Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

donderdag 7 oktober 2021

Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen


Geschreven door Pierre Abélard  (1079 – 1142) ergens tijdens zijn leven.

Ik las een viator-reeks uitgave uit 2013. Wel zo gemakkelijk lezen in plaats van dat middeleeuws. Vertaald en ingeleid door diverse hoge heren.
Zijn naam kwam langs in een module  Westerse cultuurgeschiedenis en ik had ooit dit boekje van hem gekocht op een tweedehands marktje. Filosofen en theologen hebben altijd mijn belangstelling. Ik val voor mannen met brede, ruimdenkende breinen. Net als Heloise. Het enige probleem is dat de meeste mannen van zichzelf denken dat ze die hebben. *grinnik*   En ik ben ‘helaas’ voor mezelf een strenge jury.



Het leuke van dit boek is dat Abelard als filosoof, overtuigd van het nut van de natuurwetten (naturalist, maar eigenlijk christen), in gesprek gaat met een jood en een christen en heel redenerend, nominalistisch in gesprek is met zichzelf.
Dat is ook meteen de zwakte. Het hele boek komt uit zijn eigen brein.
Hij snijdt wel interessante en actuele onderwerpen aan en het is boeiend om te lezen hoe hij er duizend jaar geleden met zijn scherpe geest over dacht.

Eerst worden de spelregels besproken en wanneer de drie het met elkaar eens zijn gaat de Filosoof, die ook als gespreksleider fungeert, van start al heeft hij niet veel fiducie in zijn opponenten. Joden zijn dwaas en christenen krankzinnig.
Hij gaat eerst heel kort in gesprek met de jood en bevraagt hem over het houden van de oude wetten die niet de oudste zijn want dat zijn de natuurwetten en die voorzien eigenlijk in alles. Job uit de Bijbel leefde ook op die manier en werd door God geprezen.
De joodse wetten leveren de joden niets op gezien de deplorabele toestand waarin het volk zich bevindt terwijl hen wel voorspoed op aarde wordt beloofd. (Deut 6,7)
Dus wat is het nut voor de joden van die strenge wetten.  

Het antwoord van de jood volstaat natuurlijk niet. De jood geeft toe dat wat zij geloven niet verstandelijk te beredeneren valt. Het valt echter ook niet te weerleggen.
De wet houden gebeurt uit liefde voor God. Een antwoord op het antisemitisme heeft de jood ook niet behalve dat zij door christenen worden gehaat omdat de joden de God van de christenen gekruisigd hebben.
Zelf ben ik ook al eens op onderzoek uit geweest om te ontdekken wat nu de bron is van – ook het huidige-  antisemitisme is maar ik kom er, Aristoteliaans gezien,  niet achter. In die tijd was het ook al zo. Zie de boeken van Schama. Het moet een metafysische oorzaak hebben.

De filosoof bewondert de geloofsijver van de jood en hij is nieuwsgierig of de juiste intenties aanwezig zijn of dat die op een dwaling berusten. Hier is duidelijk de nominalist aan het woord.
De filosoof vraagt verder over de besnijdenis, over het nut van de reinigingswetten en over dat eeuwige wat niet verder lijkt te gaan dan de duur van het aardse leven. (p 89)
In het Oude Testament lees je inderdaad weinig over het hiernamaals. De meeste inzettingen gelden daar niet voor. De besnijdenis als eeuwige inzetting zal toch een keer stoppen neem ik aan.
Er komt geen joods antwoord meer. Met joden heeft Abelard kennelijk toch wat minder contacten gehad.

De Filosoof begint zijn gesprek met de christen met de opmerking dat de wet van de christenen later is gekomen en dus beter zou moeten zijn.
‘Naarmate en een wet nieuwer is, moet ze volmaakter zijn en overtuigender bij het belonen en moet haar leerstelling redelijker zijn.’

De christen antwoord hierop dat deze leer ons openbaart wat het hoogste goed is en langs welke weg wij dat kunnen bereiken. Dat is langs de weg van de deugden.
Wat is het hoogste goed en wat het grootste kwaad? Dat zijn na een flinke discussie de hemel en de hel. Tussendoor komt er van alles langs; de duivel en de val van de engelen, de transcendentie en immanentie van God, deugden en ondeugden en wat moet je nu letterlijk lezen en wat niet.

Nog preciezer gedefinieerd is het hoogste goed God zelf. Het grootste kwaad wordt niet helder geformuleerd. Het blijft bij: de kwellingen naar verdienste. Dat vond ik wel opvallend.
Maar dan:
Wanneer is iets kwaad? Een straf voor iets is kwaad, maar het vergrijp waardóór is een groter kwaad.
‘Wanneer dan het vergrijp van een mens een groter kwaad is dan zijn straf, hoe kunt u dan de straf van iemand zijn grootste kwaad noemen, als, zoals net is gezegd, het vergrijp het grootste kwaad is?’
Tsja, hoe kun je dan de kwellingen in de hel het grootste kwaad noemen?
De christen reageert met de opmerking dat mensen in de hel steeds haatdragender worden jegens God en dus steeds slechter worden dan ze in het hiernumaals al waren.
Andersom worden mensen in de hemel dan steeds gelukzaliger.
Heel spitsvondig  en een fascinerende gedachtegang.
Ik zou bij Abelard het verschil willen aankaarten tussen doen en zijn. Je leest wel iets van ontologie tussen de regels door maar nog niet expliciet.  Wat bij zijn tijd paste denk ik.

Maar waarom de verrijzenis van het lichaam? Het lijkt soms net de catechismus: ‘Wat troost geeft u de opstanding des vlezes?’ (Zondag 22) Maar die bestond toen nog niet.
Antwoord van de catechismus (in gewone taal): ‘Na dit leven wordt mijn ziel direct tot Christus, het Hoofd van het lichaam, opgenomen.  Ook mijn lichaam wordt straks door Christus opgewekt. Het wordt weer één geheel met mijn ziel en het wordt hetzelfde als het verheerlijkte lichaam van Christus.’
Abelard vanuit de christen: alles is door God gemaakt tot Zijn eigen eer, dus ook de lichamen die straks geen afbraak meer zullen vertonen.

Wanneer is iets goed want ‘er bestaat nauwelijks iets goeds wat ook geen schade aanricht en niets kwaads, wat niet ook voordeel oplevert.’[…]
‘Wie zou ook niet weten dat de hoogste goedheid van God, die niets zonder reden laat gebeuren, ook de slechte dingen zo goed regelt en op de allerbeste manier daarvan gebruik maakt, zodat het zelfs goed is dat het kwaad er is, hoewel het kwaad zelf absoluut niet goed is.’ (p. 209-210)

Vandaar dat Abelard de nadruk legt op de intenties van het handelen. Iets goeds kan worden gedaan op een verkeerde manier en andersom. God heeft altijd goede intenties en heeft Zijn eigen logica ook al is die voor ons verborgen.
Daarbij wordt de gedachtegang van Augustinus aangehaald uit ‘De Civitate Dei’: ‘Want God zou, zo zeg ik u, geen enkele van de engelen of mensen hebben geschapen, van wie Hij van te voren wist dat zij slecht zouden zijn, als Hij ook niet net zo goed had geweten, tot welk nut van de goede mensen Hij hen zou kunnen gebruiken.’
Het kwaad dient een doel.
Het was toen kennelijk al de enige manier om er mee om te kunnen gaan. De bedoelingenleer.
Volgens mij ligt het allemaal wat gecompliceerder.
Waar Abelard ook op uitkomt is het: ‘Uw wil geschiedde’.
Dat is mooi.
Niet vanuit de lijdelijkheid maar vanuit het vertrouwen dat Hij het geheel overziet en de controle houdt.



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten