Deze RK theoloog uit de orde van de Jezuïeten heeft dit als voordracht gehouden in 1980 en 1982. Daarvan is dit boekje een samenvatting. Hij gaat hier bijvoorbeeld niet in op het verschil van het natuurlijke kwaad of het morele.
Het is een dun boekje maar met één van de grootste vragen die de mens kan bezighouden. Mij tenminste wel. De Theodicee.
Waarom laat God ons lijden?
Het was lang een reden voor mij om geen christen te worden. In het dorp waar ik opgroeide zag en hoorde ik, dat wanneer je christen werd, je ook allerlei beproevingen werden toebedeeld.
Je verloor je man, vrouw of kinderen of je gezondheid. Net als bij Job. Allemaal om je geloof te testen. Nou, daar bedankte ik voor. Ik vond en vind het niet eerlijk wanneer God over de rug van anderen mijn geloof zou willen ‘beproeven’. Gek eigenlijk dat juist zulke dingen dan blijven hangen in een omgeving waar ook veel over God werd gesproken op een positieve manier. Nu denk ik: angst.
Zo heb ik God ooit voorgehouden....ja ja, lekker aanmatigend..... dat wanneer ik toch christen zou worden, ik het niet zou accepteren dat ik geliefden zou moeten missen. Dan zou ik Hem meteen mijn rug toekeren.
Ik moet zeggen dat het; behalve op de ‘natuurlijke’ manier van ouderdom, tot nu toe niet is gebeurd.
Een verklaring heb ik daar niet voor maar ik ben Hem er echt enorm dankbaar voor.
Heb ik mezelf daarmee levenslessen ontzegd? Dat zij dan maar zo.
Bij Maria Rosseels herkende ik de gedachten dat lijden niet per definitie betere gelovigen oplevert. Rahner schrijft daarover in zijn derde argument.
Het vervelende van dit geschrift is dat er eigenlijk ook geen antwoord komt op deze existentiële vraag. Verwachtte ik dat dan? Nee, niet echt.
Ik vermoed dat in dit leven er nooit een afdoend antwoord zal komen maar ik verwachtte wel handvaten. En eigenlijk geeft hij die wel maar niet één die ik wil horen. Misschien moet ik geestelijk verder groeien.
Het prettige is dat ook Rahner geen genoegen neemt met de bekende argumenten.
Hij neemt ze allemaal wel zeer serieus; ze hebben ook wel een bepaalde geldigheid, maar ze voldoen voor hem net zomin als voor mij.
Hij brengt het verschil in ‘toelaten’ en ‘bewerkstelligen’ naar voren. Dat lijkt een heel verschil maar is het in feite niet. Want wat betekenen toelaten of bewerkstelligen wanneer dit van een God wordt gezegd die Zelf oorzaak en grond van de realiteit is?
Mijn idee: Mogelijk vinden wij dat verschil belangrijk in een poging het lijden een beetje te kunnen plaatsen en begrijpen. Alsof toelaten minder erg is dan bewerkstelligen ofzo. Maar toelaten en er niets tegen doen is net zo 'erg' als bewerkstelligen.
Rahner benoemt vier klassieke argumenten maar vooraf zegt hij dat het geen zin heeft om de schuld op andere creaturen te schuiven zoals engelen of demonen. Daar schieten we niets mee op. Dat ben ik geheel met hem eens. In de Evangelische wereld is dat nogal eens het geval. Het kwaad werd/wordt dan vooral buiten zichzelf gezocht en dat is een grote misvatting.
De scheidslijn tussen goed en kwaad loopt dwars door ieder mensenhart. Hier heb ik wat meer gedachten daarover geschreven.
Rahner houdt zich verre van de dialectiek van het dualisme; dat er kwaad moet zijn om het goede te kunnen zien. Dat er donker moet zijn om het licht te kennen.
Ik ben ook bang dat je daarmee in het heidense Zoroastristische moeras verdwijnt ook al is op zo’n manier denken heel aantrekkelijk.
Dan zou er toch niet in de Bijbel staan dat God het kwaad heeft geschapen? Het was niet een kwestie van het Zich terugtrekken om zo ruimte te maken voor het ‘on-licht‘ .
Het kwaad kwam erbij en kreeg een plek. Dan heeft dat ook een bedoeling lijkt mij.
De argumenten die Rahner behandelt:
1. Lijden als natuurlijk bijverschijnsel van de zich ontwikkelende wereld.
Het eten en gegeten worden. De één zijn dood is de ander zijn brood. Logisch gedacht want anders zou de aarde veel te vol worden. Maar dat betekent het bagatelliseren van de wreedheid tussen mensen onderling.
Het verklaart niet de vraag.
2. Lijden vanwege de vrijheid van het creatuur en de daaruit volgende schuld.
Alles is terug te voeren op de keuze voor het kwaad van het schepsel. Oftewel de zondenval.
Maar dat negeert het feit dat de menselijke vrijheid omvat wordt door Gods soevereine beschikking. Zo werd en wordt binnen de Christelijk theologie beleden.
Indirect is Rahner ook geen voorstander van de vrije wil.
‘Maar dit alles verandert niets aan de fundamentele overtuiging van alle Christelijke theologie dat een dergelijke verabsolutering en autonomie van onze vrijheid in tegenspraak is met het christelijke godsbegrip’.
Dan zou het lijden dat voortkomt uit die vrijheid slechts informatie zijn die weer verdwijnt in de Goddelijke wil.
Is de mens verantwoordelijk? Jawel, en hoe dat spoort met de verantwoordelijkheid van God blijft een mysterie. Dus ook dit is geen sluitend antwoord.
3. Lijden als beproeving en vorming.
Dat heb ik ook lang gedacht. En dat wordt ook veel gedacht. Lijden als ‘Soulmaking’.
Ook al zou dat zo zijn….. hoe is het dan te verklaren dat jonge kinderen sterven; dat ouderen gaan dementeren? Dat er zovelen zijn die niet tot morele rijping komen?
En er valt zonder lijden toch ook genoeg te leren?
Ook dit argument is ontoereikend.
4. Lijden met als verwijzing het eeuwige leven waar geen dood of rouw meer zal zijn.
Is lijden dan een noodzakelijk middel tot het eeuwige leven? Biedt dit troost? Hoe zal men vanuit het hiernamaals terugkijken? Ook dit rechtvaardigt het lijden niet.
Dan komt Rahner tot zijn ‘conclusie’: het lijden is onbegrijpelijk en past bij een onbegrijpelijke God. Het is zaak je zelf in onvoorwaardelijke, aanbiddende liefde over te geven aan deze God.
Zo systematisch rationeel als Rahner is in het weerleggen van de argumenten; zo spiritueel is zijn conclusie.
Natuurlijk heeft hij gelijk maar dáárvoor hoefde hij zich deze vraag niet te stellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten