Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Anders zijn. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Anders zijn. Sorteren op datum Alle posts tonen

donderdag 16 augustus 2018

Dis




Ik blijf nog even bij Moring want na Louteringsberg moest ik Dis nog lezen. En inmiddels ligt ‘Eden’ (2017) ook te wachten. Om te completeren.

‘Dis’ schreef hij in 2006. Ik begin de structuur ook (eindelijk) door te krijgen. Eerst zat ik een beetje verdwaasd naar al die cirkeltjes te kijken die in het boek voorkomen totdat ik doorkreeg dat het misschien de hellekringen zouden kunnen verbeelden. ‘Dis’, ‘Louteringsberg’ en ‘Eden’ horen bij elkaar zoals de hel, het purgatorium en de hemel van Dante’s ‘Goddelijke Komedie.
In ‘Dis’ zijn er de hellekringen. (Zo zou ik het ook doen wanneer ik boeken zou schrijven: een of ander systeem er in aanbrengen.)
‘Dis, zei hij, de stad in de hel. Waar alle zwaktes bijeenkomen, een getrouwere afspiegeling van de wereld is er niet. Vergeet het Purgatorio, laat het Paradiso ongelezen. De hel is niets dan dat. Dat is de wereld.’[…]’Nee, ik geloof niet dat de wereld slecht is en ook niet dat de mens slecht is. Maar ik ben ook niet zo’n dromerige socialist die denkt dat wij in aanleg goed zijn en alleen bedorven raken door de omstandigheden. We zijn zwak.’
Dis is de hel; verbeeld door de avond van de 27ste juni negentientachig(!) - daar is ie weer – in Assen; de ‘anus mundi’, aan de vooravond van de TT.
De sfeer is ook helachtig: ‘spuiten en slikken’ zouden we nu zeggen, drinken, dansen, zingen, vechten en copuleren.
‘Ze schudde de krullen uit haar gezicht en terwijl ze haar hoofd in haar nek gooide, opende ze haar mond tot een gat waar de hele stad in kon verdwijnen.’
Jacob Noach is de hoofdpersoon. Hij heeft in tegenstelling tot zijn ouders en broer de oorlog overleefd door ondergedoken te zitten bij een boer in een hol onder de grond.
Wanneer hij na de oorlog terug gaat naar zijn ouderlijk huis, in Assen, woont er iemand anders. Die verjaagt hij en bouwt er zijn gezin en imperium op.
Drie dochters krijgt hij, die in negentientachtig de volwassen leeftijd hebben bereikt.

Er zijn overeenkomsten met De ‘Goddelijke Komedie’ want op een gegeven moment verongelukt Jacob en loopt hij door Assen/de hel als Dante met ‘de wandelende Jood’ als Vergilius. Daar leert hij zichzelf pas echt kennen en komt tot de ontdekking dat hij zoals zovele anderen het leven heeft geleefd wat voor hem klaarlag en eigenlijk nooit echt zijn eigen leven leefde.
Maar soms heb ik ook het idee dat Moring zich te veel verliest in al die overeenkomsten met de klassieke literatuur wat de filosofische diepgang en verhaallijn niet echt ten goede komen.
Het is hier en daar wat rommelig en er blijven naar mijn gevoel losse eindjes over. Maar misschien lost zich dat op in ‘Eden’.
Marcus Kolpa doet in dit boek uitgebreid zijn intrede, die in ‘Louteringsberg’ de hoofdrol speelt.
Daar heeft hij een relatie gehad met de jongste dochter van Jacob Noach: Chaja.
Hij is hier bezig met zijn Odyssee.

Wat ik mezelf ook zat af te vragen: Je bent joods wanneer je moeder dat is. Jacob Noach trouwt met een Hollandse boerendochter dus zijn dochters zijn niet joods.
Hoeveel lopen er zo rond op de wereld? Die denken dat ze het zijn maar het niet zijn. En anderen die er geen idee van hebben misschien wel jood zijn volgens deze regel?
Gelukkig kent de hemelse Herder zijn schapen, zullen we maar denken.

Regelmatig komen er bekenden langs zoals ‘de tuinman en de dood’,
Sancho Panza, wat mijn kleindochter zo parmantig weet te vertellen wanneer ze wijst naar twee houtsnijwerkjes op mijn kast. (Don Quichot en Sancho Panza)
En ‘Wie rijdt zo laat door nacht en wind? Het is de vader met zijn kind.... uit Der Erlkönig van Goethe.

Deze verwijzingen herkende ik, maar er zullen er ongetwijfeld ook langs me heen zijn gegaan.








donderdag 1 november 2018

Postkantoor



Geschreven door Charles Bukowski (1920 – 1994) in 1971. Een Amerikaans schrijver en dichter van Pools/ Duitse afkomst.
Dit was zijn debuut en autobiografisch. Ik las een digitale versie naar de derde druk uit 1988.
’ s’ Ochtends was het ochtend en ik leefde nog steeds. Misschien schrijf ik wel een roman, dacht ik. En dat deed ik toen.’

Wat vond ik ervan. Lastig, ik werd er depri van.
Wat is dit voor mensenleven. Is dit wel leven? Het zal in werkelijkheid wel iets anders zijn geweest maar afgaande op dit boek; afschuwelijk.
Zo doelloos, zinloos en nutteloos. 'Don't try'
Een leven dat bestaat uit slapen, werken, gokken, seks en drinken; gelardeerd met vloeken. (dus niet geschikt voor tere zielen)

Henry Chinaski, zijn alter ego, beschrijft zijn werkende periode bij een postkantoor zoals de titel al zegt. Hij is een beetje een dwarsligger en heeft het regelmatig aan de stok met zijn superieuren.
Vier à vijf vrouwen passeren in die tijd de revue.
Ik weet gewoon niet wat ik er meer over kan zeggen behalve dat het ook een aanklacht tegen de bureaucratie is.
Gelukkig zijn de mannen in mijn buurt niet zo. En als ze wel zo zijn ben ik blij dat ik dat niet merk. *grinnik*
Ik heb geen antenne om deze mijnheer te waarderen. Naar andere schrijfsels van hem ben ik niet nieuwsgierig.
Ik was nog wel even nieuwsgierig naar zijn dichterskwaliteiten. Op het wereldwijdeweb vond ik dit; in het Engels anders lijkt het helemaal nergens naar en niet compleet vanwege gedoe maar het geeft ook de sfeer van het boek weer:

100 million Chinese bugs on the stairway to
hell,
come drink with me
rub my back with me;
this filth-pitched room,
floor covered with yellow newspapers
3 weeks old; bottle caps, a red
pencil, a rip of
toilet paper, these odd bits of
broken things;
[…….]
in the morning there is blood on the sheet
from a broken sore upon my
back.
putting on a shirt that rips across my
back, rotten rag of a thing,
and putting on pants with a rip in the
crotch, I find in the mailbox
(along with other treats):
“Dear Mr. Bukowski:
Would like to see more of your poems for
possible inclusion in
—–Poetry Review.
How’s it going?”

dinsdag 27 september 2022

Hierna


Ondertitel: een cultuurgeschiedenis van de hemel.
Geschreven door Catherine Wolff, vorig jaar september. In het Engels: ‘Beyond: How Humankind Thinks About Heaven’.
Deze dame heeft geen klinkende titels voor haar naam staan (of ze negeert ze) maar duidelijk is dat ze weet waar ze het over heeft en dat ze veel onderzoek heeft gedaan.
“Het is”, zo schrijft ze, “haar eigen zoektocht naar kennis van en hoop op een voortzetting van het leven”.

Nee, dit is geen boek over hoe de hemel eruit ziet maar hoe mensen door de eeuwen heen erover hebben gedacht en geschreven en op andere manieren zich hebben geuit.
Boeiende materie want iedereen denkt daar wel eens over; wat komt er na de dood, bestaat er überhaupt een hemel - en hel -   en hoe zien die er dan uit.



De gedachten over het hiernamaals uit alle grote religies komen langs: het Hindoeïsme en Boeddhisme, het Jodendom, de Islam en het Christendom. Plus wat kleinere bewegingen zoals het spiritisme waar Sir Arthur Conan Doyle een bekende aanhanger van was. Het boek ‘Arthur en George’ van Finch gaat daarover.

Psychedelica en wetenschappelijk onderzoek. Parapsychologie, de Godspot en BDE ervaringen.

Wanneer ik zo lees over alle religies merk ik dat overal en altijd het verlangen naar voren komt naar gerechtigheid, volmaaktheid en voortbestaan. Soms in de vorm van reïncarnatie.  
Elke religie heeft zo haar eigen beelden, woorden en vormen maar deze behoeftes zijn universeel en kun je daarin teruglezen.
Dat is best wonderlijk.

De echte oorsprong van religie blijft in nevelen gehuld. En dat verbaast me eigenlijk niet.
Wolff noemt wel de vijf stadia van John Lubbock: Atheïsme,  Fetisjisme (god in een voorwerp),  Totemisme( in de natuur zijn goede en kwade geesten)en Sjamanisme (de goden leven in een afzonderlijk rijk) en de afgoderij. (het maken van goden in menselijke gedaanten). Daar zouden volgens mij de Dromers van de Aboriginals (p28 ) nog tussen gepast moeten worden maar die waren mogelijk niet bekend bij Lubbock.
Ach, zo’n lijstje is ook weer aan veranderingen onderhevig. Merlin Donald dacht er honderd jaar later weer anders over.
Hij gaat voor een ‘mimetische’ cultuur bij primaten. Gebaseerd op gebaren en nabootsen waar dan weer rituelen uit voort vloeiden.

De oorsprong van religie kan liggen in het gevoel van betekenis geven wat zich bij de bewustwording mee ontwikkelde; de overweldigende krachten van de natuur en de daarmee gepaard gaande angsten. Of het geloof in een voortzetting van dit leven na de dood wat kennelijk toch universeel lijkt te zijn.
Maar dán moet er logischerwijs in de mens iets zijn wat ‘on-lichamelijk’ is denk ik. We noemen dat nu de ziel.
Wellicht is het een combinatie van al deze factoren. Hóe je in het hier en nu leeft is wel van belang. Ook een universeel idee.

In het Jodendom gaf God zijn wetten aan de joden voor het leven maar er werd weinig over de dood of wat erna komt gesproken. Er ontwikkelde zich wel een idee over het hiernamaals, de Sjeool.  In het Grieks: Hades

En volgens mij van de 'Olam Haba' de toekomende wereld. De tijd van de Messias. Maar oké, dat is in het hier en nu.
In het Christendom, meer gebaseerd op het Nieuwe Testament,  golfde het geloven in hemel en hel wat heen en weer. Jezus verkondigde het Koninkrijk de Hemelen en sprak over de levende doden in Matt 22: 29, 31-32. In Matt 25 spreekt Hij over het laatste oordeel waarin de mensen die rechtvaardigheid verspreiden, hongerigen voeden, zorgen voor de armen en verdrukten en de vreemdeling welkom heten. Zij zullen in heerlijkheid worden opgenomen.
Paulus sprak over een transformatie van gelovigen die steeds meer op Jezus zouden gaan lijken en hij verwachtte een spoedige wederkomst met daaraan verbonden een eeuwig leven.
Dat bleek niet te kloppen want we zijn nu tweeduizend jaar verder, dus moet er geherinterpreteerd worden.

In de vroege tijd en middeleeuwen ontstonden levendige beelden over het leven hierna: denk aan Jeroen Bosch, Dante Alighieri en Michelangelo. Dat was wel zo handig om de grote groep van ongeletterde gelovigen in het gareel te houden.
Na de reformatie en contrareformatie gingen de ideeën en meningen uit elkaar lopen.
Mystici en pragmatici ontwikkelden allemaal hun eigen ideeën; er zijn er inmiddels net zoveel als er kerkverbanden zijn.
Op een dag zullen we het weten (of nooit, wanneer er niets is maar dat geloof ik niet) want tot nu toe is er ‘niemand die met een verifieerbaar verslag uit het hiernamaals is teruggekomen.’

