit wordt benadrukt. Je bent uniek, God heeft een plan met jouw leven enz. Ik moet dat plan nog steeds ontdekken………....misschien is dat plan voor mij juist wel om een kleine grijze mier te zijn aan de rand van die grote hoop. *grinnik*

Allerlei verklaringen die soms heel logisch klinken brengen Bering tot de conclusie dat God een illusie is en een onlosmakelijk deel van ons cognitieve brein is geworden door de ontwikkeling van de ToM. Wie definitief van Hem verlost wil worden "heeft een neurochirurg nodig". Die illusies van God en een hiernamaals hebben hun doel gehad in het verleden maar zijn nu niet meer nodig. Helaas zijn die illusies niet uit te roeien.
Dat God op deze manier misschien wel eens zou kunnen werken, zoals ook Alvin Plantinga (noot 39) denkt vindt Bering ‘gênant wanhopig’. (p 203)
Maar ja, dat zegt mij dan weer niets.
Er blijven nog veel vragen over en nog lang niet alles van het brein is goed onderzocht. Dus om tot harde conclusies te komen is het volgens mij nog veel te vroeg en dan nog vraag ik me net als Bering af of je God/religie kunt gaan buitensluiten.
Lezendeweg realiseerde ik me wel hoe weinig sommige mensen van de Bijbelse boodschap begrijpen áls ze er al kennis van genomen hebben.
Ik begrijp dat Bering in algemeenheden over religies schrijft, maar wat hij op p 200 beweert gaat juist voor het christendom niet op.
“Bedenk ook dat zolang groepsleden werkelijke geloven dat andermans tegenslagen worden veroorzaakt door zijn of haar zonden, deze misvatting genoeg angst aanjaagt om de rest van de groep op het rechte pad te houden.”

Men leze psalm 103.

dinsdag 5 april 2022

Zondagmorgen


Geschreven door Willem Jan Otten (1951) gedurende een Coronajaar.
Uitgegeven in 2022.
Ondertitel: Over het missen van God.

In dit boek volgt hij (Rooms Katholieke) kerkelijke jaren en schrijft elke week een stukje, juist ook in de tijd dat hij niet naar de mis kan vanwege de lockdown.
Eigenlijk moet je het zelf ook op die manier lezen maar daar ben ik dan weer te ongeduldig voor en trouwens, ik heb een hekel aan het (Protestantse) kerkelijke jaar terwijl Otten het RK jaar een kunstwerk vindt. Maar de RK kerkelijke jaren zijn cyclussen van drie jaar met veel verschillende, te lezen bijbel gedeelten. Dat is al een stuk beter dan het protestantse.

Ik vraag me toch af waarom gelovigen zich zulke beperkingen opleggen. Want zo voelt dat voor mij.
Soms zou ik het wel willen uitschreeuwen tegen kerkelijke instanties, regels en systemen: ‘Ga uit mijn Zon!’
En meteen nog een puntje van kritiek, dan hebben we dat maar gehad: Otten schrijft over zichzelf in de tweede persoon. Dat haat ik. Het is alsof je naar een interview met een leuterende voetballer luistert. Het andere uiterste vond ik in een boek van Henri Nouwen: ‘Eindelijk thuis’. Hij had het zo vaak over ‘ik’ dat ik het boek na 20 pagina’s in een hoek heb gesmeten. Hoe bereik je daarin een goed evenwicht.

Gelukkig schrijft Otten zinnige dingen, hij is een erudiete persoonlijkheid en kon ik over het minpuntje heen stappen.

Er staan vele mooie dingen in:
‘Op Petrus, de rots, wordt de ‘ecclesia’ gegrondvest – het is een manier om te zeggen dat de kerk op iedere gelovige afzonderlijk wordt gebouwd.[..]Jezus vertrouwt je de sleutels van het koninkrijk toe. Welbeschouwd vertrouwt hij zichzelf toe. Het is een krachtige metafoor: geloof, liefde, hoop zijn sleutels, ze ontsleutelen, ontbinden, maken vrij.’

Hij vertelt over de kunstenaar Christo die juist door het afdekken van gebouwen, door te versluieren die dingen aanwezig stelt. Zo worden de beeltenissen van Jezus op witte donderdag aan het oog onttrokken….en aanwezig gesteld.
Over het farizeïstische reinheidsdenken wat ook juist in Coronatijd zo herkenbaar wordt: Jij houdt je netjes aan de regels en anderen lappen die aan hun laars. Angst en woede in conflict met elkaar; angst voor eigen hachje en woede over die wetteloosheid.
Over Simeon in de tempel die hem doet denken aan zijn eigen (ver)wachten op een kleinkind.

Zo merk ik dat Otten meer meditatief denkt en schrijft; zelf doe ik dat meer informatief.
Eens opletten of dat verschil bij meer mensen te ontdekken valt.
Wat ik ook zeer waardeer: Otten verwijst vaak naar kunstwerken.


Een paar strofen uit ‘het mooiste gedicht van de vorige eeuw’ over Simeon:

 .........

De man had gezegd. Hij verwijderde zich.
En zwijgende bleven, Maria gekromd,
en Anna, gebukt onder jaren, hem nazien.
Voortlopend verloor hij aan waarde en lengte

voor ’t vrouwenpaar dat in het donker daar stond.
En voortgejaagd haast door haar blikken, liep hij,
in zwijgen gehuld, door de ledige tempel
de gelige gloor tegemoet van de uitgang.

…….. 

Hij hoorde hoe tijd zijn geluiden verloor.
En Simeons ziel droeg het beeld van het kind,
de stralende krans rond het donzige kruintje,
afdalende over het pad van het doodsrijk,

als fakkel de pikzwarte duisternis in,
waar nimmer tevoren ooit iemand zijn weg
op enige wijze had kunnen verlichten.
De fakkelvlam blaakte. Het pad raakte breder.

 

Joseph Brodsky (1940 – 1996) ‘Simeon’s Lofzang’




 





Dit schilderij is natuurlijk van Rembrandt.