Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht de vrijheid van de wil. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht de vrijheid van de wil. Sorteren op datum Alle posts tonen

dinsdag 10 november 2015

Hannah Arendt, de studie 2


De filosofie herdacht: Denken met Hannah Arendt.

Het eerste deel van haar boek had als ondertitel ‘verschijnen’; het tweede deel heet: ‘mentale activiteiten in een wereld van verschijnselen’.
Ik begin ook een beetje te snappen wat ze wil. Het oude, metafysische denken ontmantelen, het goede daarvan behouden en iets nieuws er voor in de plaats brengen.



Dat maakt ze duidelijk met een paar regels uit ‘The Tempest’ van Shakespeare (p 267):
“vijf vadem diep ligt je vader,
zijn gebeente is koraal geworden,
Deze parels waren zijn ogen.
Niets van hem gaat verloren
maar verandert op de bodem van de zee
tot iets rijks en vreemds.”

Een indeling:
de actieve mens (vita activa) bestaat uit arbeiden, werken en handelen. Arbeiden is in je levensbehoeften voorzien; werken is bezig zijn met ‘werken der duurzaamheid’ voor het algemene nut en handelen heeft te maken met het betekenis geven; de vrijheid van mensen om bij elkaar te komen, in gesprek te gaan en tot overeenstemming te komen. Beschreven in haar boek ‘The Human Condition’ uit 1958.
De passieve mens (vita contemplativa) houdt zich bezig met denken, willen en oordelen. Beschreven in ‘The life of the Mind’. (1973) Waarvan het laatste deel niet geschreven is i.v.m. haar overlijden.

Het vroegere denken was gericht op het zoeken naar waarheid. Kende je de waarheid dan was je ‘klaar’. Het was een rechte lijn. Dat klinkt – voor mij in 2015 - inderdaad meer alsof het bij de wetenschap past en niet bij de filosofie.
Het denken van de mens is geen rechte lijn, het denken speelt zich af in cirkels. *
Op die manier probeert de mens zich de wereld toe te eigenen, grip te krijgen en het vreemde buiten te sluiten.
Dat denken van ons, die mentale activiteiten zijn onzichtbaar. Hoogstens zie je soms aan iemand ‘dat hij/zij er niet helemaal bij is’. Die afwezigheid noemt Hannah negatief want het is het wegvallen van de interesse in de omringende wereld.
Zelf vind ik dat niet echt negatief. Soms moet je gewoon even verder doordenken over een opmerking, dan sluit ik mij af. En het is ook handig dat je dat kunt doen wanneer je op plaatsen bent waar je eigenlijk niet wil zijn.
Er valt altijd wel iets te denken.
Verderop schrijft ze toch ook weer dat ‘het bij zichzelf zijn en het met zichzelf verkeren, het meest opvallende kenmerk is van het leven van de geest.’
Een existentiële toestand waarin je jezelf gezelschap houdt.
Mooi toch? Zo ben je nooit eenzaam.
In tegenstelling tot wat David Grossman beweert in zijn, overigens mooie, boek(je) ‘de omhelzing’.
Een omhelzing is geen garantie tegen eenzaamheid.

Dat denken van ons is ‘talig’. Wij verzinnen woorden en benoemen de dingen. Het denken heeft de taal/ het spreken nodig om het denken weer te activeren. Binnen die taal zit ruimte en is aan verandering onderhevig.
Ze schrijft over het belang van metaforen. ‘Aanschouwing is de leidende metafoor voor de filosofische waarheid’. Je roept iets - het onzichtbare - op tot verschijnen doormiddel van verhalen/ beelden.
Dat is, even tussendoor, in mijn ogen ook een theologische waarheid.
Hannah gebruikt bijvoorbeeld de metafoor van een tafel voor het publieke domein. We kunnen er aan plaatsnemen en onze meningsverschillen ‘ter tafel’ brengen. Dat roept op om te denken. De tafel verbindt en biedt ruimte aan de pluraliteit in de samenleving die zij hoog in het vaandel heeft staan. Dit in tegenstelling tot totalitarisme waarin het denken verdwijnt.
In de wiskunde zijn symbolen zelfs belangrijker en ‘deze gezichtsmetaforen kunnen beter uitdrukking geven aan de onderliggende fenomenen die tegen hun wil in tot verschijnen gedwongen worden.’
‘Voor de geest is geen metafoor te bedenken of het zou de ‘gewaarwording van leven’ zijn’. (p 165)
Meteen moet ik dan aan Descartes denken: ‘ik denk dus ik ben’. Hannah benadert het dan volgens mij fenomenologisch: het leven doet zich aan mij voor.

Ze wil dus het oude denken ontmantelen en er iets nieuws/beters voor in de plaats stellen. Alleen heb ik dan nog geen duidelijk idee wat precies en op welke manier. Ze is bang voor totalitarisme en consumentisme, zoveel is wel duidelijk.
Haar wil om de dingen te begrijpen haal ik wel uit haar boek maar ik mis nog een heldere visionaire blik van waar ze nu precies heen wil.
Maar dat geeft niet; ik heb nog een aantal weken te gaan.


* Dat ‘circulair denken’ is ook een metafoor.... ‘en de meest glorieuze rechtvaardiging in de filosofie van de cirkelredenering’. *gniffel*

Disclaimer: dit blogbericht gaat niet alleen over haar boek maar ook over hetgeen in de lessen wordt besproken en waarvan ik voor mezelf een samenhangend geheel probeer te maken.



dinsdag 19 januari 2021

Genesis


Geschreven door Jonathan Sacks, maar wanneer precies weet ik niet. Dit eerste deel gaat over individuen en families, in tegenstelling tot Exodus wat over de geboorte van een volk gaat.
Dit boek bestaat ook weer uit twaalf parasjot.   Letterlijke betekenis: gedeelte. 

In een wekelijkse parasja  die ik toegestuurd krijg van het CIS (Centrum voor Israël studies) wordt de vraag gesteld waarom de Bijbel niet begint met Exodus.
Dat geldt toch als het begin van het Joodse volk en het begin van de Joodse kalender? 'Deze maand zal voor u het begin van de maanden zijn. Hij zal voor u de eerste zijn van de maanden van het jaar. ' (Ex. 12:2).

De grote geleerde Nachmanides (1194-1270) geeft op deze vraag het volgende antwoord: 'Het is noodzakelijk de Thora te beginnen met 'In den beginne schiep G'd den hemel en de aarde' (Gen. 1:1), want dit is de basis van het geloof (Hebr. 'Emoena'). Je zult eerst in G'd als Schepper van deze wereld moeten geloven, voor je Zijn geboden in acht kunt nemen. Het geloof in G'd gaat aan al het andere vooraf.'
Ook Sacks komt tot deze conclusie.

De Thora is een boek over hoe te leven.
Wat moet ik doen, hoe behoor ik te leven en wat voor type mens moet ik proberen te worden. Dus geen wetenschappelijk boek. Hij gaat dan ook voorbij aan de discussies over al dan niet letterlijk lezen. Belangrijker is dat uit de verhalen levenslessen te trekken zijn voor alle tijden en plaatsen. Hij maakt, net als in Exodus, rijkelijk gebruik van de Midrasjiem.
Sacks sluit aan bij de ‘rede over de menselijke waardigheid’ van Pico della Mirandola uit de vijftiende eeuw. De mens moet zichzelf scheppen.
Deze rede betekende een breuk met de christelijke leer dat de mens ongeneeslijk bedorven zou zijn en de Platoonse gedachte dat de mens aan onveranderlijke vormen gebonden zou zijn.

God heeft geen beeld dus waarnaar is de mens dan geschapen?  Wel: naar een vrijheid die niet is ingeperkt door natuurwetten – waar wel wat op af te dingen valt volgens mij - en met het vermogen tot spreken en scheppen. Tot verantwoordelijkheid en terughoudendheid.
Het karakter van het jodendom bestaat uit het idee dat sterfelijkheid te overwinnen is in het krijgen van kinderen om behalve onze genen ook onze ideeën en idealen te laten voortleven tot het einde der tijden. (p 38)
Ondertussen moeten we in het hier en nu verantwoord leven.  Het goede doen omdat het goed is. 

Wat viel mij verder op en wat wil ik onthouden:

In de eerste hoofdstukken wordt God Elohiem genoemd; de Kracht der Krachten terwijl het tetragammaton (of Yahweh), hier Hasjeem genoemd wijst naar een persoon, een Gij. De God die we ontmoeten in de openbaring. Eva noemt God bij de geboorte van Kain voor het eerst Hasjeem zonder Elohiem. De menselijke waarneming veranderde.

Noach was een Tsaddiek vóór de vloed. Daarna wordt hij niet meer zo genoemd. Waarom?
Noach was te gehoorzaam. Het was blinde gehoorzaamheid en hij had geen eigen initiatief.
Volgens vele (zondag)schooljuffen en meesters zou Noach terwijl hij de ark bouwde wel hebben geëvangeliseerd en de mensen hebben gewaarschuwd, maar daarover staat niets in de Bijbel. Noach redde alleen  zichzelf en zijn gezin. Geloof is meer dan gehoorzaamheid, het is ook de moed om te scheppen.
Noach wandelde met God maar tegen Abraham werd gezegd: wandel voor mijn aangezicht en wees onberispelijk.
Hoe het komt dat Noach wist van reine en onreine dieren terwijl dat pas op de Sinaï bekend werd, daar schrijft Sacks niets over. Niet belangrijk denk ik. Dat zijn van die Westerse spitsvondigheden die er helemaal niet toe doen.

De verhalen van Adam en Eva, Kain en Abel, Noach en de torenbouw van Babel tonen  resp. steeds een nieuwe stap in het volwassen worden van de mensheid.  Adam door het ontkennen van persoonlijke verantwoordelijkheid, daarna Kain door het ontkennen van de morele verantwoordelijkheid, Noach ontkende de collectieve verantwoordelijkheid en de torenbouwers de ontologische.

Abraham was de eerste aartsvader die zijn verantwoordelijkheid op alle vlakken nam.
Hij daagde God uit in een rechtvaardigheids kwestie. Later deden Mozes en Job dat ook.
Maar is het niet zo dat God eigenlijk de mens uitdaagt? Tot een weerwoord om beide kanten te horen?
Zo heb ik jaren geleden besloten – het was een wilsbesluit – om niet meer in een eeuwigdurende hel te geloven. Ik vond en vind het niet eerlijk dat tegenover pakweg 80 jaar leven hier op aarde, waarbij je overgeleverd bent aan genen en omstandigheden, mogelijk een eeuwigheid van narigheid te wachten staat. Hoe kan dat rechtvaardig zijn?
Nog weer later ontdekte ik dat ik zo niet meer over God wilde denken en schaamde ik me dat ik het ooit had gedaan.

De verschillen in de aartsvaders: Abraham, Izak en Jakob.
Abraham de vriendelijke, die zijn verantwoordelijkheid nam. Hij symboliseert de morgen; bij hem begint een nieuw religieus bewustzijn. Een zoektocht.
Izak de stille en weinig originele maar wel heel volhardend in het geloof, de moed hebbend om door te gaan en niet op te geven wanneer het tegen zit.  Hij symboliseert de middag; de dialoog wanneer hij in het veld loopt en mijmert.
Jacob is weer heel anders: een ‘lover’ en strijder. In de nacht krijgt hij een visioen. Hij stuit op God. Een onverwachte ontmoeting tussen de menselijke ziel en God.

Jakob was iemand die er vandoor ging met de zegen die bedoeld was voor een ander. Een zegen van rijkdom en macht. Die was voor Ezau bedoeld. Wanneer hij vlucht voor Ezau zegent Izak hem alsnog met de juiste zegen: die van kinderen en land. De verbondszegeningen.
Waarom wilde Jacob zo graag als Ezau zijn? Die een man van de natuur was?
Waarom willen wij vaak als een ander zijn? Het kost Jakob de rest van zijn leven om te ontdekken dat hij is zoals hij is en zo ook mag zijn. En het niet verwachten moet van macht en rijkdom. Zoals het joodse volk nu.
Toen pas kon hij zeggen: ik heb alles.

Het verhaal van Jozef, die toch niet de belangrijkste zoon was. Dat waren de zonen van de minder geliefde Lea: Levi en Juda.
Uit Levi komen de priesters voort en uit Juda de koningen en zal de Messias voortkomen. Ook geeft Juda zijn naam aan het volk, de zuidelijke stammen wel te verstaan. De Noordelijke stammen worden weggevoerd en assimileren in de wereldbevolking.
Juda maakt ook de grootste ontwikkeling door. Van een pragmaticus die zijn broer Jozef verkoopt tot de boeteling. Degenen die in staat zijn tot verandering en groei zijn in het jodendom groter dan degenen die altijd al deugdzaam leven. Ik moet meteen denken aan de gelijkenis van de verloren zoon.
Haten in de Bijbel is niet het haten wat wij doen maar het minder geliefd zijn. Ezau werd niet door God gehaat, maar minder geliefd.
Van Jozef vroeg ik mij altijd af waarom hij bij de apotheose uitroept: ‘Ik ben Jozef, leeft mijn vader nog?’
Dat had hij net gehoord van Juda. Waarom stelde hij dan die vraag? Helaas geeft Sacks daar geen antwoord op.
Er komen meer dingen aan de orde waarvan ik weet dat ze in het Nieuwe Testament weer worden aangehaald.
Dat Jozef bijvoorbeeld een type van Jezus is, is voor mij glashelder, maar daarover rept Sacks vanzelfsprekend niet.

Het belang van ‘tesjoeva’ bespreekt hij uitgebreid. Het opbiechten van zonde, het voornemen om het niet meer te doen, ook niet wanneer de gelegenheid daar is. De kracht om te vergeven wat juist degene verheft die vergeeft.
Dat vrede boven waarheid gaat. Dat vond ik ook wel een mooie. Want wat weten wij nu van waarheid? Er zijn de meest verschrikkelijke dingen gebeurt uit naam van de waarheid terwijl er maar Eén is die de Waarheid in pacht heeft en dat zijn wij niet.
Er staan teveel mooie dingen in.

Ik ga me op Leviticus verheugen.


woensdag 17 februari 2016

Spinoza


Geschreven door Steven Nadler in 1999 en ooit heb ik dit boek op de kop getikt op een tweedehands boekenmarkt.
Ik las de derde druk uit 2005 en dan blijkt het ook nog eens het meest gerenommeerde werk over Baruch de Spinoza te zijn.
Dat is terecht: 27 pagina’s met geraadpleegde literatuur en bijna 50 pagina’s met voetnoten. Het was een hele kluif.
Heel getrouw wordt de aanloop, omgeving en het politieke klimaat in Amsterdam (en Nederland) beschreven waarin Spinoza opgroeide, net als zijn vriendenkring en allen die invloed op hem uitoefenden.
Soms een beetje speculatief naar mijn idee wanneer er vaak de woorden ‘waarschijnlijk’, ‘het zou kunnen’ en ‘mogelijk’ worden gebruikt. Dat maakte het lezen van dit boek er echter niet minder om.
Van deze grootste Nederlandse filosoof wist ik niet zo veel. Alleen dat hij Joods was en pantheist.

Spinoza is geboren in 1632 in Amsterdam uit Portugees, Sefardisch Joodse voorouders. Het was een gezin met vijf kinderen.
Zijn vader was van een koopmansgeslacht en Baruch werd geacht zijn vader daarin op te volgen.
Het liep allemaal iets anders. Slim, veeltalig en religieus opgevoed werd Baruch in 1656 uit de synagoge gezet toen hij 23 jaar oud was. Hij wilde zich niet meer houden aan de traditionele regels en wetten en las teveel fouten in de Thora om het als een Goddelijk geschrift te erkennen.
En hij ontwikkelde een ‘ketters’ Godsbeeld. Zeker voor die tijd.
Spinoza is een voorloper van de historisch- kritische- methode om de Bijbel te bestuderen.
Hij leidde na de uitzetting (cherem) een teruggetrokken leven in Rijnsburg, Voorburg en Den Haag en verdiende de kost door lenzen te slijpen. Niet getrouwd, geen kinderen en stierf arm.
De belangrijkste werken die hij schreef waren de ‘Ethica’ (na zijn dood uitgegeven) en ‘Tractatus- Theologico-politicus’ . (werd in 1674 verboden)
Descartes en Hobbes hadden grote invloed op hem en soms was hij kennelijk moeilijk te volgen omdat men niet wist of hij nu Descartes citeerde of het zelf had bedacht.

Wat wil Spinoza?
De waarheid leren kennen. En dan voornamelijk als rationalist.
Ware kennis is de waarheid omtrent God, de natuur en onszelf; omtrent de maatschappij, de godsdienst en het leven.
Die ware kennis wil hij ontdekken en bewijzen. (p. 289)
Met gevoel en passies heeft hij niet zo veel, gevoelens worden teveel gemanipuleerd door de geestelijken en passies kunnen door de ratio worden overwonnen.

‘Onder God versta ik het volstrekt oneindige wezen, dat wil zeggen een substantie, uit een oneindig aantal attributen bestaande, waarvan ieder voor zich een eeuwig en oneindig wezen uitdrukt.
substantie = dat wat op zichzelf bestaat en uit zichzelf moet worden begrepen.
attribuut = datgene , wat het verstand opvat als uitmakende het wezen van een substantie.’
(p. 289)
Er is slechts één substantie in het universum, namelijk God, en alles wat bestaat, bestaat in God.
Zo ziet Spinoza God met de natuur samenvallen al vereenzelvigt hij God er niet mee. (p.420)
‘[..]Of wij kunnen zeggen dat alles geschiedt volgens de wetten van de natuur, of dat alles door Gods besluit en leiding beschikt wordt, wij zeggen hetzelfde.’ (p. 345)
Lastig te begrijpen maar:
God is liefde, is de liefde dan Goddelijk? Kunnen we liefde als God vereren?
Net zo min kunnen we naar mijn mening de natuur als God vereren.

Met zijn onvrije wil en deterministische denken kan ik wel heel goed uit de voeten.
‘Er bestaat in de geest geen onvoorwaardelijke of vrije wil; doch de geest wordt genoopt dit of dat te willen door een oorzaak, die eveneens door een andere oorzaak bepaald is, en deze wederom door een andere, en zo tot in het oneindige.’

Wat minder heb ik met zijn ongeloof in doelgerichtheid.
‘Wie aanneemt dat God of de natuur handelt om doeleinden te bereiken – wie doelgerichtheid ziet in de natuur – vat de natuur geheel verkeerd op en keert deze ondersteboven door de uitwerking aan de werkelijke oorzaak vooraf te laten gaan.’
Wat ik al eens meer schreef: wanneer er geen doelgerichtheid te bespeuren valt in de natuur hoe komen wij, mensen dan aan het idee van zingeving? Waarom stellen we ons doelen. Dat zou dan toch een heel raar verschijnsel zijn wanneer dat nergens in de natuur voorkomt?
Hoe komen we dan überhaupt aan dat idee?

Spinoza heeft niet veel op met de gereformeerde predikanten: ‘het al te grote gezag en de brutaliteit van de predikanten is de grootste bedreiging voor de vrijheid om te zeggen wat we
denken.’
Zo schreef hij aan zijn vriend Oldenburg. (p. 344)
Dan moet ik wel grinniken. De tijden zijn veranderd. Mensen zijn mondiger geworden en zelfs ik durf tegen predikanten in te gaan.
‘En geloof in wonderen is alleen te wijten aan onkunde over de werkelijke oorzaken van verschijnselen.’
Het lijkt op de uitspraak van Voltaire: ‘we noemen iets toeval wanneer we de werkelijke oorzaak niet kennen. Misschien heeft Voltaire (1694 – 1778) Spinoza wel gelezen.
‘Als er iets in de natuur zou gebeuren dat in strijd zou zijn met haar universele wetten, zou dit noodzakelijkerwijs ook in strijd zijn met het besluit en verstand en de natuur van God. God handelt dan in strijd met zijn eigen natuur. Er is niets ongerijmder dan dat.’
Zo stellig als Spinoza over wonderen spreekt zou ik het niet durven zeggen. Bij mij blijft daarover altijd nog een kiertje onzekerheid maar bij mij valt God dan ook niet samen met de natuur.

Meer dingen die mij zijn opgevallen:
De ontkenning van de ‘uitverkorenheid’ van het Joods volk. ‘hun uitverkiezing was tijdelijk en voorwaardelijk, en hun koninkrijk bestaat allang niet meer.’

Hij was verontrust over de manier waarop de Schrift werd vereerd. Men koesterde meer ontzag voor de opgetekende woorden dan voor de boodschap die ze wilden uitdragen.
Dat is mij uit het hart gegrepen. Wanneer mensen het hebben over Gods ‘onversneden’ of ‘onfeilbare’ woord en dat het ‘recht gesneden’ moet worden dan gaan ook bij mij alle alarmbellen af. Dan wordt de Schrift meer vereerd dan de Gever.
Spinoza ontkende de onsterfelijkheid van de ziel. Zelf ben ik daar weer iets genuanceerder in.
Wat betreft eeuwige beloning of straf: dat is iets waarmee de religieuze leiders hun kudde in bedwang houden.

En ja, jammer zijn ideeën over vrouwen. ‘Vrouwen moeten van de regering worden uitgesloten vanwege hun natuurlijke zwakheid.’[..]’Men mag gerust beweren dat de vrouwen van nature geen rechten hebben gelijk aan de mannen, en dat het dus niet mogelijk is dat beide geslachten samen regeren, nog veel minder dat mannen door vrouwen geregeerd worden.’ (p 442)

Echt hoor, hij had een slimme vrouw moeten hebben.......





donderdag 26 december 2019

Waarom laat God ons lijden?


Geschreven door Karl Rahner (1904 – 1984)
Deze RK theoloog uit de orde van de Jezuïeten heeft dit als voordracht gehouden in 1980 en 1982. Daarvan is dit boekje een samenvatting. Hij gaat hier bijvoorbeeld niet in op het verschil van het natuurlijke kwaad of het morele.
Het is een dun boekje maar met één van de grootste vragen die de mens kan bezighouden. Mij tenminste wel. De Theodicee.
Waarom laat God ons lijden?
Het was lang een reden voor mij om geen christen te worden. In het dorp waar ik opgroeide zag en hoorde ik, dat wanneer je christen werd, je ook allerlei beproevingen werden toebedeeld.
Je verloor je man, vrouw of kinderen of je gezondheid. Net als bij Job. Allemaal om je geloof te testen. Nou, daar bedankte ik voor. Ik vond en vind het niet eerlijk wanneer God over de rug van anderen mijn geloof zou willen ‘beproeven’. Gek eigenlijk dat juist zulke dingen dan blijven hangen in een omgeving waar ook veel over God werd gesproken op een positieve manier. Nu denk ik: angst.

Zo heb ik God ooit voorgehouden....ja ja, lekker aanmatigend..... dat wanneer ik toch christen zou worden, ik het niet zou accepteren dat ik geliefden zou moeten missen. Dan zou ik Hem meteen mijn rug toekeren.
Ik moet zeggen dat het; behalve op de ‘natuurlijke’ manier van ouderdom, tot nu toe niet is gebeurd.
Een verklaring heb ik daar niet voor maar ik ben Hem er echt enorm dankbaar voor.
Heb ik mezelf daarmee levenslessen ontzegd? Dat zij dan maar zo.
Bij Maria Rosseels herkende ik de gedachten dat lijden niet per definitie betere gelovigen oplevert. Rahner schrijft daarover in zijn derde argument.

Het vervelende van dit geschrift is dat er eigenlijk ook geen antwoord komt op deze existentiële vraag. Verwachtte ik dat dan? Nee, niet echt.
Ik vermoed dat in dit leven er nooit een afdoend antwoord zal komen maar ik verwachtte wel handvaten. En eigenlijk geeft hij die wel maar niet één die ik wil horen. Misschien moet ik geestelijk verder groeien.

Het prettige is dat ook Rahner geen genoegen neemt met de bekende argumenten.
Hij neemt ze allemaal wel zeer serieus; ze hebben ook wel een bepaalde geldigheid, maar ze voldoen voor hem net zomin als voor mij.
Hij brengt het verschil in ‘toelaten’ en ‘bewerkstelligen’ naar voren. Dat lijkt een heel verschil maar is het in feite niet. Want wat betekenen toelaten of bewerkstelligen wanneer dit van een God wordt gezegd die Zelf oorzaak en grond van de realiteit is?
Mijn idee: Mogelijk vinden wij dat verschil belangrijk in een poging het lijden een beetje te kunnen plaatsen en begrijpen. Alsof toelaten minder erg is dan bewerkstelligen ofzo. Maar toelaten en er niets tegen doen is net zo 'erg' als bewerkstelligen.

Rahner benoemt vier klassieke argumenten maar vooraf zegt hij dat het geen zin heeft om de schuld op andere creaturen te schuiven zoals engelen of demonen. Daar schieten we niets mee op. Dat ben ik geheel met hem eens. In de Evangelische wereld is dat nogal eens het geval. Het kwaad werd/wordt dan vooral buiten zichzelf gezocht en dat is een grote misvatting.
De scheidslijn tussen goed en kwaad loopt dwars door ieder mensenhart. Hier heb ik wat meer gedachten daarover geschreven.

Rahner houdt zich verre van de dialectiek van het dualisme; dat er kwaad moet zijn om het goede te kunnen zien. Dat er donker moet zijn om het licht te kennen.
Ik ben ook bang dat je daarmee in het heidense Zoroastristische moeras verdwijnt ook al is op zo’n manier denken heel aantrekkelijk.
Dan zou er toch niet in de Bijbel staan dat God het kwaad heeft geschapen? Het was niet een kwestie van het Zich terugtrekken om zo ruimte te maken voor het ‘on-licht‘ .
Het kwaad kwam erbij en kreeg een plek. Dan heeft dat ook een bedoeling lijkt mij.

De argumenten die Rahner behandelt:
1. Lijden als natuurlijk bijverschijnsel van de zich ontwikkelende wereld.
Het eten en gegeten worden. De één zijn dood is de ander zijn brood. Logisch gedacht want anders zou de aarde veel te vol worden. Maar dat betekent het bagatelliseren van de wreedheid tussen mensen onderling.
Het verklaart niet de vraag.

2. Lijden vanwege de vrijheid van het creatuur en de daaruit volgende schuld.
Alles is terug te voeren op de keuze voor het kwaad van het schepsel. Oftewel de zondenval.
Maar dat negeert het feit dat de menselijke vrijheid omvat wordt door Gods soevereine beschikking. Zo werd en wordt binnen de Christelijk theologie beleden.
Indirect is Rahner ook geen voorstander van de vrije wil.
‘Maar dit alles verandert niets aan de fundamentele overtuiging van alle Christelijke theologie dat een dergelijke verabsolutering en autonomie van onze vrijheid in tegenspraak is met het christelijke godsbegrip’.
Dan zou het lijden dat voortkomt uit die vrijheid slechts informatie zijn die weer verdwijnt in de Goddelijke wil.
Is de mens verantwoordelijk? Jawel, en hoe dat spoort met de verantwoordelijkheid van God blijft een mysterie. Dus ook dit is geen sluitend antwoord.

3. Lijden als beproeving en vorming.
Dat heb ik ook lang gedacht. En dat wordt ook veel gedacht. Lijden als ‘Soulmaking’.
Ook al zou dat zo zijn….. hoe is het dan te verklaren dat jonge kinderen sterven; dat ouderen gaan dementeren? Dat er zovelen zijn die niet tot morele rijping komen?
En er valt zonder lijden toch ook genoeg te leren?
Ook dit argument is ontoereikend.

4. Lijden met als verwijzing het eeuwige leven waar geen dood of rouw meer zal zijn.
Is lijden dan een noodzakelijk middel tot het eeuwige leven? Biedt dit troost? Hoe zal men vanuit het hiernamaals terugkijken? Ook dit rechtvaardigt het lijden niet.

Dan komt Rahner tot zijn ‘conclusie’: het lijden is onbegrijpelijk en past bij een onbegrijpelijke God. Het is zaak je zelf in onvoorwaardelijke, aanbiddende liefde over te geven aan deze God.
Zo systematisch rationeel als Rahner is in het weerleggen van de argumenten; zo spiritueel is zijn conclusie.

Natuurlijk heeft hij gelijk maar dáárvoor hoefde hij zich deze vraag niet te stellen.




maandag 15 oktober 2018

Ik wil dat jij bent



Geschreven door Tomáš Halík (1948)in 2012. Ondertitel: Over de God van de liefde. Ik las een derde druk uit 2018.
Eerder las ik van hem ´Geduld met God´; over geloven.

Dit boek gaat over de verhouding tussen geloven en liefde en het is al net zo moeilijk samen te vatten als dat andere boek.
Nu is liefde wel een wijd verbreid begrip en dient naar mijn mening preciezer te worden geformuleerd. Helaas staat het boek ‘de vier liefdes’ van C.S. Lewis niet in zijn lijstje.
Meestal heeft hij het echter over de ‘agapè’; de onbaatzuchtige gevende liefde die het dichtst benaderd kan worden door de liefde tussen moeder en kind. Op dat punt viel Lewis mij tegen; bij hem viel dat onder genegenheid. Dat krijg je ervan als je zelf geen kinderen hebt gekregen. Het vertekent je beeld.


‘God houdt niet van ons omdat we goed zijn, God houdt van ons omdat Hij goed is.’ (p176)
Prachtig citaat van Richard Rohr; ja, Halik citeert er weer lustig op los.
Hij is al net zo allergisch als ik voor de goedkope ‘liefde’ uit liedjes en literatuur die niets te maken hebben met de diepste zin van dat woord.
Wat is die diepste zin dan? Wat is liefde eigenlijk?
Liefde voor God en liefde voor de vijand. (p 17)
Dat betekent je eigen egoïsme afzweren en over je eigen schaduw heenstappen richting
1. het absolute mysterie wat wij God noemen en
2. de dreigende realiteit van de buitenwereld.
Dat zijn wegen vol onzekerheid.
Ik ben het wel met hem eens dat de wegen onzeker zijn maar het eindpunt, zeker voor wat betreft het eerst punt, is dat niet.
Liefde gaat boven geloven uit volgens Halik. Dat had ik al begrepen uit het andere boek toen hij schreef over Theresia van Lisieux. Daar moest ik achteraf heel veel over nadenken. En ik ben het wel met hem eens maar met de restrictie dat het uitmaakt wat de bron van die liefde is.
Dan klopt die Bijbeltekst gelukkig toch. *grinnik*
In dit boek maakt hij meer verschil tussen het seculier humanisme en het christelijk humanisme wat zijn oorsprong vindt in God.

Ik moest wel weer glimlachen toen ik las: ‘God gebeurt dáár waar we mensen liefhebben, onze naasten.’
Is dat niet net zoiets als de ‘atheïstische predikant’ Klaas Hendrikse verklaarde en waar heel rechts Nederland over viel? En wat trouwens al – volgens Halik - door Thomas van Aquino werd benoemd? (‘wij weten niet wat ‘zijn’ of ‘bestaan’ in het geval van God betekent omdat God niet op dezelfde manier ‘is’ of ‘bestaat’ zoals de dingen ‘zijn’ of ‘bestaan’.)

Wat Halik ook naar voren brengt en waar ik ook wel mee zit: Hoe kan ik houden van iemand die ik niet ken. En waarom zou ik iemand leren kennen als ik niet weet of ik van hem kan houden.
In dit geval: God.
Dat komt kennelijk ook bij Augustinus vandaan maar Halik (of de vertaler) formuleert dat heel irritant waardoor de essentie volgens mij verdwijnt: ‘Hoe kan ik houden van iets dat ik niet ken en hoe kan ik iets leren kennen als ik er niet van hou’.
Ik weet ook niet hoe Augustinus dat geformuleerd heeft.
Volgens Halik: ‘liefde zonder kennis is geen echte liefde en kennis zonder liefde is geen echte kennis’.
Ik geloof dat ik dan toch meer heb met het antwoord van Aquino wat Halik ook noemt: Liefde is een daad van de wil en kennis is een vrucht van de ratio.

Een van de mooiste confronterende dingen die hij schrijft is over de titel van het boek: ik wil dat jij bent. Toegeschreven aan Augustinus.
Wíl ik eigenlijk wel dat die ander er is? Wil ik dat God er is? Of toch maar liever niet omdat ik vast zit in mijn narcisme? God wil kennelijk wèl dat ik er ben.
En áls ik dan wil dat Hij er is, betekent dat ook Hem toelaten in mijn eigen vrijheid en God God laten zijn.
Liefde heeft toch wel heel veel met vertrouwen te maken.
Levinas wordt uitgebreid aangehaald. God spreekt tot mij via het gelaat van de ander. Volgens Halik ligt de nadruk bij Levinas op de asymmetrie van de verhouding; asymmetrie ten gunste van de ander.
Ik weet niet of Levinas en Halik het hebben meegemaakt om totaal leeggezogen te worden door ‘de anderen’ in een asymmetrische verhouding. Dat gaat je echt niet ‘in de koue kleren zitten’.
Mooie theorie maar praktisch gezien een aanslag op je emotionele leven. Dat hou je niet vol.

Nietzsche wordt besproken en daarin ga ik met hem mee. Dezelfde gedachten als ook Gabriel Marcel had die ook wordt aangehaald.
Definitie van de liefde volgens Halik: ‘Wat wij bereid zijn boven ons te stellen, hebben wij werkelijk lief.’
Niet ‘wat’, denk ik dan weer, maar ‘wie’!

Hoe zit dat met die vijanden? Ik heb namelijk geen vijanden voor zover ik weet. Volgens Halik is dat positief en weiger ik dan om me vijandig te gedragen. Nou dat klopt wel. Er valt toch altijd te praten? Ik ben altijd nieuwsgierig hoe de ander denkt en tot zijn/haar standpunten komt of wat hem/haar dwarszit.
‘Liefde is de enige kracht die kan verenigen zonder te vernietigen’. Teilhard de Chardin.
Als je dus weet te verenigen in plaats van te vernietigen is dat liefde. Dat vind ik best een troostvolle gedachte omdat ik de laatste tijd een gevoel heb dat ik liefde tekort kom. Om weg te geven bedoel ik.
Hoe kun je over een liefde volle God spreken na Auschwitz en zo ….
Kort samengevat; Als God God is dan overstijgt Hij alle menselijk voorstellingen, inclusief onze voorstellingen over goed en kwaad. Voor veel mensen een dooddoener maar ik denk ook dat het niet anders is.

Ik ben me ervan bewust dat het een hapsnap verslag is geworden is maar zo is het boek ook een beetje. Er zit geen rode draad in. Aan de hand van veertien hoofdstukken wordt er veel behandeld. Het staat ook weer vol potloodstreepjes en als ik die terug lees hebben ze weinig met elkaar te maken.
Desondanks een aanrader.

dinsdag 27 december 2016

Willen en Nillen


Weer eens een uitstapje naar de ‘vrije wil’ waarin ik niet geloof.

Waarom? Omdat het in onze kringen veel gebruikte ‘robottenargument’ steeds maar achter in mijn geest blijft hangen terwijl ik al jaren meer voel dan onder woorden kan brengen dat het niet helemaal klopt.
Het robotten argument; wat bedoel ik daarmee?
Ik maak even gebruik van het boek: ‘Brieven van en scepticus’ van Gregory Boyd uit 2001. Een briefwisseling tussen ongelovige vader en gelovige zoon waarbij de zoon antwoord op de vraag van de vader waarom er zoveel leed in de wereld is en dan komt die ‘vrije wil’ in beeld.
Hij schrijft op p. 22:
‘Het lijkt mij pa, dat áls God zijn schepselen een vrije wil geeft, Hij ook ruimte moet laten voor de mogelijkheid dat ze misbruik maken van die vrijheid, zelfs als dat betekent dat anderen pijn gedaan worden. [….] God heeft dit zo gemaakt, omdat het alternatief zou zijn een ras van robots die niet werkelijk kunnen liefhebben – maar zulke robots zijn de moeite van het scheppen nauwelijks waard.’ [….] God schept vrije mensen die kunnen doen wat ze willen, en geen voorgeprogrammeerde instrumenten die uiteindelijk doen wat Hem behaagt'.

De vraag die dan opborrelt bij mij is: Natuurlijk had de almachtige God mensen kunnen scheppen die in vrijheid Hem zouden kunnen liefhebben en hoe zit het trouwens dan in het hiernamaals, wanneer we alleen maar goed kunnen zijn/doen? Zijn wij dan veranderd in robots? Natuurlijk niet.....hoop ik.
Is God een robot omdat Hij alleen maar goed kan doen/zijn?
En waarom besluiten wij dat we anders robots zouden zijn? Voorgeprogrammeerde mensen.

Wij zijn geschapen ‘in the image of God’, naar Gods beeld en gelijkenis. De betekenis die hieraan gegeven wordt is dat we zonder zonden zijn geschapen. Dat is zo maar....
Moest God deze kosmos scheppen? Nee, dat hoefde Hij niet.
Hij kon willen maar ook nillen. Een actief niet-willen.
Dank aan Hannah Arendt voor dit woord. Het betekent een ‘tegenwil’ wat iets anders is dan ‘ik wil niet’ want dat kan begrepen worden als een ontbreken van de wil of als de wil om de wil op te geven. Ja, ik heb geleerd dat ‘de wil’ best wel complex in elkaar steekt.
Een praktisch voorbeeld wat ooit in mijn eigen leven speelde: Zullen we deze kerk verlaten en naar een andere omzien of niet. We hebben actief besloten om dat niet te doen. Niet te willen. Dat is nillen.
Dat hoeft niet fout of ‘duisternis’ te zijn.

Zo kunnen wij willen en nillen juist omdát we naar Gods beeld zijn geschapen. Willen kan goed handelen tot gevolg hebben maar nillen kan dat ook. Alle tijd dat God de kosmos ‘nilde’ , nog niet wilde, was dat niet verkeerd.
Toch besloot Hij ‘op een dag’ om een wereld in aanzijn te roepen. Hij hoefde dat niet te doen.
De schepping is dus contingent. De grond van de beslissing om toch te scheppen ligt in de liefde.
Waarom heeft Hij dat zo besloten? Dat gedoe, die constructie met die schepping, val en verlossing. Ook daarvan moeten we de reden zoeken in de liefde. Ik zou het niet anders weten.
Alzo lief had God Zijn wereld....dat speldenpuntje in het immense heelal.
Dat liefhebben deed Hij allang voor de zondenval.

Wilde God voor Zich een volk verzamelen dat Hem eindeloos zou aanbidden of prijzen? Zo is mij dat wel geleerd. Misschien is dat ook zo.
Maar wanneer ik de schepping van de mens erbij betrek:
misschien wilde Hij ook wel een waardige ‘tegenover’. Een volk wat kan willen en nillen.
Mensen die eindeloos kunnen nillen tegenover alles wat niet in de haak is. Dan verander je echt niet in een robot. Dan zijn we als God. Naar het beeld van Jezus. (Rom. 8:29)

Opgelost? Mmmmm, nee, het wordt eigenlijk steeds onbegrijpelijker.


09-01-17
Na nog weer eens te hebben nagedacht valt het bovenstaande verhaal eigenlijk kort samen te vatten.
Wij zijn geschapen naar Gods beeld en dat roept grote verantwoordelijkheden op.
Daar moet de focus misschien veel meer op komen te liggen.

maandag 7 januari 2019

Nashville´s coming out


Storm over Nederland. Aangewakkerd door fundi´s in Amerika. De praatprogramma’s hebben weer munitie.
Na alle berichten die ik over die verklaring las ben ik hem zelf maar gaan opzoeken.
Waarom dit nu zo nodig is en zo provocatief opgesteld; dat begrijp ik niet.

Is het de behoeft om sterk leiderschap te willen vertonen zoals uit het nawoord blijkt? Is het een poging tot profileren want het zijn alleen mannen die tot de ondertekenaars behoren. (voor zover mijn kennis nu reikt)
Ik weet het niet hoor maar ik ken geen enkele vrouw in mijn omgeving die zo obsessief met seksualiteit bezig is. Heel veel mannen zijn dat ook niet trouwens.
In ieder geval is de strekking duidelijk: LHTB en de rest van het alfabet is niet Gods bedoeling en daarom niet goed te keuren.
Altijd jammer wanneer mensen zo precies weten wat Gods bedoelingen zijn. Dat die mogelijke bedoelingen voor jou helder zijn en die je dan jezelf oplegt is prima maar leg het niet de ander op.

In art 10 beginnen de problemen:
‘WIJ BEVESTIGEN dat het zondig is om homoseksuele onreinheid of transgenderisme goed te keuren. Wie deze wel goedkeurt wijkt fundamenteel af van de standvastigheid die van christenen verwacht mag worden en van het getuigenis waartoe zij geroepen zijn
WIJ ONTKENNEN dat de goedkeuring van homoseksuele onreinheid of transgenderisme een moreel neutrale zaak is, waarover getrouwe christenen onderling van mening mogen verschillen.’

De hele verklaring is die van: een punt bevestigen en een punt ontkennen en daartoe moet je soms wel drie keer lezen wat er nu eigenlijk staat.
Keur ik homoseksualiteit en transgenderisme goed? Nee. Keur ik ze af? Ook niet. De feiten liggen nu eenmaal zo. Dat is voor mij een gegeven. Daar hoef ik niets over te vinden.
Wanneer ik iets niet begrijp kán en mag ik daar niet eens een moreel oordeel over vellen.
De enige opdracht is om mijn medemens te respecteren en zo mogelijk lief te hebben.
En art 12:
‘WIJ BEVESTIGEN dat de genade van God in Christus zowel vergeving als levensveranderende kracht geeft, en dat deze vergeving en kracht een volgeling van Jezus in staat stellen om zondige verlangens te doden en te leven op een wijze die de Heere waardig is.
WIJ ONTKENNEN dat de genade van God in Christus onvoldoende is om alle seksuele zonden te vergeven, of onvoldoende kracht geeft aan gelovigen die zich tot seksuele zonden aangetrokken voelen, om een leven in heiliging te leven.

Art 13:
WIJ BEVESTIGEN dat de genade van God in Christus zondaren in staat stelt om tegen een transgender-zelfverstaan te strijden en dit verkeerde zelfverstaan te verloochenen en, door Zijn geduld, de door God ingestelde verbinding tussen het biologische geslacht en het zelfverstaan als mannelijk of vrouwelijk te aanvaarden.
WIJ ONTKENNEN dat de genade van God in Christus een zelfverstaan rechtvaardigt dat niet in overeenstemming is met Gods geopenbaarde wil.

Hier wordt gesuggereerd dat er voor LHBTers ‘genezing’ te verkrijgen is. Een beetje dom.
Natuurlijk is voor God alles mogelijk, zoals ingrijpen in de natuurwetten.
Maar dat gebeurt zelden.
En de natuurlijke wetten zijn in dit verband dat door omstandigheden de afgifte van hormonen tijdens de zwangerschap niet is verlopen zoals dat volgens het boekje zou moeten verlopen. Ja, dat heeft te maken met die gebrokenheid van de schepping.
Dat heb ik geschreven in het blog ‘Anders zijn’ en ik heb nog geen redenen gehoord of gelezen om er anders over te gaan denken. De reden van dat blogje was trouwens ook al iets wat uit Amerika kwam overwaaien.
Christenen en wetenschap; het blijft een moeizame combinatie.

Sinds die tijd heb ik een poging gedaan om het boek van Dr. A. Prosman te lezen uit de Artiosreeks van 2013 maar ik ben op driekwart toch afgehaakt. Ik las weinig nieuws en de uitkomst was – in alle liefde en eerlijkheid - voorspelbaar.
Wat zouden we zonder ‘anders- aardige’ medemensen moeten beginnen, ook al begrijp ik hen niet? Ze zijn vaak heel kunstzinnig en voegen toe aan het leven in dit ‘aardse jammerdal’.
Stevo Akkerman in Trouw: ‘De mannenbroeders die zich achter Nashville scharen, vertellen via hun beeld van de Allerhoogste veel over zichzelf.’
Zekers, maar dat geldt voor ieders beeld van de Allerhoogste. Het zegt iets over jezelf.
Waar het om gaat is: ben je het beeld van Jezus gelijkvormig (geworden)?

De storm die nu opsteekt heeft ook te maken met de vrijheid van meningsuiting. Gelukkig leven we in een land met vrije meningsuiting. Die geldt dan wel voor alle kanten van een zaak!
Maar juist gelovigen zouden wat wijzer moeten zijn om van te voren te bedenken of het de gelovige en het koninkrijk van Jezus opbouwt of juist schaadt.
In dit geval denk ik het laatste.
Er straalt geen liefde uit.

Klinkend koper
Schallende cimbaal



11-01-19
In het RD:

De communicatie rondom de publicatie van de Nederlandstalige versie van de Nashvilleverklaring over (homo)seksualiteit „had beter gekund.” Dat schrijft de –informele– werkgroep achter de Nederlandse Nashvilleverklaring in een donderdagochtend uitgebrachte verklaring. „De verwoording in de verklaring kon op sommige punten aanleiding geven tot misverstanden. Dat trekken wij ons aan.”

Af en toe vraag ik mij af in welke bubbel predikanten leven.





maandag 24 december 2018

God met ons


Geschreven door Rowan Williams (1950) in 2017; in Nederland uitgegeven in 2018.

Een prachtige ‘Kersttitel’: God met ons
‘Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel (God met ons) geven.’

Alleen; dit boek gaat in het eerste deel over het kruis en in een tweede deel over de opstanding, gevolgd door een epiloog.
In de eerste eeuwen van onze jaartelling had het kruis niet de plaats die het nu inneemt. Het was een martelwerktuig en was niet bepaald populair.
Gek eigenlijk, zit ik nu te bedenken, dat Jezus al spreekt over ‘je kruis opnemen’ terwijl in die dagen bij de joden een kruis helemaal geen issue was. Vonnissen werden voltrokken door steniging.
Het kruis was iets van de Romeinen.

In ieder geval: Williams begrijpt dat die ‘genoegdoening’, door Anselmus geformuleerd, niet het enige is al laat hij deze benadering beslist niet los. Hij benadert het allemaal wat rustiger en genuanceerder dan Tom Wright.

Spreken over het kruis kwam pas na de opstanding op gang en dan in die mate dat het een symbool werd voor wat er was veranderd en hoe het was veranderd. Ten goede, wel te verstaan.
Het werd een teken van de transcendente vrijheid van Gods liefde. De Goddelijke geest is er op uit om ons te laten zien hoever Zijn liefde voor ons gaat. Jezus was een voor-beeld.
Offers waren er voor allerlei zaken, niet alleen om schulden te delgen.

Williams haalt er drie zaken uit:
Als eerst diende de dood van Jezus als reddingsoperatie, om onheil af te wenden. De overwinning op het kwaad van Wright en ten tweede was het plaatsvervangend en drie: versterking van het verbond.
En volgens mij ten vierde: Hij nam de verantwoordelijkheid over de kosmos zichtbaar en daadwerkelijk op Zich. We kunnen inderdaad de dood en opstanding niet versmallen tot één denkbeeld. Iets dergelijks zegt Williams verderop ook: De christelijk theologie is niet een reeks in beton gegoten monumenten waar je met je gidsje langsloop en kunt afvinken.
Ook Williams is ervan overtuigd dat we God niet ‘kalmeren’ door bloed te laten vloeien. Hij denkt dat het echte offer de gehoorzaamheid was omdat ons hart en onze wil de grootste gave is aan God. ‘Gehoorzaamheid is beter dan slachtoffer, opmerkzaam zijn beter dan het vet van rammen’ (1 Sam 15:22)
Gehoorzaamheid kost veel. Soms je leven.
‘Onze daden van gehoorzaamheid weerspiegelen die van Hem’. […] Het geschenk dat God echt zou willen, is God; zijn eigen overvloedige liefde die naar Hem terugkomt.’
Dit is volgens Williams ook ten diepste in de theorie van Anselmus; God een geschenk geven dat Hem waardig is. Om dat te kunnen beoordelen moet ik me gaan verdiepen in Anselmus.
Op een dag.

Ik zie opeens ook dat God niet ‘top-down’ wil werken maar veel meer ‘bottom-up’ en vanuit mensenharten zijn koninkrijk wil uitbreiden. Het kwaad behelsde niet alleen die Romeinen die de joden in die tijd onderdrukten maar het kwaad was veel omvangrijker en dát is een halt toegeroepen. Joden zijn eigenlijk heel egoïstisch om te denken dat de Messias alleen hén maar zou verlossen van de vijanden.

In het tweede deel schrijft Williams dat het einde der tijden met Pinksteren is aangebroken. En eigenlijk al met de opstanding of bij de laatste kruiswoorden.
Dat denk ik ook.
Toen is er iets gebeurd wat nog nooit eerder vertoond was.

Geloven in de opstanding is geloven in een nieuw tijdperk waarin het lot van de mens is verbonden met Jezus. En dat betekent ook geloven dat Jezus leeft en actief is. Plus dat het handelen van Jezus is verbonden met het handelen van God; God die Jezus heeft opgewekt uit de dood.
Hun identiteiten zijn aan elkaar gekoppeld.
‘En door te geloven in de opstanding is de Kerk meer dan gewoon de Jezus van Nazareth Vereniging.’

Waarom geloven in de opstanding? Gewoon omdat de apostelen dat vertelden. Vroeger was men niet bezig met psychés. Een opstanding was een opstanding en niet iets wat in mensenbreinen afspeelde.
En als Jezus is opgestaan dan is er een menselijke bestemming. Het boek dat over mensen en over God gaat heeft kracht; heeft effect op mensen.
Dat ontkennen is gewoon dom. Dat zegt Williams niet hoor, dat zeg ik.
Dus: Vreest niet! De goddelijke horizon is zoveel wijder dan die van ons.
Er staan nog meer mooie dingen in dit kleine boekje.
Een ieder leze zelf.

woensdag 13 juli 2022

Er is geen vrouw die deugt


Een boekje met een bijzondere titel van de filosoof Arthur Schopenhauer. (1788 – 1860)
Eerder las ik van hem 'de vrijheid van de wil'.
Hij schreef dit boekje in 1851 en is onderdeel van ‘Parerga und Paralipomena, kleine philosphische Schriften’.
Het is een vertaling uit 1974.

De titel vond ik zo intrigerend dat ik nieuwsgierig werd. Wat beweegt iemand om hierover een boek te schrijven? Mijn wil om dit boekje te lezen werd danig geprikkeld.


  
Nu valt het allemaal wel een beetje mee want er is maar één hoofdstuk wat over de niet-deugende vrouw gaat. De rest zijn bespiegelingen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Veel interessanter.
Over opvoeden, onderwijs, filosofie uiteraard. Over godsdienst, zelfstandig denken. Over lawaai en luidruchtigheid: wat haatte hij de klappende zwepen van de koetsieren. Over politiek en geleerden. Over suïcide en over dromen.

Tijdens het lezen van deze 'Maarten van Rossum van de negentiende eeuw' moest ik toch wel vaak grinniken, net als bij de ‘echte’ en na eerst het nawoord te hebben gelezen begreep ik dat Arthur, met zijn knorrige aard, niet zo’n beste verhouding heeft gehad met zijn moeder. Tsja…en Freud verscheen pas in 1856 op het wereldtoneel.
Of dit hoofdstuk daardoor beter te verteren valt …..ach zolang je het met humor kunt lezen gaat het wel.  
Rüdiger Safranski heeft een boek over hem geschreven maar dat moet ik nog lezen, het ligt te wachten. Wellicht wordt het dan nog beter te begrijpen.
Waar ik zo om moet lachen:
‘Dat vrouwen zo geschikt zijn om ons in onze vroegste jeugd te verzorgen en op te voeden komt omdat zij zelf kinderlijk en dom en kortzichtig, in één woord hun leven lang grote kinderen zijn – een soort tussenstadium tussen het kind en de man, die de eigenlijke mens is.’[…]
‘Een man bereikt zijn verstandelijke en geestelijke rijpheid zelden voor zijn achtentwintigste jaar, een vrouw al met haar achttiende. Maar haar verstand is er dan ook naar: het is wel heel armzalig uit gevallen’.

Wat een schattige ouwe knorrepot is het toch. Heeft waarschijnlijk weinig ‘normale’ vrouwen in zijn leven ontmoet.
Wat wel weer in zijn voordeel pleit is zijn subtiele gevoel voor humor en cynisme.

Wat sprak mij het meest aan van de andere onderwerpen:
Dat de mens gedreven wordt door zijn – onvrije - wil tot leven had ik al ontdekt in zijn andere boek. Het eigenlijke zijnde voor Schopenhauer is ‘wil’.
Zijn ideeën over opvoeding en het onderwijs en om zelfstandig te leren nadenken in plaats van het kopiëren van andermans ideeën zijn het overdenken waard. Hij wijdt er ook meerdere stukjes aan.
Dat kwam en kom ik op fora ook wel tegen. ‘De mensen die zo vlijtig en haastig zijn, strijdvragen te beslissen door het aanhalen van autoriteiten, zijn eigenlijk blij wanneer zij, bij gebrek aan eigen verstand en inzicht, dat van anderen in het veld kunnen brengen.’
Ach, ik heb het ook wel eens gedaan. Je kunt niet alles weten en soms weten anderen het beter onder woorden te brengen dan jij.

Schopenhauer schrijft beeldend. Dat moet hij ook wel want hij heeft een uitgesproken mening over schrijven en stijl. Dat komt later. Eerst nog even over dat zelfstandig denken:
‘Zoals een omvangrijke, ongeordende bibliotheek niet zoveel nut afwerpt als een middelgrote die wel geordend is, zo is ook een grote hoeveelheid kennis die niet door ons eigen denken is verwerkt, veel minder waard dan een kleine hoeveelheid die wij zelf hebben doordacht.’
Daarom pleit hij ook in het onderwijs eerst voor het aanleren van vakken waarin niet zoveel fout kan gaan zoals wiskunde, natuurkunde, talen en geschiedenis. Die zijn gebaseerd op feiten. Pas op latere leeftijd de vakken als godsdienst, filosofie en algemene beschouwingen omdat ‘voor het krijgen van een kritisch vermogen rijpheid en ervaring nodig zijn’.
Het gevaar is volgens hem namelijk aanwezig dat leerlingen opgezadeld worden met teveel vooroordelen. ‘Daarom hebben zo weinig geleerden het gezonde verstand dat volkomen ongeschoolde mensen dikwijls wel hebben.’

In het verlengde hiervan: ’Geleerden studeren in de regel met het doel onderwijs te geven en te kunnen schrijven. Daarom lijkt hun hoofd op een maag-darmstelsel dat het voedsel onverteerd weer afscheidt. Hun onderwijs en hun geschrijf zal dan ook van weinig nut zijn.’

In zijn tijd was het kennelijk ook al niet best gesteld met de schrijverij:
‘Tegen het gewetenloze inkt vermorsen in onze tijd en de steeds hoger stijgende zondvloed van nutteloze en slechte boeken zouden eigenlijk de tijdschriften een dam moeten zijn. Onomkoopbaar, rechtvaardig en streng zouden zij al dat gepruts van onbegaafden, al dat geschrijf waarmee een leeg hoofd een lege buidel probeert vol te schrijven, dat is te zeggen negen tiende van alle boeken, genadeloos moeten afstraffen en daardoor consequent de schrijf manie en de afzetterij moet bestrijden, in plaats van die te bevorderen door in laaghartige verdraagzaamheid gemene zaak te maken met de schrijvers en de uitgever om het publiek van tijd en geld te beroven. […] daar komen al die jubelende recensies van slechte boeken vandaan waarvan de tijdschriften vol staan’.

Nu heb ik nog niet eens gehad over de godsdienst en het lijden in deze wereld. Schopenhauer is atheïst en vindt godsdienst iets voor kinderen. Wie nadenkt over openbaringen zal inzien dat het ook menselijke ideeën en gedachten zijn. Kuitert avant la lettre.  
Hoe Schopenhauer tot zijn ideeën is gekomen moet ik waarschijnlijk uit het boek van Safranski halen. Daar ben ik altijd benieuwd naar: hoe komen mensen tot hun overtuigingen die soms in steen lijken te zijn gebeiteld.
Zo schrijft hij: ‘Hij (God) zou dus een zwak, aan de zonde onderworpen geslacht uit het niets tot aanzijn hebben geroepen om het daarna over te leveren aan een kwelling zonder einde.’

Een vraag van formaat. Zeker, maar – voor mij – toch geen reden om de godsdienst de rug toe te keren zonder te zoeken naar antwoorden? Desnoods je hele leven?
Schopenhauer vindt deze wereld al erg genoeg, ‘zij is het vagevuur, de hel, en aan duivels ontbreekt het er niet. Men hoeft er maar op te letten wat mensen elkaar soms aandoen, met wat voor ingenieuze folteringen de een de ander doodmartelt, en zich dan af te vragen of duivels het beter zouden doen.’
Soms heeft hij wel een beetje gelijk. l’Enfer, c’est les autres.
En toch deugen de meeste mensen wel weer.  Het is maar hoe je het bekijkt.
In ieder geval heb ik het met plezier gelezen.

Ok: nog een uitsmijter:
‘Geld is het menselijke geluk in abstracto; wie het geluk niet in concreto kan genieten, zet dus al zijn zinnen op geld.
 

 

vrijdag 31 december 2021

Vrijheid

In deze tijd worden we voortdurend geconfronteerd met allerlei beperkingen vanwege de voortslepende coronacrisis.
Rondom mij heen hoor ik allerlei klachten dat men zich beknot voelt in zijn/haar vrijheid. De protesten tegen het verplicht vaccineren zijn – m.i. terecht – niet van de lucht. Gelukkig dat de regering daarvoor tot nu toe niet heeft besloten. Dat gaat over politieke vrijheid maar je kunt op zoveel verschillende manieren tegen vrijheid aankijken.

Wat mij fascineert is de geestelijke of spirituele vrijheid.
Maar wat houdt die vrijheid in? Het is iets anders dan de vrije wil waar ik al meer over heb geschreven.
Volgens Descartes is besluiteloosheid de laagste vorm van vrijheid. Dus al dat getwijfel wat in deze dagen zo ‘hot’ is klopt van geen kant. Volgens hem dan.
Volgens John Stuart Mill ben je vrij voor zover je anderen geen schade toebrengt. 
Volgens Spinoza heeft het te maken met autonomie en staat vrijheid tegenover dwang. Wie vrij is schrijft zichzelf de wet voor. Heer/vrouwe en meester/ meesteres zijn over je eigen handelen.
Voltaire was onder de indruk van de geestelijke vrijheid van de Engelsen die zonder gêne over alles schreven en zich verdedigden. (Störig p. 396) Dat was hij niet gewend.
Bij Kant komt het al dichter bij hetgeen ik onder vrijheid versta: de algemene zedelijke wet moeten wij niet gedwongen volgen maar die zouden we, naar het categorisch imperatief, in vrijheid willen volgen. Ik vermijd angstvallig het woord ‘moeten’ want dat is een lastig woord in verband met vrijheid.
Bij Kant begint vrijheid bij het handelen omdat de theoretische rede niets kan zeggen over ‘Ideeën’ waar God onder valt.  Met dat handelen is er de verantwoordelijkheid. Maar dat valt naar mijn idee dan weer onder een ander type vrijheid.

Vrijheid is een paradoxaal begrip. Je kunt het niet empirisch bewijzen, het is een idee wat samenhangt met een bepaalde gehoorzaamheid; een vrijwillig verbinden aan, op voor jou goede gronden, geaccepteerde zaken.
Wanneer ben je vrijer? Als je voortdurende de grenzen van (morele) regels opzoekt en probeert ermee te sjoemelen of wanneer je inzicht hebt verworven in die regels en ze om die reden houdt.
Ik herinner me een boek van Solzjenitsyn ( Ik denk ‘de eerste cirkel’)met een quote die ik niet meer kan terugvinden. In ieder geval ging het over vrij zijn ook al zit je in de gevangenis.
Die geestelijke vrijheid bedoel ik.
Dan maakt het niet uit waar je bent, in lock-down of niet of in welke hoedanigheid; gezond, ziek, zwak of misselijk.

Wanneer je je steeds meer bewust wordt van dat type vrijheid is dat het mooiste begrip wat er is.


Nog een paar quotes die mij raakten:

Vrijheid bestaat in het erkennen van grenzen.
Krishnamurti.

Maar wat is vrijheid zonder wijsheid, en zonder deugd? De grootste van alle mogelijke kwaden; want het is dwaasheid, verdorvenheid en gekte, zonder onderwijs of beperking.
Edmund Burke.

Vrijheid is niet hetzelfde als ongebondenheid. Vrijheid is het vermogen om keuzes te maken en je aan datgene te binden wat het beste voor je is.
Paulo Coelho.

 

woensdag 6 juli 2022

De Franse revolutie dl 1

Geschreven door Johan Op de Beeck (1957) dit jaar. Het leek mij een mooi boek voor mijn vakantieweken in Frankrijk. Ik las eerder van hem 'De Zonnekoning'
Het was een mooi boek, deze digitale versie. Via het boek van Hilary Mantel wist ik al veel achtergronden en dit boek sloot daar op aan ook al stopt het bij het jaar 1793. De rest volgt in het volgende deel.

De gebeurtenissen worden beschreven via de ‘ogen’ van een Belg: François Robert, ook al een advocaat.
Hij was volgens Op de Beeck de rechterhand van Danton. Helaas kan ik me niet meer herinneren dat Hilary Mantel hem noemde. Maar er waren velen spelers op het revolutionaire toneel van die tijd.


Omdat Op de Beeck ook een Belg is, staan er ook hoofdstukken in over de geschiedenis van België wat in die tijd onder Oostenrijks/Habsburgs bewind stond en dat toont aan dat niets op zichzelf staat. Zelfs de Franse Revolutie niet; verweven als hij is met allerlei andere gebeurtenissen.

Veel bekende dingen las ik: over de wijk van de Cordeliers, de wijk waar Robert met zijn vrouw Louise en ook Danton woonde; de vele kranten die geschreven werden in die tijd. Om de vrijheid van meningsuiting te benadrukken maar die weer leidden tot een verwarrende discussiesfeer. De grootste schreeuwers, zoals Marat kregen de meest aandacht. Ach ja, dat was toen ook al zo.  Verwarring alom want wat was waar en wat niet. Complottheorieën maakten iedereen verdacht en angstig.
Wrok en jaloezie speelden hun rol. Sommigen voelen zich altijd een slachtoffer maar ook slachtoffers blijken geen heiligen te zijn.

De strijd tussen de uitgevers Brissot en Hébert, de eerste was spreekbuis van de Girondijnen en de ander van de Jacobijnen/ Sansculotten/ Cordeliers waaruit de Montagnards weer voortkwamen.

Je kunt wel een revolutie beginnen maar wat zijn dan de verdere plannen. Die waren er wel in de verschillende hoofden die zeker van goede wil waren maar om alles op één lijn te krijgen is een ander verhaal. Dat lukte pas weer onder het regime van Napoleon, een aantal jaar later.
Robespierre was de slimste, hield zich het meest op de vlakte en wachtte zijn tijd af. Hetzelfde idee over hem kreeg ik bij Hilary Mantel.

Op de Beeck noemt een paar cruciale gebeurtenissen die hebben geleid tot het vormen van een republiek die op 22 september 1792 werd uitgeroepen, namelijk:

De mislukte ontsnappingspoging van Louis XVI, de dubbelzinnigheden van een halfslachtige grondwet die de koning met zijn vetorecht in stand hield, het onvermijdelijke conflict tussen hem en de wetgevende vergadering, de oorlogsverklaring aan Oostenrijk, het manifest van Braunschweig en de opstand van 10 augustus 1792, de bestorming van de Tuillerieen

Het is wel leuk wanneer - in Dijon -, je oog op zo’n bekende naam valt.



  

woensdag 11 juli 2018

De Mythe van Sisyphus


Geschreven door Albert Camus in 1942. De ondertitel: ‘een essay over het absurde’.
Ik las een vertaling uit 2013.
Van Camus las ik eerder ‘De val’, de Vreemdeling’ en ‘de Pest’.
Dat waren verhalen en deze keer is het een filosofische verhandeling over de (on)zin van het leven gebaseerd op de Mythe van Sisyphus die in Tartarus (het dodenrijk) voor straf steeds maar weer een steen tegen een berg moet oprollen die daarna weer naar beneden valt zodat Sisyphus weer opnieuw kan beginnen.
Dat vertaal ik persoonlijk in: fluitend je ding doen zonder hoop en zonder doel.
Zou ik dat kunnen? Want dan pas ben je een held volgen Camus. Zou hij wel door hebben gehad dat vanuit zijn ‘absurde’ optiek dat heldendom dan ook zonder enige betekenis is?

‘Er bestaat maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: de zelfmoord. Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden, is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie. AL het andere [..] komt pas daarna. Dat is maar spel; eerst moet men antwoord geven.’
Dat probeert hij te doen in de rest van het essay. ‘Het onderwerp van dit opstel is nu juist deze betrekking tussen het absurde en de zelfmoord, de nauwkeurige vaststelling in hoeverre de zelfmoord een oplossing van het absurde is.’

Wat hem dan vooral interesseert zijn de consequenties van de ontdekking van het absurde. (28)
Maar wat bedoelt hij met het absurde?
De wereld begrijpen, dat wil zeggen, tot één geheel zien te krijgen. Dan kan de geest pas tevreden zijn als hij haar tot de termen van het denken herleidt. (30)
Maar dat lukt nooit; de wereld is niet redelijk.
Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de mens die vraagt, en de wereld die op onredelijke wijze zwijgt.
Persoonlijk denk ik dat het andersom is; de wereld is tamelijk redelijk maar de menselijke geest meer flexibel dan alleen redelijk of wetmatig. Volgens Camus denkt Lev Sjestov ook op die manier. Moet ik eens nazoeken.
Kierkegaard is de enige – weer volgens Camus- die het absurdisme, in ieder geval in een gedeelte van zijn leven heeft ontdekt en doorleefd.

Ben je zover dan betekent denken niet langer meer tot eenheid brengen maar veel meer opnieuw leren zien, bewustwording en van ieder beeld iets bijzonders maken. Een extreme bewustheid. (41)
Onder deze druk is de keuze vluchten of blijven.
Voor Sjestov ligt de uitweg daar, waar naar menselijke maatstaven geen uitweg is. Jezelf tot God wenden.
Volgens Camus is voor Sjestov de aanvaarding van het absurde dus het absurde zelf en hij vermijdt hiermee de strijd. Het is een verkapte vlucht.
Ook Kierkegaard maakt die sprong met het verstand als offer. Dat geloof ik trouwens ook niet. Je hoeft je verstand niet op te offeren. Je erkent alleen maar dat er zaken zijn die daarboven uit gaan.
Het mist echter de logische zekerheid. Dat klopt ja, het is een sprong in geloof/vertrouwen. Totaal absurd voor een mens die alleen de rede erkent.
Hoe moet je dan leven, als je je nergens op kunt beroepen en je wijst zelfmoord toch maar af?
Antwoord: bewust, zo nodig in opstand, in vrijheid en hartstochtelijk.
Dat legt hij uit aan de hand van drie voorbeelden; die van Don Juan, van een acteur en van de veroveraar of avonturier.
De meest absurde mens is echter de kunstenaar omdat deze nergens naar vraagt of zoekt maar slechts het leven herhaalt in beelden/woorden.
De kunstenaar staat het hoogst op Camus elitaire ladder omdat hij – denk ik – het meest lijkt op het kind uit de metafoor van Nietzsche. Zijn invloed kom je erg regelmatig tegen.
Dat kind, na de kameel en de leeuw, staat open voor alles, legt tegen niemand verantwoording af, is onschuldig en zegt vol overtuiging ja tegen het leven. (vrij uit Zarathustra’s redevoeringen)
‘Absurde’ kunstwerken, zoals de boeken van Dostojewski, Kafka en natuurlijk de mythe van Sisyphus komen ook aan bod.

Nu zit ik mij af te vragen wat meer moed vereist: zin- en doelloos leven en het beste er maar van maken – wat geen enkel nut heeft - of de sprong in het geloof wagen.
Gaat het eigenlijk wel om moed. Beide keuzes hebben zo hun consequenties.
Redelijk gezien: was Blaise Pascal toch niet gewoon wijzer met zijn gok? (Pensées 2e serie 418) Wat die nieuwe atheïsten er ook van maken? Ik denk het wel.

Ik heb besloten dat ik meer van zijn verhalen hou.



vrijdag 4 juni 2021

Moraal


In 2020 geschreven door Jonathan Sacks.  Het is één van zijn laatste boeken, misschien wel de laatste. Hij heeft de uitbraak van de pandemie nog net meegemaakt en schrijft daarover in het nawoord.

Ondertitel: ‘Waarom we haar nodig hebben en hoe we haar kunnen vinden.’
In dit boek zoomt Sacks uit en probeert lijnen te trekken vanuit het verleden naar het nu over de moraal. Of hoe het komt dat we van die domme, zelfzuchtige mensen zijn geworden.
Interessante vraag natuurlijk.



Je hoeft maar om je heen te kijken en vooral te luisteren hoe we als mensen afzakken naar een niveau waar je erg chagrijnig van wordt. Hebben we moraal nodig? Ja, want een maatschappij zonder normen, waardigheid en onderling vertrouwen valt als los zand uit elkaar, en is het ieder voor zich en daar wordt de wereld niet beter van.

Dat het in deze tijd wel te wensen over laat is duidelijk. Hoe is het zo gekomen en wat kunnen we er aan doen? Als er al iets aan te doen valt. Zelf geloof ik daar niet zo in maar Sacks is een onverbeterlijke positivo.

Dat schreef ik voordat ik het boek helemaal had gelezen. We kúnnen er iets aan doen volgens Sacks. Dat heeft de geschiedenis meerdere malen bewezen. Zie verderop.
Heel kort samengevat: niet meer denken in ‘ik’ maar in ‘wij’.  En dat begint bij jezelf.
Een ‘culturele klimaatverandering’.
Hij beschrijft voornamelijk de laatste vijftig jaar maar maakt regelmatig een uitstapje naar andere tijden en invloedrijke filosofen.  Na de tweede wereldoorlog was er de saamhorigheid van de wederopbouw. Mensen sloegen de handen in elkaar. Sinds de jaren zestig zijn we van een wij- samenleving veranderd in een ik- samenleving maar eigenlijk begon het al bij de reformatie.
En dat vond ik wel interessant om te lezen. Maarten Luther stond persoonlijk tegenover de kerk. Hij vroeg zich af hoe hij een genadige God kreeg (mijn aanvullig). Heel egocentrisch. Maar tegelijkertijd denk ik dat het dan al in het Nieuwe Testament is begonnen waar ieder heel individualistisch  wordt aangesproken om zich te bekeren.

Het boek bestaat uit vijf hoofstukken: 1. Het solitaire zelf 2. Consequentie: de markt en de staat 3. Kunnen we nog debatteren met elkaar? 4. Uit menselijk oogpunt en 5. De weg vooruit.

Allerlei zaken komen langs en wanneer dat zo allemaal achter elkaar beschreven wordt,  word je niet blij.
De klimaatverandering, de sociale misstanden, de graaicultuur, het fake-news gebeuren met daaraan gekoppeld de invloed van de social media, de angst voor ‘de ander’ met als gevolg het populisme.  Vereenzaming, ik-gerichtheid en verslavingen.
Alles hangt met elkaar samen en uit dat alles is het vertrouwen in elkaar weggesijpeld waardoor iedereen op zichzelf wordt teruggeworpen of denkt teruggeworpen te worden/zijn.

Sacks schrijft vanzelfsprekend vanuit de joodse traditie maar is nergens de lezer aan het overtuigen dat dat de enige manier is om tot een oplossing te komen.
Hij ziet in religie in het algemeen een oplossing en hij breekt een lans voor het gezin als gemeenschap waarin zich het startpunt bevindt van de ontwikkeling van de moraal.
Waar vertrouwen en wederzijds respect zou moeten worden geleerd.
Religie ziet hij als basis voor moraliteit. Alle grote religies zijn morele gemeenschappen.

Alles wordt geïllustreerd met onderzoeken, geweldige mensen die hij heeft ontmoet en geweldige boeken die hij heeft gelezen.  /ironie
Die man moet echt veel meer tijd hebben gehad dan een doorsnee mens. Waarschijnlijk had hij een vrouw die als een kippetje achter hem aan liep en voor de gewone dingen zorgde zodat hij zich kon wijden aan het ‘hogere’.  Daarmee wil ik absoluut zijn invloed niet onderschatten want ik waardeer zijn bijdragen aan deze wereld enorm maar ik moet soms wel even slikken.
Nee, ik ga niet in de slachtofferrol vervallen waar Sacks ook fel tegen ageert maar het zou fijn zijn geweest als de christenheid de Bijbel op alle vlakken eens wat serieuzer had genomen en alle mensen als gelijkwaardig had gezien, zo door de eeuwen heen.
Dan zou de wereld er anders hebben uitgezien.
I had a Dream, want ik zie verbeteringen bij de huidige generaties die mijn kinderen bevolken. Om ook maar positief te blijven

Het hoofdstuk over debatteren vond ik heel boeiend. Dat universiteiten geen controversiële sprekers meer durven uitnodigen vanwege de consequenties is uitermate verdrietig. Juist op de plaats waar in alle vrijheid aan waarheidsvinding zou moeten worden gedaan staat de academische vrijheid op het spel.
Op de social media spuien mensen vaak in harde bewoordingen hun mening en luisteren niet naar de ander. Iedereen heeft toch zijn/haar eigen waarheid? Iets van elkaar leren is er niet meer bij.
‘Wanneer woorden falen begint het geweld’. (p 246)
En toch heeft de geschiedenis bewezen dat het anders kan: in de vijftiger jaren van de negentiende eeuw in Amerika: de Tweede Grote Opwekking en ook in het Verenigd Koninkrijk gebeurde iets soortgelijks. (p 337 en 338)
Beiden trouwens geïnitieerd door religieuze groeperingen.

Mooiste stimulerende zin (nu lijk ik de recensent van 'Trouw' wel): ‘Het begint bij ons, met ieder van ons als individu. Vanaf het moment dat we uit onze bubbel komen en ons net zo druk gaan maken over het welzijn van anderen als dat van onszelf, beginnen we de wereld te veranderen op de enige manier die binnen ons bereik ligt: één daad tegelijk, één dag tegelijk, één leven tegelijk.’

Een paar kritiekpunten:

De wilsvrijheid; daar denkt hij in mijn ogen te gemakkelijk over.
‘Godsdienst is de bewaarder van de morele orde’ zegt hij ergens en daar is ook best wat op af te dingen. Ik ken moreel zeer hoogstaande mensen die niet religieus zijn. Verderop neemt hij weer gas terug door te zeggen dat geloofsgemeenschappen veerkrachtiger zijn dan seculiere. Dat is wat anders.
En de bevolkingsgroei waar hij voorstander van lijkt te zijn. Terwijl ik denk dat, hoe hard het ook klinkt, deze pandemie een beetje reguleert.

Een boeiend boek!

 

Show the world and all its people
All the wonders love can bring
Give us strength and understanding
Give us all one song to sing
Let the music play
Play it loud and make it clear
It's time to stand up
To a new world that is now so near
From the bottom to the top
To the leaders of the land
We all have one heart
Everyone of us must lend a hand

…..

And freedom, no more lies
We can save this world if we try
One world I know we can make it
Yes, it's only in your heart
Yes, it's only in your dreams
You can climb the highest mountains
You can make the whole world sing
Oh yeah

 

Die Lionel toch; ook zo’n ras optimist.

 

  

maandag 13 juli 2020

Dat had je gedacht


Geschreven door Marc Slors in 2012.  Hij is hoogleraar cognitiefilosofie. Ik noemde het boek al eerder en ook dat ik het niet helemaal had gelezen. Nu wel want ik ben bezig met een paper over ‘de vrije wil’.

*Zucht* wat heb ik me weer op de hals gehaald. Had ik niet beter een wat minder omvangrijk onderwerp kunnen nemen? Maar ja, hierover heb ik al zoveel gelezen en nagedacht dat het me wel aardig leek. Maar hoe meer ik er – weer – induik, hoe complexer het lijkt te worden.
Zeker om de denkwijze van oudere, achttiende-eeuwse in combinatie met de denkwijze van eigentijdse  filosofen  allemaal overzichtelijk op ‘paper’ te krijgen. Want dat is de opdracht.


Maar eerst dit boek.
Marc Slors definieerde de vrije wil als volgt:
Er zijn twee voorwaarden om een wil vrij te laten zijn:
1. Er moeten keuzemogelijkheden zijn
2. De keuze moet uit het eigen authentieke ik voortkomen.
En gaat vervolgens voornamelijk op het laatste punt.  De vraag hoe vrij die wil dan is wanneer er voorwaarden aan verbonden worden blijft voor mij nog steeds onbeantwoord.
Wat is dat authentieke zelf?  Heeft dat toch te maken met je sekse, geboortejaar en plaats en sociale omgeving? Dan kan ik dat wel een klein beetje met hem eens zijn. Maar dat authentieke wordt toch mede bepaald door al die andere factoren?

Een paar dingen die mij opvielen:
1. Hij combineert de vrije wil voornamelijk met de neurowetenschap. Gezien het jaar van uitgifte begrijp ik dat wel. Het was in de tijd dat de boeken van Swaab en Lamme nogal wat stof deden opwaaien. In de context van de tijd lezen! *grinnik*
2. Hij beschrijft het confabuleren. Achteraf een reden bedenken om je onbewuste handelen redelijk te laten lijken. Is het niet voor een ander dan toch voor jezelf.
Volgens de wiki pagina is het een stoornis van je geheugen, maar ik ervaar het in lichte vorm ook bij medemensen. Ik zou het dan geen stoornis noemen maar een eigenaardigheidje wat toevallig een naam heeft.
3. Zijn ‘wil’ komt voornamelijk in één adem voor in combinatie met ‘handelen’.
Dat laatste verbaasde me wel. Het zijn toch twee verschillende dingen? Tenminste, bij Hannah Arendt wel. Eerst denken, dan willen en dan handelen. Waar wordt dat denken door beïnvloed? Want dat beïnvloed het willen gevolgd door het handelen. 

In zijn epiloog vond ik dan weer dingen waar ik het mee eens was. Een duidelijke definitie over de vrije wil bestaat (?) nog niet. We zijn minder vrij dan we denken; hebben slechts een ‘speelveld’.
De neurowetenschap heeft het voornamelijk over de rol van het bewustzijn en niet over een vrije wil. ‘Hun’ determinisme is gericht op het verleden, over de oorsprong van ons denken en handelen. Ik noem dat even omdat Thomas Muller het over het ‘indeterminisme’ heeft en waarmee in de zaak van de vrije wil geen rekening wordt gehouden. Maar dat moet ik nog allemaal uitvogelen.
Het feit dat onze handelingen vaak gedetermineerd zijn door genen e.d. hoeft geen bewaar te zijn want dat hoort bij je identiteit. Vrijheid moeten we dan definiëren in termen van ‘eigenheid’
Ja, dat snap ik allemaal, maar hoe beperkt is je identiteit? Beperktheid is naar mijn idee niet echt vrijheid.
Dus ja, wij handelen (!) ten dele vrij en ten dele onvrij. (P 186) Maar hoe zit het dan volgens hem met die Wil? Vind hij dat onze wil vrij is om te willen? Daar kom ik niet achter. 

Het uitvloeisel van dat handelen is de veranwoordelijkheidstelling. Daar liggen de echte problemen. De vraag is hoe die twee samengaan.
Duidelijk is ook dat Slors het metafysische determinisme welbewust buiten beschouwing laat. Het gaat hem om een bruikbare en praktische begrippen.  Een pragmaticus.

 

 

 


maandag 21 december 2020

Het gewicht van de woorden

Geschreven door Pascal Mercier(1944) in 2019. Ooit las ik van hem ‘Nachttrein naar Lissabon’ en was óm voor deze schrijver. Daarna ‘de pianostemmer’ wat ik wat minder vond.
Mercier, zijn echte naam is Peter Bieri, is een Zwitsers filosoof. Hij schrijft in het Duits want het is uit het Duits vertaald,  maar met dit boek had ik het om de één of andere reden uit het Italiaans verwacht: 'Il peso della parole',  waarschijnlijk omdat heel veel zich in Italië afspeelt en het ook die sfeer heeft.
Ook heb ik nog een filosofisch werk van hem liggen onder zijn echte naam: ‘Het handwerk van de vrijheid’ met als ondertitel ‘Over de ontdekking van de eigen(!) wil’.
Je snapt: daar ben ik ook benieuwd naar. Alleen ben ik daar weer in blijven steken maar dat komt op een dag wel. En op de plank liggen nog ‘Lea’ en ‘Perlman’s zwijgen’. Ooit in een kringloopwinkel gevonden.


Dit boek lijkt op ‘de Nachttrein’ met z’n vele brieven. Een goede manier om gelaagdheid aan te brengen.

