Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Thomas van Aquino. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Thomas van Aquino. Sorteren op datum Alle posts tonen

vrijdag 17 november 2017

Thomas van Aquino



Een filosoof/ theoloog die leefde van 1225 – 1274 in Italië.
Na Augustinus een grote sprong naar de middeleeuwen. In de westerse wereld tenminste.
In het oosten was er al eerder een filosofisch hoogtepunt. Ook beïnvloed door Socrates, Plato en Aristoteles. Vele werken zijn in de negende eeuw in het Arabisch vertaald en werd er een eigen islamitische draai aan gegeven. Bekende namen zijn Averroes en Avicenna.



Via het Arabische werden de oude werken weer vertaald in het Latijn en kwamen zo naar het westen.
Averroes, geboren in Cordoba dat toen onder Moorse invloed stond was een kenner van Aristoteles. De Mezquita van Cordoba met een eigen verhaal en een mix van Moorse en westers stijlen is wereldberoemd en een bezoek zeker waard. Wij waren er in 2011.

Thomas van Aquino was echter ook een kenner van Aristoteles; was het niet echt met Averroes eens en schreef zijn ‘Summa contra Gentiles’.
Op het bovenste plaatje ligt Averroes aan de voeten van Thomas. Links Aristoteles en rechts Plato.

Thomas bracht een synthese tot stand tussen Aristoteles en het christelijke geloof.
Zijn doel was het aantonen van de waarheid die de Katholieke kerk leerde. Hij had zich aangesloten bij de Dominicanen, een strenge orde. Om die reden is hij in de RK nog steeds zeer geliefd en werd zelfs genoemd in een encycliek van paus Leo XIII uit 1879, die handelde over het herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen. Het Neothomisme. De tegenpool van het moderne denken na Immanuel Kant.
(Franciscanen waren minder streng; daar hoorde bijvoorbeeld Duns Scotus bij)

Zijn verdere verdiensten liggen in het dogmatisch systematiseren van de Bijbel. En schreef zijn 'Summa Theologiae’ met de vijf Godsbewijzen.
Die periode, van de elfde tot de vijftiende eeuw staat bekend als de scholastiek. De theologie werd een wetenschap; kennis komt tot ons via de rede en via openbaringen. (de Bijbel)
Zij komen beide van God en kunnen elkaar dus niet tegenspreken.
En God werd een ambachtsman die individuele mensen maakt. Hij is Heer van de geschiedenis.
Net als bij Aristoteles degene die alles in beweging zet, de eerste Oorzaak.
Filosofie was nog steeds het vak waarin alle kennis ondergebracht werd. Behalve dat van dichters en magiërs. Maar de kopstudies theologie, medicijnen en recht kwamen steeds losser te staan van de filosofie.

Thomas van Aquino is op deze site al meer ter sprake gekomen maar zo leer ik er steeds wat meer bij.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.


20-11-17
In mijn cahier heb ik nog de opmerking staan: ‘in de maatschappij van Thomas kwam het individualisme op gang.’
Toen al.
Nog weer daarover nadenkend: heeft de idee van Anselmus van Canterbury, als grondlegger van de scholastiek daaraan misschien bijgedragen? Die satisfactietheorie waar ik eerder over schreef. Wat in onze tijd voor een groot deel de plaats ingenomen heeft van het triomferen van Christus over kwade machten.

woensdag 23 oktober 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000 – 1300 IIb Theologie en Filosofie


Verder met Averroes (1126 – 1198) en Thomas van Aquino. Over de laatste heb ik al eerder een blogbericht gewijd. Daar kwam Averroës zijdelings ter sprake.

Averroës was een invloedrijk persoon; kende de hele Koran uit zijn hoofd en was een Aristoteles kenner. Hij was kennelijk belangrijk genoeg om door Rafaël vereeuwigd te worden op het fresco ‘de Atheense school’. Even zoeken maar er is maar één meneer met tulband.
(Dat zal binnenkort ook wel weggepoetst worden, raar natuurlijk om oosterlingen altijd maar met een tulband te schilderen. / sarcasm)
Ibn Rushd of Averroës (latijn volgens ‘de groene amsterdammer’) werd geboren in Cordoba, in 1126 en kwam uit een juristenfamilie. Hij studeerde o.a. rechten, filosofie en medicijnen.
Cordoba en Bagdad waren de belangrijkste kalifaten naast Alexandrië, Damascus en Caïro.

Ibn Rushd is het meest bekend geworden door zijn 38 commentaren op Aristoteles en zijn reacties op Al Ghazali (1058 – 1111) Een geleerde met betrekking tot de Arabische wijsbegeerte uit Bagdad.
Hij werd bekend om zijn aanvallen op de wijsbegeerte: ‘doelstellingen van de filosofen’ en zijn ‘onsamenhangendheid (incoherentie) van de filosofen’.
Zijn ideeën heel kort:
We kunnen God alleen leren kennen door rituelen en gebeden; causaliteit is onzin, dat is alleen maar menselijke projectie; God is de bestuurder van alles en de wederopstanding betreft zowel het lichaam als de geest.
Honderd jaar later kwam Averroës hiertegen in opstand en schreef zijn ‘incoherentie van de incoherentie’.
(Wel grappig om op een site te lezen dat Al-Ghazali een fel tegenstander was van de ideeën van Averroës. Hij wist - honderd jaar eerder - helemaal niks van diens ideeën.)

Averroës was een rationeel denker.
a. Wanneer er in de Koran dingen staan die niet in overeenstemming waren met de filosofie/wetenschap dan moest er allegorische worden gelezen. Want twee dingen kunnen niet tegelijkertijd waar zijn. (Aristoteles)
Sinds de kwantummechanica kan dat geloof ik wel maar dat was toen nog niet aan de orde.
Hij schrijft daarover in ‘Het beslissende woord’: ‘Wij kunnen met zekerheid stellen dat als logische bewijsvoering leidt tot een conclusie die in strijd is met de letterlijke betekenis van de heilige tekst, er altijd ruimte is voor allegorische interpretatie volgens de in het Arabisch gebruikelijke regels van allegorische tekstuitleg.’
En even verder: ‘De reden waarom er letterlijke betekenissen zijn die elkaar tegenspreken ligt in het feit dat die een aansporing vormen voor ‘de stevig-staanden in kennis om te zoeken naar een allegorische interpretatie die beide betekenissen met elkaar verenigt.’
Verwerping van de causaliteit is verwerping van de kennis en impliceert een toevalligheid van de wereld en dat is weer een ontkenning van de wijsheid en intelligentie van God.
b. De ziel sterft niet maar gaat na de dood over in een grote eenheid van zielen en krijgt bij de wederopstanding een nieuw lichaam.
soera 16.125: “Roep op tot de weg van uw Heer door wijsheid (hikma) en door welwillende vermaningen, en als je redetwist, gebruik dan het schoonste betoog”.
Verder vond hij dat er drie benaderingen waren van de ene Waarheid:
1. De demonstratieve methode, geschikt voor wetenschappers en filosofen. Alleen geleerde heren konden de heilige teksten begrijpen en uitleggen.
2. De dialectica voor theologen en
3. de retorica voor de massa.
Volgenlingen van Averroes waren Siger van Brabant en Boëthius van Dacie.

Averroës heeft hedendaagse schrijvers en regisseurs geïnspireerd:
Salman Rushdie schreef het boek ‘Twee jaar, acht maanden en achtentwintig nachten’ (2015),
Jorge Luis Borges schreef een verhaal in zijn bundel ‘de Aleph en andere verhalen’ (1989), namelijk ‘het zoeken van Averroës ‘ en
Youssef Chahine regisseerde de film ‘de Weg’ of ‘Al-Masir’ (1997).


Thomas van Aquino wilde, net zoals Averroës, de ideeën van Aristoteles in overeenstemming trachten te brengen met zijn religie.
Averroës met de islam en Aquino met het christendom. Dogma’s van het geloof moeten in overeenstemming zijn met de rede. Maar van de ideeën van Averroës deugde niet veel volgens Thomas en hij schreef zijn ‘Tractatus de unitate intellectus contra Averroistas’ in 1270
a van hierboven: Want wanneer een theologische doctrine een tegenspraak bevat is ze eenvoudigweg onwaar. De dogma’s van het geloof moeten in overeenstemming zijn met de rede.
b. ieder individu heeft een eigen ziel, ook na de dood.
Thomas benaderde de theologie als wetenschap inductief: uit de zichtbare dingen kun je conclusies trekken over achterliggende principes.
De wetenschap gaat niet inductief, maar deductief te werk. Deductief is naar het bekende syllogisme van Socrates:
Alle mensen zijn sterfelijk - algemene regel major premisse
Socrates is een mens – bijzondere regel minor premisse
Socrates is sterfelijk – conclusie

Thomas voelde verwantschap met methodische twijfel van Abélard, maar toch vooral verwondering over het mysterie van God. En het probleem van het kwaad gaat hij te lijf in de stukken die we hebben gelezen.
Even heel kort een poging om het samen te vatten: Het kwaad wordt veroorzaakt door het goede; het kan nooit een eerste oorzaak zijn.
De Goddelijke voorzienigheid sluit het kwaad niet volledig uit vanwege secundaire oorzaken. Zoals bijvoorbeeld een kundig vakman slecht gereedschap gebruikt.
Er zijn gradaties in het goed en kwaad: ‘Men mag dus niet van de goddelijke voorzienigheid vragen dat ze de potentie om van het goede af te wijken helemaal van de dingen uitsluit. Uit deze potentie volgt echter het kwaad, want wat kan afwijken, zal uiteindelijk afwijken.’
Er is veel goeds wat er niet zou zijn als er geen kwaad was: rechtvaardigheid zou er niet zijn wanneer er geen misdaden waren en in de natuur zorgt het stervensproces voor nieuw leven.
Hij noemt ook de teksten die in de Bijbel staan die erop wijzen dat God de verantwoordelijke van alles is. (Jes 45:7 en Amos 3:6 en er zijn er nog wel meer; ik heb ze eens allemaal opgezocht)
Verder kwamen de vijf wegen van hem aan bod die ik hier al eens heb beschreven, en zijn beide summa’s die lange tijd leidend zijn geweest in de Rooms Katholieke kerk.

Wat niet aan de orde kwam – zit ik me nu te bedenken - is dat omstreeks diezelfde tijd als Averroës ook Maimonides (1138 – 1204)ten tonele verscheen in Cordoba. Waarschijnlijk zijn ze elkaar mis gelopen omdat Maimonides op tienjarige leeftijd verhuisde naar Marokko. Toch zal hij op latere leeftijd wel geïnteresseerd zijn geweest in de schrijfsels van zijn stadsgenoot.

Ik vond nog een paar mooie citaten van Averroës :
De wereld is verdeeld in mannen die humor en geen religie hebben en mannen die religie en geen humor hebben.
Onwetendheid leidt tot angst, angst leidt tot haat en haat leidt tot geweld.


Zo leer ik steeds weer wat meer tot ik op een dag de wereld om mij heen begrijp.


Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.

dinsdag 15 november 2016

Willen III


De wil en het verstand
hoofdstuk 11 en 12 uit het boek

Thomas van Aquino en Johannes Duns Scotus.

Ik krijg dringend behoeft aan een systematische filosoof. Ik realiseerde me dat toen de docent enkele steekwoorden van Aquino en Duns Scotus naast elkaar op het bord zette.
Wanneer zulke filosofen niet bestaan moeten ze per direct uitgevonden worden.
Wát bedenken die mannen, waarom/waardoor en waarom vindt Hannah juist deze interessant met betrekking tot haar eigen ‘wils’ filosofie en niet bijvoorbeeld Schelling en Schopenhauer die daar ook over nagedacht hebben.
Misschien zijn ze niet voor een vrije wil maar dat zou dan toch juist interessanter kunnen zijn.
En waarom schrijft ze dat niet schematisch op; eerst wat de bewuste mannen denken en waarom en daarna waarom ze het ermee eens is of niet. Het leven kan zo veel gemakkelijker.
In dit boek gaan wél conclusies volgen dus dat zal misschien gaan verhelderen.
Even geduld nog.

Aquino leefde achthonderd jaar na Augustinus. Hij was monnik en we moeten er ons van bewust zijn dat hij boekenwijsheid te berde bracht want hij zat in een klooster.
Augustinus schreef uit ervaring en Anselmus van Canterbury was - tweehonderd jaar vóór Aquino -de laatste die dat ook deed. Vandaar de naam ‘scholastiek’ voor het tijdperk van de boekengeleerden. Het tijdperk van redeneren en autoriseren van oude citaten .
Aquino is bekend geworden om zijn ‘Summa’ waarvan ik alleen de passages over de vrouw heb gelezen. Het is een systematisch geheel van opgestelde vragen en de doordachte antwoorden van Aquino. Geënt op de ‘dialogen’ van Plato denk ik. Net zoals onze 'Heidelberger' en 'Wentsel's catechismus'

Aquino onderscheid drie soorten van noodzakelijkheid:
de absolute, de relatieve en de onderdrukking. De laatste is opgelegd; wordt verder niet besproken.
Hij onderscheid twee bevattingsvermogens:
het verstand (de universele rede) en de (bijzondere) rede.
Hieraan beantwoorden twee vermogens:
de wil en de vrije keuze.
Met de universele rede stemmen we in met de directe logica, zonder bewijsvoering. Deze is van nature contemplatief, passief.
Met de bijzondere rede trekken we besluiten uit universele proposities en inherent hieraan is dat de geest zich inspant, actief.
Deze inspanning wordt gevoed door het geloof, want het schepsel wil kennis verwerven over het ware Zijn.
Van de drie vermogens van Augustinus raakt het ‘herinneren’; wat aan het verleden bindt, buiten beeld en blijven er twee over: het willen en het weten/ verstand.
Voor Aquino is het verstand het meest nobel. Want het verstand reikt aan wat er te willen valt.
De juiste volgorde van handelen is : het vatten van het doel, dan het overleg over de middelen en daarna de begeerte naar die middelen.
Aquino’s eerste beginsel is het Zijn (existentie). Het Zijn kent het verstand als geheel. Het ultieme doel van het verstand is om altijd te bestaan en houdt daarom de begeerten in toom. Het verstand richt zich op het Zijnde en vindt zijn hoogste doel in het contemplatief aanschouwen van God.
Duns Scotus geeft aan de wil de hoogste credits, in tegenstelling tot Aquino. De wil is niet gebonden aan het verstand. Het verstand dient de wil. Duns Scotus onderscheid de natuurlijke wil , die de natuurlijke neigingen volgt en de vrije wil. Aangezien Hannah ook van de vrije wil is begrijp ik nu dat ze deze filosoof voor het voetlicht brengt.
Het is de wil die de menselijke geest instaat stelt zijn beperkingen en eindigheid te overstijgen.
Het is de wil die weerstand kan bieden aan begeerten en de dictaten van het verstand en daardoor is de wil vrij. Er is één restrictie: de wil kan het Zijn niet ontkennen. De wil kan het ‘Niets’
zich niet voorstellen.
En de liefde maakt een wil tot een goede wil.

Door de ‘contingentieleer’ van Duns Scotus - het is, maar het had ook anders kunnen zijn - ‘kan hij nauwkeuriger aangeven, in welke zin de wil van de mens zijns inziens vrij is, namelijk in die zin dat de mens op elk tijdstip kan kiezen uit alternatieve mogelijkheden’. (deze laatste zin heb ik uit het boek “Oriëntatie in de filosofie” van Prof. Dr. Gijsbert van den Brink.)
God, waarnaar de mens geschapen is, had ook andere werelden kunnen scheppen, Hij was daar vrij in. Uit die contingentie volgt dat alles wat is, mogelijk ook niet had kunnen zijn, behalve Godzelf.
Duns Scotus was met deze filosofie enig in zijn soort volgens Hannah maar is niet op waarde geschat.
De prijs voor de vrijheid van de wil ligt daarin dat de wil ook in vrijheid kan haten en daar een zeker genot uit kan halen. De wil tot macht van Nietzsche bijvoorbeeld. Komt later.

Ik ben het wel eens met Duns Scotus en Hannah dat de wil een bijzonder fenomeen in de schepping is. Maar dat is de mens in zijn geheel. Geschapen naar Gods beeld zoals ze ook zegt op p.171 en zeer goed. We hebben kennelijk iets méér dan dieren en engelen. De mogelijkheid om te willen en te ‘nillen’ met alle complexiteit die dat met zich meebrengt.
Dat God behalve een concreet ook een ‘contingent handelende’ entiteit zou zijn, dat zou kunnen, ook al is dat volgens mij een aanname. Hij handelt, maar zou ook anders kunnen handelen. Hij anticipeert op het menselijk handelen. Omdat Hij alwetend is. *
De mens heeft de illusie dat hij vrij is om beslissingen te nemen, maar - zo denk ik - er gaan altijd argumenten aan die beslissingen vooraf. En vooraf aan argumenten zijn er breinprocessen. Deze processen komen niet uit de lucht vallen enz…enz…
Zoals ik al eens eerder schreef: Wanneer iemand het hart van de mens kent is het een ‘koud’ kunstje om aan de touwtjes te trekken zonder dat die iemand dat in de gaten heeft.
In het slechte geval heet dat manipuleren maar omdat ik in de goedheid van een Almachtig Wezen geloof ga ik uit van Zijn goede bedoelingen.
In de ‘toevalligheid’ van Duns Scotus geloof ik niet.
Aan het einde van het hoofdstuk komt warempel een reden waarom Hannah Duns Scotus heeft behandeld: ‘Het aantreffen van oorspronkelijke nieuwe inzichten, die waarschijnlijk allemaal uitgelegd kunnen worden als de speculatieve voorwaarden voor een filosofie van de vrijheid.
Er is maar één filosoof die hem in dit opzicht kan evenaren en dat is Immanuel Kant.



*
En dan vind ik dit bij Emanuel Rutten:
‘Een vrije wilsact is namelijk per definitie zelfverklarend. Nu is echter een contingente concrete entiteit niet zelfverklarend. De entiteit in kwestie had er immers niet hoeven zijn.
We concluderen dus dat de wereldgrond een noodzakelijk bestaande concrete entiteit moet zijn die de wereld voortbracht op grond van een vrije wilsact. De grond van de wereld is dus een noodzakelijk bestaand en vrij subject. Nu veronderstelt vrijheid bewustzijn. Een onbewust subject kan immers niet vrij zijn. De wereldgrond is dus een noodzakelijk bestaand, vrij en bewust subject. Dus God bestaat.’


En daar gaat de contingentie weer op de schop.
(16-11-16)Nee, dat zeg ik niet goed: Het contingent handelen is iets anders dan contingent zijn.
God is vrij omdat hij in Zichzelf de oorzaak is. Maar de wereld is contingent als act van God.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene voor mijzelf enigszins in overzichtelijke brokken samen te vatten.
De quotes van Hannah in het plaatje hebben niet noodzakelijke iets te maken met de tekst.



woensdag 2 januari 2013

Argumenten voor het bestaan van God

Op 19 december was er een debat in het Arminius denkcafé tussen Emanuel Rutten en Maarten Boudry. De vraag was: “Bestaat God?”. Het debat is hier terug te vinden.

Er werd Rutten gevraagd naar mogelijke bewijzen voor het bestaan van God. Bewijzen zijn er echter niet, er zijn argumenten te bedenken die het aannemelijk kunnen maken dat God bestaat. (zie ook de nieuwe Christelijke dogmatiek par 2.2) Ooit moest ik de godsbewijzen van Thomas van Aquino (1225 – 1274) uit mijn hoofd leren. Om het even voor mezelf weer op een rijtje te krijgen:
Het kosmologisch godsbewijs van Thomas van Aquino is gebaseerd op een a-posteriori bewijs. Dat wil zeggen dat de manier van denken uitgaat van de zintuiglijke waarneming. Daaruit blijkt dat Thomas meer door Aristoteles is beïnvloed omdat deze ook meer uitging van de waarneming dan van de theoretische mogelijkheden. Aan de andere kant ‘werkt’ Thomas ook met het bestaan van God en een bovennatuurlijke wereld zoals ook Plato deed, door de tekst van Exodus (3: 14) in zijn ‘wegen’ te gebruiken. Het kosmologische godsbewijs (de vijf wegen) van Thomas is als volgt:
1. Elk gevolg moet een oorzaak hebben; er is dan noodzakelijk een eerste oorzaak, die noemen we God.
2. Niets kan zichzelf maken, er moet een eerste maker zijn die niet gemaakt is. (kosmologisch godsbewijs)
3. Ontleend aan de tekst in Exodus : God is het hoogste ‘zijnde’ , al het andere is daarvan afgeleid.
4. Om te weten wat goed en kwaad is moet er een norm zijn. Deze hoogste norm is God.
5. Vanuit de orde en doelgerichtheid van de schepping, en de behoefte tot doelgerichtheid moet er iets zijn wat deze doelen oplegt. Dat noemen we God. (teleologische godsbewijs)

Thomas verwierp het ontologisch godsbewijs van Anselmus omdat deze God wel definieerde als essentie (dat wat het is) maar niet als existentie. (bestaan) Je kunt wel eindeloos filosoferen over de essentie maar dan is dat nog geen bewijs van existentie.
Het ontologisch godsbewijs van Anselmus (1033 – 1109) is gebaseerd op een a-priori bewijs. Dat wil zeggen dat de manier van denken is gebaseerd op theorie. Theoretisch ging Anselmus uit van een transcendente werkelijkheid en is daarmee in zijn denken meer Platoons dan Aristoteliaans.
Het ontologische godsbewijs van Anselmus is als volgt: bedenk het allergrootste en allervolmaaktste wat gedacht kan worden. Groter dan dit denkbare is God. God is iets waarboven niets groters gedacht kan worden. Het is beter te bestaan dan niet te bestaan. Een niet bestaande God is kleiner dan een bestaande dus bestaat God.

Emanuel Rutten onderscheidt de argumenten in Kosmologische, Teleologische en Ontologische argumenten. Kosmologisch: elk gevolg heeft een oorzaak. Als het universum begonnen is te ontstaan, (en daar zijn de wetenschappers het over eens: er was een singulariteit 13,7 miljard jaar geleden,) dan moet er een oorzaak zijn van het universum. Dat moet dan ook de oorzaak zijn van alle tijd, ruimte en materie. Deze oorzaak moet zelf buiten de tjid en de ruimte bestaan en dus een transcendente oorsprong hebben. (ook het Kalam argument is hierop gebaseerd wat door William Craig kort geleden weer onder de aandacht is gebracht.)
Teleologisch: er is een orde, er zijn vaste natuurwetten kenbaar. Er moet dan een ontwerper zijn die deze wetten heeft verankerd. (intentionaliteit/ doelgerichtheid?) Ontologisch: dit is een a-priori argument, het staat los van de ervaring maar ontspruit puur aan het logische denken. Rutten noemde het argument van Plantinga: Als God mogelijk bestaat dan moet er een mogelijke wereld zijn waarin God bestaat. In die mogelijke wereld moet Hij noodzakelijk bestaan. Dus bestaat Hij ook noodzakelijk in alle mogelijke werelden, en dus ook in onze wereld.
Het is zo prettig als iemand in simpele bewoordingen dat allemaal kan benoemen.
Alleen: naar mijn idee klopt de eerste premisse van Plantinga niet. (hoor mij nou!) ‘Als God mogelijk bestaat dan moet er een mogelijke wereld zijn waarin God bestaat.’ Volgens mij is dit een non sequitur: het ene volgt niet logischerwijs uit het andere. Waarom zou het mogeijke bestaan van God in een mogelijke wereld moeten bestaan? Eigenlijk zou ik Plantinga zelf moeten lezen maar mijn Engels is niet van dien aard dat ik ingewikkelde filosofische thema’s met allerlei wiskundige formules adequaat kan volgen.

Rutten’s eigen argument* is heel kort als volgt: Premisse 1: ‘Al het mogelijk ware is mogelijk kenbaar’ en Premisse 2: ‘het is onmogelijk om te weten dat God niet bestaat’ dan volgt daaruit de conclusie dat God bestaat. Aan ieder die nu gaat proberen objecties te formuleren die ook zouden kunnen gelden in plaats van God kan in zijn proefschrift terecht waarin hij al die objecties weerlegt. In 'Radix' nr 3 van 2012 staat ook een uiteenzetting
Wel zei hij nog en dat ben ik met hem eens, het is wel een verschil is of je het hebt over het monster van Loch Ness of over God, Die de grond van de werkelijkheid is en een persoonlijkheid.

Boudry reageerde daarop dat Emanuel twee verschillende definities van kennis hanteert waardoor de conclusie niet meer klopt. Emanuel hanteert volgens Boudry een vorm van kennis die erg veeleisend is. Een Cartesiaanse vorm van kennis. Wanneer we die hanteren is er niets dat zeker is behalve voor alwetende wezens. Wij hebben alleen subjectieve kennis. (Mmm, volgens mij staat hierover ook een artikel in de laatste ‘Radix’ van Victor Gijbels met repliek van Emanuel. Die moet ik echter nog lezen.)
Tweede tegenwerping: we zouden een ander alwetend wezen kunnen postuleren. Het zou b.v. mogelijk kunnen zijn dat achter die God misschien wel een schrandere eenhoorn bestaat die God wijs maakt dat hij alwetend, almachtig en goed is. (Men spreekt in die filosofische wereld altijd over Almachtig, Alwetend en Algoed. Volgens mij is goed gewoon goed.)
Er valt weer genoeg na te denken.

In het vragenrondje kwam nog de boeiende vraag naar voren wat het doel van God zou kunnen zijn.
Rutten denkt ook in de richting van het uitdrukken van Liefde van God aan schepselen. Dat er actoren zijn die in vrijheid voor het goede kunnen kiezen en deel kunnen hebben aan die liefde.
Nog een boeiende opmerking kwam er van iemand die het geloof vaarwel heeft gezegd vanwege al het kwaad en het leed in de wereld. Door het leed en het kwaad in de wereld heeft God aan atheïsten het perfecte argument gegeven om niet te geloven.
Rutten gaf ook toe dat wanneer hij de kant van atheïsten zou moeten verdedigen hij ook juist dit argument zou inbrengen. Hij is bezig om dit te doordenken en zei ook, wat ik zelf ook heel belangrijk vind, dat wanneer je de emoties met betrekking tot dit probleem los maakt van het logische denken dat er dan heel veel over te zeggen en te verklaren valt.
Ik kijk uit naar zijn doordenking van dit onderwerp.

04-01-13 * In ‘Radix’ nr 3 staat een artikel van Emanuel over zijn argument voor het bestaan van God. Rutten noemt zijn eigen argument modaal-epistemisch. Het valt niet binnen de drie groepen die hij hierboven noemt.

01-02-13 Op Rutten's eigen site staat op 17 januari een powerpoint over de ontologische argumenten van Anselmus.

zaterdag 19 oktober 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000 – 1300 IIa Theologie en Filosofie


Twee lessen over Geloof en Rede in dit tijdvak en dat toegespitst op Anselmus van Canterbury en Pierre Abélard, Averroes en Thomas van Aquino.
Zij behoorden tot de scholastiek.
Theologie en Filosofie behoorden in die tijd bij elkaar.

Anselmus, diegene van de ‘verzoening door voldoening’ is ook van het eerste ‘Godsbewijs’.
Zelf zie ik dat niet als bewijzen maar meer als argumenten. Bewijzen zijn attributen voor de bèta vakken.
Anselmus was Italiaan van geboorte en belandde in Canterbury, Engeland omdat Willem de Veroveraar in 1066 hele stukken van wat nu het Verenigd Koninkrijk is, annexeerde. De abdij van Bec, waar Anselmus inmiddels prior van was geworden had landgoederen in Engeland. Zo raakte hij daar verzeild en werd aartsbisschop van Canterbury in 1089 tot zijn dood in 1109.
De docente gaf interessante teksten van Anselmus (Uit ‘Proslogion’ in een vertaling van Carlos Steel ) en Abelard, (uit ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’ wat ik nog ongelezen op de plank heb staan) van Averroes en Thomas van Aquino.
Het boek ‘Proslogion’ is helaas niet – betaalbaar! en in het Nederlands - te vinden via het web. Jammer want daar ben ik wel nieuwsgierig naar geworden.

Anselmus redeneerde vanuit het geloof: ‘Ik probeer niet Heer, in Uw verhevenheid door te dringen, want ik acht mijn verstand geenszins te vergelijken. Maar ik verlang ernaar uw waarheid, die mijn hart gelooft en bemint, tot op zekere hoogte in te zien. Ik zoek immers niet in te zien om te geloven, maar ik geloof om in te zien. Want ook dit geloof ik dat ik niet zal inzien, tenzij ik geloofd zal hebben.’
Zijn ‘Godsbewijs’ had ik eerder geformuleerd: ‘bedenk het allergrootste en allervolmaaktste wat gedacht kan worden. Groter dan dit denkbare is God. God is iets waarboven niets groters gedacht kan worden. Het is beter te bestaan dan niet te bestaan. Een niet bestaande God is kleiner dan een bestaande dus bestaat God.’

Maar nu wat preciezer uit de ‘Proslogion’ uit 1077: ‘Welnu, wij geloven dat Gij iets zijt waarboven niets groters gedacht kan worden.[…] Zo dan wordt ook de dwaas ervan overtuigd dat ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ op zijn minst in het verstand is, omdat hij dat, wanneer hij het hoort, verstaat, en al wat verstaan wordt in het verstand is.
En zeker kan datgene ‘waarboven niets groters gedacht kan worden’ niet in het verstand alleen zijn. Want indien het uitsluitend in het verstand is, dan kan men denken dat het ook in werkelijkheid is, hetgeen groter is. [..] Bijgevolg bestaat zonder enige twijfel ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ zowel in het verstand als in werkelijkheid.’

Een Benedictijnse monnik uit Frankrijk, Gaunilo, is bekend geworden om zijn (eiland) kritiek op Anselmus maar die had volgens Anselmus nu juist het punt gemist. En dat denk ik ook.
Het gaat niet om iets werelds, iets materialistisch maar om een scheppend bewustzijn wat wij kunnen bedenken.

Een paar belangrijke ethische vraagstukken: de keuzevrijheid en het kwaad.
Volgens Anselmus is de vrije wil niet het vermogen om te kiezen tussen goed en kwaad, maar het door God gegeven vermogen om voor het goede te kiezen.
Het kwaad op zichzelf is ‘niets’.
‘Het kwaad dat ongerechtigheid is, is altijd niets; maar het kwaad dat één of ander nadeel is, is zonder twijfel soms niets, zoals blindheid, en soms iets zoals verdriet en pijn; wij hebben altijd een afkeer van deze nadelen die iets zijn. Wanneer wij dus het naamwoord ‘het kwaad’ horen, vrezen wij niet het kwaad dat niets is, maar het kwaad dat iets is, dat volgt uit de aanwezigheid van het goed.’
Maar waar komt het kwaad vandaan? Hoe komt het dat mensen of engelen (de engelenval, wat in principe hetzelfde is als de mensenval * ) kunnen kiezen voor het kwaad?
We lazen een paar stukken, opgesteld als vraag en antwoord van een leerling tot zijn meester uit een boek van Dom F. Schmitt. (denk ik)
De engel/ mens wilde ‘wat niet behoorde’ omdat hij kón willen. Maar dat is niet de enige reden. Hij wilde omdát hij wilde. Hij is zijn eigen werkende oorzaak en zijn eigen gevolg. [..] ‘Want het willen is niets anders dan het gebruik maken van het vermogen om te willen, zoals het spreken en het gebruik maken van het spreken ook hetzelfde zijn.’
‘Even’ over nadenken. *grinnik*
Ik heb Hannah Arendt er nog op nageslagen maar zij behandelt Anselmus niet.

Dan was er de Universalieënstrijd tussen de Realisten en Nominalisten. Even simplistisch: de ideeën van Plato versus die van Aristoteles. Plato was Realist en geloofde stellig in een hogere, niet-zintuigelijke werkelijkheid en Aristoteles is meer van de concrete werkelijkheid om ons heen, een Nominalist.
Anselmus was Realist zoals nog steeds vele gelovigen.
In de vroege middeleeuwen was de invloed van Plato veel groter omdat er - in het westen - veel van Aristoteles verloren was gegaan. Edoch: Averroes uit Cordoba (Al- Andalus) heeft veel Grieks- klassieke werken weten te vertalen vanuit het Syrisch en Arabisch waardoor langzamerhand ook Aristoteles meer invloed kreeg in het westen.
Hier voel je de scheiding van geesten al aankomen: de Theologie en de Filosofie.
Meister Eckhart en Willem van Ockham spelen daarin een rol.

Abelard (1079 – 1142) dacht precies andersom ten opzichte van Anselmus: eerst begrijpen en dan geloven. ‘Theologie’ is redeneren over het geloof volgens principes van de methodische twijfel. Niets kan geloofd worden voordat het wordt begrepen. (Niet: ‘bewezen’!)
Daar is ook wel iets voor te zeggen. Hij was meer nominalist en verschoof naar het conceptualisme.
Volgens Abelard bestaat er geen kwade wil; daden zijn op zichzelf neutraal. Het is de intentie waaruit ze voortkomen die daden goed of kwaad maken. Dat vereist zelfkennis.
Door Bernardus van Clairvaux(1090-1153) werd hij beschuldigt van ketterij want wanneer alleen intenties gelden kun je zondige daden niet meer veroordelen. Welke macht heeft de kerk dan nog? Abelard denkt dat hij God door de rede volledig zou kunnen begrijpen volgens Clairvaux.
Dit alles was reden genoeg om hem de mond te snoeren. In 1141 werd Abelard veroordeeld tot zwijgen.

Iets, voor mij, boeiends uit het boek ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’:
‘Hij (Gregorius de Grote) zegt: ‘het geloof heeft geen enkele verdienste, als de menselijke rede daarvoor het bewijs levert.’
Omdat mensen uit uw kring niet argumenterend kunnen spreken over het geloof dat ze belijden, nemen ze onmiddellijk als troost voor hun onwetendheid hun toevlucht tot de woorden van Gregorius. Wat betekent dat in hun gedachtegang anders dan dat we elke vorm van geloofsverkondiging, dom of verstandig, in gelijk mate moeten aanvaarden? Want als over het geloof niet mag worden nagedacht, uit angst de verdienste ervan kwijt te raken, en als datgene wat men moet geloven, niet aan een kritisch oordeel mag worden onderworpen, maar meteen moet worden ingestemd met datgene wat wordt verkondigd, ongeacht de dwalingen die die verkondiging teweeg brengt, dan betekent het niets om dit geloof te aanvaarden. Als het niet is toegestaan om het verstand te gebruiken, dan mag men met het verstand ook niets afwijzen. [..] De christen blokkeert zelf volledig redelijke argumenten en staat iemand anders niet toe om fatsoenlijk over het geloof te discussiëren omdat hij dat zichzelf absoluut niet toestaat.’

De rest van dit boek moet ik dringend gaan lezen.

Abelard werd verder ook nog bekend omdat hij de helft was van een heel beroemd, maar tragisch liefdespaar.
Abélard en Heloïse hebben mensen geïnspireerd tot liederen, boeken, toneelstukken en films.

De twee heren, Averroes en Aquino komen, vanwege de lengte van dit bericht in een volgend blogje.


*Nu ik er nog een over nadenk is de engelenval toch anders dan de val van de mens. We weten bijna niets van die engelenval, als ie al plaatsgevonden heeft.
Maar daarvan uitgaande komt de engelenval uit de engel zelf voort en de val van de mens wordt van buiten hem/haar veroorzaakt. Als dat klopt is het een interessant verschil.




Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.

donderdag 8 december 2016

Willen V


Tot slot komt Hannah tot de conclusie dat er geen filosofen zijn die de wil kritisch hebben onderzocht. Filosofen zijn geen mannen van de daad om de wereld te veranderen maar zijn mannen van de interpretatie.
Hannah verlegt de aandacht naar de politieke vrijheid: naar de mannen van de daad.
Het verbaasde mij. Oké, ze is een politiek denkster.
Maar waarom doet ze dat terwijl ze zo kritisch is op de mannen die daar niet goed over hebben nagedacht. Het was toch een uitgelezen kans om dat dan zelf béter aan te pakken.

Enfin: volgens Montesquieu bestaat de filosofische vrijheid uit het uitoefenen van onze wil en de politieke vrijheid bestaat uit de overtuiging veilig te zijn. Maar die filosofische vrijheid is alleen goed voor kluizenaars.
Politieke vrijheid kan alleen bestaan in de macht om te doen wat we zouden willen. En daar valt het woord macht.
Die vrijheid valt samen met het ‘ik kan’ en niet met het ‘ik wil’. Alleen die vrijheid valt samen met de menselijke pluraliteit. Een ‘Wij-sfeer’.
Het handelen in deze gemeenschappelijke wereld staat tegenover het denken.

In de laatste paragraaf gaat Hannah uitgebreid in op de bres of hiaat (in onze tijd het ‘vacuüm’ genoemd?) wat ontstaat bij het stichten van een nieuw begin van een staat. Eerst de bevrijding van het oude maar dan moet het nieuwe worden vormgegeven. Hoe is dat in de geschiedenis gegaan?
Terug vallend op de Hebreeuwse ervaring of de Romeinse?
Hannah ziet tot haar verbazing dat 'de mannen van de daad' terug vallen op de Romeinse ervaringen. Niets iets totaal nieuws starten zoals de Hebreeën maar terug vallen op al bestaande wetten en regels.
‘altijd herstichtingen en wederoprichtingen, en geen absoluut begin’ (p264) ‘De kunstgreep bestond erin het nieuwe te begrijpen als een verbeterde heruitgave van het oude.’ (p 267)
Voor Hannah is vrijheid het vermogen een nieuw begin te maken. Alleen door geboorte is er sprake van een echt nieuw begin; is de mens zelfs gedoemd om vrij te zijn. (p 268)
En zoals Augustinus al betoogde:
‘Om een begin mogelijk te maken is de mens geschapen, terwijl er voordien niemand was.’
Zo herbergt ieder mens een nieuw begin in zich.


Resumerend en al terugbladerend zie ik alweer zoveel onderstreepte en notitiewaardige dingen dat het me alweer duizelt. Toch een poging :

Bij de oude Grieken was de wil als concept niet bekend.
Bij Paulus, als Hebreeër - maar wel behoorlijk Grieks beïnvloed - behoorde de wil binnen de ervaringen van de mens. Eigenlijk twee willen/wetten die met elkaar in conflict zijn. De wil/wet van God en de wil/wet van de (menselijke)natuur.
De Goddelijke genade kan die gespletenheid herstellen.
Volgens Augustinus ligt het probleem van die twee ‘willen’ in het wilsvermogen zelf. Die ene wil kan voor het goede maar ook voor het kwade kiezen. ‘het probleem was niet de tweeledige natuur van de mens [… ] het probleem moest in het wilsvermogen zelf gezocht worden.’ (p 121)
Augustinus denkt lineair en richt zich daardoor op de toekomst en het handelen. Alleen Nietzsche is wat betreft dat lineair denken een buitenbeentje. Hij experimenteert weer met cyclisch denken.
De conflicterende ‘willen’ worden bij Augustinus geheeld door de liefde.
Voor Thomas van Aquino en Duns Scotus staat de verhouding tussen de wil en het verstand op het spel. Thomas vindt het verstand het meest edele vermogen: ‘het uiteindelijke geluk van de mens is in essentie het kennen van God door het verstand’. (p 156)
En voor Duns Scotus is het de wil in de menselijke geest die in staat is zijn eigen beperkingen en daardoor zichzelf te overstijgen. De wil is dan het hoogste vermogen van de mens.
Bijvoorbeeld door te geloven in een oneindig Wezen en dat God noemt.
Dat hoogste vermogen kan instemmen of juist niet en is de oorzaak van een wilsbesluit en is dus contingent.
De liefde is voor Duns Scotus een ervaringsgrond waarin het vermogen van de wil omgevormd wordt tot zuivere activiteit (p. 183)
Vandaar dat hij Hannah zo aanspreekt denk ik. Ze is meer van het ‘doen’. De mogelijkheid van spontaniteit wat haar zo geprezen pluraliteit kenmerkt.

Kant is de filosoof die wat betreft de vrijheid denkt zoals Duns Scotus. Hannah gaat maar heel summier in op Kant. Ik denk dat hij in haar volgende boek 'Urteilskraft' een grotere plaats zou hebben gekregen. Dat is er door haar overlijden niet van gekomen.
Mogelijk verklaart dat ook die hele laatste paragraaf met het verleggen van de aandacht naar de
politieke vrijheid.

We zullen het nooit weten.

19-12-2016
Bij een uitgeverij een schrijven over een derde boek van Hannah.
Het bestaat uit eerder uitgeschreven colleges over het onderwerp 'Oordelen'.
Misschien wel interessant.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.


woensdag 17 juli 2013

Vrouwen in het christendom

Geschreven door Hans Küng.
Küng is een Zwitsers theoloog. Studeerde filosofie en theologie aan een RK universiteit in Rome. Werd later hoogleraar aan de universiteit van Thübingen. En hij staat bekend als een enfant terrible binnen de RK Kerk.
Dit boek schreef hij al in 2001, ik las de digitale Nederlandse vertaling uit 2012.
Het is geschreven vanuit een Rooms Katholiek perspectief. Maar veel dingen van wat hij schijft gaan ook wel op voor de rechterflank van de gereformeerde gezindte.
Hij geeft een mooi overzicht door de eeuwen heen over de behandeling van vrouwen. Zelfs noemt hij het hier en daar het ‘vrouwenvraagstuk’.
Klaar ben je. Ik krijg de neiging om er een mannenvraagstuk van te maken.
Mannen denken niet dommer dan vrouwen, maar anders.

Hij houdt erg van het woord paradigma . Zo heeft hij zijn boek verdeeld in zes gedeelten:
1. Het joods-apocalyptisch paradigma (p)
2. Het oecumenisch-hellenistische p
3. Het Rooms katholiek- middeleeuwse p
4. Het protestants/ evangelisch p van de Reformatie
5. Het rationele vooruitgangs p van de moderniteit
6. Een aanzet tot een oecumenisch p van de na-moderniteit

In grote lijnen bevestigt hij wat ik al eerder schreef over de lijn die ik in de Bijbel zie lopen wat vrouwen betreft. Na de terugval bij de zondenval een langzaam weer ‘opklimmen’ naar gelijkwaardigheid waar Jezus het voortouw in nam. In de eerste christengemeenten werd het gelijkwaardigheidsdenken normaal, zie Galatenbrief.

De vraag is hoe het komt dat die ontwikkeling richting Gods Koninkrijk zo is gestagneerd.
Volgens Küng:
De emancipatie van vrouwen in de vroege kerk werd verhinderd
1. doordat er geen echte doorbraak kwam in de hiërarchische structuren;
2. vijandigheid ten opzichte van de seksualiteit (celibaat, wat steeds meer werd verheerlijkt) en
3. de devaluatie van de educatie van vrouwen

Een paar opmerkelijke dingen:
Volgens Küng bestaat er in het Grieks geen apart woord voor een vrouwelijke apostel maar waren ze er in de eerste christengemeenten wel degelijk. (p 20)
Het woord ambt werd niet gebruikt in de eerste christengemeenten omdat dergelijke begrippen wereldlijke machtsverhoudingen weerspiegelen die de kerk niet kan overnemen. In plaats daarvan werd het woord ‘diakonia’ gebruikt. (p 18)
Filosofisch gezien ben ik het daar mee eens, de gemeente mag geen plaats zijn voor machtsverhoudingen maar wat doet hij dan met de tekst uit 1 Tim 3: 1 en Hand 1: 20 waar het woord ambt wel wordt gebruikt? Die noemt hij nergens.
In het Grieks staat daar geen ‘diakonia’ maar ‘episkopè’
Via Strong’s codes kom je het vier keer tegen in het NT twee keer vertaald met '(opzieners)ambt' en twee keer met 'bezoeking'.
Het blijft lastig.

In ieder geval: zoals de geschiedenis wordt geschreven door overwinnaars is de kerkelijke geschiedenis geschreven door mannen die toch zijn geneigd te heersen in plaats van te dienen. Volgens een onderzoek van Anne Jensen zijn vrouwen veel intensiever betrokken geweest bij de uitbreiding van het christendom dan de door mannen gekleurde bronnen doen vermoeden.
Maar dat moet ik dan gewoon nog eens nazoeken.
Het lastige met deze discussies is de onvermijdelijke partijdigheid. Er is niemand die er geen ‘belang’ bij heeft en dat maakt dat onzuiverheid altijd maar weer op de loer ligt.

Küng wandelt door de geschiedenis en legt het ontstaan van de Mariaverering uit (zie ook ‘de zevende koningin’ van W.J.Ouweneel, die doet het iets uitgebreider), waar de begijnen vandaan komen en hoe de heksenvervolging kon ontstaan. Die niet werd gestopt door de Reformatie maar door de Verlichting!
Hij noemt verschillende vrouwen die invloed hebben gehad zoals Hildegard von Bingen (1098 – 1179), Catharina van Sienna (1347 – 1380) en Theresia van Avila (1515 – 1582). Meestal dames uit de hoge adel die in kloosters gingen en zich stortte op van alles behalve mannen en kinderen.
Ze werden 'mystica' genoemd wat m.i. gewoon een woord is voor een vrouw die haar hersens gebruikt.

Augustinus en Thomas van Aquino benaderden de man-vrouw verhoudingen niet vanuit een perspectief van wederkerigheid maar vanuit het mannenperspectief. Ach dat gebeurt nog regelmatig. Niets nieuws onder de zon. Maar wel een punt om in het achterhoofd te houden.
Aan het einde geeft hij nog allerlei concrete hervormingseisen. Mm ja. van dat woord 'eisen' hou ik niet.
Al met al ben ik er niet echt heel veel wijzer van geworden.

zaterdag 27 november 2021

Weten en Geloven

Omdat onze concerten nu al voor de tweede keer zijn gecanceld en om die narigheid naar de achtergrond te duwen moet ik mijn geest maar dwingen om denkvitaminen tot me te nemen al wordt dat in deze tijd voor mij wel steeds moeilijker. Het lijkt allemaal zo zinloos.

‘Ons weten stamt uit het Griekse denken, terwijl ons geloven voortkomt uit een Joods-Christelijke bron.
Dat laatste is meer gericht op de relatie met God terwijl het eerste meer gericht is op ordening en orde.’

Een zinsnede die ik vond in een artikel (uit 2016) van Palmyre Oomen (1947) en die mij toch weer prikkelde.

Ze legt in grote lijnen uit hoe het komt dat de wetenschap (weten) en de theologie (geloven)  bij Thomas van Aquino nog met elkaar door één deur konden maar later uit elkaar zijn gegroeid en hoe we tot een synthese kunnen komen.
Het nominalisme en deïsme waren twee stromingen die hieraan ten grondslag lagen.
1. Het nominalisme van Willem van Ockham die er van overtuigd was dat God eigenlijk te groot was om rekening mee te houden. Dat God ook te kennen is uit het boek van de natuur komt dan te vervallen. Alleen de Bijbel blijft over.  

2. Het deïsme komt voort uit de traagheidswet van Newton: ‘Een voorwerp waarop geen resulterende kracht werkt, is in rust of beweegt zich rechtlijnig met constante snelheid voort.

God heeft deze wereld in gang gezet en dan rolt het wel verder zonder Zijn ingrijpen. God kun je kennen uit de natuur, maar niet meer uit dat Boek. Het is niet zo dat God verdwijnt maar meer gaat samenvallen met de natuur en dan toch naar de achtergrond verdwijnt.

Fascinerend dat de leerstelligheden deze twee Godgeleerden hebben geleid naar het methodologische atheïsme en de wig tussen geloven en weten.
Terwijl, bezien vanuit de eerste quote van Palmyre Oomen de jood en de heiden zich beiden in het hart van iedere gelovige bevinden.
De heiden in de harten van deze twee theologen hebben iets in gang gezet wat ze waarschijnlijk zelf niet wilden en ook niet konden voorzien maar waar we nu nog mee te maken hebben.

In een volgend artikel zet Palmyre Oomen uiteen, geïnspireerd door de procestheologie van A. N. Whitehead, hoe er een synthese bereikt zou kunnen worden tussen theologie en wetenschap.

Het sympathieke van Oomen vind ik haar standpunt dat je als gelovige dit alles aan je voorbij kunt laten gaan omdat het de kern van je geloof niet aantast. Maar wanneer je verdieping zoekt kan dit helpen.  Fides quaerens intellectum (het geloof dat inzicht zoekt)
En wát ik tot nu toe gelezen heb over Whitehead bevalt me wel.

Het statische in de theologie wordt door Whitehead vervangen door het dynamische volgens Gijsbert van den Brink in ‘een publieke zaak’ (p332)
Het ‘worden’ i.p.v. ‘zijn’.  Eerder schreef ik  al dat wanneer je Genesis vertaalt met ‘wording’ i.p.v. ‘oorsprong’ het voor mij allemaal logischer wordt. 

Terug naar Oomen.
Vanuit de schepping kun je zeggen dat de natuurwetenschappen het fout zien, of dat alles poëtische is bedoeld of je neemt een derde afslag zoals Oomen (en Whitehead) doet.
God staat dan niet aan de ‘maak’ kant maar aan de ‘trek’ kant. Aan de kant van het appelleren en inspireren zoals een dirigent niets begint zonder orkest en een orkest niets zonder dirigent. Ze hebben elkaar nodig om tot het beoogde resultaat te komen. Ze zijn relationeel betrokken op elkaar.
‘God is ten aanzien van ieder particulier gebeuren actief, altijd en overal en steeds ánders in relatie tot andere omstandigheden.’
Dat gedachtengoed bevalt me wel al denk ik dat God óók aan de ‘maak’ kant staat.
Hij is dynamischer dan werd aangenomen en anticipeert veel meer op wat er in de wereld gebeurt. Laat mensen op de juiste ideeën komen om problemen te lijf te gaan.
Ik moet daar wat meer over gaan nadenken.

Een probleempje vond ik nog in het boek van van den Brink waar hij in een voetnoot de zinsnede van Whitehead aanhaalt:
‘God is the great companion- the fellow-sufferer who understands.' 
De God die ik tegenkwam in het boek van Harold Kushner en waar ik niets van moest hebben.
Palmyre ontkent dat. En ze is gepromoveerd op Whitehead.
In een ander artikel schrijft ze dat binnen het denken van Whitehead God een ‘condicio sine qua non’ voor verlossing uit lijden is. (voorwaarde zonder welke het gevolg niet ingetreden zou zijn)
Ik moet toch haar boek eens lezen: ‘Doet God ertoe’.

Dat er aan deze filosofie/theologie allerlei haken en ogen zitten zoals van den Brink ook  schrijft zal waar zijn maar geen enkel denkproces is ooit af. Hij moet dat als geen ander weten. Ook denkprocessen zijn ‘wordend’.
Je kunt je pad vinden door op weg te gaan net zoals de priesters uit Jozua 3.
Pas toen zij hun voeten in het water zetten ontstond er een pad. Een wijze les die ik mezelf altijd voorhou wanneer het moeilijk wordt. Dat geldt ook voor denkpaadjes.

maandag 15 oktober 2018

Ik wil dat jij bent



Geschreven door Tomáš Halík (1948)in 2012. Ondertitel: Over de God van de liefde. Ik las een derde druk uit 2018.
Eerder las ik van hem ´Geduld met God´; over geloven.

Dit boek gaat over de verhouding tussen geloven en liefde en het is al net zo moeilijk samen te vatten als dat andere boek.
Nu is liefde wel een wijd verbreid begrip en dient naar mijn mening preciezer te worden geformuleerd. Helaas staat het boek ‘de vier liefdes’ van C.S. Lewis niet in zijn lijstje.
Meestal heeft hij het echter over de ‘agapè’; de onbaatzuchtige gevende liefde die het dichtst benaderd kan worden door de liefde tussen moeder en kind. Op dat punt viel Lewis mij tegen; bij hem viel dat onder genegenheid. Dat krijg je ervan als je zelf geen kinderen hebt gekregen. Het vertekent je beeld.


‘God houdt niet van ons omdat we goed zijn, God houdt van ons omdat Hij goed is.’ (p176)
Prachtig citaat van Richard Rohr; ja, Halik citeert er weer lustig op los.
Hij is al net zo allergisch als ik voor de goedkope ‘liefde’ uit liedjes en literatuur die niets te maken hebben met de diepste zin van dat woord.
Wat is die diepste zin dan? Wat is liefde eigenlijk?
Liefde voor God en liefde voor de vijand. (p 17)
Dat betekent je eigen egoïsme afzweren en over je eigen schaduw heenstappen richting
1. het absolute mysterie wat wij God noemen en
2. de dreigende realiteit van de buitenwereld.
Dat zijn wegen vol onzekerheid.
Ik ben het wel met hem eens dat de wegen onzeker zijn maar het eindpunt, zeker voor wat betreft het eerst punt, is dat niet.
Liefde gaat boven geloven uit volgens Halik. Dat had ik al begrepen uit het andere boek toen hij schreef over Theresia van Lisieux. Daar moest ik achteraf heel veel over nadenken. En ik ben het wel met hem eens maar met de restrictie dat het uitmaakt wat de bron van die liefde is.
Dan klopt die Bijbeltekst gelukkig toch. *grinnik*
In dit boek maakt hij meer verschil tussen het seculier humanisme en het christelijk humanisme wat zijn oorsprong vindt in God.

Ik moest wel weer glimlachen toen ik las: ‘God gebeurt dáár waar we mensen liefhebben, onze naasten.’
Is dat niet net zoiets als de ‘atheïstische predikant’ Klaas Hendrikse verklaarde en waar heel rechts Nederland over viel? En wat trouwens al – volgens Halik - door Thomas van Aquino werd benoemd? (‘wij weten niet wat ‘zijn’ of ‘bestaan’ in het geval van God betekent omdat God niet op dezelfde manier ‘is’ of ‘bestaat’ zoals de dingen ‘zijn’ of ‘bestaan’.)

Wat Halik ook naar voren brengt en waar ik ook wel mee zit: Hoe kan ik houden van iemand die ik niet ken. En waarom zou ik iemand leren kennen als ik niet weet of ik van hem kan houden.
In dit geval: God.
Dat komt kennelijk ook bij Augustinus vandaan maar Halik (of de vertaler) formuleert dat heel irritant waardoor de essentie volgens mij verdwijnt: ‘Hoe kan ik houden van iets dat ik niet ken en hoe kan ik iets leren kennen als ik er niet van hou’.
Ik weet ook niet hoe Augustinus dat geformuleerd heeft.
Volgens Halik: ‘liefde zonder kennis is geen echte liefde en kennis zonder liefde is geen echte kennis’.
Ik geloof dat ik dan toch meer heb met het antwoord van Aquino wat Halik ook noemt: Liefde is een daad van de wil en kennis is een vrucht van de ratio.

Een van de mooiste confronterende dingen die hij schrijft is over de titel van het boek: ik wil dat jij bent. Toegeschreven aan Augustinus.
Wíl ik eigenlijk wel dat die ander er is? Wil ik dat God er is? Of toch maar liever niet omdat ik vast zit in mijn narcisme? God wil kennelijk wèl dat ik er ben.
En áls ik dan wil dat Hij er is, betekent dat ook Hem toelaten in mijn eigen vrijheid en God God laten zijn.
Liefde heeft toch wel heel veel met vertrouwen te maken.
Levinas wordt uitgebreid aangehaald. God spreekt tot mij via het gelaat van de ander. Volgens Halik ligt de nadruk bij Levinas op de asymmetrie van de verhouding; asymmetrie ten gunste van de ander.
Ik weet niet of Levinas en Halik het hebben meegemaakt om totaal leeggezogen te worden door ‘de anderen’ in een asymmetrische verhouding. Dat gaat je echt niet ‘in de koue kleren zitten’.
Mooie theorie maar praktisch gezien een aanslag op je emotionele leven. Dat hou je niet vol.

Nietzsche wordt besproken en daarin ga ik met hem mee. Dezelfde gedachten als ook Gabriel Marcel had die ook wordt aangehaald.
Definitie van de liefde volgens Halik: ‘Wat wij bereid zijn boven ons te stellen, hebben wij werkelijk lief.’
Niet ‘wat’, denk ik dan weer, maar ‘wie’!

Hoe zit dat met die vijanden? Ik heb namelijk geen vijanden voor zover ik weet. Volgens Halik is dat positief en weiger ik dan om me vijandig te gedragen. Nou dat klopt wel. Er valt toch altijd te praten? Ik ben altijd nieuwsgierig hoe de ander denkt en tot zijn/haar standpunten komt of wat hem/haar dwarszit.
‘Liefde is de enige kracht die kan verenigen zonder te vernietigen’. Teilhard de Chardin.
Als je dus weet te verenigen in plaats van te vernietigen is dat liefde. Dat vind ik best een troostvolle gedachte omdat ik de laatste tijd een gevoel heb dat ik liefde tekort kom. Om weg te geven bedoel ik.
Hoe kun je over een liefde volle God spreken na Auschwitz en zo ….
Kort samengevat; Als God God is dan overstijgt Hij alle menselijk voorstellingen, inclusief onze voorstellingen over goed en kwaad. Voor veel mensen een dooddoener maar ik denk ook dat het niet anders is.

Ik ben me ervan bewust dat het een hapsnap verslag is geworden is maar zo is het boek ook een beetje. Er zit geen rode draad in. Aan de hand van veertien hoofdstukken wordt er veel behandeld. Het staat ook weer vol potloodstreepjes en als ik die terug lees hebben ze weinig met elkaar te maken.
Desondanks een aanrader.

woensdag 11 juli 2012

De Goddelijke Komedie/ La Divina Commedia II

De Louteringsberg/Voorgeborchte/Limbus

Na de hel beginnen Dante het Vergilius aan de beklimming van de louteringsberg. Dit voorgeborchte is een typisch Rooms katholiek dogma. Het protestantisme kent zo’n soort tweede kans niet. Volgens Paulus is het de dood en daarna het oordeel, er zijn geen twijfelgevallen. Het zou namelijk ook betekenen dat de werking van de Heilige Geest tijdens het leven niet krachtig genoeg zou zijn geweest en daar geloof ik ook niets van.
In 2007 heeft paus Benedictus/Ratzinger officieel het voorgeborchte voor ongedoopte, overleden kinderen afgeschaft. Zoals dat toen in de kranten stond wekte dat wel mijn lachlust op. Iets wat jarenlang als feit wordt geleerd kan kennelijk door de paus ‘even’ worden afgeschaft. Wie weet wat er nog volgt.
Het eerste deel, de hel, spreekt zeer tot de verbeelding maar de laatste twee delen vond ik de meest intrigerende. Er wordt meer logisch in gedacht en er wordt een poging gedaan om antwoorden te vinden op de vragen van het leven.
De berg bestaat uit een strand, een toegangsgebied met een poort en zeven omgangen die overeenkomen met de zeven hoofdzonden: trots, afgunst, toorn, traag, gierigheid en verspillers, vraatzuchtigen en wellustigen. Waarom Francesca da Rimini (O.a. afgebeeld door Rodin in ‘de Kus’) dan in de tweede hellekring zit begrijp ik niet. Deze omgangen hebben overeenkomsten met de hellekringen. Waarschijnlijk is de mate van die bepaalde zonde dan maatgevend. Daar kom ik niet goed uit.
In het eerste Canto wordt iets interessants besproken: volgens de noot (13) wordt in het apocriefe evangelie van Nicodemus (caput V (XXI)) gesproken over het feit dat Christus tussen Zijn dood en opstanding een aantal zielen uit de hel heeft verlost. Toen ik als puber hoorde van de dominee dat Jezus in de hel is geweest tijdens de drie uren duisternis op Golgotha heb ik ‘catechisatievragen’ gesteld, want in de Apostolische geloofsbelijdenis staat het ‘nedergedaald ter helle’ nà Zijn dood. Dat klopte volgens die dominee niet, dat was later bijgevoegd. Daar geloof ik nu niets meer van, het toont aan dat hel en dodenrijk doorelkaar werden/ worden(?) gebruikt met de nodige verwarring tot gevolg.
Er worden wat kwesties besproken zoals de onstandvastigheid van de vrouw, dat volgens de noten van van Dooren in de middeleeuwse literatuur vaker schijnt voor te komen. Ik ken alleen Thomas van Aquino wat dat betreft. Er worden niet veel woorden aan besteed, maar de weinige die er wel aan worden besteed vielen mij natuurlijk wel op. *grinnik*
Deze kerkvader wordt vaker aangehaald. Hij zit trouwens in de Hemel. De leer dat mensen twee zielen zouden hebben (volgens de noot was dat Plato) wordt weerlegd.
De vrije wil wordt gepropageerd maar daarbij wordt aangenomen dat de oorsprong van alle gebeurtenissen niet van ‘de hemel’ afhangen. (XVI) Daar zit volgens mij dan de knoop waardoor ik er een andere mening op na houd.
Een betoog over de liefde in Canto XVII.
Een foetus krijgt de Goddelijke geest ingeblazen wanneer de ontwikkeling van de hersentjes is voltooid. (XXV) Mooie gedachte. In onze tijd is dat nog steeds een vraag waar we niet goed raad mee weten.
Er staat een prachtige verhandeling in dit Canto over de voortplanting en groei van de foetus als ‘zeezwam’. “Hoe de ontwikkeling van dier tot redelijk wezen verloopt, ziet ge nu nog niet. Dat probleem is zo moeilijk dat zelfs een wijzer man dan gij, namelijk Averroës (een Marokkaans, islamitisch arts , jurist, filosoof en Aristoteleskenner), erdoor op een dwaalspoor is geraakt….”
Als Dante nu toch eens in de biologieboeken kon kijken…..zou hij het geloven?
Grappig is ook dat de uitdrukking ‘met een lantaarntje op je rug lopen’ er ook in voor komt. (XXII)
De sfeer is op de Louteringsberg nog niet echt ‘vrolijk’ te noemen. Meer zwaarmoedig. Ieder overdenkt zijn zonden en wil graag dat er op aarde voor hen wordt gebeden zodat ze uiteindelijk toch in de Hemel kunnen komen.

Aan het einde van de Louteringsberg is het aardse paradijs. Daar verdwijnt Vergilius plotseling. Vergilius mag de hemel niet betreden want hij is een heiden en ongedoopt. Beatrice neemt de leiding over oftewel: de rede/filosofie moet achterblijven en het geloof/ theologie mag de hemel binnengaan en God ontmoeten. Dante wordt gedwongen om uit de rivier de Lehte te drinken om zijn zonden te vergeten (XXXI) Dat is met recht een ‘rivier van vergetelheid’. Daarna volgen apocalyptische beelden en is Dante zelf “ook gelouterd en klaar om op te stijgen naar de sterren.”

vrijdag 6 oktober 2017

Straf?


Een bekende kreet binnen de gereformeerde theologie is ‘verzoening door voldoening’.
Volgens kenners is deze leer ontwikkeld door Anselmus van Canterbury in de elfde eeuw. De satisfactietheorie.

In het kort gezegd: de mens heeft gezondigd en verdient straf. De rekening moet vereffend worden.
Maar de mens is niet instaat die straf te dragen en daarom heeft God zijn Zoon Jezus gestuurd en Hij heeft die straf plaatsvervangend gedragen voor een ieder die dat gelooft.
Geloof je niet dan moet je zelf de consequenties van je gedrag dragen. Er moet betaald worden; er moet bloed vloeien. Zonder bloedstorting geen vergeving. (Hebr 9:22)
Of zoals de Heidelbergse Catechsimus formuleert:
God is wel barmhartig , maar Hij is ook rechtvaardig : daarom zo eist zijn gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is, met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde.
Vóór Anselmus nam men eenvoudig aan dat Jezus het kwaad had overwonnen.

Wordt er niet te vaak en te veel de nadruk gelegd op die genoegdoening? Op die zonde die zo verschrikkelijk is en waarvoor betaald moet worden. Jezus Christus heeft die de straf op zich genomen in onze plaats. De toorn van God werd op deze manier gestild. En daaruit blijkt de liefde van God. Dat wordt vaak bepreekt. Alsof we dat niet allang weten.
Maar wanneer mensen in staat zijn om een ander te vergeven zonder straf en boetedoening, juist en vooral door het erkennen van het foute gedrag door die ander waarom God dan niet?
Terwijl Hij dat zelf van ons vraagt om de ander ‘eindeloos’ te vergeven. Vertroebelt dat toch niet het beeld van een liefdevolle God?
God wil toch alleen liefde? Geen offers? (Hos. 6:6 Ps. 40, 51)
Heeft God het echt nódig om te straffen? Heeft Hij echt een zondenbok nodig?
Volgens Thomas van Aquino kan God best zonder straf vergeven. Dat doet niets af aan zijn rechtvaardigheid. Er staat nergens dat God aan Zijn rechtvaardigheid verplicht is om te straffen. Dat maken wij ervan.
“Ook volgens Aquino gaat het bij het kruis niet om genoegdoening maar om verlossing met als vrucht vergeving en de overwinning op het kwaad.”
(eigen bewoordingen uit H.J.M. Schoot; jaarboek 2013; Thomas instituut universiteit Tilburg)
Vaak wordt Jesaja 53:5 in dit verband aangehaald. ‘De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem……’ Het vers in 1 Petrus 2:24 wat teruggrijpt op dit vers heeft het niet over de straf maar over de zonden.
Straf zou een gevolg zijn terwijl het om de oorzaken gaat.

De verhouding tussen God en mens is geen juridische - of contractuele relatie zoals het bij Anselmus lijkt te zijn maar een verbondsrelatie. En wanneer ik verder denk zou dat straffen van God ook wel heel wonderlijk zijn wanneer je bedenkt dat alles al van te voren bij God bekend is. In de brief aan de Efeziërs schrijft Paulus dat voor de grondlegging van de wereld alles al door God is bedacht. Hij wist dat de mensheid in zonden zou vallen. Hij liet het gebeuren.
Om dan over straffen te spreken, voldoet niet.
Tomas Halik had er ook moeite mee zo schreef ik al eerder:
‘Verzoening door voldoening: helaas voor Halík en mij staat het toch echt letterlijk in de Bijbel.
Bijvoorbeeld Rom. 5: 11; 2 Kor 5:18 en 19; Hebr. 9:15; 1 Joh. 2:2; 1 Joh. 4:10.’

Dr. A. van de Beek schrijft in zijn boek ‘Jezus Kurios’: ‘We kunnen niet zeggen dat het ontwerp van Anselmus niet deugt. Het is één manier om over Christus te spreken. Het is ook een manier die zijn wortels al heeft in het Nieuwe Testament. Maar het is niet de enige manier’. (p. 194)
Ik denk dat ik het daar mee eens ben. Het is niet de enige manier.
Maar welke manieren zijn er dan nog meer? In de Romeinenbrief wordt ook veel geschreven over gerechtigheid. Recht.
In de brief wordt ook wel geschreven over de ‘toorn’, de boosheid van God maar daar schrijft Paulus er ergens meteen achteraan dat hij in menselijke bewoordingen schrijft. (Rom. 3: 5) Lijkt mij ook logisch. Doordat Jezus vrijwillig zijn leven gaf is alles rechtgetrokken. Recht gemaakt. Geheeld. Hersteld.
Zelfs het feit dat de mensheid de Zoon van God aan het kruis heeft gespijkerd; het feit dat wij God hebben vermoord. Met als doel: vrede en heiliging.
We zouden zelfs verlost moeten zijn van het denken in vergeldingsmotieven. Daartoe worden we meerdere malen in de Bijbel opgeroepen. Maar dat houdt nog steeds hardnekkig stand.

Jezus wordt vergeleken met het paaslam/Pascha, (1 Kor. 5:7) maar dat was helemaal geen brand- of schuldoffer, of een zondenbok die de woestijn in werd gestuurd.
Het was gelinkt aan de bevrijding/verlossing uit Egypte en werd opgegeten!
Ons Avondmaal/Eucharistie verwijst daarnaar.
Zonder Pesach(lam) geen Pesach. De (geestelijke) dood gaat ons voorbij.

Waarom er vroeger, en soms nog zo eenzijdig met hel en verdoemenis en die toorn van God werd gedreigd snap ik niet. Ja, het is handig om de mens een beetje onder de duim te houden.
Maar de liefde zou de boventoon moeten voeren. Het geloof in een toornig God levert geen bevrijde mensen op. Alleen bange en onrustige. Dat heb ik met eigen ogen wel gezien aan de verschillende sterfbedden waar ik stond. Gelukkig zag ik het ook vaak anders.
Trouwens: echte liefde bant de vrees/angst uit. (1 Joh. 4: 18.)
Die toorn komt wel een keer. Later. (1 Thess. 1: 10)

Waar kwam Jezus voor? Was het om de straf te dragen? Ook, maar dat is lang niet alles.
• God openbaarde Zichzelf via Jezus. Wij leren God kennen door naar Jezus te kijken.(Rom. 5: 8, Joh. 14: 7-10);
• Hij verzoende alle dingen (kosmos), inclusief de mens, met Zichzelf (2 Kor. 5: 18-19; Kol. 1: 20-22), dan niet in de vorm van genoegdoening maar in de vorm van vrede sluiten, herenigen. Het kwaad werd overwonnen. (Joh. 16:33; Kol. 2: 9,10; 1 Kor. 15:57)
• Hij vergeeft ons onze zonden en reinigt ons en maakt ons rechtvaardig (Hand.13:38; 1 Joh. 1:7; 1 Joh. 1:9; Hebr. 9:13,14; Hebr. 10:22; 1 Pet. 2:24)
• Hij ‘zorgt ervoor’ (weet even geen ander woord) dat zijn Geest in ons kan komen om te helpen in dat nieuwe denken en geeft ons die relationele mogelijkheid om met Hem te leven (Rom. 8: 2-16)
• Hij geeft ons een voorbeeld van hoe het eruit ziet wanneer we leven in het Koninkrijk van God wat er volgens mij nu al is. Alleen nog niet zichtbaar. (Ef. 5: 1-2; 1 Pet. 2:21).
• Hij droeg ‘en plein public’ de verantwoordelijkheid over deze kosmos. Hij is de Alpha en Omega; Begin en Einde dus alles valt binnen zijn verantwoordelijkheid. (Op. 1:8; 21:6)

God stuurde zijn Zoon om de wereld te behouden. (Joh 3:17)
‘Zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt’. (Joh 1:29)


dinsdag 25 oktober 2016

Het boek van de Stad der Vrouwen

Geschreven door Christine de Pisan in 1405. Ja u leest het goed.
Het eerste feministische boek uit de wereldliteratuur en uitgegeven – hoe kan het ook anders – door de Feministische Uitgeverij Sara in 1984.
Christine was als kind, geboren rond 1364 ergens in de buurt van Venetië, een slim meisje en dat werd opgemerkt door haar vader. Hij stimuleerde haar – bij gebrek aan een zoon, die later wel kwam - om verder te leren.
Op vijfjarige leeftijd emigreerde de familie naar Frankrijk. Vader de Pisan had een belangrijke functie aan het Franse hof gekregen.
In 1389 werd zij weduwe, bleef met drie kinderen achter en moest aan de kost zien te komen. Dat deed zij door te schrijven. Tussen 1390 en 1429 verschenen er tien poëtische en elf prozawerken. Voornamelijk over de vrouwen en de politieke thema’s van haar tijd.
Het verhaal dat zij naar aanleiding van al haar vragen over de sekseongelijkheid schrijft, is allegorisch, wat in die tijd heel gewoon was.

Christine heeft zo haar vragen over die ongelijkheid want ze heeft ongetwijfeld gehoord of gelezen over Thomas van Aquino 1225 – 1274 en ik kan me zo voorstellen dat zij daar ook al depressief van geworden is:
“Tenslotte kwam ik tot de conclusie, dat het een verachtelijke daad van God was, toen Hij de vrouw schiep en ik verwonderde mij erover hoe een zo waardige werker er ooit toe overging om een dergelijk slecht werkstuk te maken, daar, zoals deze schrijvers zeggen, de vrouw een vat is, dat als het ware alle kwaad en alle ondeugd in zich bergt.”
Dan krijgt zij drie dames op bezoek met de namen: Rede, Rechtvaardigheid en Recht.... ik moest onwillekeurig denken aan de drie rrr’s waarmee ik opgevoed ben: Reinheid, Rust en Regelmaat. Ach, hebben ze niet allemaal zo hun charmes? /sarcasm

Deze dames zijn een drie-eenheid.
Door middel van een vraag en antwoordspel roepen de drie R-dames Christine op om een stad te bouwen. Een zinnebeeldige stad.
Eerst wordt Christine opgeroepen om haar eigen verstand te gebruiken: “We zijn gekomen om je te troosten, omdat we medelijden hebben met je verwarring, waarin je verkeert en willen je uit je onwetendheid halen, die je eigen verstand zo verblindt, dat je datgene wat je zeker weet, afwijst en geloof hecht aan hetgeen je slechts weet, ziet of kent door een aantal meningen van anderen.”
Zij helpen haar met die bouw en beginnen met de fundamenten.
Die bestaan uit de dappere vrouwen uit de mythen, sagen en legendes.
Het zijn volgens ‘vrouwe Rede’ de vrouwen die niet vies zijn van oorlog voeren en rijken veroveren of te heroveren.
Ze doen voor mannen beslist niet onder.
Er komen er verschillende uit de geschriften van Herodotus en Ovidius. Soms is het niet duidelijk of het feiten zijn of fictie is. Maar dat maakt eigenlijk niet zo uit.
Alhoewel: misschien zijn er verhalen van dames die wel feitelijk waar zijn maar door mannelijke schrijvers naar het land der fabelen zijn verwezen/geschreven. Dat zou heel gemakkelijk kunnen.
Later in het boek vond ik zoiets over Dido, de vrouw die Carthago stichtte.
Op de Nederlandse Wikipagina staat er meteen ‘mythologie’ achter. Op de Engelse site niet.
Volgens Christine schreef Flavius Josephus al over haar.
Eigenaardig.
Wie weet wordt Marie Curie ook nog eens mythologisch......
Wat zou Christine trouwens genieten van de lijst van vrouwelijke Nobelprijswinnaars. Al vind ik het nog wat aan de magere kant.

De muren worden volgens ‘vrouwe Rechtvaardigheid’, gevormd door vrouwen die uitblonken in goedheid, mededogen en zorg. Plus de vrouwen die uitblonken in de wetenschap.
Veel wordt overgenomen – begrijp ik – uit de geschriften van Giovanni Boccaccio, een Italiaans schrijver en dichter. (1313 – 1375) Wat hij schrijft is kennelijk boven alle twijfel verheven.

De bewoners vormen een bonte groep van wijze vrouwen die - naar mijn bescheiden mening – toch weer van alles ondernamen ter eer en meerdere glorie van hun mannen.
Tussendoor worden er vragen van Christine beantwoord. Ook zij vroeg zich al af of het waar was dat vrouwen soms verkracht willen worden. Nee, toen ook al niet. /sarcasm
Of er een verschil is tussen slimheid en wijsheid; ja, het ene komt door leren, het andere is een gave Gods maar alle twee samen is goed.
Of vrouwen zich kleden om te verleiden. Nee, zij houden gewoon van schoonheid en opsmuk.

Wie mogen er nu in de mooiste woningen en de hoogste torens wonen? Dat bepaalt ‘vrouwe Recht’. De hoogste toren is natuurlijk voor ‘de maagd’ Maria. Koningin des Hemels.
De andere mooiste onderkomens zijn voor maagden die hun leven lieten door martelingen vanwege hun geloof.
Zo wordt de stad der vrouwen voltooid en is een schuilplaats en burcht geworden tegen vijanden en aanvallers.

woensdag 18 januari 2012

Gelijk(w)aardigheid?