In de andere religies zijn ook allerlei gedachten over het leven hier en hierna. De overkoepelende ideeën zijn dat je goed leeft en dan beloond zult worden.
'Wat gij niet wilt dat u geschied....'
Daartussen is het Christendom toch uniek.
Omdat we niets hoeven te doen voor een leven in de hemel of op de vernieuwde aarde; het is allemaal voor ons gedaan. We hoeven het alleen maar te geloven.
Eerst de overgave in geloof en dan zul je het zien. Dan ga je anders denken en anders willen. Meer in overeenstemming met de Goddelijke wil die Hij kenbaar heeft gemaakt in zijn leefregels. Ehm…wel met vallen en opstaan. Helaas.
Nu was er nog iets wat ik wilde melden maar dat floepte mijn brein weer uit.

In ieder geval geeft een leven na dit leven hoop aan talloze mensen al is het niet aan iedereen. Er  zijn er die beslist geen leven na dit leven ambiëren.
Langzamerhand raak ik er ook van overtuigd dat a(nti)theïsten een vorm van angst kennen. Een angst van een ‘Olam Haba’ die niet onder controle te krijgen is, nu niet en ‘morgen’ ook niet in tegenstelling tot het geloof in de wetenschap. De wetenschap heeft de pretentie en illusie om alles op een dag onder controle te hebben. Dat was in ieder geval het streven van Stephen Hawking.
Bij zoiets vaags als een hiernamaals zal dat nooit lukken en het roept vaak angst op wanneer je niet weet waar je aan toe bent.

Wat moet je met een ‘Lichtstad met uw paarlen poorten…’ ?
Ik moet altijd een beetje  grinniken wanneer dit gezongen wordt. Zeker, het is hoopgevend maar of het realistische is blijft wel de vraag.
Het komt uit de Openbaringen van Johannes, het laatste Bijbelboek. Maar in zijn visioenen  komen zoveel wonderlijke beelden naar voren dat ik ze niet meer letterlijk kan nemen.
Het is ook duizend keer boeiender om naar betekenissen te zoeken.

Iets waar ik bijvoorbeeld steeds weer tegenaan loop is dat Hemelse Jeruzalem waar zij, die Zijn geboden doen naar binnen mogen. (Openb 22: 14, 15)  Ontuchtplegers, moordenaars en leugenaars mogen die stad niet in. Maar, zo vraag ik mij dan af: zijn die daar dan nog?  Zijn zij niet allang geoordeeld en weg?
Misschien moet ik het geestelijk allemaal eens in elkaar zien te passen. Werk aan de winkel.

Al met al is het boek een aanrader ook al valt het mij op dat ze weinig schrijft over de hel.

 

…Who Wants to Live Forever?....

zaterdag 17 maart 2018

John Locke


John Locke (1632 – 1704) is de volgende filosoof. Hetzelfde bouwjaar als Spinoza maar hij was de grondlegger van het Empirisme. Ook Locke woonde een tijdje in Nederland, net als Descartes, Bayle (komt later) en natuurlijk Erasmus en Spinoza.
We zijn zo’n gezellig tolerant landje. Dat meen ik echt. Het is fijn wanneer (vervolgde) mensen hier een plekje weten te vinden.

Empirisme: wat kan er proefondervindelijk, uit de ervaring, uit de zintuigen begrepen worden. Dit in tegenstelling tot het Rationalisme dat het verstand als belangrijkste kenbron heeft. Verder hebben die twee best veel raakvlakken.

Natuurlijk laat Locke zijn verstand niet bepaald ongebruikt maar hij heeft zo zijn reserves bij de mogelijkheden van het verstand. Daarom noemt hij zijn eerst werk: ‘An Essay concerning Human Understanding’. (1689)
Voor welke dingen is ons verstand geschikt en voor welke niet. De kentheorie.
Je komt ter wereld als een onbeschreven blad, een ‘tabula rasa’ en dat wordt gevuld met ideeën. Locke gelooft niet in Platoonse en Cartesiaanse aangeboren ideeën of principes. Hierin volgt hij Aristoteles.
Alle prikkels uit de buitenwereld gaan via de zintuigen van de mens en worden ‘verbouwd’ tot ideeën en op die manier worden we ons bewust en krijgen we een algemeen begrip van de dingen om ons heen. Gewaarwording en reflectie. ‘Ideas of Sensation’ en ‘Ideas of Reflection’.

Dan begint het indelen:
Er zijn enkelvoudige en complexe ideeën en primaire en secundaire kwaliteiten.
Enkelvoudige ideeën zijn ideeën die niet verder kunnen worden onderverdeeld. Bijvoorbeeld ‘geel’.
Complexe ideeën zijn combinaties van enkelvoudige ideeën en onder te verdelen in ideeën van substanties, modes en relaties.
Substanties zijn ideeën, materieel of immaterieel uit de buitenwereld. We kunnen ze inventariseren maar de essentie van een substantie niet echt kennen.
Een ‘real essence’ is wat iets maakt wat het is en wat we niet echt kunnen kennen en een ‘nominal essence’ is een abstract idee dat we daarvan maken en zijn dus cultuurafhankelijk.
Dit is even heel kort gezegd maar anders snap ik het niet meer.
‘Modes’ zijn complexe ideeën over kwaliteiten die afhankelijk zijn van hun bestaan. We kunnen er kennis van hebben. Bijvoorbeeld driehoek, moord, diefstal, dankbaarheid. Ze bestaan niet op zichzelf maar zijn afhankelijke van onze definities. En op deze definities kunnen we verder bouwen of dat nu binnen de wiskunde is of de moraal.
Dan heb je ook nog ‘mixed modes’ maar dat vind ik wel best.
Later in zijn essay schrijft hij dat intuïtieve kennis het meest betrouwbaar is. Maar dat komt dan voort uit ons kenvermogen.

Primaire kwaliteiten zijn de objectief waar te nemen kenmerken van dingen. En Secundaire kwaliteiten zijn de eigenschappen die samenhangen met het subject (persoon) zoals smaak, geur en kleur maar hebben het vermogen om primaire kwaliteiten op te wekken.
Op deze manier denken geeft de mogelijkheden om te meten en een onderzoeksprogramma op te stellen…het begin van de moderne natuurwetenschap. Hij schept kaders.
Daarop wordt vrolijk verder gebouwd – positief of negatief - door bijvoorbeeld Georg Berkeley, David Hume en John Stuart Mill.
Ook op politiek terrein heeft Locke veel nagedacht en geschreven maar daar hebben we het niet over gehad.

Hoe zit het met deze filosoof en God?
Daar heb ik slechts zijdelings iets over gehoord dus ben ik zelf maar op onderzoek uit gegaan
Hij schreef namelijk in 1685 een ‘Epistola de Tolerantia’ als reactie op de burgeroorlogen en massale religieuze vervolgingen die in Europa waren losgebarsten als gevolg van de Reformatie en later door het herroepen van het edict van Nantes door Lodewijk de Veertiende.

De kern van Lockes gedachtegang is dat het geloof door geen enkele uitwendige macht afgedwongen kan en mag worden.
Dit was niet echt nieuw maar hij werkte het argument verder uit en liet zien dat gewetensvrijheid ook godsdienstvrijheid impliceerde. Het hoort bij het begrip tolerantie dat mensen hun geloof in het openbaar kunnen uitdragen, mits de gemeenschap van gelovigen zich aan de landelijke wetten houdt.
Alleen voor atheïsme was geen plaats. Want als God en het hiernamaals zouden wegvallen zou dat op termijn de politieke orde ondermijnen.
De mens is geschapen in een natuurstaat naar Gods beeld en is begiftigd met rede en een geweten.
Hoe hij dat combineert met ‘tabula rasa’ begrijp ik niet en ook wel wonderlijk dat Locke ervan overtuigd is dat onze zintuigen het enige medium zijn tussen onszelf en de werkelijkheid en toch in God gelooft.
Volgens ‘Oriëntatie in de filosofie’ van Prof. Dr. Gijsbert van der Brink heeft Locke in zijn latere leven nog commentaren geschreven op de brieven van Paulus.

Jammer dat in onze gezindte filosofie niet populair is. Wie weet hoeveel interessants hij nog bedacht heeft wat niet paste in de voorgekauwde kennis van de kerk.
Isaac Newton vond tenslotte ook iets interessants in 1 Joh 5:7 en 1 Tim 3:16.

Op een dag moet ik de filosofen toch maar eens zelf gaan lezen.
Op Lucepedia heb ik nog iets kunnen vinden en er staat een heel ‘lockeproject’ op het wereldwijdeweb van onze docent waar je een tekst kunt aanklikken bij 'Texts' en ‘List with scriptural passages (1695-1697)’


Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.


dinsdag 19 januari 2021

Genesis


Geschreven door Jonathan Sacks, maar wanneer precies weet ik niet. Dit eerste deel gaat over individuen en families, in tegenstelling tot Exodus wat over de geboorte van een volk gaat.
Dit boek bestaat ook weer uit twaalf parasjot.   Letterlijke betekenis: gedeelte. 

In een wekelijkse parasja  die ik toegestuurd krijg van het CIS (Centrum voor Israël studies) wordt de vraag gesteld waarom de Bijbel niet begint met Exodus.
Dat geldt toch als het begin van het Joodse volk en het begin van de Joodse kalender? 'Deze maand zal voor u het begin van de maanden zijn. Hij zal voor u de eerste zijn van de maanden van het jaar. ' (Ex. 12:2).

De grote geleerde Nachmanides (1194-1270) geeft op deze vraag het volgende antwoord: 'Het is noodzakelijk de Thora te beginnen met 'In den beginne schiep G'd den hemel en de aarde' (Gen. 1:1), want dit is de basis van het geloof (Hebr. 'Emoena'). Je zult eerst in G'd als Schepper van deze wereld moeten geloven, voor je Zijn geboden in acht kunt nemen. Het geloof in G'd gaat aan al het andere vooraf.'
Ook Sacks komt tot deze conclusie.

De Thora is een boek over hoe te leven.
Wat moet ik doen, hoe behoor ik te leven en wat voor type mens moet ik proberen te worden. Dus geen wetenschappelijk boek. Hij gaat dan ook voorbij aan de discussies over al dan niet letterlijk lezen. Belangrijker is dat uit de verhalen levenslessen te trekken zijn voor alle tijden en plaatsen. Hij maakt, net als in Exodus, rijkelijk gebruik van de Midrasjiem.
Sacks sluit aan bij de ‘rede over de menselijke waardigheid’ van Pico della Mirandola uit de vijftiende eeuw. De mens moet zichzelf scheppen.
Deze rede betekende een breuk met de christelijke leer dat de mens ongeneeslijk bedorven zou zijn en de Platoonse gedachte dat de mens aan onveranderlijke vormen gebonden zou zijn.

God heeft geen beeld dus waarnaar is de mens dan geschapen?  Wel: naar een vrijheid die niet is ingeperkt door natuurwetten – waar wel wat op af te dingen valt volgens mij - en met het vermogen tot spreken en scheppen. Tot verantwoordelijkheid en terughoudendheid.
Het karakter van het jodendom bestaat uit het idee dat sterfelijkheid te overwinnen is in het krijgen van kinderen om behalve onze genen ook onze ideeën en idealen te laten voortleven tot het einde der tijden. (p 38)
Ondertussen moeten we in het hier en nu verantwoord leven.  Het goede doen omdat het goed is. 

Wat viel mij verder op en wat wil ik onthouden:

In de eerste hoofdstukken wordt God Elohiem genoemd; de Kracht der Krachten terwijl het tetragammaton (of Yahweh), hier Hasjeem genoemd wijst naar een persoon, een Gij. De God die we ontmoeten in de openbaring. Eva noemt God bij de geboorte van Kain voor het eerst Hasjeem zonder Elohiem. De menselijke waarneming veranderde.

Noach was een Tsaddiek vóór de vloed. Daarna wordt hij niet meer zo genoemd. Waarom?
Noach was te gehoorzaam. Het was blinde gehoorzaamheid en hij had geen eigen initiatief.
Volgens vele (zondag)schooljuffen en meesters zou Noach terwijl hij de ark bouwde wel hebben geëvangeliseerd en de mensen hebben gewaarschuwd, maar daarover staat niets in de Bijbel. Noach redde alleen  zichzelf en zijn gezin. Geloof is meer dan gehoorzaamheid, het is ook de moed om te scheppen.
Noach wandelde met God maar tegen Abraham werd gezegd: wandel voor mijn aangezicht en wees onberispelijk.
Hoe het komt dat Noach wist van reine en onreine dieren terwijl dat pas op de Sinaï bekend werd, daar schrijft Sacks niets over. Niet belangrijk denk ik. Dat zijn van die Westerse spitsvondigheden die er helemaal niet toe doen.

De verhalen van Adam en Eva, Kain en Abel, Noach en de torenbouw van Babel tonen  resp. steeds een nieuwe stap in het volwassen worden van de mensheid.  Adam door het ontkennen van persoonlijke verantwoordelijkheid, daarna Kain door het ontkennen van de morele verantwoordelijkheid, Noach ontkende de collectieve verantwoordelijkheid en de torenbouwers de ontologische.

Abraham was de eerste aartsvader die zijn verantwoordelijkheid op alle vlakken nam.
Hij daagde God uit in een rechtvaardigheids kwestie. Later deden Mozes en Job dat ook.
Maar is het niet zo dat God eigenlijk de mens uitdaagt? Tot een weerwoord om beide kanten te horen?
Zo heb ik jaren geleden besloten – het was een wilsbesluit – om niet meer in een eeuwigdurende hel te geloven. Ik vond en vind het niet eerlijk dat tegenover pakweg 80 jaar leven hier op aarde, waarbij je overgeleverd bent aan genen en omstandigheden, mogelijk een eeuwigheid van narigheid te wachten staat. Hoe kan dat rechtvaardig zijn?
Nog weer later ontdekte ik dat ik zo niet meer over God wilde denken en schaamde ik me dat ik het ooit had gedaan.

De verschillen in de aartsvaders: Abraham, Izak en Jakob.
Abraham de vriendelijke, die zijn verantwoordelijkheid nam. Hij symboliseert de morgen; bij hem begint een nieuw religieus bewustzijn. Een zoektocht.
Izak de stille en weinig originele maar wel heel volhardend in het geloof, de moed hebbend om door te gaan en niet op te geven wanneer het tegen zit.  Hij symboliseert de middag; de dialoog wanneer hij in het veld loopt en mijmert.
Jacob is weer heel anders: een ‘lover’ en strijder. In de nacht krijgt hij een visioen. Hij stuit op God. Een onverwachte ontmoeting tussen de menselijke ziel en God.

Jakob was iemand die er vandoor ging met de zegen die bedoeld was voor een ander. Een zegen van rijkdom en macht. Die was voor Ezau bedoeld. Wanneer hij vlucht voor Ezau zegent Izak hem alsnog met de juiste zegen: die van kinderen en land. De verbondszegeningen.
Waarom wilde Jacob zo graag als Ezau zijn? Die een man van de natuur was?
Waarom willen wij vaak als een ander zijn? Het kost Jakob de rest van zijn leven om te ontdekken dat hij is zoals hij is en zo ook mag zijn. En het niet verwachten moet van macht en rijkdom. Zoals het joodse volk nu.
Toen pas kon hij zeggen: ik heb alles.

Het verhaal van Jozef, die toch niet de belangrijkste zoon was. Dat waren de zonen van de minder geliefde Lea: Levi en Juda.
Uit Levi komen de priesters voort en uit Juda de koningen en zal de Messias voortkomen. Ook geeft Juda zijn naam aan het volk, de zuidelijke stammen wel te verstaan. De Noordelijke stammen worden weggevoerd en assimileren in de wereldbevolking.
Juda maakt ook de grootste ontwikkeling door. Van een pragmaticus die zijn broer Jozef verkoopt tot de boeteling. Degenen die in staat zijn tot verandering en groei zijn in het jodendom groter dan degenen die altijd al deugdzaam leven. Ik moet meteen denken aan de gelijkenis van de verloren zoon.
Haten in de Bijbel is niet het haten wat wij doen maar het minder geliefd zijn. Ezau werd niet door God gehaat, maar minder geliefd.
Van Jozef vroeg ik mij altijd af waarom hij bij de apotheose uitroept: ‘Ik ben Jozef, leeft mijn vader nog?’
Dat had hij net gehoord van Juda. Waarom stelde hij dan die vraag? Helaas geeft Sacks daar geen antwoord op.
Er komen meer dingen aan de orde waarvan ik weet dat ze in het Nieuwe Testament weer worden aangehaald.
Dat Jozef bijvoorbeeld een type van Jezus is, is voor mij glashelder, maar daarover rept Sacks vanzelfsprekend niet.

Het belang van ‘tesjoeva’ bespreekt hij uitgebreid. Het opbiechten van zonde, het voornemen om het niet meer te doen, ook niet wanneer de gelegenheid daar is. De kracht om te vergeven wat juist degene verheft die vergeeft.
Dat vrede boven waarheid gaat. Dat vond ik ook wel een mooie. Want wat weten wij nu van waarheid? Er zijn de meest verschrikkelijke dingen gebeurt uit naam van de waarheid terwijl er maar Eén is die de Waarheid in pacht heeft en dat zijn wij niet.
Er staan teveel mooie dingen in.

Ik ga me op Leviticus verheugen.


dinsdag 3 januari 2017

Woorden van Christus


Geschreven door Michel Henry in 2002. In 2016 vertaald vanuit het Frans: ‘Paroles du Christ’
Michel Henry was een Franse filosoof en schrijver. Hij overleed in 2002 vlak voor dit boek uitkwam.
Een fenomenologische filosoof. Pas op latere leeftijd kreeg hij interesse in het Christendom. Zijn laatste drie boeken gaan daarover.
Dat heb ik uit deze studie.

Op een fenomenologische manier heeft hij de teksten van Jezus uit de Bijbel gelezen en geïnterpreteerd. Jezus was God én mens. Hoe kan dat? Hoe betrouwbaar is dat? En dat impliceert dat Zijn woorden Goddelijk en menselijk waren/zijn. Hoe kunnen we dat te weten komen.
Dat legt hij allemaal uit. Best wel taal-toegankelijk maar het is lezen en herlezen en weer lezen om te begrijpen wat hij bedoelt.

Zijn denken wordt bepaald door één vraag: wat is léven? Wat betekent dat fenomenologisch, want Henry blijft filosoof en geen theoloog. Het leven is de openbaring aan zichzelf. Het is een fenomenologie met gesloten ogen. Van datgene wat zichzelf ervaart. Van immanentie. Van ‘het bij zichzelf blijven’ (p123) en ‘het spreekt een taal waarvan alle eigenschappen zijn bepaald door de eigenschappen waarmee het leven zelf spreekt’. (p 124)
Deze taal van het leven is het Woord waarin God spreekt.
In het biologische leven, het uitwendige, zit geen kwaad. Want daar zit niets ‘menselijks’ in. Dat zit in het hart. Daar zitten de intenties en verlangens, ook bijvoorbeeld hebzucht en moordzucht. De ethiek van Jezus richt zich daarop.
Die ethiek zet de wereldse 'condition humaine' op zijn kop. Het menselijk hart (het vlees) is het principe van die condition humaine. En daarin schuilt het kwaad, onreinheid. Voedsel kan dus bijvoorbeeld niet meer onrein zijn.

De wereld is het zichtbare en het leven het onzichtbare. Menselijk leven is zelfs meer waard dan dat van de vogels en bloemen op het veld. Waarom reikt de mens dan naar datgene wat in de wereld is? Hij devalueert zichzelf daarmee.
Ook wanneer je de mens ondergeschikt maakt aan wetten devalueer je de mens. ‘De sabbat is er voor de mens; de mens niet voor de sabbat’.
Terwijl mens zijn, léven is en leven God.
‘Wij weten wat God is omdat wij levende mensen zijn en omdat er geen levend mens is zonder dat hij in zichzelf het leven heeft, niet als een hem onbekend geheim maar als precies dat wat hijzelf zonder ophouden voelt, als dat waarin hij zichzelf gewaarwordt, als zijn eigen wezen en zijn eigen werkelijkheid.’
Hij spreekt over de taal van de wereld en de taal van het leven. Bij dat laatste denk ik dat wij dat de ‘geloofstaal’ noemen en te maken heeft met de bevinding/ervaring.
De ‘wereldtaal’ kan geloofwaardig overkomen maar hoeft dat niet te zijn terwijl wij in onszelf het leven voelen en ervaren, iets wat we onszelf niet hebben gegeven maar waarvan we weten dat het er is. Dat is het Woord in ons en is God en is Waarheid; kan niet liegen.
Taal op basis daarvan is de levenstaal. Het luisteren naar dat Woord is ieder mens gegeven maar niet iedereen wil of doet dat. Of raakt geïrriteerd of gaat de discussie aan. Zie gelijkenis van de Zaaier in Matt 13; Marcus 4; Lukas 8 die hij op zijn eigen wijze uitlegt.

Het verbaast mij ook niet dat hij het evangelie van Johannes zo vaak noemt. Het is het meest filosofische evangelie. Daar wordt gesproken over het Woord, de basis van alles (‘Er zij licht’)en dat Woord is in het menselijke vlees gekomen.

Nog even een uitstapje: Henry vindt Karl Marx één van de belangrijkste christelijke denkers. Daar kijk ik niet gek van op. Tijdens mijn middelbare school en de lessen geschiedenis die over Marx gingen kon ik ook niet anders concluderen. Iemand die pleitte voor het gelijk verdelen van alle geld en goederen…dat was een uitermate christelijke-doe-gedachte.
Maar, zo kwam ik zelf tot de conclusie, vanwege de zondigheid in de mens, zijn hebzucht en machtswellust zou dit nooit haalbaar zijn en gedoemd te mislukken. Jammer.
Dat is ook gebleken bij de val van het communisme.
Henry benadert Marx iets anders dan deze huisvrouw. Volgens Hernry die twee boeken over Karl Marx schreef had Marx kennelijk ook door dat het kapitalisme een systeem is waarin de mens nog slechts uitgedrukt wordt in geld. Het leven als ervaring is eruit geweken.

"To be born is not to come into the world. To be born is to come into life."

Een quote uit een ander boek van hem: ”I Am the Truth. Toward a Philosophy of Christianity”. Het past ook bij dit boek.

donderdag 18 mei 2017

Leeuwenhoning

Ondertitel: de mythe* van Simson.
Geschreven door David Grossman in 2005. Ik las een vertaling uit 2006.
Hoe zit dat toch met die wonderlijke Simson. Een verhaal dat zoveel vragen oproept. Er komen zoveel ongerijmdheden in voor dat ik als kind die Simson een domme man vond. Hoe kòn het dat hij Delila niet door had en dat met zijn dood moest bekopen.
Grossman probeert in dit boek enige duidelijkheid te verschaffen en daar komt veel psychologie aan te pas.
Grossman is intelligent en daarom vroeg ik mij al meteen af waarom hij zijn intelligentie projecteert op een ongeletterde vrouw van 3000 jaar geleden?
Maar tegelijkertijd realiseer ik me dat dit met die Bijbelse verhalen gewoon mag. En dat denkt hij waarschijnlijk ook.
Het zijn verhalen om mee te leven. In te leven. Voorbeelden voor nu die richting kunnen geven. Betekenissen voor jezelf eruit halen. Daar zijn die universele verhalen voor. Dat is iets anders dan de letterlijkheid accepteren. Het is ook een Joods manier van lezen: wat vind ik in de verhalen?

Nu vind ik dat allemaal zo logisch en het verbaast mij toch dat ik dat mezelf steeds moet voorhouden. Maar dat komt door mijn sociale omgeving die Gods ‘onfeilbare’ Woord voor het merendeel letterlijk leest en eigenlijk daardoor op afstand houdt.
‘Onfeilbaar’ schrijf ik expres met aanhalingstekens omdat dat woord nergens in de Bijbel voorkomt; slechts in de berijmde psalmen. (ps 56:5) Dat hebben we aan de berijming van 1773 te danken. Bij Datheen of anderen vind ik het niet.
Maar ik dwaal af.

Simson wiens naam zonneschijn betekent en door God werd gebruikt. (In het Hebreeuws kun je van de naam Simson dezelfde woordstam afleiden als van het werkwoord ‘gebruiken’.)
De eerste zelfmoordterrorist.
Een wonderlijke, zeer aardse, soms kinderlijke persoonlijkheid met een goddelijke bestemming.
Wanneer je het verhaal zo ontleed als Grossman doet wordt het steeds wonderlijker en komen er steeds meer vragen.
Waarom vertelt de moeder niet alles wat de engel tegen haar zei aan haar man? Waarom wordt deze aankondiging trouwens aan de vrouw gedaan en niet aan Manoach zoals bij Abraham? Waarom wordt ze niet bij haar naam genoemd? Waarom vertelt de Engel ook niets over dat scheermes aan Manoach en blijft het een geheim tussen Simson en zijn moeder?

Dan die leeuw met die honing. Waarom vertelt hij niets aan zijn ouders? Is hij geschrokken van zijn eigen kracht? Later, wanneer hij de honing er met blote handen uithaalt en deelt met zijn ouders vertelt hij nog steeds niets.
(Ik vraag me intussen af hoe dit verhaal in de Bijbel terecht is gekomen wanneer Simson het met niemand heeft gedeeld. Ja, ja...speculeren kan ik ook)
Grossman ziet in dit moment van Simson de bewustwording van het kijken van een kunstenaar.
Hij, Simson, heeft dit bewerkstelligd. Door de dood van de leeuw hebben daar bijen hun nest kunnen bouwen en honing geproduceerd.
Zelf denk ik dat hij inziet dat zelfs uit destructie iets moois kan voortkomen en zie daarmee een parallel met zijn eigen zelfmoordactie. De leeuw dood maar de gevolgen zijn zoet voor zijn landgenoten.
Misschien bedoelt Grossman dat ook wanneer hij schrijft dat vanaf dat moment Simson steeds duidelijker de neiging vertoont om de werkelijkheid naar zijn hand te zetten en er zijn stempel op te drukken; zijn eigen stijl.
Maar hij is daar niet helder in.

Er staan ook dingen in waar bij ik zo mijn vraagtekens heb maar dat geeft niet.
Eén zinssnede boeide me wel en daar heb ik in de kantlijn ‘Israel’ met vraagteken bij geschreven:
“de wonderbaarlijke, die misschien niet anders verlangde dan de liefde van één hart, een hart dat gewoon van hem zou houden zoals hij is, niet omdát hij wonderbaarlijk is, maar ondánks het feit dat hij het is.”




*het woord mythe schrikt mij niet af; al eerder schreef ik dat de definitie van Herman van Praag voor mij uitstekend voldoet:
“de mythe is een superieur middel om in verhalende en symbolische vorm uitdrukking te geven aan ervaringen die zich niet nauwkeurig in woorden laten uitdrukken, niet te concretiseren zijn, maar die intens worden beleefd en voor het individu essentiële betekenis hebben.”
Of de opmerking van Tolkien:
“De diepste waarheden kun je alleen in mythen vertellen.”



donderdag 8 maart 2018

De herovering van de Amerikaanse droom


Geschreven door Barack Obama in 2006 op vijfenveertigjarige leeftijd. Het is zijn tweede boek.
Zijn eerste boek is autobiografisch: ‘De dromen van mijn vader’.

Dit boek schreef hij vóór zijn ambtsperiode als president van de USA. Hij was nog lid van de Senaat als vertegenwoordiger van de staat Illinois.
Hij heeft het opgedragen aan de vrouwen die hem opvoedde. Een groter compliment kun je je (voor)moeder niet geven.
Ik vond het een prettig leesbaar boek, vol van idealisme en hoop. Hij heeft ‘de moed om te hopen’ ook al is hij zeer realistisch. Waren alle hoogwaardigheidsbekleders maar zo. Maar onwillekeurig vraag ik mij ook af hoe hij zo’n boek nu zou schrijven. Ná zijn regeerperiode. Wat is er concreet terechtgekomen van zijn goede bedoelingen.
Is de Amerikaanse droom heroverd?
In dit boek zet hij verschillende probleemvelden uiteen: o.a. de Republikeinen versus Democraten, over moraal, ras, politiek, gezin en geloof.
Ook in mijn omgeving staan de Republikeinen voor christelijk en conservatief en de Democraten voor seculier en progressief. Toen ik de autobiografie van Hillary Clinton las werden me veel dingen duidelijker. Zij is een gelovig mens. Ik verbaasde me iedere keer weer wanneer mensen uit de rechter flank zo positief waren over Bush en nu over Trump. Een grotere ongelikte beer dan de laatste kun je je toch onmogelijk voorstellen en dat zou dan het christelijke gedachtegoed moeten beschermen en uitdragen alleen maar omdat hij tegen abortus is?
Zo zwart –wit zitten beide kampen niet in elkaar.
Ook Obama is een gelovig mens die zich op latere leeftijd welbewust heeft laten dopen. En toch is hij met volle overtuiging een democraat.

Aan de media besteed hij ook de nodige woorden. Hij vertelt over de verschuiving van de macht van politieke regelaars naar de media. Dat elke uitspraak van hem op de snijtafel werd en wordt gelegd door verschillende commentatoren en zou worden geïnterpreteerd op manieren waarop hij geen invloed had en heeft. Dat al zijn uitlatingen worden onderzocht op fouten, versprekingen en tegenstrijdigheden die door de oppositie zouden worden gearchiveerd en zo nodig van stal gehaald.
Dat, afhankelijk van je favoriete tv zender de klimaatveranderingen wel of niet gevaarlijk aan het versnellen zijn en het begrotingstekort omlaag of omhoog gaat. Dat is in die ruim tien jaar ook nog niet veranderd.
Nu worden zaken onder fakenieuws gevat. Maar of dat dan ook echt zo is.....
Net wat je horen wilt.

Toch blijft de basis voor al zijn handelen het: ‘Behandel de ander zoals je zelf behandeld zou willen worden’ (Matt 7) en houdt hij een pleidooi voor meer empathisch vermogen. Maar ja, dat heb je of dat heb je niet, zo heb ik allang gemerkt.
Ooit heb ik ergens gelezen dat hij zich laat inspireren door Reinhold Niebuhr.
Bij nazoeken vond ik dit artikel.
Je merkt het in zijn moreel hoogstaande houding.

In verband met zijn topic over economie was de zinsnede over de import van staal voor mij opmerkelijk: ‘Een heffing op geïmporteerd staal mag de Amerikaanse staalfabrieken tijdelijk wat lucht geven, maar maakt elk Amerikaans bedrijf dat staal in zijn producten verwerkt, minder concurrerend op de wereldmarkt’. (p 169)
Vorige week kondigde Trump importheffingen af op staal en aluminium. Maar ik geloof dat zelfs de Republikeinen daar toch niet zo blij mee zijn.
Zijn verdere verhandelingen over de economie heb ik wel gelezen maar landen niet zo erg. Het zal wel.
Interessanter waren de hoofdstukken over de illegale vluchtelingen zoals de Latino’s. Net als Europa nu, werd Amerika ermee overspoeld. Dat geeft onzekerheid terwijl Latino’s toch een hoogstaand arbeidsethos hebben. Dat is nu juist het probleem want zij zijn bereid om voor minder geld te werken.
Heel eerlijk beschrijft Obama zijn moeite met deze problematiek.

Eerlijk is hij ook met betrekking tot de problematiek van werkende ouders. Hij was zelf veel van huis en Michelle werkte ook. Maar zij gaf een deel van haar baan op voor hem. Maar hoe anders en problematischer is het voor mensen aan de onderkant van de samenleving terwijl het gezin een stabiele omgeving zou moeten zijn.
Dan schrijft hij ook iets waar ik het zeer mee eens ben: ‘Ik wil dat mijn dochters kunnen kiezen wat het beste voor hen en hun gezinnen is. Of ze die keus zullen krijgen is niet alleen afhankelijk van hun eigen inspanningen en houding. Zoals ik van Michelle heb geleerd is het ook afhankelijk van hoe mannen – en de Amerikaanse samenleving – de keuzes die ze maken respecteren en mogelijk maken.’


Mijn sympathie voor hem is alleen maar toegenomen.
Een aanrader.

woensdag 25 februari 2015

De Bijbel van Doré


Geschreven door Torgny Lindgren in 2005. Dit Zweedse werk is in het Nederlands vertaald in 2010 door Lia van Strien die hiervoor een beurs ontving van het Nederlandse Letterenfonds. Dat betekent, vermoed ik, dat ze het heel goed heeft vertaald. Of zo slecht dat ze bijgeschoold moet worden. Maar die kans acht ik kleiner. *grinnik*

Wanneer een schrijver boerderijen de namen geeft van Het Geluk, De Genade, De Zaligheid en de Verlossing en de 'stee' die het verste weg ligt, De Eeuwigheid noemt dan betekent het dat je langzaam en goed moet lezen. Alle zinnen kauwen en proberen te vinden wat er achter die zinnen nog zit.
De computer er weer naast om alle prenten van Doré en alle andere schilders die genoemd worden er bij te zoeken om zo het verhaal beter te begrijpen.
De hoofdpersoon is een man, een onnozele, een analfabeet en enig kind van betrekkelijk welgestelde ouders. Hij heeft een formidabel, zeer eigen geheugen.
Vanuit zijn grenzeloos optimistisch perspectief, inclusief groot ego - 'ik ben mijn leven lang geliefd geweest' - is het boek geschreven ehh........ gedicteerd aan een dictafoon Sony MZN 710.
Met de bisschop komt hij namelijk overeen dat hij als Doré- kenner een boek zal ‘schrijven’.
Zijn tekortkomingen zullen geen probleem zijn. ‘En een gebrekkig of moeilijk leesbaar of ronduit waardeloos manuscript vormt werkelijk geen belemmering.[..] U moest eens weten wat voor misbaksels en pulp we vrijwel dagelijks voorgeschoteld krijgen. Onder de helende handen van een bureauredacteur is vrijwel alles echter te fatsoeneren en op te poetsen tot glasheldere, schitterende literatuur!’
Dan moet ik wel grinniken.

Zijn vader is houtvester in het noordoosten van Zweden. En ‘heeft hem leren leven’. Van kinds af aan is hij door zijn grootvader – met gevriesdroogde hersenen - voorgelezen uit de wereldliteratuur. Ik herkende hints naar Kafka (landmeter K.) en Gunther Grass (Oskar). Ze hebben boeken en schilderijen bekeken. Zijn grootmoeder en zijn moeder bespeelden de piano zodat hij van de muziek ook van alles in zich opnam. Er speelt ook iets met een brief van zijn vader die hij niet openmaakt want hij kan wel raden wat erin staat. 'Vaderliefde gaat zo diep en is zo raadselachtig dat wij kinderen die nooit zullen begrijpen'
Dat er iets totaal anders in staat deert hem niet. De lezer des te meer.

Zijn naam, die hij vaak heeft moeten schrijven op allerlei documenten bestaat uit drie wilgen aan de Avabeek, een paar scherpe rotsblokken en twee lage, gebogen jeneverstruiken.
De bijbel van Doré speelt een grote rol in zijn leven. Wie was Gustave Doré?
“Hij was het die de Bijbel maakte “ legde ik uit. “Van begin tot eind. Hij maakte de stenen tafelen op de berg Sinaï en leidde het volk naar het beloofde land. Hij was het die Jericho liet instorten en de wereld door de zondvloed liet verdrinken. Hij zorgde ervoor dat Jezus in Bethlehem werd geboren, dat hij in de rivier de Jordaan werd gedoopt en dat hij zijn Bergrede hield en werd gekruisigd en ten derde dage opstond. Alles”.

Deze platen bijbel heeft hij helemaal in zijn hoofd zitten. (Pfffft, wat doet dat met een mens? Ik vind ze vaak afschuwelijk.) Gelukkig maar want op een dag raakt hij hem kwijt. Hij neemt zich voor om hem van begin tot eind na te tekenen; zijn levenswerk. ‘Vaak volgt het ene lijntje uit het andere. [..] Eén lijntje tegelijk. Zo gaat dat.’
Want ‘zijn Bijbel biedt stof voor een heel leven, ja zelfs meer dan dat’.
Het lukt hem en ‘uit genade’ vindt hij ook zijn eigen Bijbel van Doré in rood leren band weer terug.
Of de verteller zonder naam nu echt gek of juist geniaal is, of allebei......ik ben er niet achter gekomen.
Het mooie van dit boek is dat de schrijver heel compact, soms schrijnende dingen weet te zeggen die toch luchtig blijven en die je daardoor bijblijven.
Nog eentje dan: de hoofdpersoon heeft een blikken model van Jezus met een opwindmechanisme. Op een avond komt de dominee langs, ‘ schuift Jezus Christus opzij om plaats te maken voor zijn kleine zwarte tas.’......

maandag 8 maart 2021

De Bourgondiërs

Ondertitel: Aartsvaders van de Lage Landen. Geschreven door Bart van Loo (1973) in 2019.
Wanneer je geïnteresseerd bent in geschiedenis dan is dit boek een aanrader. Een stevige pil die vlot leest maar het is wel prettig wanneer je niet echt onbekend bent met de materie want anders raak je verdwaald in de vele namen.

Prettig ook dat ik het boek van Barbara Tuchman vorig jaar heb gelezen en verschillende modules heb gevolgd aan de Erasmus academie.
Een korte samenvatting van de belangrijkste koppen want hier ging natuurlijk het een en ander aan vooraf. Van Loo neemt een uitgebreide aanloop. De naam Rollo van de Noormannen kwam voorbij. Stichter van Normandië.
Die kende ik uit de Netflix serie ‘Vikings’.
De naam van de geschiedschrijver Froissart kende ik ook al van Tuchman.


Filips de Stoute/ Philippe le Hardi alias Philippe II de Bourgogne  (1342 – 1404) is de jongste broer van de Franse koning. Hij was geen troonopvolger van de Franse troon maar kreeg van zijn vader Jan II (de Goede), Bourgondië toebedeeld. De reden: Filips stond op jonge leeftijd zijn vader bij in de slag bij Poitiers en was samen met hem gegijzeld door de Engelsen. Dat staat allemaal in Tuchman’s boek.
De Bourgondische tak is dus een zijtak van het koninklijke huis 'Valois'.
Deze Filips had last van expansiedrang en trouwde uit economische perspectieven met Margaretha van Male. Zij was een rijke koopmansdochter en bracht zo het rijke Vlaanderen onder Bourgondische invloed.
Het ‘royale Bourgondische leven’ vindt in hem zijn oorsprong want hij hield wel van een feestje.
Zijn zoon Jan zonder Vrees/ Jean sans Peur alias Jan I van Bourgondië  (1371 – 1419), breidde de zaken uit en keek niet op een mensenleven.  Hij vermoorde zijn grootste rivaal en neef, de hertog van Orléans wat hem zelf later de kop kostte.
Hij trouwde met Margaretha van Beieren en kreeg een stuk of elf kinderen waaronder Filips de Goede, die hem zou opvolgen.
Deze Filips de Goede/ Philippe le Bon alias Filips III van Bourgondië (1396 -1467) staat op de cover van het boek. Hij was o.a. de stichter van de orde van het Gulden Vlies.
Hij is drie keer getrouwd en bij zijn laatste vrouw, Isabella van Portugal werd zijn opvolger geboren. Verder had hij een leger aan Bastaardkinderen.
Filips de Goede was voorzichtiger in het uitbreiden van zijn imperium. Hij sloot – vanzelfsprekend – strategische huwelijken en Bourgondië werd het rijkste gebied van West Europa. Hij hield van feesten en ook van kunst. De Vlaamse Primitieven kregen bij hem de ruimte. Omdat hij voortdurend rood stond was hij ook voortdurend op zoek naar inkomsten. Het gebied van de Lage Landen, onder het bewind van zijn nicht Jacoba van Beieren was reuze interessant. Dat pikt hij dan ook in.
Zijn zoon, Karel de Stoute/ Charles le Hardi alias Karel van Bourgondië (1433 – 1477) was weer een echte krijgsheer. Een beetje zoals zijn opa Jan zonder Vrees. De belastingen werden steeds hoger en hoger vanwege  de militaire strapatsen en toen Karel bij het beleg van Nancy om het leven kwam schoot de vlam in de pan. Hij was getrouwd met Margaretha van York en hun enig kind en dochter Maria van Bourgondië, (1457 – 1482) stond voor een moeilijke taak. Ze lag als rijke erfgename heel goed in de huwelijksmarkt en trouwde met Maximiliaan van Oostenrijk, uit het huis Habsburg om een tegenwicht te bieden aan de Franse koning.
Ze heeft geen bijnaam; verschil moet er zijn.
Als vorstin van de Nederlanden kwamen wij zo zonder de macht van de Habsburgers.
Helaas overleed Maria jong, na een val van haar paard (1482) en was haar zoontje Filips de Schone/Philippe le Beau alias Filips I van Castilië (1478 – 1506) de opvolger onder regentschap van zijn vader Maximiliaan. 
Hij trouwde met Johanna van Castilië (de waanzinnige) en ze  kregen zes kinderen waaronder de kroonprins, de latere Keizer Karel V. (1500 – 1558)

Hij was telg uit het huis Habsburg door zijn opa Maximiliaan en door zijn moeder Johanna heerser over het Spaanse Rijk.  Onder zijn zoon Filips II van Spanje (1527 -1598) werd het inmiddels beruchte 'pronkstuk' de 'Acte van Verlatinghe' getekend in 1581 en werd Nederland onafhankelijk. 
Dan wordt het voor mij minder interessant. De Nederlandse geschiedenis boeit me gewoon niet.

Via Wiki is nog een overzicht te vinden van dit alles.
Het leuke van van Loo is dat hij behalve humor ook de kunst erbij betrekt. Zo zat ik te lezen met de laptop binnen handbereik om de genoemde oude meesters en hun kunstwerken meteen op te zoeken.
Dan blijft alles wat beter hangen.

Ook leuk dat ik Christine de Pisan weer tegenkwam. Hofschrijfster van Filips de Stoute en Jan zonder Vrees. Eén van de allereerste vrouwen die leefden van de pen.
Ze nam het op voor vrouwen die hun bezittingen minstens even goed konden beheren als hun mannen. Ze moesten wel want veel mannen vertrokken naar het slagveld en keerden vaak niet terug. Ze kreeg daarna - natuurlijk-  van alles over zich heen.
Gelukkig kunnen we concluderen op deze internationale vrouwendag dat we sinds die tijd toch enige vooruitgang hebben geboekt. Evolutie is iets van de lange adem. Maar het komt goed.


PS: de Franse namen heb ik er zelf bij gezocht. Omdat ik die leuker vind.





zaterdag 19 oktober 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000 – 1300 IIa Theologie en Filosofie


Twee lessen over Geloof en Rede in dit tijdvak en dat toegespitst op Anselmus van Canterbury en Pierre Abélard, Averroes en Thomas van Aquino.
Zij behoorden tot de scholastiek.
Theologie en Filosofie behoorden in die tijd bij elkaar.

Anselmus, diegene van de ‘verzoening door voldoening’ is ook van het eerste ‘Godsbewijs’.
Zelf zie ik dat niet als bewijzen maar meer als argumenten. Bewijzen zijn attributen voor de bèta vakken.
Anselmus was Italiaan van geboorte en belandde in Canterbury, Engeland omdat Willem de Veroveraar in 1066 hele stukken van wat nu het Verenigd Koninkrijk is, annexeerde. De abdij van Bec, waar Anselmus inmiddels prior van was geworden had landgoederen in Engeland. Zo raakte hij daar verzeild en werd aartsbisschop van Canterbury in 1089 tot zijn dood in 1109.
De docente gaf interessante teksten van Anselmus (Uit ‘Proslogion’ in een vertaling van Carlos Steel ) en Abelard, (uit ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’ wat ik nog ongelezen op de plank heb staan) van Averroes en Thomas van Aquino.
Het boek ‘Proslogion’ is helaas niet – betaalbaar! en in het Nederlands - te vinden via het web. Jammer want daar ben ik wel nieuwsgierig naar geworden.

Anselmus redeneerde vanuit het geloof: ‘Ik probeer niet Heer, in Uw verhevenheid door te dringen, want ik acht mijn verstand geenszins te vergelijken. Maar ik verlang ernaar uw waarheid, die mijn hart gelooft en bemint, tot op zekere hoogte in te zien. Ik zoek immers niet in te zien om te geloven, maar ik geloof om in te zien. Want ook dit geloof ik dat ik niet zal inzien, tenzij ik geloofd zal hebben.’
Zijn ‘Godsbewijs’ had ik eerder geformuleerd: ‘bedenk het allergrootste en allervolmaaktste wat gedacht kan worden. Groter dan dit denkbare is God. God is iets waarboven niets groters gedacht kan worden. Het is beter te bestaan dan niet te bestaan. Een niet bestaande God is kleiner dan een bestaande dus bestaat God.’

Maar nu wat preciezer uit de ‘Proslogion’ uit 1077: ‘Welnu, wij geloven dat Gij iets zijt waarboven niets groters gedacht kan worden.[…] Zo dan wordt ook de dwaas ervan overtuigd dat ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ op zijn minst in het verstand is, omdat hij dat, wanneer hij het hoort, verstaat, en al wat verstaan wordt in het verstand is.
En zeker kan datgene ‘waarboven niets groters gedacht kan worden’ niet in het verstand alleen zijn. Want indien het uitsluitend in het verstand is, dan kan men denken dat het ook in werkelijkheid is, hetgeen groter is. [..] Bijgevolg bestaat zonder enige twijfel ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ zowel in het verstand als in werkelijkheid.’

Een Benedictijnse monnik uit Frankrijk, Gaunilo, is bekend geworden om zijn (eiland) kritiek op Anselmus maar die had volgens Anselmus nu juist het punt gemist. En dat denk ik ook.
Het gaat niet om iets werelds, iets materialistisch maar om een scheppend bewustzijn wat wij kunnen bedenken.

Een paar belangrijke ethische vraagstukken: de keuzevrijheid en het kwaad.
Volgens Anselmus is de vrije wil niet het vermogen om te kiezen tussen goed en kwaad, maar het door God gegeven vermogen om voor het goede te kiezen.
Het kwaad op zichzelf is ‘niets’.
‘Het kwaad dat ongerechtigheid is, is altijd niets; maar het kwaad dat één of ander nadeel is, is zonder twijfel soms niets, zoals blindheid, en soms iets zoals verdriet en pijn; wij hebben altijd een afkeer van deze nadelen die iets zijn. Wanneer wij dus het naamwoord ‘het kwaad’ horen, vrezen wij niet het kwaad dat niets is, maar het kwaad dat iets is, dat volgt uit de aanwezigheid van het goed.’
Maar waar komt het kwaad vandaan? Hoe komt het dat mensen of engelen (de engelenval, wat in principe hetzelfde is als de mensenval * ) kunnen kiezen voor het kwaad?
We lazen een paar stukken, opgesteld als vraag en antwoord van een leerling tot zijn meester uit een boek van Dom F. Schmitt. (denk ik)
De engel/ mens wilde ‘wat niet behoorde’ omdat hij kón willen. Maar dat is niet de enige reden. Hij wilde omdát hij wilde. Hij is zijn eigen werkende oorzaak en zijn eigen gevolg. [..] ‘Want het willen is niets anders dan het gebruik maken van het vermogen om te willen, zoals het spreken en het gebruik maken van het spreken ook hetzelfde zijn.’
‘Even’ over nadenken. *grinnik*
Ik heb Hannah Arendt er nog op nageslagen maar zij behandelt Anselmus niet.

Dan was er de Universalieënstrijd tussen de Realisten en Nominalisten. Even simplistisch: de ideeën van Plato versus die van Aristoteles. Plato was Realist en geloofde stellig in een hogere, niet-zintuigelijke werkelijkheid en Aristoteles is meer van de concrete werkelijkheid om ons heen, een Nominalist.
Anselmus was Realist zoals nog steeds vele gelovigen.
In de vroege middeleeuwen was de invloed van Plato veel groter omdat er - in het westen - veel van Aristoteles verloren was gegaan. Edoch: Averroes uit Cordoba (Al- Andalus) heeft veel Grieks- klassieke werken weten te vertalen vanuit het Syrisch en Arabisch waardoor langzamerhand ook Aristoteles meer invloed kreeg in het westen.
Hier voel je de scheiding van geesten al aankomen: de Theologie en de Filosofie.
Meister Eckhart en Willem van Ockham spelen daarin een rol.

Abelard (1079 – 1142) dacht precies andersom ten opzichte van Anselmus: eerst begrijpen en dan geloven. ‘Theologie’ is redeneren over het geloof volgens principes van de methodische twijfel. Niets kan geloofd worden voordat het wordt begrepen. (Niet: ‘bewezen’!)
Daar is ook wel iets voor te zeggen. Hij was meer nominalist en verschoof naar het conceptualisme.
Volgens Abelard bestaat er geen kwade wil; daden zijn op zichzelf neutraal. Het is de intentie waaruit ze voortkomen die daden goed of kwaad maken. Dat vereist zelfkennis.
Door Bernardus van Clairvaux(1090-1153) werd hij beschuldigt van ketterij want wanneer alleen intenties gelden kun je zondige daden niet meer veroordelen. Welke macht heeft de kerk dan nog? Abelard denkt dat hij God door de rede volledig zou kunnen begrijpen volgens Clairvaux.
Dit alles was reden genoeg om hem de mond te snoeren. In 1141 werd Abelard veroordeeld tot zwijgen.

Iets, voor mij, boeiends uit het boek ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’:
‘Hij (Gregorius de Grote) zegt: ‘het geloof heeft geen enkele verdienste, als de menselijke rede daarvoor het bewijs levert.’
Omdat mensen uit uw kring niet argumenterend kunnen spreken over het geloof dat ze belijden, nemen ze onmiddellijk als troost voor hun onwetendheid hun toevlucht tot de woorden van Gregorius. Wat betekent dat in hun gedachtegang anders dan dat we elke vorm van geloofsverkondiging, dom of verstandig, in gelijk mate moeten aanvaarden? Want als over het geloof niet mag worden nagedacht, uit angst de verdienste ervan kwijt te raken, en als datgene wat men moet geloven, niet aan een kritisch oordeel mag worden onderworpen, maar meteen moet worden ingestemd met datgene wat wordt verkondigd, ongeacht de dwalingen die die verkondiging teweeg brengt, dan betekent het niets om dit geloof te aanvaarden. Als het niet is toegestaan om het verstand te gebruiken, dan mag men met het verstand ook niets afwijzen. [..] De christen blokkeert zelf volledig redelijke argumenten en staat iemand anders niet toe om fatsoenlijk over het geloof te discussiëren omdat hij dat zichzelf absoluut niet toestaat.’

De rest van dit boek moet ik dringend gaan lezen.

Abelard werd verder ook nog bekend omdat hij de helft was van een heel beroemd, maar tragisch liefdespaar.
Abélard en Heloïse hebben mensen geïnspireerd tot liederen, boeken, toneelstukken en films.

De twee heren, Averroes en Aquino komen, vanwege de lengte van dit bericht in een volgend blogje.


*Nu ik er nog een over nadenk is de engelenval toch anders dan de val van de mens. We weten bijna niets van die engelenval, als ie al plaatsgevonden heeft.
Maar daarvan uitgaande komt de engelenval uit de engel zelf voort en de val van de mens wordt van buiten hem/haar veroorzaakt. Als dat klopt is het een interessant verschil.




Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.

woensdag 20 juli 2016

Aantekeningen uit het dodenhuis


In 2015 is een heruitgave verschenen van de ‘Aantekeningen uit het dodenhuis’ van Fjodor Michailovitsj Dostojevski 1821 - 1881 wat hij schreef in 1862.
In 1968 is het voor het eerst uitgegeven in Nederland.
Ik las een digitale editie naar de vijfde druk met een uitgebreid voorwoord van Jan Brokken.
Dit boek vestigde Dostojevski's naam als schrijver. Hij was zelf politiek dwangarbeider in zo’n kamp van 1849 -1853. In dit boek beschrijft hij zijn ervaringen aan de hand van de hoofdrolspeler Aleksandr Petrovitjs, een adellijke intellectueel die in een werkkamp in Siberië belandt omdat hij iets vaags op zijn kerfstok heeft.

Volgens kenners zitten in die vier jaar opsluiting van Dostojewski de kiemen van zijn hele oeuvre, in het bijzonder van 'Misdaad en straf' en ‘de gebroeders Karamazov’ die ik ook allebei heb gelezen. In ‘de Idioot’ ben ik wel eens begonnen maar helaas. ‘De gokker’ heb ik ook ooit eens gelezen maar daar weet ik weinig meer van.
Wanneer je weet dat sommige personages uit zijn latere boeken hierin al in de kiem aanwezig zijn is het wel grappig om daarnaar te zoeken.
In de medegevangene Alej zie ik bijvoorbeeld Aljosja uit ‘de gebroeders Karamazov’.

Het was mijn bedoeling ons hele kamp en alles wat ik in die jaren heb doorgemaakt, samen te vatten in één breed opgezet, overzichtelijk beeld. Ik weet niet of ik dat doel bereikt heb. En het is ook niet aan mij om dat te beoordelen.’
Ergens aan het eind bij zijn vrijlating schrijft hij:
‘Zo kwam het dus dat ik bij onstentenis (het ontbreken) van boeken onwillekeurig was afgedaald in mijn eigen innerlijk, mezelf problemen voorlegde en die trachtte op te lossen, soms werkelijk martelende problemen…….maar dat zijn allemaal dingen die je niet zo gemakkelijk aan derden kunt duidelijk maken.’
Wel, duidelijk is dat hij in zijn andere boeken verschillende vraagstukken verder heeft uitgewerkt.
Dostojewski is een waarnemer. Hij heeft de mensen van het strafkamp bestudeerd en in dit boek mooi weten weer te geven. Aantekeningen uit een dodenhuis voor de levenden.
Gebrek aan psychologisch inzicht kan hem niet verweten worden. Dat is zijn kracht; het waarnemen en raak weten te typeren.
In een cursus kunstgeschiedenis leerde ik dat veel kunstenaars beroemd zijn geworden, niet omdat ze zo geweldig schilderde maar omdat ze vernieuwend bezig waren voor hun tijd. Zou dat met Dostojewski ook het geval zijn geweest? Dat zijn waarnemingen en doordachte hersenspinsels op deze manier nog nooit in woorden waren gevangen en dat het daardoor opeens veel herkenning gaf bij de lezers?
Ik zou het me zomaar kunnen voorstellen.

Ergens deelt hij deelt de mens in in groepen: de kinderlijken en eenvoudigen waren de grootste klets- en schaapskoppen. De overigen, de zwijgzamen kun je indelen in goeden en slechten, opgewekten en verzuurden.
Die verzuurden waren in de meerderheid en bemoeiden zich vooral met de anderen en weigerden zichzelf bloot te geven.
De goeden waren in de minderheid, hielden hun verwachtingen voor zich maar hadden hoop en geloof.
Dan was er nog een groepje ‘volslagen vertwijfelden’. Die konden zomaar ontploffen.
Maar: ‘de werkelijkheid streeft naar verbijzondering. Ook in ons kamp had iedereen een eigen, persoonlijk leven, hoe dan ook.’

Beschrijvingen van de jaarlijkse (!) badbeurt, het kerstfeest en een zelfgemaakt toneelstuk worden uitgebreid beschreven en zijn soms langdradig.
Er zijn verhalen over het ziekenhuis, over de dieren in het kamp, over vriendschap en vluchtpogingen.
Wat mij ook opviel was het communisme avant la lettre in deze kampen die naar onze maatstaven nog enigszins open waren. Alles was voor iedereen of je wilde of niet. Alle type misdadigers zaten door elkaar; een moordenaar van zes mensen tussen de politieke gevangenen. Lag iemand dwars dan kreeg ie zweepslagen.
Hij onderstreept – uit ervaring - het belang van het beschikken over eigen geld, van verantwoordelijkheid, van respect en van bezigheden. Hij benoemt het gevaar van ‘dienstkloppers’ die naar de letter van de wet leven, ‘met voorbijzien van de geest ervan’.
Ik heb weer veel markeringen.
Een bloemlezing:

Daarom voerden roddel, intriges, ouwewijvenpraat, bekvechterij en kwaadaardigheid altijd de boventoon in dit infernale bestaan. Geen vrouw kon het in achterklap tegen sommige van deze ruige gasten opnemen.

Het systeem van tuchthuis en dwangarbeid corrigeert vanzelfsprekend geen enkele misdadiger; het straft hem slechts en beveiligt de samenleving tegen verder aanslagen van de boosdoener op haar rust. Tuchthuis en dwangarbeid doen niets anders dan haat, dorst naar verboden genietingen en een ontstellende lichtzinnigheid in de misdadiger ontwikkelen.

De gedachte is wel eens bij mij opgekomen dat als men de mens totaal zou willen vermorzelen, vernielen en op de gruwelijkste wijze straffen, zodat zelfs de meest afschuwelijke moordenaar al bij voorbaat voor zo’n straf zou terugdeinzen, men niet anders hoefde te doen dan het werk het karakter van volledige, absolute nutteloosheid en zinloosheid te geven.

Later leerde ik inzien dat er behalve vrijheidsberoving en gedwongen arbeid in het tuchthuisbestaan nog een andere kwelling bestaat, die wellicht alle andere in hevigheid overtreft en wel: het gedwongen samenleven.

In welk milieu of welke omstandigheden ook, altijd en overal kent ons volk van die vreemde persoonlijkheden die de vreedzaamheid zelve zijn en soms verre van lui, maar wier lot het is altijd paupers te blijven. En zij zullen er ook altijd zijn. Het zijn altijd eenzamen, slonzen, ze kijken onveranderlijk een beetje schuw en terneergeslagen uit de ogen, ze worden altijd van het kastje naar de muur gestuurd en als manusje-van-alles misbruikt, vooral door nietsnutten en nouveaux riches en parvenu’s. Iedere verantwoordelijkheid, ieder initiatief betekent voor hen misère en pressie. Zij lijken wel geboren met de ingebouwde voorwaarde zelf nooit iets op touw te zetten, niet op eigen wilskracht te leven, maar om altijd knechtje voor een ander te spelen en naar andermans pijpen te dansen; hun bestemming is het om andermans bevelen uit te voeren.

De mens is een schepsel dat aan alles went, en dat is geloof ik wel de beste definitie die van hem gegeven kan worden.

zaterdag 19 november 2022

Numeri

ondertitel: boek van de woestijnjaren.
Geschreven door Jonathan Sacks en onderdeel van zijn serie over de Thora.
De eerste drie boeken heb ik gelezen en heb er van genoten. Wanneer je de Joodse achtergronden en verklaringen bij de verhalen leest vergroot dat je inzicht in het geheel.

Ook dit boek bestaat weer uit parasja’s. Tien stuks. En die weer uit verschillende essays over onderwerpen die aan de orde komen. Het zijn niet altijd de onderwerpen die ik zelf interessant vind maar die hij de moeite van het vermelden waard vindt.


Numeri gat over de reis van de berg Sinaï richting het beloofde land; de oevers van de Jordaan.

Leviticus was het hoogtepunt van het chiasma (ABCBA) van de vijf Bijbelboeken; Exodus en Numeri (B) gaan allebei over een reis.
Op pagina vijftien van het boek heeft Sacks een mooi overzicht opgenomen met alle overeenkomstige verhalen tussen de boeken.
Verschillen zijn er ook: het volk is in Numeri niet langer een groep slaven met de bijbehorende slavenmentaliteit die op de vlucht zijn, maar een natie die een verbond heeft gesloten met God; die een wetboek hebben ook al hebben ze nog geen land.
Dat is meteen ook het verschil met andere volkeren. Die hebben eerst land en pas later een wetboek. Is er geen land meer dan is ook het wetboek overbodig.
Bij de Joden niet. Ook al hebben ze geen land dan zijn ze toch verbonden door het verbond met God en de wetten en regels.

Wat wil ik verder onthouden? Het hele boek natuurlijk…..

Het stuk over de priesterlijke zegen. In 1997 vond men in Ketef Hinnom zilveren boekrolletjes van drie cm waarop in Paleo - Hebreeuws (werd vóór de Babylonische ballingschap gebruikt) de priesterlijk zegen staat in een heel precieze literaire structuur.
De betekenis van elke zinssnede legt hij uit. Hartverwarmend. Ik zal die priesterlijke zegen nu met andere oren horen.

In het verhaal met Korach, Dathan en Abiram uit Numeri 16 komen ook wijze lessen aan bod. Korach, een Leviet trekt samen op met Dathan en Abiram; nakomelingen van Ruben.
Ze komen bij Mozes en betwistten zijn leiderschap. Hun argumenten klinken heel plausibel zoals Sacks laat zien. Het heeft te maken met de blauwe draad in kwastjes van de gebedskleden. De tsietsiet.
Waarom zaten die drie toch fout?
Omdat ze niet door hadden de essentie van een gebod in het middel zit en niet in het doel.
Dat lijkt me voor ons ook wel van belang.
Wanneer we leren te volgen, ook al begrijpen we niet direct waarom, zal ons dat transformeren in mogelijke leiders. Korach kon nooit een leider zijn/worden omdat hij niet in staat was om een volger te zijn. Wanneer je zelf niet kunt gehoorzamen zul je anderen nooit kunnen overtuigen om gehoorzaam te  zijn.
Nog iets wat mij toch wel opviel: In Numeri 16: 32 staat dat de drie met alles wat ze bezaten én hun gezinnen verzwolgen werden.  (Sink hole?)
‘De aarde opende haar mond en verzwolg hen, met hun gezinnen.’ 

Maar in Numeri 26: 11 staat dat de kinderen van Korach niet gestorven waren en ook Sacks noemt de kinderen van Korach als nazaten van hem die psalmen creëerden. Bijvoorbeeld ps 84, ‘van de Korachieten’.
Dus ja, dat letterlijke lezen levert toch problemen op; althans voor fundamentalistische lezers.
Voor Sacks niet en ik maak me er ook niet druk  om.

Dan de houding van Mozes in ‘beide reizen’; van vóór de Sinaï en daarna en zijn ‘zonde’ waardoor hij het beloofde land niet in mocht.
Tijdens beide reizen, in Exodus en in Numeri murmureren (prachtig woord! Ik gebruik het regelmatig tegen mijnheer Cathy) de Israëlieten over water, over eten en hebben spijt van hun reis en willen ze terug.
Mozes reacties verschillen nogal. In Exodus hoort Mozes het aan, spreekt tot God, God zegt wat hij moet doen en hij doet het.
In Numeri lijkt hij er veel emotioneler mee om te gaan. Ondanks zijn ervaringen is hij kennelijk niet wijzer geworden en lijkt zijn veerkracht verminderd.
Verklaring: in Exodus wordt technisch leiderschap vereist. Het volk had nog steeds een slavenmentaliteit die moest veranderen in een natie van mensen die de verantwoordelijkheden van de vrijheid op zich konden nemen. Mozes moest adaptief leiderschap gaan tonen.
Maar hij ontdekte dat het volk nog helemaal niet was veranderd. Weer klaagden ze over dezelfde dingen als in Exodus en gaven de schuld aan een ander. Om wanhopig te worden en dat werd hij dan ook, zo af en toe. ‘Mensen helpen de kracht te vinden om te veranderen – dat is de grootste uitdaging van leiderschap.’
Vrije mensen geven anderen niet de schuld van hun ongeluk.
Mozes was eigenlijk zelf het probleem bij de reis vanaf de Sinaï naar het beloofde land.
Mozes was de sterke leider om het volk uit de slavernij te leiden maar bleef in gebreke om de mensen de kans te geven hun eigen sterke kanten te ontwikkelen. Daar was Jozua, zijn opvolger, beter in.
Na de aanstelling van de zeventig oudsten ging het beter al ging Mozes in de fout toen hij op de rots sloeg om het volk water te geven in plaats van spreken zoals God bevolen had. (Num 20)
Ik heb daar al eerder een berichtje aan gewaagd.
Terwijl eerder God al eens had gezegd dat hij op een rots moest slaan (Ex 17)
Daar heb je weer dat verschil in reis. Vóór of na de Sinaï.
Maar ook een verschil in generatie. Er was nu een generatie die in vrijheid was gebóren. Vrije mensen moet je anders benaderen, die reageren op overreding en niet op slaan. Slaan hoort bij de slavenmentaliteit.
De dubbele boodschap die ik er in zag, - zie mijn blogberichtje -  daar heeft Sacks het vanzelfsprekend niet over. Maar als elk vers in de bijbel zeventig uitleggingen toestaat dan zit de mijne er vast wel bij.

Vaak heb ik mij afgevraagd waarom die woestijn reis zo lang moest duren; een generatie zelfs. Volgens Sacks kost het tijd om mensen te veranderen. Zeker vanuit de slavernij naar de verantwoordelijkheden die vrijheid met zich meebrengt. Er was een nieuwe generatie voor nodig die in vrijheid was geboren, niet gehinderd door de gewoonten van de slavernij. Dat kost tijd; er is geen kortere route.
Over het beeld woestijnreis – mensenleven heeft hij het niet. Terwijl ik dat er toch wel inzie. Ergens schrijft hij (p 355) dat ze (we) geroepen zijn om een rolmodel te zijn, een belichaming van de Thora. Ja, dat lees ik toch ook in Rom 8:29.
Wel ingewikkeld: de joden moeten het allemaal zelf doen en voor ons, heidenen, is het al gedaan en hebben we een levend rolmodel.

Ook de vreemde verboden die in dit boek voorkomen worden besproken en komen overeen met wat ik al wist. Zoals een bokje dat niet gekookt mag worden in de melk van zijn moeder, het niet dragen van wol en vlas. Het zit in het verschil in ordes in de schepping. (Dat is de enige echte scheppingsorde!)
In dit blogberichtje heb ik wat genoemd.

Wat mij ook nog opviel is dat Sacks benoemt dat Israël direct onder de soevereiniteit valt van God en ander volken worden geregeerd door aardse en hemelse tussenpersonen. (p 381)
Dat had ik al eens geleerd van Willem Ouweneel naar aanleiding van gedeeltes uit het Oude Testament. Ieder volk heeft zijn eigen Engelvorst. Dus als twee profeten hetzelfde zeggen…
Daarop voortbordurend vond ik altijd wel dat de Engelvorst van Afghanistan dan wel eens wat beter zijn best mocht doen voor dat troosteloze land.
Zijn lofzang op Israël waar God zo dichtbij is, meer dan in een ander land. Waar ik niet zoveel geloof aan hecht want dan denk ik weer heel nuchter: fijn dat Theodor Herzl zijn zin niet heeft gekregen want dan was het mogelijk een Argentijnse Jodenstaat geworden. ( p 43 van ‘de Jodenstaat’)

De wetten en verhalen die elkaar afwisselen in het boek Numeri; de wet wordt aangekondigd vóór het verhaal waarop ze van toepassing is. 
De faalangst van de tien verkenners; de sprekende ezel van Bileam. Het is teveel om hier te noemen.

Ja, het valt weer op in dit boek, de liefde die Sacks heeft voor God en zijn volk. Om ontroerd en blij van te worden.
Verder ben ik ook blij dat hij regelmatig dingen herhaalt in de verschillende parasja’s. Sinds ik Corona heb gehad lijkt het of mijn brein (nog) langzamer werkt dan voorheen en minder kan onthouden. Niet fijn.

En Sacks blijft meester in het poneren van one-liners:

‘De Goddelijke aanwezigheid is niet te vinden in de ene stem tegenover de andere stem, maar in het gesprek als geheel.’

‘Alleen door open te staan voor een macht die groter is dan zijzelf worden mensen groter dan zichzelf.’

‘God schiep de tijd zodat niet alles tegelijk gebeurt.’

‘Een van de grote verschillen tussen het jodendom en andere religies is dat, terwijl andere religies ernaar streven mensen te verheffen naar hemelse sferen, het jodendom er naar streeft de hemel op aarde te brengen.’

Dan is nu het wachten op de uitgave van Deuteronomium. 



En dan lees ik vlak na dit boek een interview met David Grossman in de Trouwbijlage.
Hij krijgt volgende week de Erasmusprijs uitgereikt door onze koning.
Het gesprek is zo down to earth. Het contrast kan niet groter zijn.
Een rabbijn die dagelijks met zijn neus in de TeNaCH met aanverwante geschriften zat en zich omringde met gelovigen of deze schrijver; wonend vlakbij Palestijnse gebieden, een twintigjarige zoon heeft verloren in een oorlog, niet in God gelooft maar wel met vrienden de TeNach bestudeerd.



vrijdag 15 maart 2013

Stoner

Geschreven door John Williams in 1965. In 2006 opnieuw uitgebracht en nu pas vertaald.
Volgens velen één van de beste vertaalde boeken van 2012.
Wanneer er zovelen lovend zijn krijg ik de neiging om het links te laten liggen, maar die markante kop op de cover deed het hem.
Toch vraag ik mij af of die lovende woorden wel zo terecht zijn wanneer dit boek al in 1965 is geschreven. Kennelijk is het toen niet als ‘geweldig’ gezien. Of het is de hype om boeken opnieuw uit te brengen en dan vraag ik mij af waarom. Is het omdat in deze tijd niet meer zó geschreven wordt? Zou best eens kunnen; meer behoefte aan diepgang die in oudere schrijvers meer te vinden is dan in de postmoderne schrijversgeneratie.
Eerst maar eens lezen…..

John Williams, dat klinkt net zo nietszeggend als Jan Jansen. Het had zomaar onderdeel van het boekplan kunnen zijn.
Ik ken trouwens wel een John Williams maar die componeert filmmuziek.
Deze John Williams (1922 – 1994) was hoogleraar Engels aan de universiteit van Denver. Hij noemde het boek ‘een ontsnapping in de werkelijkheid’.
Het is een schrijnend boek. Het is daarom zo schrijnend omdat het over zoveel mensen gaat. Ik zou het over mezelf kunnen schrijven, iedereen, nou ja bijna iedereen zou het over zichzelf kunnen schrijven. 'Groots en meeslepend leven' is maar voor weinigen weggelegd.
Een mens wordt geboren, wordt beïnvloed door zijn opvoeding en omgeving, doet zijn/haar ding, maakt goede en foute keuzes, draagt daarvoor de verantwoordelijkheid, gaat dood en wordt vergeten.
Zo is het leven van mensen die geen eeuwigheidsperspectief hebben. In de kern is dat doelloos, nutteloos en zinloos ook al beweren ze zelf natuurlijk dat het anders is. Dat moeten ze wel anders word je gek. Zo deint de mensenmassa voort in the Cirkel of Life.

Bill Stoner, enige zoon van een Amerikaans boeren echtpaar, mag landbouw gaan studeren aan de universiteit van Colombia. Het is 1910. Onder invloed van een docent, Archer Sloane, precies zo’n type als Stoner switcht hij van studie en gaat letterkunde studeren. Verder is hij niet echt ondernemend en gaat confrontaties uit de weg. Zijn vrienden melden zich aan om te vechten in de eerste wereldoorlog, waarbij één vriend het leven laat.
Hij trouwt, krijgt een dochter en doceert aan dezelfde universiteit waar hij ook student was. Hij vervreemd van vrouw en kind, omdat hij dat m.i. láát gebeuren.
Als hij wat ouder wordt merk je dat er toch een klein beetje een rebel in hem huist wanneer hij confrontaties aangaat (de enige keren) met de opvolger van Archer Slaone, Lomax.
Verder slikt hij van alles en trekt zich terug in zichzelf. Voortdurend zou je hem willen toeroepen: Doe wat! Treedt op!

Wat maakt dit boek nu zo bijzonder? Ik denk het beschrijven van de menselijke eenzaamheid en de manier van schrijven waarbij zoveel denkstof achter de woorden ligt.
En toen Stoner hem vroeg waarom (om in het leger te gaan) zei Masters: ‘Je kent me vrij goed Bill. De Duitsers kunnen me geen donder schelen. En als het erop aankomt, geef ik ook geen donder om de Amerikanen, denk ik.’ Hij klopte de as van zijn pijp op de vloer en verspreidde die met zijn voeten. ‘Ik geloof dat ik het doe omdat het niet uitmaakt of ik het doe of niet. En het kon wel eens aardig zijn om nog een keertje iets van de wereld te zien voordat ik me terugtrek onder degenen die in afzondering leven en langzaam uitdoven, zoals dat ons allemaal te wachten staat.’
Hoewel hij het niet begreep knikte Stoner en accepteerde wat Masters hem vertelde. Hij zei: ‘Gordon wil dat ik net als jij in dienst ga’.
Masters glimlachte. ‘Gordon voelt voor het eerst in zijn leven de kracht van de deugdzaamheid. En uiteraard wil hij dat de rest van de wereld daarin meegaat, zodat hij erin kan blijven geloven.’


Wanneer het wat beter lijkt te gaan na de eerste WO kopen Stoner en zijn vrouw Edith een huis.

Terwijl hij met zijn kamer bezig was, en terwijl die langzaam vorm begon te krijgen, begon hij te beseffen dat hij jarenlang, zonder het zelf te weten, diep vanbinnen, als een geheim waarvoor hij zich schaamde, een beeld had weggestopt dat ogenschijnlijk een woning was, maar dat hij eigenlijk zelf was. Aldus was hij, werkend aan zijn studeerkamer, bezig met een poging zichzelf te definiëren [ ] was hij stap voor stap zichzelf aan het vormgeven, was hij orde in zichzelf aan het scheppen, was hij bezig zichzelf mogelijk te maken.

Zo zijn er heel veel mooie passages. Je moet gewoon langzaam lezen.
Pas wanneer hij op zijn sterfbed ligt vraagt hij zichzelf af wat hij eigenlijk had verwacht van het leven.

vrijdag 26 mei 2023

Zonder vrije wil

Geschreven in 2011 door Jan Verplaetse,  (1969) een Vlaams filosoof en schrijver.
Al eerder noemde ik hem omdat ik in de Filosofie special uit 2019 over de vrije wil, herkenbare dingen las.
In dat artikel herkende ik wel het gedachtengoed van Schopenhauer maar werd hij niet genoemd. In dit boek staan verschillende uitspraken van hem.

Nu heb ik zijn ‘filosofisch essay over verantwoordelijkheid’ eindelijk gelezen. En dat was een hele kluif.
Een aantal stukken heb ik, als geïnteresseerde leek, verschillende keren moeten lezen om echt te begrijpen waar het over gaat.


Wat nu volgt is eerst een lijstje met woorden waarvan je de betekenis moet kennen anders raak je echt de weg kwijt.

Syllogisme: een redenering die uit twee of drie premissen (vooronderstellingen dat iets waar is) bestaat en gevolgd wordt door een logische, onweerlegbare conclusie.
Een voorbeeld wat ik zelf vaak gebruik tot hilariteit van de familie:
P1. Mensen zijn raar. P2. Ik ben een mens dus C.  Ik ben raar.
Een variatie op het Socrates-is– sterfelijk syllogisme.
Determinisme:  elk gevolg wordt voorafgegaan door een oorzaak.  Indeterminisme is dan het tegenovergestelde: niets ligt vast.
Causaliteit:  oorzakelijkheid; het verband tussen oorzaak en gevolg.   Acausaliteit is het tegenovergestelde dus geen verband tussen oorzaak en gevolg.
Causaal determinisme is dan een oorzaak- gevolg- ketting maar altijd gericht op het verleden. (Wanneer het op de toekomst is gericht is het teleologische determinisme)
In de kwantumfysica zijn de meningen hierover nog verdeeld, althans in de tijd dat het boek is geschreven. Hoe het er nu voorstaat weet ik niet.
En kwantumfysica is geen dagelijks menselijk leven.
Compatibilisme: de filosofische stroming die stelt dat vrije wil en determinisme beiden waar kunnen zijn. Incompatibilisten denken dat het niet kan.
Daarin heb je weer harde en zachte incompatibilisten:  
Libertarisme; stroming die in een vrije wil gelooft en het eens is met P1 en P2 maar P3 verwerpt. (zie verder) Dit zijn zachte incompatibilisten.
Alternatieve opties: de mogelijkheid om een andere beslissingen te nemen.
Broncontrole: de productie van beslissingen moet in handen zijn van een bron waarover de beslissende persoon controle heeft, zoals het eigen Ik. (maar die kan uitputtend gemanipuleerd worden)

Het Syllogisme van Verplaetse (p37):
P1: indien causaal determinisme waar is, dan zijn alternatieve opties en broncontrole uitgesloten.
P2: Alternatieve opties of broncontrole zijn noodzakelijk voor verantwoordelijkheid.
P3: de alternatieven voor causaal determinisme zijn irrelevant of uitgesloten.

C: Verantwoordelijkheid is uitgesloten.

Alle premissen worden behandeld, vaak met behulp van gedachtenexperimenten.
Over P1 is iedereen het wel eens. Indien causaal determinisme waar is, dan…
De moeilijkheden zitten in P2 en P3. Dat wordt allemaal haarfijn uitgelegd en behandeld.

In hoofdstuk vier beschrijft hij de maatschappelijke gevolgen. Verantwoordelijkheid en schuld bestaan niet; hoe nu verder? Is dat om problemen vragen?
Verandert dat ons, mensen, in amorele en onverantwoordelijke wezens? Nee, natuurlijk niet.
Bij de gevallen dat het toch niet loopt zoals in onze samenleving is afgesproken zouden we niet voor het strafrecht moeten kiezen maar voor het maatregelenrecht.
Hoe komt iemand tot zijn/haar daad en hoe kunnen we dat in de toekomst voorkomen.
In Nederland gaan we al die kant op.

De antwoorden zijn voor mij niet altijd bevredigend maar wanneer dit weer een aanzet is tot verder denken over schuld en verantwoordelijkheid en hoe daarmee om te gaan dan is dat alweer mooi..

Zelf moet Verplaetse vaak tegen zijn intuïtie in redeneren en erkent hij het probleem van de ‘lijdzaamheid’ bij een onvrije wil wat op de loer ligt.
Hij redeneert vanuit een naturalistische visie en dat vind ik wel weer spannend omdat de gereformeerde wereld die vrije wil ook altijd verworpen heeft. (Pelagius/ Augustinus; Erasmus/ Luther; Arminius/ Gomaris en art 14 van de NGB)
Die gereformeerde leer heeft er geen problemen mee omdat God ons voor verantwoordelijk houdt. Dat mag Hij, als Schepper.
Daar zit een knoop, ja. Het zij zo.
Hij houdt ons ook voor rechtvaardig en schuldloos alleen al wanneer wij in Hem gelóven, terwijl we dat feitelijk niet zijn.
Expres zeg ik: gereformeerde leer want volgens mij ben ik nog één van de weinigen die overtuigd is van een onvrije wil.
In die leer zie je inderdaad dat die lijdzaamheid op geloofsgebied soms te grote proporties aanneemt.

Zinnige dingen schrijft hij over (zelf)verwijten maken en wat dat voor gevolgen heeft. Dat het beter is om pas op de plaats te maken en te onderzoeken hoe je zelf en/of de ander zover zijn gekomen dat er verwijten zouden kunnen ontstaan.
Mijn slogan is al jaren: ‘hoe meer ik weet, hoe beter ik begrijp en hoe gemakkelijker het wordt om de ander te vergeven.’

Maar ook hij moet erkennen dat een sluitende filosofische waarheid toch iets anders is dan de praktische wereld om ons heen.
Dat vind ik dan wel weer bijzonder van ons, mensen. Wanneer iets zo logisch is waarom geloven we dat dan niet en leven we er niet naar? Of op z’n minst: streven we niet naar een samenleving zonder verantwoordelijkheid en de schuldvraag.
Er zijn steeds minder mensen die verantwoordelijkheid willen en durven nemen en dragen omdat ze er vaak op worden afgerekend met soms nare gevolgen.
Afschaffing van verantwoordelijkheid betekent tenslotte niet dat we ons onverantwoordelijk zouden moeten gedragen.
Ik moet het laten bezinken er eens langer over nadenken. Om zijn argumenten meteen in discussies te gebruiken lukt mij nog niet. Het moet eerst zijn weg vinden in mijn grijze massa.

Ongetwijfeld doe ik deze filosoof tekort met mijn samenvatting. Want hij schrijft zoveel behartenswaardige dingen. Er staan vele strepen in het boek.