Wanneer een boek mij afhoudt van Netflix, dan vind ik een boek geslaagd. Dat was hier het geval.
Dat gebeurde niet met ‘de storm’ van Grisham. Wat een belabberde schrijver is hij eigenlijk vergeleken met Mercier.
Ander type boek ook. Er moet bij Grisham veel gebeuren wil je er een film van kunnen maken, terwijl bij de filosofische Mercier veel nagedacht wordt over allerlei onderwerpen.
‘Op twee vragen , zei hij, moet een verlicht mens altijd antwoord weten: wat denk ik precies? En: waarom denk ik dat?’

En daar hou ik van. Ik ben ook dol op woorden, en ook vooral geschreven; zwarte tekentjes op een witte ondergrond. Met podcasts heb ik niets; ik wil woorden zien en die op mijn eigen tempo kunnen opslurpen, mijn eigen beelden en ideeën kunnen vormen. Met preken in de kerk heb ik al moeite genoeg om niet af te dwalen.

Simon Leyland is een geboren Brit, maar als vertaler en uitgever in Triëst, Italië beland vanwege zijn huwelijk met Livia. Als kind had hij zich voorgenomen om alle talen te leren die rondom de Middellandse zee werden gesproken.  Gewoon omdat hij dat leuk vond zonder zich de vraag te stellen of hij er ‘iets aan had’. Die onvraag naar het nut die trouwens in het boek niet gesteld werd, viel mij op.
In dit land moet alles iets opleveren. Zomaar iets voor de lol doen is eigenlijk not done.
Wat een onzin en wat een armoe.

In ieder geval is het met al die talen bij Simon niet zover gekomen maar een talenknobbel  en een intens gevoel voor woorden heeft hij wel.
Zijn vrouw Livia komt uit een Italiaanse uitgeversfamilie en heeft de uitgeverij van haar vader geërfd; is betrekkelijk jong gestorven en daarna heeft Leyland de uitgeverij overgenomen. Ze hebben twee kinderen. Sophia en Sidney.
Regelmatig bestookt door migraineaanvallen krijgt hij op een dag het bericht dat hij vanwege een hersentumor nog maar kort te leven heeft – woorden van gewicht -  en hij bereidt zich daarop voor door de uitgeverij te verkopen. Dan blijkt alles op een misverstand te berusten en ja…wat ga je dan doen met je herwonnen leven.
Ik moest denken aan 'de Vlek' van Willem Jan Otten. Daar wordt ook zo’n fout gemaakt. Wat doet dat met een mens? Het hakt er op dat moment in als een mokerslag, maar drie maanden nadat hij zijn leven weer ‘teruggekregen’ heeft is tot Simons eigen verbazing zijn perspectief op het leven alweer veranderd en zijn prioriteiten geen prioriteiten meer.

Na de verkoop van de uitgeverij heeft hij een berg geld en erft ook nog eens een huis van een oom in Londen. Daar gaat hij wonen maar houdt door zijn vertaalwerk banden met de uitgeverij in Triëst en ook met vrienden van een uitgeverij in Londen. Er komen nogal wat mensen langs en ik kan me voorstellen dat het voor sommige lezers teveel is.
Door dat geld kan hij veel goed doen en dat is één van de filosofische problemen die Mercier aankaart. Want waar doe je dat voor? Onbaatzuchtigheid? Toch voor je eigen ego?
Wat doet het met de ontvanger? Ben je verplicht om eeuwige dankbaarheid te tonen?
Andere vraagstukken die aan de orde komen zijn bijvoorbeeld ‘de witte en zwarte  kaste’.
Sophia is verpleegkundige en gaat voor arts studeren en kapt daar op een bepaald moment acuut mee. Ze heeft genoeg van dat aparte gezondheidszorgwereldje met zijn eigen onbegrijpelijke taal. Die witte kaste. Hoe herkenbaar!
Zoon Sidney zit in de advocatuur, de zwarte kaste, en krijgt de nodige morele problemen.

Waarom leven zoveel mensen naar hetgeen van ze verwacht wordt?
Wat is tijd? Kun je je tijd verbeuzelen en is dat dan per definitie verloren  tijd?
Waarom hou je altijd rekening met wat jouw – het gewicht van -  woorden bij de ander teweeg kunnen brengen?
Volgens mij zijn er mensen die dat helemaal niet doen, maar oké.
Dat was een reden voor Leyland om aan zijn overleden vrouw brieven te gaan schrijven. Dan kun je eerlijk zijn en breng je niemand van zijn stuk en het helpt hem zijn gedachten te ordenen. Ook herkenbaar. 
Wat is belangrijker in het leven: je als vertaler druk maken over een komma of inspanningen verrichten voor de zwakkeren in de samenleving?
‘Er bestaat geen ranglijst van belangrijkheid van de dingen waarop je leed en komma’s met elkaar kunt vergelijken.’

Omdat Simon uitvalsverschijnselen krijgt bij zijn migraineaanvallen vraag hij zich af hoe de taal van de geest werkt. Want die ging gewoon door in hem ook al kon hij moeilijk uit zijn woorden komen bij zo’n aanval. De taal van zijn geest bleef ongedeerd. Hij kon het alleen niet uiten.
Ach, ik herinner me nog een mevrouw die, na een hersenbloeding, alleen nog maar ‘do-do’ kon zeggen terwijl ik merkte dat haar geest normaal functioneerde.  Aan de intonatie kon je dan horen of ze kwaad was, onzeker of verdrietig. Wat moeilijk is dat.
Maar op een dag zou je ook je gedachten kwijt kunnen raken. En dan?
Wat zijn herinneringen, welke sporen laat je na in je kinderen, los van je genen.
Niet dat Mercier overal een antwoord op formuleert; hij zet je aan het denken. Er zitten weer veel markeringen in mijn boek.

Negatieve punten zijn de langdradigheid. Simon beleeft van alles en gaat dat ook nog eens aan zijn vrouw schrijven. Dat is dubbelop. Aan het einde van het boek gaat hij zelf een boek schrijven als teken van het vinden van nieuwe woorden denk ik, maar daarover wordt naar mijn mening teveel uitgeweid al geeft het wel weer een inkijkje in de knopen en dilemma's die het schrijven van een boek met zich meebrengen.

È bello scrivere perché riunisce le due goie: parlare da solo e parlare a una folla.
vrij vertaald: Het mooie van schrijven is de combinatie van het spreken met jezelf en het spreken tot een groep.
Vertel mij wat. Hij had ook blogger kunnen worden.

En de muziek van Bach is de achtergrond muziek voor het leven!

 

  

woensdag 22 augustus 2012

Kentering van een huwelijk

Oorspronkelijke titel: Az Igazi/ Judit geschreven door Sándor Márai (1900-1989) Ik heb de negende druk uit 2006 gelezen. Of de titel goed gekozen is? Sándor Márai is een Hongaar en het Hongaars is voor mij totaal onbekend. Uit de Google vertaalmachine komt ‘de werkelijke/ Judit’. Hij schreef het boek tussen 1949 en1978.
Het verhaal speelt zich af onder de bourgeoisie van Budapest rond de 2e Wereldoorlog.
Ilonka, Péter en Judit. Alle drie beschrijven ze praktisch dezelfde periode vanuit hun eigen referentiekader aan een resp. vriendin, vriend en aan een minnaar.
Ilonka doet dat het meest spannend; er was iets aan de hand met Péter, haar man. Maar wát? Het las als een detective…….is Peter homo? Heeft het iets te maken met het Oedipuscomplex? De waarheid bleek veel banaler zoals ook Lázár, de kunstenaar en vriend op de achtergrond, al beweerde. Daarna wordt het niet saai maar juist boeiend om te lezen hoe de andere twee het hebben ervaren omdat je zelf inmiddels door de ogen van Ilonka hebt gekeken.
Ilonka heeft het druk met haar eigen liefdes relatie zoals een vrouw betaamt. Ze wil graag in het hoofd van haar man wonen en hem beheersen, ook zoals een vrouw betaamt, *grinnik* maar dat gaat niet werken. Zelfs een kind en het verlies daarvan verandert hier niets aan.
Péter houdt zich meer bezig met zijn eigen besognes en de vragen van het leven. Hij begrijpt zijn vrouw niet, eigenlijk begrijpt hij geen enkele vrouw en doet ook geen pogingen om haar te begrijpen. Ook zoals een man betaamt?? Zijn visie (Márai’s visie?) op ‘de vrouw’ is best geinig. (p 205-207)
Hij zou de carrièrevrouwen van nu eens moeten zien.
Hij eindigt als eenzame gescheiden man die in de mensheid geen enkele fiducie meer heeft.
Mooi is tot uitdrukking gebracht dat een ieder slechts vervuld is met zichzelf. Wat voor de één heel belangrijk is wordt door de ander totaal genegeerd of slechts aangestipt. Dat heeft existentiële eenzaamheid tot gevolg.
Er staan boeiende gedachten in. Bijvoorbeeld: ‘Het is niet waar dat je door te lijden gelouterd wordt, dat je daardoor een beter, wijzer en begripvoller mens wordt. Integendeel: je wordt er koud, uitgekookt en onverschillig door.’ (Ilonka p 41)
‘Een zonde is niet zozeer iets wat je hebt gedaan, maar iets wat je hebt nagelaten omdat je niet voldoende kracht had om het te doen.’ (Ilonka p 42)
‘Het verstand is niet in staat gevoelens op te wekken of op te heffen, maar het kan ze wel reguleren.’ (Lázár p 110)
‘Veel tragedies in deze wereld zijn kunstmatig en worden grotendeels door leugenachtige theorieën in dubieuze boeken veroorzaakt.’ (Péter p 132) Mijnheer Cathy, die een hekel aan lezen heeft zou hier van smullen; ik vertel het maar niet.
Zo zijn er nog heel veel meer mooie zinnen. Langzaam lezen dus. Ilonka en Péter behoren tot de bourgeoisie en blijven netjes spreken over de bediende Judit. Daardoor komt ze in de eerste twee delen best sympathiek over als een rustige, bedaarde bediende.
Judit heeft een proletariërs achtergrond en vind alles raar en vreemd en is zo meer ‘narrow minded’ dan de anderen. Kleingeestige mensen vinden vaak van alles en nog wat raar en steken dat (helaas) vaak niet onder stoelen of banken. Je kunt dan inderdaad slechts glimlachen. In het derde deel kreeg ik een hekel aan haar. Ik houd gewoon niet van achterbakse slimmigheid en dubbele agenda’s. Haar relaas beschrijft echter wel weer helderder en soms humoristisch de ondergang van de bourgeoisie tijdens de tweede wereldoorlog. (door ‘metaalmoeheid’ *hi-hi*)
Wat toch in mijn geest botste: het verhaal van Judit was op zichzelf heel verhelderend en epiloog-achtig, maar het was te gecultiveerd t.o.v. haar achtergrond en zoals je haar uit de verhalen van Ilonka en Péter hebt leren kennen. Je verwacht van haar helemaal geen stortvloed van woorden en ook niet in die stijl. Of Márai dit bewust heeft gedaan om te laten zien dat ook mensen uit de lagere bevolkingsgroep onverwachte talenten hebben (wat mij betreft is dat een open deur intrappen maar oké….) of dat hij hier een beetje de mist in gegaan is, weet ik niet maar ik neig naar het laatste. Vrijheid van de auteur zullen we dan maar denken. Mmmmm……….als de titel van het boek toch ‘de werkelijke Judit’ is……dan toont het o.a. misschien ook de naïviteit van de bourgeoisie aan, maar dan vind ik ‘Kentering van een huwelijk’ onhandig gekozen. Daar valt nog over na te denken.
Tijdens het lezen schoot onwillekeurig dat refrein van het lied van Alan Parson: ‘Don't answer me’ door mijn hoofd:
Don't answer me, don't break the silence
Don't let me win
Don't answer me, stay on your island
Don't let me in

Márai is in ieder geval een schrijver waar ik meer van wil lezen.