Over dit onderwerp, gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen valt ook weer veel te zeggen.
K ‘Heb veel gelezen hierover. Tot aan de Summa van Thomas van Aquino toe. ( art Q 92 en Q 93 )De passages die over de vrouw gaan dan hè,…. ik bedoel…. ik heb ook mijn grenzen. Het ene boek is beter en geloofwaardiger dan het ander. Er zijn er nogal wat waarin de schrijvers/schrijfsters naar mijn gevoel naar hun vooringenomen mening toe schrijven. ( b.v. ‘Waarom geen vrouwen?’ van Cunningham en Hamilton) Dat is niet goed. Maar onbekommerd de Bijbel lezen zonder te kijken naar tijd en cultuur, context en vooral de bedoeling is ook niet goed. Het voor mij, meest eerlijke boek hierover was de studie van M. Verkerk: ‘Sekse als antwoord’ uit de christelijk wijsgerige reeks.
Dan nu toch maar mijn eigen gedachten.
Al voor de zondeval werd de man incompleet; er werd hem iets afgenomen, hij moest een ‘rib’ missen. Man en vrouw samen waren in die zeer goede situatie een beeld van God zoals Adam/ mens dat alleen was voordat Eva uit hem werd gemaakt. Was Adam androgyn? Het is een benaming voor wat ik denk dat hij was. Dat denk ik omdat hij geschapen was naar Gods beeld en God staat boven de seksen. Je kunt ook zeggen dat God mannelijke en vrouwelijke kanten in Zich heeft. Verder is alles wat we over God zeggen te beperkt.
De man van nu is incompleet en de vrouw ook, maar samen kunnen zij een compleet geheel vormen naar Gods bedoeling.
Er wordt weinig geschreven over de tijd voor de zondeval maar in Genesis 1: 28 staat toch duidelijk dat God aan zowel de man als de vrouw dezelfde opdracht geeft. Er wordt in deze zeer goede, niet volmaakte situatie voor de zondeval geen verschil gemaakt tussen de beide seksen.
Die ondergeschikte positie waar wij nu mee te maken hebben was een straf, een vloek. Precies zoals de dood ook een straf op de zonde is.
Maar ik denk dat er niemand is die het gebruik van medicijnen veroordeeld of de soms noodzakelijke operatie afwijst omdat hij/zij zich gewillig onderwerpt aan deze straf. We verzetten ons er zo lang mogelijk tegen en proberen datgene wat voelt als straf vanwege ons slechte geweten, de dood, zo lang mogelijk uit te stellen. Terecht overigens.
Analoog hieraan mogen er ook pogingen worden ondernomen om man en vrouw een gelijkwaardige positie te bezorgen juist ook binnen een christelijke gemeente. Om te streven naar die zeer goede situatie.
Jezus heeft de vloek toch doorbroken? Hij heeft toch de schuld op zich genomen? Of is er toch iets overgebleven wat niet is verzoend? Dan is Zijn offer niet compleet geweest.
Door de geschiedenis heen is hiervoor veel te weinig aandacht geweest, daardoor ‘moesten’ er wel feministische golven volgen.
De positie die we als vrouw nu hebben is helaas niet te danken aan het gelovige deel der natie. De dames van het Reveil uitgezonderd. En nog steeds is er geen volledige gelijkwaardigheid wanneer mannen b.v. financieel worden bevoorrecht op gelijkwaardig posities. En dan zwijg ik maar over vrouwenhandel e.d. misstanden.
Bij de RUG (Rijks Universiteit Groningen) zijn er eind vorig jaar meer vrouwen tot hoogleraar benoemd d.m.v. positieve discriminatie.
Ik begrijp dat wel ook al heeft de commissie gelijke behandeling de protesterende studentenbond in het gelijk gesteld. Een vrouw vecht minder. Ze komt van Venus en niet van Mars. Zij wil graag dat haar de plaats wordt gegund en zal minder haar ellenbogen gebruiken om een hoge plaats te bemachtigen. Een man is nu eenmaal uit op macht en dat hoeft niet negatief te zijn als ie zich daar maar van bewust is en er met een verantwoordelijke houding mee omgaat. Ik verbeeld me dat ik de psychologie in de uitspraken van Paulus welbegrijp.
Maar als ik in 2009 op een zeer gereformeerd forum nog moet verdedigen dat de vrouw ook naar het beeld van God is geschapen dan word ik wel boos en verdrietig tegelijk. Dan hoop ik dat deze meneer een uitzondering is of……. geldt het nog steeds:

All Animals are Equal…… but some Animals are more Equal than Others……..?


maandag 10 oktober 2016

Willen I


Na de colleges filosofie over Hannah Arendt en haar eerste deel van de trilogie ‘The Life of the Mind’ over het ‘Denken’ heb ik mij ingeschreven voor het vervolg en haar tweede boek over ‘Willen’. Helaas ook het laatste boek van haar; ze stierf voordat ze het boek ‘Oordelen’ kon schrijven.
Samenvattingen van de eerdere colleges zijn te vinden onder 'Hannah Arendt de studie I, II, III en Slot'.
Beide boeken zijn geschreven in 1971 en dit boek is vertaald en uitgegeven in 2014.
Even kijken of ik die eerdere colleges en boek kort kan samenvatten:
Heel kort: een pleidooi om echt te denken. Het terugtrekken uit de wereld om te denken is enorm belangrijk en we moeten dat vooral blijven doen en vragen blijven stellen om het publieke domein open te houden.

Iets langer:
Denken lijkt in deze tijd te maken te hebben met wéten, met kennis verzamelen terwijl het voor Hannah een manier is tot contemplatie, om tot zingeving te komen en om grip te krijgen op de wereld zoals deze zich aan ons voor doet. Niet noodzakelijk een zoektocht naar waarheid (kennis). Daarin is zij beïnvloed door Kant.
Wanneer je echt denkt ben je even uit de tijd, uit de werkelijkheid en in de eenzaamheid. Door de woorden te gebruiken die wereld ons aanreikt – een mentale activiteit - overbruggen we de vervreemding waarin we worden geboren en voeren we geluidloze dialogen in onszelf.
Niet denken of gedachtenloosheid is voor Hannah een kwaad dat op de loer ligt in onze tijd van ongelimiteerde vooruitgang en globalisering. Het pluralisme, de veelkleurigheid, dreigt te verdwijnen en totalitarisme ligt op de loer.

Eerste deel: De filosofen en de wil.

Haar boeken zijn een kritiek op de ‘moderne tijd’, een tijd die bol staat van gelijkschakeling en globalisering en waarbij de pluraliteit, de veelkleurigheid waar Hannah voorstander van is, in het gedrang komt.
De overeenkomst tussen ‘willen’ en ‘denken’ is dat ze beiden datgene wat in de tijd afwezig is, aanwezig kunnen stellen.
Het grote verschil tussen ‘denken’ en ‘willen’ is dat ‘denken’ (vooral) te maken heeft met het verleden terwijl het ‘willen’ zich uitstrekt naar de toekomst. Ook het willen trekt zich, net als het denken terug uit het heden maar kan niet achteruit willen. Dat geeft spanning want het verleden is afgesloten en de toekomst ligt open.
Het denken en willen vormen de menselijke geest; een pluraliteit, want deze twee kunnen niet gelijkgeschakeld worden. Ze botsen in de tijd.

Hannah gaat de ‘wil’ analyseren in een historisch perspectief, net zoals ze in haar boek ‘Denken’ deed met het denken door de eeuwen heen.
De oude Grieken leggen de klemtoon op het denken; dat wat geweest is, wat is en altijd zal zijn. De voltooid verleden tijd. Er is dan geen vooruitgang.
Je speelt je levensrol zo goed mogelijk and that’s it.
In het moderne denken is het willen belangrijker, het uitstrekken naar de toekomst. Die bewustwording met de problemen die daarbij horen is voor het eerst bewust beschreven door Paulus in de Romeinenbrief. Komt in een volgens hoofdstuk aan de orde.
De middeleeuwse filosofie was erop gericht om het Christelijke denken te verzoenen met het Griekse denken. De scholastiek?
We zullen het horen want Thomas van Aquino en Duns Scotus komen ook nog aan de orde.

In de inleidende hoofdstukken komen meerdere filosofen aan de orde en aan het einde daarvan bespreekt Hannah de filosoof Hegel.
Hegel probeert de spanning tussen het willende en het denkende ego op te lossen door het verleden te verinnerlijken. Daardoor komt er een verzoening tot stand tussen de geest (het goddelijke) en de wereld met de menselijke aangelegenheden. (p61)
Alles wordt opgezogen en van betekenis voorzien om zich daarna uit te strekken naar een doel.
Daarin neem je natuurlijk allemaal je eigen verleden mee.

Door de Franse revolutie heeft de mens voor het eerst geleerd om niet (meer) op god(en) te vertrouwen maar zijn eigen denken als fundament te ontdekken. Terugkijkend neemt Hegel de geschiedenis van de mensheid dan ook serieuzer dan iemand voor hem heeft gedaan.
(Zit ik mij af te vragen of theologen als Kuitert beïnvloed zijn door Hegel met de idee: ‘al het spreken over boven komt van beneden’….. mmmm het is ook de tijdgeest denk ik, maar ja, die wordt ook weer mede bepaald door wat filosofen denken en schrijven.)
In ieder geval is Hannah het niet met hem eens. Volgens haar volgt Hegel een cyclisch tijdsconcept (these- antithese – synthese) terwijl je om in vooruitgang te kunnen denken je een rechtlijnige tijd nodig hebt.
Dat lost Hegel weer op door een ‘wereldgeest’ te postuleren die rechtlijnig stuwt. Onder wereldgeest verstaat hij dat wat alle mensen samen uiten. Dat is meteen ook zijn zwakke plek volgens Hannah.

Ik beweer dit wel allemaal maar wanneer ik op het internet of in mijn boeken naar de filosofie van Hegel zoek wordt er overal iets anders beweerd. Kennelijk is het een lastig te volgen heerschap. Bertrand Russell vindt hem zelfs het moeilijkste te volgen van alle filosofen. (p 656 in ‘Geschiedenis der Westerse filosofie’. Een vierde druk uit 1975. Ja, ooit voor een euro tijdens een boekenmarkt opgevist)

Ik ga nu ook nog meer ontdekken dat het spreken over de ‘vrije wil’ meer preciezer moet worden.
Er is een willende wil en een wensende wil. Bij de vrije wil discussies gaat het om de willende wil.
Van buiten gezien hebben mensen inderdaad een vrije wil om de één of de ander keus te maken.
Je kunt gaan kiezen om niet te gaan wandelen of om dat wel te doen zoals Hannah beschrijft. Zij is voorstander. Maar Hannah, wanneer je bijvoorbeeld net een artikel hebt gelezen over het feit dat wandelen zo gezond is dan zal de keuze om te gaan wandelen wellicht anders uit vallen dan wanneer je dat artikel niet zou hebben gelezen.
Van binnenuit wordt je keus bepaalt door jouw eigen - wat Hegel noemt - verinnerlijkte geschiedenis. Maar dan kom ik toch weer uit op die specifieke eigen wil die relatief vrij is.
Mijn idee is best wel goed.
Tot nu toe.

Wordt vervolgd.

Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene voor mijzelf enigszins in overzichtelijke brokken samen te vatten.