Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

donderdag 8 december 2016

Willen V


Tot slot komt Hannah tot de conclusie dat er geen filosofen zijn die de wil kritisch hebben onderzocht. Filosofen zijn geen mannen van de daad om de wereld te veranderen maar zijn mannen van de interpretatie.
Hannah verlegt de aandacht naar de politieke vrijheid: naar de mannen van de daad.
Het verbaasde mij. Oké, ze is een politiek denkster.
Maar waarom doet ze dat terwijl ze zo kritisch is op de mannen die daar niet goed over hebben nagedacht. Het was toch een uitgelezen kans om dat dan zelf béter aan te pakken.

Enfin: volgens Montesquieu bestaat de filosofische vrijheid uit het uitoefenen van onze wil en de politieke vrijheid bestaat uit de overtuiging veilig te zijn. Maar die filosofische vrijheid is alleen goed voor kluizenaars.
Politieke vrijheid kan alleen bestaan in de macht om te doen wat we zouden willen. En daar valt het woord macht.
Die vrijheid valt samen met het ‘ik kan’ en niet met het ‘ik wil’. Alleen die vrijheid valt samen met de menselijke pluraliteit. Een ‘Wij-sfeer’.
Het handelen in deze gemeenschappelijke wereld staat tegenover het denken.

In de laatste paragraaf gaat Hannah uitgebreid in op de bres of hiaat (in onze tijd het ‘vacuüm’ genoemd?) wat ontstaat bij het stichten van een nieuw begin van een staat. Eerst de bevrijding van het oude maar dan moet het nieuwe worden vormgegeven. Hoe is dat in de geschiedenis gegaan?
Terug vallend op de Hebreeuwse ervaring of de Romeinse?
Hannah ziet tot haar verbazing dat 'de mannen van de daad' terug vallen op de Romeinse ervaringen. Niets iets totaal nieuws starten zoals de Hebreeën maar terug vallen op al bestaande wetten en regels.
‘altijd herstichtingen en wederoprichtingen, en geen absoluut begin’ (p264) ‘De kunstgreep bestond erin het nieuwe te begrijpen als een verbeterde heruitgave van het oude.’ (p 267)
Voor Hannah is vrijheid het vermogen een nieuw begin te maken. Alleen door geboorte is er sprake van een echt nieuw begin; is de mens zelfs gedoemd om vrij te zijn. (p 268)
En zoals Augustinus al betoogde:
‘Om een begin mogelijk te maken is de mens geschapen, terwijl er voordien niemand was.’
Zo herbergt ieder mens een nieuw begin in zich.


Resumerend en al terugbladerend zie ik alweer zoveel onderstreepte en notitiewaardige dingen dat het me alweer duizelt. Toch een poging :

Bij de oude Grieken was de wil als concept niet bekend.
Bij Paulus, als Hebreeër - maar wel behoorlijk Grieks beïnvloed - behoorde de wil binnen de ervaringen van de mens. Eigenlijk twee willen/wetten die met elkaar in conflict zijn. De wil/wet van God en de wil/wet van de (menselijke)natuur.
De Goddelijke genade kan die gespletenheid herstellen.
Volgens Augustinus ligt het probleem van die twee ‘willen’ in het wilsvermogen zelf. Die ene wil kan voor het goede maar ook voor het kwade kiezen. ‘het probleem was niet de tweeledige natuur van de mens [… ] het probleem moest in het wilsvermogen zelf gezocht worden.’ (p 121)
Augustinus denkt lineair en richt zich daardoor op de toekomst en het handelen. Alleen Nietzsche is wat betreft dat lineair denken een buitenbeentje. Hij experimenteert weer met cyclisch denken.
De conflicterende ‘willen’ worden bij Augustinus geheeld door de liefde.
Voor Thomas van Aquino en Duns Scotus staat de verhouding tussen de wil en het verstand op het spel. Thomas vindt het verstand het meest edele vermogen: ‘het uiteindelijke geluk van de mens is in essentie het kennen van God door het verstand’. (p 156)
En voor Duns Scotus is het de wil in de menselijke geest die in staat is zijn eigen beperkingen en daardoor zichzelf te overstijgen. De wil is dan het hoogste vermogen van de mens.
Bijvoorbeeld door te geloven in een oneindig Wezen en dat God noemt.
Dat hoogste vermogen kan instemmen of juist niet en is de oorzaak van een wilsbesluit en is dus contingent.
De liefde is voor Duns Scotus een ervaringsgrond waarin het vermogen van de wil omgevormd wordt tot zuivere activiteit (p. 183)
Vandaar dat hij Hannah zo aanspreekt denk ik. Ze is meer van het ‘doen’. De mogelijkheid van spontaniteit wat haar zo geprezen pluraliteit kenmerkt.

Kant is de filosoof die wat betreft de vrijheid denkt zoals Duns Scotus. Hannah gaat maar heel summier in op Kant. Ik denk dat hij in haar volgende boek 'Urteilskraft' een grotere plaats zou hebben gekregen. Dat is er door haar overlijden niet van gekomen.
Mogelijk verklaart dat ook die hele laatste paragraaf met het verleggen van de aandacht naar de
politieke vrijheid.

We zullen het nooit weten.

19-12-2016
Bij een uitgeverij een schrijven over een derde boek van Hannah.
Het bestaat uit eerder uitgeschreven colleges over het onderwerp 'Oordelen'.
Misschien wel interessant.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten