*Zucht* wat heb ik me weer op de hals gehaald. Had ik niet beter een wat minder omvangrijk onderwerp kunnen nemen? Maar ja, hierover heb ik al zoveel gelezen en nagedacht dat het me wel aardig leek. Maar hoe meer ik er – weer – induik, hoe complexer het lijkt te worden.
Zeker om de denkwijze van oudere, achttiende-eeuwse in combinatie met de denkwijze van eigentijdse filosofen allemaal overzichtelijk op ‘paper’ te krijgen. Want dat is de opdracht.
Maar eerst dit boek.
Marc Slors definieerde de vrije wil als volgt:
Er zijn twee voorwaarden om een wil vrij te laten zijn:
1. Er moeten keuzemogelijkheden zijn
2. De keuze moet uit het eigen authentieke ik voortkomen.
En gaat vervolgens voornamelijk op het laatste punt. De vraag hoe vrij die wil dan is wanneer er
voorwaarden aan verbonden worden blijft voor mij nog steeds onbeantwoord.
Wat is dat authentieke zelf? Heeft dat
toch te maken met je sekse, geboortejaar en plaats en sociale omgeving? Dan kan
ik dat wel een klein beetje met hem eens zijn. Maar dat authentieke wordt toch mede
bepaald door al die andere factoren?
Een paar dingen die mij opvielen:
1. Hij combineert de vrije wil voornamelijk met de neurowetenschap. Gezien het
jaar van uitgifte begrijp ik dat wel. Het was in de tijd dat de boeken van
Swaab en Lamme nogal wat stof deden opwaaien. In de context van de tijd lezen!
*grinnik*
2. Hij beschrijft het confabuleren. Achteraf een reden bedenken om je onbewuste
handelen redelijk te laten lijken. Is het niet voor een ander dan toch voor
jezelf.
Volgens de wiki pagina is het een stoornis van je geheugen, maar ik ervaar het
in lichte vorm ook bij medemensen. Ik zou het dan geen stoornis noemen maar een
eigenaardigheidje wat toevallig een naam heeft.
3. Zijn ‘wil’ komt voornamelijk in één adem voor in combinatie met ‘handelen’.
Dat laatste verbaasde me wel. Het zijn toch twee verschillende dingen? Tenminste, bij Hannah Arendt wel. Eerst denken, dan willen en dan handelen. Waar wordt dat denken door beïnvloed? Want dat beïnvloed het willen gevolgd door het handelen.
In zijn epiloog vond ik dan weer dingen waar ik het mee eens
was. Een duidelijke definitie over de vrije wil bestaat (?) nog niet. We zijn
minder vrij dan we denken; hebben slechts een ‘speelveld’.
De neurowetenschap heeft het voornamelijk over de rol van het bewustzijn en
niet over een vrije wil. ‘Hun’ determinisme is gericht op het verleden, over de
oorsprong van ons denken en handelen. Ik noem dat even omdat Thomas Muller het
over het ‘indeterminisme’ heeft en waarmee in de zaak van de vrije wil geen rekening
wordt gehouden. Maar dat moet ik nog allemaal uitvogelen.
Het feit dat onze handelingen vaak gedetermineerd zijn door genen e.d. hoeft
geen bewaar te zijn want dat hoort bij je identiteit. Vrijheid moeten we dan definiëren
in termen van ‘eigenheid’
Ja, dat snap ik allemaal, maar hoe beperkt is je identiteit? Beperktheid is naar
mijn idee niet echt vrijheid.
Dus ja, wij handelen (!) ten dele vrij en ten dele onvrij. (P 186) Maar hoe zit het dan volgens hem met die Wil? Vind hij dat onze wil vrij is om te willen? Daar kom ik niet achter.
Het uitvloeisel van dat handelen is de veranwoordelijkheidstelling. Daar liggen
de echte problemen. De vraag is hoe die twee samengaan.
Duidelijk is ook dat Slors het metafysische determinisme welbewust buiten
beschouwing laat. Het gaat hem om een bruikbare en praktische begrippen. Een pragmaticus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten