Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht luisteren. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht luisteren. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

donderdag 15 september 2022

Transgenderwet

Een vreemde wet lijkt het licht te gaan zien, terwijl ik het idee heb dat de makers hiervan in duisternis verkeren.
De nieuwe transgenderwet gaat het mogelijk maken dat iemand die zich niet thuis voelt in zijn/haar lichaam – genderdysforie - dat wat gemakkelijker in de officiële paperassen kan aanpassen door middel van zelfidentificatie. Er komt dan geen professional meer aan te pas.
Ook voor kinderen onder de zestien wordt het gemakkelijker; een wettelijke vertegenwoordiger kan bij de rechtbank een verzoek indienen ook weer zonder tussenkomst van een professional.

De wetenschap die toch veel mensen  hoog in het vaandel hebben staan, wordt nu opeens naar de achtergrond verdrongen. Want de wetenschap maakt duidelijk dat tachtig procent van de jongeren over hun ‘genderdysforie’ heen groeien.

De biologische wetenschap zegt of een persoon mannelijk of vrouwelijk is. De menselijke soort is zogezegd binair. Er zijn twee mogelijkheden.
XX en XY.
(Er zijn er wel meer  - syndromen van Turner / Klinefelter - maar dat negeer ik nu even.)

Diezelfde wetenschap doet nu opeens niet meer ter zake, het gevoel van de mens wordt belangrijker geacht en daarom moet de wet aangepast worden.
Dat is best gevaarlijk. Ik bedoel: wanneer gevoelens tot leidraad worden bij grote beslissingen dan weet ik nog niet waar we uitkomen.
Het voelt niet goed. Eh....juist. 

Nu weet ik ook niet alles met betrekking tot al die termen die in deze tijd worden gebruikt: queer, pan-seksualiteit, genderessentialisme, transseksualiteit, transgenders en non-binair en zo zijn er nogal wat nog los van al die afkortingen.
Ik heb me voorgenomen om me daar pas in te verdiepen wanneer ik er direct mee te maken krijg. En dat is tot nu toe niet het geval. De tijd is ook voorbij dat ik van mezelf vond dat ik overal direct een mening over moest vormen.

Maar de term fluïde valt ook en dat denk ik te begrijpen.
In het dorp waar ik ben geboren was er een stel wat ik me nog goed kan herinneren. De man was/ is een ‘echte’ man, groot,  breed en harig. Een Bokito type. Zijn vriendin en later vrouw was/is een superslank blond meisje met op zaterdag krulspelden in haar haar en ze trippelde op van die pantoffeltjes met roze pluizige bolletjes erop. Ik keek mijn ogen uit.
Een bijzonder stel in mijn ogen, zo totaal verschillend.

Nu denk ik dat de man een hoog testosteron gehalte had/heeft en een heel laag oestrogeen gehalte en de vrouw precies andersom: een hoog oestrogeen gehalte en nauwelijks testosteron.
Ik kan me vervolgens ook voorstellen dat die spiegels bij iedereen een andere verhouding hebben. Een glijdende schaal.  Fluïde.
Dus genetisch kun je een man zijn maar door de afgifte van een te laag testosteron gehalte in de baarmoeder en/of een te hoog oestrogeengehalte kun je als man op mannen vallen. Bij vrouwen net zo.
Zo las ik in een artikel van Debra Soh: ‘De blootstelling aan testosteron is bepalend voor de manier waarop mannelijke en vrouwelijke hersenen groeien’.
Zij schreef in 2020 het boek: ‘The End of Gender’.

Naar aanleiding van dit berichtje heb ik weer wat oude boeken onder het stof vandaan gehaald: ‘Brainsex’ van Anne Moir uit 1989 en ‘Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen’ van Allan en Barbara Pease. Uit 1998.
Eigenlijk staat daarin alles precies beschreven.
In een blogbericht van tien jaar geleden schreef ik ook al iets.

Conclusie: ik ben tegen die wet. Die is te rigoureus. Maar ik ben wel voor een open houding met betrekking tot deze problematiek. O, wat ben ik weer tactisch.
Maar ik las ergens precies waar het ook volgens mij om draait:
‘Gaat het hier op aarde om zo goed mogelijk onze rol volgens ons biologisch geslacht te vervullen, zoals wij ooit geschapen zijn? Of kijken wij met de schepping reikhalzend uit naar wat gaat komen? Wijzen we een ander af omdat deze zijn/haar genderrol verkeerd invult, om omhelzen wij die zelfde persoon omdat wij één zijn in Christus?’

Het is zoals ik al meer opmerkte: sommige mensen staan met hun neuzen richting paradijs en hebben moeite met alles wat steeds maar anders wordt; anderen staan meer richting vernieuwde schepping waarbij we eerst nog door vele dalen heen moeten. Dat geeft frictie.

Mocht ik er ooit mee te maken krijgen dan hoop ik dat ik die ander liefdevol in de ogen kan blijven kijken.
Dat zou natuurlijk helemaal geen issue moeten zijn maar ja, ik heb ook moeite met die brede vrouwen die ooit man waren en met types die er zo ‘over-de-top’  vrouwelijk uitzien.
Vrouwen die man worden lijkt om de een of andere reden toch wat minder schokkend.
Wat blijft leven toch een gecompliceerde aangelegenheid.

 

 

maandag 17 januari 2022

Don’t look Up


Een film van Netflix van het afgelopen jaar.  Geschreven en geregisseerd Adam McKay.
Hoofdrolspelers zijn o.a. Leonardo di Caprio, Cate Blanchet, Jennifer Lawrence, Meryl Streep en Ariane Grande.
Een satirische film over het einde van de wereld.


Twee astronomen: dr. Randall Mindy en dr. Kate Dibiasky ontdekken dat  er een komeet van pakweg twaalf kilometer doorsnee op de aarde af komt suizen die het leven op aarde onmogelijk zal gaan maken.
Ze nemen hun verantwoordelijkheid om het wereldkundig te maken wanneer de president van Amerika niet lijkt te luisteren maar worden door weinig mensen serieus genomen.
Iedereen heeft het te druk met zichzelf en de waan van de dag. Mensen denken niet na en verbeelden zich dat ze alles onder controle hebben. En dat wordt met glashard sarcasme in beeld gebracht.

“Dit is een volwassen wereld” verklaart de president van Amerika (een over-de-top rol van Meryl Streep) terwijl ze een sigaret opsteekt vlakbij een tank met iets heel brandbaars.

Soms wist ik niet of ik lachen of huilen moest. Het wordt vaak hilarisch in beeld gebracht maar tegelijkertijd is de herkenbare oppervlakkigheid om koud van te worden.
Het type ‘Elon Musk’ komt voorbij met z’n invloeden en ik moest ook denken aan de boeken van Dave Eggers.

Af en toe komen er mooie shots langs van ongerepte natuur om het verschil te accentueren en om ons in herinnering te brengen waar dit vreemde soort; mens genaamd, mee bezig is.
Het einde had eerder gemoeten want de laatste shots zijn raar en mijn inziens totaal overbodig.
Veel aangrijpender in z’n eenvoud zijn de laatste shots van de familie Mindy om de tafel waar ook Kate met haar vriend is aangeschoven.
Hoe waardevol is het gewone gezinsleven wat in onze tijd helaas steeds specialer aan het worden is.

 

vrijdag 4 juni 2021

Moraal


In 2020 geschreven door Jonathan Sacks.  Het is één van zijn laatste boeken, misschien wel de laatste. Hij heeft de uitbraak van de pandemie nog net meegemaakt en schrijft daarover in het nawoord.

Ondertitel: ‘Waarom we haar nodig hebben en hoe we haar kunnen vinden.’
In dit boek zoomt Sacks uit en probeert lijnen te trekken vanuit het verleden naar het nu over de moraal. Of hoe het komt dat we van die domme, zelfzuchtige mensen zijn geworden.
Interessante vraag natuurlijk.



Je hoeft maar om je heen te kijken en vooral te luisteren hoe we als mensen afzakken naar een niveau waar je erg chagrijnig van wordt. Hebben we moraal nodig? Ja, want een maatschappij zonder normen, waardigheid en onderling vertrouwen valt als los zand uit elkaar, en is het ieder voor zich en daar wordt de wereld niet beter van.

Dat het in deze tijd wel te wensen over laat is duidelijk. Hoe is het zo gekomen en wat kunnen we er aan doen? Als er al iets aan te doen valt. Zelf geloof ik daar niet zo in maar Sacks is een onverbeterlijke positivo.

Dat schreef ik voordat ik het boek helemaal had gelezen. We kúnnen er iets aan doen volgens Sacks. Dat heeft de geschiedenis meerdere malen bewezen. Zie verderop.
Heel kort samengevat: niet meer denken in ‘ik’ maar in ‘wij’.  En dat begint bij jezelf.
Een ‘culturele klimaatverandering’.
Hij beschrijft voornamelijk de laatste vijftig jaar maar maakt regelmatig een uitstapje naar andere tijden en invloedrijke filosofen.  Na de tweede wereldoorlog was er de saamhorigheid van de wederopbouw. Mensen sloegen de handen in elkaar. Sinds de jaren zestig zijn we van een wij- samenleving veranderd in een ik- samenleving maar eigenlijk begon het al bij de reformatie.
En dat vond ik wel interessant om te lezen. Maarten Luther stond persoonlijk tegenover de kerk. Hij vroeg zich af hoe hij een genadige God kreeg (mijn aanvullig). Heel egocentrisch. Maar tegelijkertijd denk ik dat het dan al in het Nieuwe Testament is begonnen waar ieder heel individualistisch  wordt aangesproken om zich te bekeren.

Het boek bestaat uit vijf hoofstukken: 1. Het solitaire zelf 2. Consequentie: de markt en de staat 3. Kunnen we nog debatteren met elkaar? 4. Uit menselijk oogpunt en 5. De weg vooruit.

Allerlei zaken komen langs en wanneer dat zo allemaal achter elkaar beschreven wordt,  word je niet blij.
De klimaatverandering, de sociale misstanden, de graaicultuur, het fake-news gebeuren met daaraan gekoppeld de invloed van de social media, de angst voor ‘de ander’ met als gevolg het populisme.  Vereenzaming, ik-gerichtheid en verslavingen.
Alles hangt met elkaar samen en uit dat alles is het vertrouwen in elkaar weggesijpeld waardoor iedereen op zichzelf wordt teruggeworpen of denkt teruggeworpen te worden/zijn.

Sacks schrijft vanzelfsprekend vanuit de joodse traditie maar is nergens de lezer aan het overtuigen dat dat de enige manier is om tot een oplossing te komen.
Hij ziet in religie in het algemeen een oplossing en hij breekt een lans voor het gezin als gemeenschap waarin zich het startpunt bevindt van de ontwikkeling van de moraal.
Waar vertrouwen en wederzijds respect zou moeten worden geleerd.
Religie ziet hij als basis voor moraliteit. Alle grote religies zijn morele gemeenschappen.

Alles wordt geïllustreerd met onderzoeken, geweldige mensen die hij heeft ontmoet en geweldige boeken die hij heeft gelezen.  /ironie
Die man moet echt veel meer tijd hebben gehad dan een doorsnee mens. Waarschijnlijk had hij een vrouw die als een kippetje achter hem aan liep en voor de gewone dingen zorgde zodat hij zich kon wijden aan het ‘hogere’.  Daarmee wil ik absoluut zijn invloed niet onderschatten want ik waardeer zijn bijdragen aan deze wereld enorm maar ik moet soms wel even slikken.
Nee, ik ga niet in de slachtofferrol vervallen waar Sacks ook fel tegen ageert maar het zou fijn zijn geweest als de christenheid de Bijbel op alle vlakken eens wat serieuzer had genomen en alle mensen als gelijkwaardig had gezien, zo door de eeuwen heen.
Dan zou de wereld er anders hebben uitgezien.
I had a Dream, want ik zie verbeteringen bij de huidige generaties die mijn kinderen bevolken. Om ook maar positief te blijven

Het hoofdstuk over debatteren vond ik heel boeiend. Dat universiteiten geen controversiële sprekers meer durven uitnodigen vanwege de consequenties is uitermate verdrietig. Juist op de plaats waar in alle vrijheid aan waarheidsvinding zou moeten worden gedaan staat de academische vrijheid op het spel.
Op de social media spuien mensen vaak in harde bewoordingen hun mening en luisteren niet naar de ander. Iedereen heeft toch zijn/haar eigen waarheid? Iets van elkaar leren is er niet meer bij.
‘Wanneer woorden falen begint het geweld’. (p 246)
En toch heeft de geschiedenis bewezen dat het anders kan: in de vijftiger jaren van de negentiende eeuw in Amerika: de Tweede Grote Opwekking en ook in het Verenigd Koninkrijk gebeurde iets soortgelijks. (p 337 en 338)
Beiden trouwens geïnitieerd door religieuze groeperingen.

Mooiste stimulerende zin (nu lijk ik de recensent van 'Trouw' wel): ‘Het begint bij ons, met ieder van ons als individu. Vanaf het moment dat we uit onze bubbel komen en ons net zo druk gaan maken over het welzijn van anderen als dat van onszelf, beginnen we de wereld te veranderen op de enige manier die binnen ons bereik ligt: één daad tegelijk, één dag tegelijk, één leven tegelijk.’

Een paar kritiekpunten:

De wilsvrijheid; daar denkt hij in mijn ogen te gemakkelijk over.
‘Godsdienst is de bewaarder van de morele orde’ zegt hij ergens en daar is ook best wat op af te dingen. Ik ken moreel zeer hoogstaande mensen die niet religieus zijn. Verderop neemt hij weer gas terug door te zeggen dat geloofsgemeenschappen veerkrachtiger zijn dan seculiere. Dat is wat anders.
En de bevolkingsgroei waar hij voorstander van lijkt te zijn. Terwijl ik denk dat, hoe hard het ook klinkt, deze pandemie een beetje reguleert.

Een boeiend boek!

 

Show the world and all its people
All the wonders love can bring
Give us strength and understanding
Give us all one song to sing
Let the music play
Play it loud and make it clear
It's time to stand up
To a new world that is now so near
From the bottom to the top
To the leaders of the land
We all have one heart
Everyone of us must lend a hand

…..

And freedom, no more lies
We can save this world if we try
One world I know we can make it
Yes, it's only in your heart
Yes, it's only in your dreams
You can climb the highest mountains
You can make the whole world sing
Oh yeah

 

Die Lionel toch; ook zo’n ras optimist.

 

  

maandag 19 april 2021

De Graaf van Monte Cristo


Om de andere week hebben we met ons orkest een Zoombijeenkomst om de banden niet te laten verslappen. De huishoudelijke mededelingen worden besproken en ieder van ons stuurt haar/zijn mooiste muziek(fragmenten) door naar de  dirigent die daar dan een Kahoot – trendy naam voor een quiz - van brouwt. Ik heb natuurlijk het derde deel uit de tweede symfonie van Rachmaninov al eens ingestuurd, een deel uit het pianoconcert van Ravel en het Warschau concerto van Addinsell.

Mijnheer dirigent is nu al beter op de hoogte van mijn muzikale voorkeur dan mijnheer Cathy.


Maar naar aanleiding daarvan ging ik na denken over het mooiste boek wat ik ooit heb gelezen. Dat is een stuk lastiger.
Een favoriet muziekstuk, daar kan ik rustig honderden keren naar luisteren zonder dat het me verveelt. Een boek lees je geen honderd keer al kan ik me wel herinneren dat ik in de derde klas lagere school – nu vijfde groep basisschool – vaak hetzelfde boek uit de kast ging halen wanneer we ‘stil’ mochten lezen. Het heette ‘Vleugellam’; de schrijver weet ik niet meer al vermoed ik dat het C. Th. Jongejan- de Groot was.

Wanneer ik mijn boekenkast langsloop zie ik zoveel moois. Umberto Eco gooit hoge ogen,  net als Dostojewski, Tolstoi, Grossman en Mercier maar het boek van Alexander Dumas: ‘Le Comte de Monte Cristo’ staat toch nóg wat hoger op de ranglijst.
Over het waarom loop ik nu al dagen te denken. Want het is al jaren geleden dat ik het heb gelezen. Het gaat over liefde, vriendschap, bedrog, vergeving, wraak, eenzaamheid, intens geluk, geduld, moed, doorzettingsvermogen, wijsheid, jaloezie, rancune, rijkdom en armoede.
Eigenlijk alles wat de verhalen uit de Bijbel ook zo boeiend maakt. Alles wat zo herkenbaar menselijk is. Best knap wanneer je dat in één boek kunt proppen.
Dus: na de Bijbel is dit het mooiste boek voor mij. Zodra er een ander boek mij te binnen schiet zal ik het hier melden.

De film die van dit boek is gemaakt, ligt ook in huis. De Franse wel te verstaan, met Gerard Depardieu in de hoofdrol. Die Amerikaanse edities zijn niet te pruimen.
En dan de muziek bij de film. Prachtig. Om bij te smelten. Van Bruno Coulais.
Hij is de Franse variant van Morricone, Williams en Zimmer.

Iemand zei eens: de filmmuziek is de hedendaagse klassieke muziek. Zit best wat in denk ik.
Ik weet niet hoe de vroegere componisten hun muziek bedachten. Misschien hadden ze beelden in hun hoofd.
De verschillende seizoenen zijn inspiratiebronnen gebleken als ik denk aan ‘De vier jaargetijden’ van Vivaldi, ‘Frühlingsrauschen’ van Sinding, ‘Winterdromen’ van Tsjaikovski en Les Partineurs van Waldteufel.
Allerlei natuurverschijnselen inspireerden de ‘klassieken’; ‘Mondscheinsonate’ van Beethoven, ‘Moonlight Serenade’ van Glenn Miller. Bloemenwalsen van Tsjaikovski en Gustav Lange.
‘De Hebriden’ van Tsjaikovsky werd hem ingegeven door een geheel andere natuur te zien en ervaren dan hij gewend was.
Emoties waren ook een inspiratiebron: Nocturnes zijn bekend van Chopin, Field en Mozart.
Maar misschien ‘kregen’ ze alleen een melodietje in hun hoofd wat verder al dan niet uitgebreid werd verwerkt.
Bij de filmmuziek zijn de beelden voorhanden, ook al zijn ze van een ander. De sfeer is bekend en daarop wordt muziek gecomponeerd die heel bepalend kan zijn.
Het lijkt meer doelgericht. Maar of het daardoor ook gemakkelijker wordt om te componeren geloof ik niet.

 


woensdag 27 januari 2021

Popcorn

Een paar weken geleden schreef ik over Amerika maar het is nu de beurt van het buitenland om zich over Nederland te verbazen.
Ik kan me zo voorstellen dat zij nu de popcorn erbij pakken.
Gezeur en rellen over een avondklok die in de meeste Europese landen al van kracht is. Het in brand steken van een GGD teststraat; bekogelen van ziekenhuizen.
Misschien zit de drugsmaffia er wel achter. Zij komen nu ook in het nauw. Maar.....de meeste mensen deugen.
  
Vaccinaties die maar niet willen opschieten. Gesteggel over wie nu eerst moet. Eerst de ouderen, want daarmee verminder je de toestroom op de zorg, neeeee, eerst de zorgmedewerkers want die kunnen we niet missen in de ziekenhuizen.
Naar mijn idee allebei tegelijk. Niet of-of maar en-en.
Dan weer een tekort aan vaccins. De grote bedrijven bluffen de orders binnen met een daarna-zien-we-wel-mentaliteit. Zo gaat dat meestal.

Een oud-collega werkt nog in de thuiszorg en van haar hoorde ik dat ze voor haar vaccinatie nota bene vanuit ‘onder de rook van de oostkant’ van Rotterdam naar De Haag moet!
Terwijl we nog steeds te horen krijgen dat we zoveel mogelijk moeten thuiswerken om verkeersbewegingen te verminderen. Hoe krom wil je het hebben. Dat de vaccins bij een bepaalde temperatuur bewaard moeten worden is geen afdoende reden. Dat kunnen ze in Rotterdam ook wel.
Gisteravond hoorde ik in één of ander programma dat in een verpleegtehuis de ene oudere wel wordt gevaccineerd en haar buurvrouw, die een andere huisarts heeft, moet wachten.

Wat is er nu gemakkelijker dan vaccineren in een tehuis; je rijdt met je karretje met spullen langs alle bewoners en vaccineert degenen die willen. Dan kun je een stuk of wat tehuizen per dag doen.
Mijn haren rijzen ten berge bij dit ongelofelijke logistieke gerotzooi.
Maar ongetwijfeld zit overal een goede reden achter die ik niet weet. /sarcasm

En we zijn er nog niet. Er verschijnen al verschillende mutanten. Waarbij het nog maar de vraag is of de vaccins afdoende zijn.

Er zijn ook positieve zaken. Een wat oudere vriendin vertelde me dat ze al sinds vorig voorjaar niet verkouden is geweest. Van een jong gezin hoorde ik dat de kinderen die anders altijd lopen te kuchen en snotteren in de wintertijd, daar nu geen last van hebben.
Zelf hoest en nies ik ook niet; heel anders dan andere jaren. Dat heeft die anderhalve metersamenleving toch maar mooi bewerkstelligt.
Als we daarmee een sterkere weerstand opbouwen, mede door gezond eten waar veel te weinig aandacht voor is en  - ja, helaas – beweging dan hebben we op termijn misschien wel genoeg weerstand om een Covidmutantenleger te lijf te gaan.

Verder probeer ik ook na te denken wat zo’n  periode met mensen doet maar dat is lastig wanneer je er middenin zit. Voor mezelf heb ik het idee dat ik enigszins lethargisch word, ondanks het feit dat ik me niet verveel. Lezen, puzzelen, muziek luisteren, af en toe een film kijken, de kneepjes van het fotografievak proberen te leren en de natuur in om die kneepjes uit te proberen; ik vind het allemaal best zo.
Het enige wat ik echt mis zijn mijn muziek-maak-maatjes en mijn zinnige-gesprekken-maatjes.



 




En zo kom je van popcorn bij Supertramp uit:

I know that there's a reason why I need to be alone
You show me there's a silent place that I can call my own
Is it mine
Oh Lord is it mine

You know I get so weary from the battles in this life
And there's many times it seems that you're the only hope in sight
Is it mine
Oh Lord is it mine

........

 

 



 

woensdag 13 mei 2020

Westerse cultuurgeschiedenis 1300- 1500 V Muziek

Vanwege het Coronavirus (hoe vaak heb ik die kreet al gehoord de afgelopen weken…) heeft het HOVO de lessen digitaal doorgestuurd.
Nu kan ik aan mijn eigen bureau de lessen volgen via opgenomen filmpjes. Eigenlijk best leuk al ga ik toch liever ‘naar school’ omdat al die koppen die er dan ook zitten toch steeds vertrouwder worden.
Het handige van deze manier is dat je eens even kunt terugspoelen wanneer je iets niet helemaal goed hebt gehoord.
Het onhandige is dat we de lessen literatuur nog gaan krijgen maar die heb ik al ‘op papier’ gezet.  Nou ja, kan ik in ieder geval wel controleren of ik het een beetje goed gedaan heb.

De muzikale stijlen worden ingedeeld in :

Middeleeuwen 500 – 1400
Renaissance 1400 – 1600
Barok 1600 – 1750
Weense klassieken 1750 – 1800
Romantiek 1800 – 1900 

Verder wordt het gewoon een chaos van stijlen, net als in de beeldende kunst.  (mijn eigen woorden)
Het is geen strikte indeling, want muziek ‘verloopt’ geleidelijk maar dit is handiger om te kunnen onthouden.

Na de Ars Antiqua werd in deze periode de  'Ars Nova' belangrijk.
Er werd meer gespeeld met de onderverdeling van een maat  – van drie naar twee -  en verschillende stemmen. Er werd ook steeds meer wereldlijke muziek gecomponeerd in plaats van religieuze. Guillaume de Machaut is een belangrijke componist uit die tijd. Hij was een tijdje in dienst van Jan van Luxemburg van de Bohemen. (de Blinde)
Hij schreef balladesrondelen en motetten.
In de motetten werd isoritmiek  toegepast. Melodische en ritmische patronen schuiven over elkaar in verschillende lengten waardoor verschuivingen optreden.  
De stijlperiode Ars Nova werd opgevolgd door de Ars Subtilitor; grillige en eigenaardige harmonieën zagen het daglicht. Aan dat geluid moet je inderdaad heel erg wennen. Ik weet niet of me dat ooit gaat lukken. 

Het kenmerk van de Renaissance muziek is de homogeniteit. John Dunstable (1385 - 1453) wordt gezien als een wegbereider. 
Tekst was ondergeschikt aan de muziek. Voor mij heel logisch. Maar het gekke is dat er nauwelijks instrumentale muziek is overgeleverd uit die tijd.  We hoorden wel een stukje van Jacob Obrecht (1457 - 1505). En dat vond ik meteen weer mooier dan al dat gezang.
Voor mezelf heb ik daar een verklaring voor: vroegah….moesten wij goed luisteren naar onze ouders. Vooral mijn moeder zei niet veel, maar wanneer ze iets zei was het wel zaak om op te letten.   “Listen very carefully; I shall say this only once”
Mogelijk heb ik dat nu nog dat ik naar mijn gevoel ‘moet’ luisteren wanneer menselijke stemmen iets zeggen. Daar word ik dus erg moe van. Zeker wanneer  het maar door en door gaat en ik het niet goed versta zoals dat bijna altijd met zangstemmen het geval is. Instrumentale muziek is daardoor voor mij veel rustiger. Dat kan ik zonder consequenties laten gebeuren.

Een andere belangrijke componist uit die tijd was Guillaume Dufay (1400 -1477) Het lied ‘Nuper rosarum flores’ van hem  wat bestaat uit coupletten van heel strikt, zeven lettergrepen en steeds veertien maten werd ten gehore gebracht bij de opening van de Santa Maria del Fiore in Florence in 1436. Hierboven een indruk van zijn notenschrift.
De renaissance muziek  is duidelijk  harmonieuzer dan de voorgaande.
Homogeniteit en harmonie stonden hoog in het vaandel. Dat hoorden we duidelijk bij Josquin Deprez (1450 - 1521), een leerling van Dufay. 
Theun de Vries heeft het in 'Het motet voor de Kardinaal' als volgt prachtig beschreven: ‘Ik vernam in het koor vele stemmen, die ieder voor zich schenen te zingen, zij stegen en daalden langs onzichtbare ladders over en naar elkaar, soms paarsgewijs, soms kruisten zij elkaars baan als kometen en sleepten een lange staart van harmonieën achter zich aan, zij hielden elkaar zwevend in evenwicht, en ondanks de kunstige verstrengelingen was alles sterk en doorzichtig als zilveren steigerwerk in de ruimte.’

Het is heel boeiend om de ontwikkeling  van de muziek te volgen maar ik kan eigenlijk niet wachten tot we een paar honderd jaar verder zijn.

 

vrijdag 3 januari 2020

Lezen en laten lezen



Geschreven door Arnold Huijgen (1978) in mei 2019.
Ondertitel: ‘gelovig omgaan met de Bijbel’.
De titel is een spannende variatie op het ‘leven en laten leven’. Ik was nieuwsgierig naar dit boek omdat ik van mezelf merk dat ik soms heel verstandelijk omga met de Bijbel. Ik lees wel maar laat ik mij ook (de les) lezen? Ik lees wel met mijn hoofd maar doe ik dat ook met mijn hart? Dat komt waarschijnlijk ook door de jaren dat ik op fora actief was. Daar waren discussies belangrijk.
Wat het geloof of de Bijbel met jezelf deed kon vaak wel geventileerd worden maar waren ondergeschikt omdat het geen discussiepunten waren.
Het boek heeft zeven hoofdstukken die weer onderverdeeld zijn in paragrafen. Elk hoofdstuk sluit af met een conclusie. In het vierde gaat Huijgen in op de (filosofische) voorgeschiedenis. Hoe is het zo gekomen dat we alleen nog maar zo verstandelijk met de Bijbel lijken om te gaan? Descartes lijkt in deze ‘the Bad Guy’.

Huijgen pleit voor een meer bevindelijk lezen van de Bijbel. Daarin komt hij de rechterflank tegemoet, lijkt mij, daar lezen ze heel bevindelijk. Maar wanneer ik sommige reacties ut die hoek lees zien zij in Huijgen eerder een ‘tegenstander’.
Ik begrijp er niets van.

Centrale stelling van het boek: bij het lezen van de Schriften gaat het om een zaak van ontvankelijkheid van wat God ons te zeggen heeft op een wederkerige manier.
Je leest (actief) en je laat je lezen (passief).
Dat doe je niet alleen, maar samen met de kerk van alle tijden en plaatsen.
Hoe kom je tot een verborgen omgang met God? Hoe raak je afgestemd en kun je resoneren op de grondtonen van de Bijbel die we toch zien als de Woorden Gods.
Want de afgelopen tijd lijkt het dat we alleen nog maar geïnteresseerd zijn in de hermeneutiek van bepaalde vraagstukken: de vrouw in het ambt, homo’s in de kerk, schepping of evolutie.
Wat natuurlijk grotendeels mannenproblemen zijn. *gniffel*
Het Rationalisme viert hoogtij in het benaderen van de Bijbel en dat duwt een gelovig omgaan met de Bijbel naar de achtergrond.
God spreekt. Daar begint de Bijbel al mee. Dat woord is in de tijd en ruimte gekomen; mens geworden.
Dat luisteren betekent vooral goed lezen. De tijd nemen om het gelezene tot je door te laten dringen en niet meteen al nadenken wat je er zelf op te zeggen hebt.
Luisteren; daar hebben veel mensen moeite mee. Zo heb ik al lang geleden ontdekt.

Wat is waarheid? Welke waarheid. Hij gaat in op het ( ook in mijn ogen valse) argument dat wanneer je de historische feitelijkheid op één punt loslaat, de hele zaak gaat schuiven.
Dat is echt nonsens. Niet alles heeft evenveel gewicht.
In het OT staat ‘waarheid’ tegenover ‘onrecht’ en niet tegenover ‘onjuistheid’. Waarheid gaat over betrouwbaarheid.
Daar had ik zelf al eerder ook over geschreven.

In het NT ligt de Waarheid/ betrouwbaarheid in het feit dat Jezus is opgestaan uit de dood. En het vertrouwen dat Hij komt.
De Bijbel is geen doel in zichzelf maar een middel om Christus te leren kennen.
In het derde hoofdstuk gaat Huijgen in op een drieslag van Maarten Luther: gebed, meditatie en aanvechting. (oratio, meditatio, tentatio)
Op deze manier zouden wij ons kunnen ‘laten lezen’. De Bijbel lezen en erin worden ‘opgenomen’. Laten resoneren in de klankkast van de ziel.
In het vierde hoofdstuk gaat Huijgen terug naar de wortels van ons moderne denken en komt uit bij Descartes. Ook al wilde deze filosoof nog vrome kaders handhaven, de historisch-kritische methode ging als gevolg van de Verlichting ‘redelijke’ vragen stellen aan de Bijbel. Daardoor relativeerde de waarheid van de Bijbel maar daar is de Bijbel niet voor bedoeld.
Zo maken creationisten ook diezelfde fout door in de ‘redelijke’ verdediging te schieten.
Drie effecten van het ‘redelijke denken’:
1. de vraag naar de feitelijkheid van de Bijbel is belangrijker geworden dan ooit.
2. De methodische benadering van de Bijbel als object. Luisteren naar God stem is daardoor moeilijker geworden.
3. Het dualisme van subject en object, wat in bevindelijke kringen zo gerationaliseerd wordt dat het de ‘toe-eigening’ in de weg kan staan.

Uit de historisch kritische methode is, geloof ik (ja dus) de ‘de Amsterdamse school’ ontstaan. Wanneer je al die lijnen ziet lopen valt er zoveel te begrijpen.
In het vijfde komt aan de orde dat de feiten uit de Bijbel méér zijn dan kale feiten zoals ook muziek méér is dan een rijtje noten en een kunstwerk méér is dan alleen verf of klei.
Huijgen benoemt het anders lezen van de Westerse mens t.o.v. het schrijven van de Oosterse. Wij zijn gericht op precisie, wat voor de Oosterse van veel minder belang is; daar gaat het om de inhoud. Ik ben het geheel met hem eens.
Als laatste kijkt Huijgen naar de manier van omgaan met de Bijbel bij Bonhoeffer en Noordmans en bij zichzelf.
Noordmans grijpt terug op iets wat kennelijk aan Origenes wordt toegeschreven maar toch wel verdacht veel lijkt op de Joods manier van omgang met de TeNaCH: lezen op de PaRDeS methode. Hier heet het Quadriga.

Vervolgens bespreekt hij zelf 1 Petrus 3: 1-7; een lastig stuk over het christelijk huwelijk en over onderdanigheid enzo. Hij benadert de materie vanuit zijn eigen leven en culturele gevoeligheid.
Een eyeopener voor mij was dat Petrus in zijn brief steeds het vergankelijke tegenover het onvergankelijke zet en dat hij vrouwen aanspreekt op hun sociale kwetsbaarheid en niet op hun fysieke.
Jammer dat hij het ook weer over het gelijkheidsdenken heeft en niet over het gelijkwaardigheidsdenken. Dat is voor mij toch echt een heel verschil.

Geloven is geen kwestie van proberen maar van stoppen met proberen. Wie wacht op God zal merken dat Jezus Christus daadwerkelijk is opgestaan, dat Hij leeft.
Goddank is dat ook mijn ervaring. Jezelf loslaten, de controle over jezelf uit handen geven aan een hogere Instantie. Dat is best moeilijk maar noodzakelijk. En het werkt zo bevrijdend.
Maar dat zie en voel je allemaal pas achteraf.




woensdag 13 november 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000-1300 III Kunst


Deze keer was het de beurt aan een kunsthistoricus. Helaas heb ik daar één keer van gemist en moet dat stukje nu doen vanuit een soort van hand-out.
Het eerste deel ging over koningen en keizers. Karel de Grote wilde zijn rijk duidelijk vestigen en zichtbaar maken, de 'renovatio imperii'. De Dom van Aken is door hem gebouwd. Hij liet zich inspireren door ander oude gebouwen; de Basilica in Trier en de San Vitale in Ravenna.
Onder hem werden veel kloosters opgericht; geestelijke maar ook intellectuele, onderwijskundige en kunstzinnige centra.
Er werd onderwezen in grammatica, dialectiek en retorica en in aritmetica, geometrie, muziek en astronomie.
Het klooster van Cluny, dat 90 km ten noorden van Lyon ligt en gebouwd in 911 was het grootste van Europa.
Verder nog een belangrijke in Noord- Oost Zwitserland: Sankt Gallen, vernoemd naar het ‘Sankt Galler Klosterplan. Een plan van een ideaal ontwerp wat echter nooit is uitgevoerd.
Mogelijk verwijst Umberto Eco hiernaar in zijn boek ‘de Naam van de Roos’.

Verschillende vrouwenkloosters waren er waarvan de abdissen hoog in aanzien stonden. Ik moest meteen denken aan Hildegard von Bingen uit de film ‘Vision’. Ik weet niet of ze ter sprake is geweest.

Otto de Grote (of I) was de eerste keizer na Karel de Grote. (Dus niet zijn opvolger) Zijn invloed bestond erin dat hij samen met de paus het Heilige Roomse Rijk tot een eenheid formeerde. Daaruit volgde op een gegeven moment die beroemde investituurstrijd over de bisschoppelijke benoemingen waarbij de paus pas in het concordaat van Worms in 1122 aan het langste eind trok.
Tijdens het bewind van Otto was daar de Ottoonse renaissance en wat kunsthistorie betreft, van belang.
De Romaanse kunststroming was dominant in 1100 – 1200 en vooral in Frankrijk is daarover veel terug te vinden. Het tapijt van Bayeux was al eens langs gekomen.

In de middeleeuwen komen de steden erbij. De aandacht tijden de les kwam te liggen bij de Hanzesteden met hun architectuur en dat zijn er nogal wat.
Keulen is een stad die allang bestond maar profiteert van de handel en daardoor een enorme groei doormaakte. De gotische Keulse dom is bekend maar daaromheen staan nog 12 Romaanse kerken. Theophanu, de byzantijnse prinses, die als vrouw van Otto II keizerin werd van het Heilige Roomse Rijk ligt in Keulen begraven.
Dorestad was een bekend centrum in die tijd, net als Lubeck, Stralsund en Rostock.
Pas toen we naar het zuiden afzakten werd het voor mij weer wat interessanter.

Parijs, de geboorteplaats van de Gotiek, met zijn Notre Dame; Chartres en Amiens met hun Notre Dames. De dom van Milaan en de Santa Maria del Fiore in Florence. Het ging me allemaal te snel naar mijn zin.
Bij de kathedraal van Chartes stonden we wat langer stil. Het was een Romaanse kathedraal die in 1194 bijna geheel in vlammen opging. Daarna als gotische kathedraal weer opgebouwd.
We zijn er wel eens geweest. Wanneer al onze dia’s zijn gedigitaliseerd moet ik eens op zoek.
De roosvensters kwamen aan de orde en het grote portaal met de profeten en koningen. Velen staan met hun hand omhoog; dat is een spreekgebaar. Goed luisteren, ze hebben ons iets te zeggen.
Het rechter portaal beeldt de geboorte van Christus uit, in het midden Christus als koning van de hemel en het linker de hemelvaart.
Binnen ligt er in de vloer een labyrint. Dat kon ik me ook nog herinneren.
Hier een link naar de kathedraal waar alles op staat.







Deze lessen vond ik niet zo inspirerend. Jammer, want kunsthistorie interesseert mij juist wel. De mevrouw die doceerde zat achter haar computer en ik kon haar niet zien vanuit mijn plekje.
Dat werkte niet echt.




Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.


woensdag 9 januari 2019

Waarom muziek?


„Muziek daagt het brein enorm uit. Bedenk eens wat er allemaal nodig is om viool te spelen in een orkest: de strijkstok hanteren, de vingers op de juiste plaats zetten, noten lezen, op de slag van de dirigent letten, toonhoogtes onderscheiden, de maat houden. Bij muziekactiviteiten zijn alle zintuigen betrokken. Het draait bij musiceren om motorische vaardigheden, in combinatie met begrip (cognitie) en emotie. Alles dus waar hersenen belangrijk voor zijn. Dat moet verklaren waarom kinderen die op muziekles zitten vaak beter presteren op school. Muziek maken bereikt werkelijk alle uithoeken van het brein. Daarom heeft musiceren ook een meerwaarde ten opzichte van het alleen maar luisteren naar muziek.”

Aldus neurowetenschapper Ben van Cranenburgh in het RD van 04-01-2019.
Ik wilde het maar even gezegd hebben, *grinnik*

Venezuela gold volgens de auteur in de jaren 70 als model voor de wereld. Een arm land, maar onder leiding van politicus én musicus José Antonio Abreu werden kansarme straatkinderen bijeengebracht in orkesten en koren. Criminaliteit en vandalisme namen sterk af. Dit Venezuelamodel is overal nagebootst. Helaas hebben wij in Nederland van het muziekleven een elitaire cultuurtempel gemaakt met onbetaalbare concerten, stelt Van Cranenburgh. Hij pleit daarom voor een laagdrempelig en veelzijdig aanbod van muziek. En dat lukt volgens hem niet als je het overlaat aan de vrijemarkteconomie.
Tsja ….wat lukt er nu eigenlijk wel in die vrijemarkteconomie wanneer die bevolkt wordt door hebzuchtige mensen?

Ik denk ook aan Gustavo Dudamel die bij Antonio Abreu orkestdirectie studeerde en in 1999 chef-dirigent werd van het nationaal jeugdorkest van Venezuela; het Simón Bolívar Symphony Orchestra. Een orkest dat voortgekomen is uit dat muziek-educatieprogramma en bestaat uit jonge mensen uit alle klassen (El Sistema)
Ik refereerde al eerder aan hem.
De oprichter van dit orkest in 1975, was die José Antonio Abreu. (1939 - 2018)

Onwillekeurig gaan mijn gedachten terug. Ik weet niet hoe het nu is met de muzikale opvoeding in het onderwijs. Er worden, geloof ik nog wel liedjes geleerd maar of het zo uitbundig gaat zoals bij ons vroeger: luidkeels in canon of in twee- of driestemmig met, op vrijdagmiddag, een paar klassen tegelijk.
Enthousiast bijgestaan door kinderen die niet zo goed konden zingen maar wel de tamboerijn en de sambaballen konden hanteren.

‘Blaad’ren in de lucht
blaad’ren op de gro-hond
Hersftstorm zingt zijn klucht
en hij maakt het bont.

Kind’ren zingen
dag zomer, straks komt winter
Stemmen klinken
Herfst is weer in t’ land.
(van deze laatste zin ben ik niet zeker)

Daarnaast kreeg ik als zes-jarige privémuziekles van Juf S.
Begonnen met een blokfluit, op mijn zevende orgel erbij, later altblokfluit en elektronisch orgel met eerst half en later volledig pedaal. Een soort van pré-kerkorgel.
De methode was, na Folk Dean, de elektronische van Carlo West. Een slechte methode denk ik achteraf.
De linkerhand werd niet goed mee ontwikkeld. Er stonden wel veel klassieke werkjes in die ik daardoor leerde kennen.
Later overgestapt naar een andere docent: dhr. de K. voor het kerkorgel.
Toen kreeg ik er op mijn zeventiende opeens genoeg van.
Ik zat daar met de ‘Cantabilé’ van Cesar Franck voor mijn neus te bedenken wat ik daar eigenlijk deed; achter dat grote gevaarte.
Ik was meer bezig met de technieken dan met de muziek.
Achteraf denk ik ook dat ik te weinig inspraak kreeg in wat ik speelde. Als gehoorzaam meisje speelde ik gewoon wat er voor mijn neus werd gezet.
Maar goed; dankzij al die muzieklessen kon ik later zelf gemakkelijk op piano overstappen en viool leren spelen. Muziek heeft mijn leven lang een niet onbelangrijke rol gespeeld.
En nu voel ik mij, als violiste, prima thuis in een amateur symfonieorkest en hobby ik af en toe wat op de piano.



dinsdag 18 december 2018

De dood in Venetië

In 1912 geschreven door Thomas Mann. (1875 – 1955)
In 1929 ontving hij de Nobelprijs voor literatuur.
Ooit las ik van hem ‘de Toverberg’ maar dat is te lang geleden om me er nog iets zinnig van te herinneren. Vandaar het bloggen; zo kan ik af en toe nog eens iets terug halen. Bij het ouder worden slaat ook de vergeetachtigheid toe. Waarschijnlijk heb ik in mijn laatste levensjaren genoeg aan één boek en één film waarvan ik zal genieten en meteen vergeten zodat ik ze kan blijven herhalen.
Scheelt veel bergruimte.

Een schrijver en dichter, Gustav Aschenbach, een vijftigplusser zoekt rust in een hotel in Venetië. Op weg daarheen ziet hij een groep jonge mannen maar één daarvan is bij nader inzien al oud, geschminkt en geverfd om er toch maar jonger uit te zien en de schrijver voelt zich ontzet dat iemand zich zo kan gedragen.


Enfin, hij neemt zijn intrek in het Badhotel en probeert te genieten van de lome, warme, Venetiaanse zomer.
Als schrijver en observator valt zijn oog op een Pools gezin met een bijzonder knappe zoon (Tadzio) van een jaar of veertien. Een Griekse godheid gelijk.
Het wordt eerst niet met zoveel woorden gezegd maar uit de beschrijvingen van Aschenbachs zielenroerselen begrijp je wel dat deze verliefd wordt op Tadzio. Later wordt het explicieter beschreven.
Mann gebruikt met zijn schrijven ook veel beelden uit de oudheid en weet een bedrukte, zwoele sfeer op te roepen. Zoals ook Louis Couperus dat kon.
Een vreemde geur komt uit de stad en Aschenbach ontdekt dat de cholera heerst.
Wat te doen? Weggaan? Eerst de Poolse familie waarschuwen? Maar dan vertrekt ook Tadzio.
Niets zeggen dus.
Omdat hij zich oud voelt laat hij toe dat een ‘coiffeur van het hotel’ zijn haren van grijs weer zwart kleurt en laat zich wat ‘bijwerken’.
Waar Aschenbach zich, bij zijn aankomst in Venetië, over ontzette bij een oude, jong gemaakte voorbijganger, laat hij nu bij zichzelf toe.
Zo gaat dat met mensen. Het meten met twee maten. Wat bij de ander raar is kan in je eigen situatie volkomen natuurlijk aanvoelen.
'Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen.' (Rom 2:1)

Hij praat het stalken van zijn geliefde voor zichzelf goed met behulp van een dialoog tussen Socrates en Phaidros : ‘Want de schoonheid Phaidros, onthoud dat wel, alleen de schoonheid is goddelijk en zichtbaar tegelijk, en zo is zij dan de weg van de zinnen, zo is zij, kleine Phaidros, de weg van de kunstenaar naar de geest.’[…] Want je moet weten, dat wij dichters de weg van de schoonheid niet gaan kunnen zonder dat Eros zich bij ons voegt en zich opwerpt als gids.’


‘Maar de lucht was vochtig, dik en vervuld van rottingsgeuren.’
Het wordt zijn dood.


De dood in Venetië (Death in Venice) is als film uitgebracht in 1971 van de Italiaanse regisseur Luchino Visconti.
Bij de eerste beelden die ik daarvan zag besloot ik toch eerst het boek te lezen. De dialogen tussen Aschenbach en zijn vriend in de film bestaan in het boek slechts in zijn eigen geest.


22-12-18

De film heb ik nu ook helemaal bekeken. Het is de vraag of ik ooit nog onbevangen kan luisteren naar het adagietto uit Mahlers vijfde.
De film is nog heerlijk ouderwets met langzame beelden en een mooie sfeer. Toch vond ik het boek beter; zoals meestal mijn eigen, in mijn hoofd gemaakte, film beter is dan die van een ander.






zaterdag 11 augustus 2018

Mendels erfenis


Het debuut van Marcel Möring, geschreven in 1990. Hij kreeg er de Geertjan Lubberhuizenprijs voor.
Ik wist niet eens dat die bestond maar een debuutprijs prijs is terecht.
Eerder las ik ‘Louteringsberg’, ‘Lijdenslust’ en ‘Het grote verlangen’.

Een boeiend boek. Soms wel lastig te volgen; wat is heden, wat is verleden, wat zijn dromen en wat is de werkelijkheid. Het loopt allemaal door elkaar.
Mendel Adenauer is zoon van Ruth en kleinzoon van Wolf en Lena. Vader onbekend en blijft dat.
Een Asjkenazisch joodse familie die de Holocaust, ieder op zijn/haar manier heeft overleefd.
‘Het stof dat in je kleren is blijven hangen, onderweg, dat je voorouders hebben meegenomen, blijft bij je’.


Mendel is van na de oorlog maar voelt zich een einzelgänger en dat is ie ook. Zijn grootouders sterven kort na elkaar, zijn moeder vertrekt naar Israël, rijdt daar op een landmijn en sterft ook.
Zijn vriend Wessel vertrekt naar Engeland en zo blijft Mendel alleen met zijn contactgestoordheid maar met een rijk geestesleven en weet eigenlijk niet wat hij met zijn leven aan moet ook al wilde hij als kind ‘a mensch’ worden.
‘Het is alleen dat ik niet weet waarom alles is zoals het is. En ik moet weten waarom het is zoals het is.’
Hoe herkenbaar. Alleen…. Ik moet niet weten maar ik wil weten en weet meteen dat ik het nooit zal weten.

Anna, een schoolvriendin uit een heel ander nest probeert hem te helpen wanneer hij bij een psychiater belandt. Zij woont in een groot huis midden in het bos; toen moest ik aan ‘Louteringsberg’ denken. Grote huizen in bossen geven rust.
Het denken neemt een grote plaats in. God is schepper omdat Hij denkt, zo denkt Mendel. Maar zo denkt hij zelf ook. Hij denkt dat door het denken de dingen bestaan. Lena heeft het door omdat Wolf ook zo is:
‘ Jullie geloven dat het genoeg is als je iets denkt, dat de wereld dan jullie wel begrijpt, jullie vertellen niets.’
Waarom zou je ook iets vertellen wanneer er geen mensen zijn die luisteren? Dat snap ik wel.
Wolf schrijft veel dingen op en na zijn dood vindt Mendel zijn notities die eindigen met ‘negentientachtig’.
Later ontdekt hij dat hij is opgenomen in een sanatorium met als intakedatum 1980.
Dus heb ik me suf gepeinsd wat Moring daarmee bedoelde. Mogelijk dat opa’s leven daar eindigde en Mendels leven daar begon? 'Je moet voelen.'

Nog een, voor mij, boeiend thema:
Het Christendom is voor Mendel een probleem.
‘Het is een leengeloof, een op religieuze kolonisatie gebaseerde cultuur. Heeft u zich ooit afgevraagd hoe het voor een jood moet zijn om christenen te horen spreken over ‘onze aartsvaders’, de ‘heilige Jakob’, ‘onze lieve Heer’?
Het is alsof er op een avond wordt gebeld. Je doet de voordeur open en op de stoep staan vier, vijf mensen, van jouw leeftijd. Je hebt ze nooit gezien. Ze lopen naar binnen [….]Ze nemen plaats in de kamer en behandelen jouw huis als dat van hen, jouw ouders als hun biologische ouders, jouw leven en jouw geschiedenis als hun onvervreemdbare leven en geschiedenis’.
[…]
Waarom moeten zij (de joden) zich eeuw na eeuw onthouden van fundamentele kritiek op hun eigen ontvoerde, vervormde geloof? Waarom worden zij, die zoveel meer kennis hebben van de oorsprong en diepte van dit geloof, waarom worden zij niet gehoord als zij wijzen op incongruenties, fouten, barsten, breuken en dat bastaardgeloof?

Hier kan ik het alleen maar mee eens zijn. Hard maar duidelijk.
Als christenen zou ons een bescheidener opstelling niet misstaan. Ik hoor nog steeds in kerken en op verenigingen dat wij joden tot jaloersheid moeten wekken volgens Paulus in Rom 11:11.
Op de betweterige manier die wij, als christenheid tot nu toe gehanteerd hebben, hebben we gefaald en zullen dat, als we niet veranderen, blijven doen.


Tijdens het lezen schoot dit refrein door mijn hoofd:

We're two of a kind
Silence and I
We need a chance to talk things over
Two of a kind
Silence and I
We'll find a way to work it out

(Alan Parson’s Project: Silence and I)

dinsdag 6 maart 2018

Descartes


Nieuwe ronde, nieuwe filosofenhotemetoten die invloed hebben gehad op ons denken.
René Descartes (1596 – 1650) is aan de orde. Een Fransman die veel tijd in Nederland doorbracht.

Ik begin ook kritischer te luisteren; wat hoor ik op de universiteit méér dan wat ik op de Wikipagina kan lezen want dat verwacht ik wel van de lessen. Maar dat valt nog niet mee.
Waardoor veranderde Descartes ons denken?
Hij wilde niet, zoals Keppler terugkeek op Pythagoras, terug kijken op de filosofieën van de oude filosofen. Hij probeerde opnieuw te denken en ontwikkelde een nieuwe filosofie; die van het zien en beschrijven wat hij zelf zag.
Hij was onder de indruk van de natuurkundige ontdekkingen en in de sterrenkunde om hem heen, wat achteraf bezien een tijd van wetenschappelijke revolutie was. Zo fungeerde hij als een katalysator van de natuurwetenschappen ook al zat hij een beetje bekneld tussen Francis Bacon en Isaac Newton.
Daardoor is hij in eerste instantie ‘vergeten’ en kreeg hij pas later erkenning.

De meeste van zijn essays zijn ook vergeten, behalve het voorwoord bij het wetenschappelijke essay ‘Discourse de la Méthode’. Het uitgeven van zijn schrijfsels durfde hij ook nauwelijks omdat hij inmiddels de verhalen rond Galileo Galilei en de RK kerk had gehoord.

Later toen hij in Nederland woonde en wél publiceerde kreeg hij het aan de stok met theoloog Gisbertus Voetius.
Maar die heeft het met iedereen aan de stok gehad geloof ik, wanneer ik de Wikipagina lees.
Hij was wat wij nu in Marc Verhoeven hebben.

Descartes zocht naar zekerheid binnen het eigen verstand door middel van de radicale twijfel; zocht naar een fundamentele basisgedachte om daarop verder te kunnen denken/bouwen. Het bekende ‘Cogito ergo sum’. (Je pense donc je suis) De kern van de kennistheorie.
Hij ontdekte en beschreef zo de bewustwording van het bewustzijn. Je kunt twijfelen aan je bestaan maar niet aan het feit dat je met je geest kunt twijfelen. Er is dus geest en stof.
Daarboven moet iets groters zijn want het bewustzijn heeft zichzelf niet geschapen. Dat noemt hij God maar verder ‘doet’ hij daar niet zoveel mee. Het is wel een ontologisch godsbewijs.

Je hebt kennis en zintuigelijke ervaring. Je hebt die kennis nodig om de ervaring te interpreteren zodat je kunt overleven. Want de zintuigelijke ervaring neemt je soms in de maling. De mathematische natuurkunde verschaft Descartes ook zo de nodige zekerheden: drie en vier is altijd zeven en een driehoek heeft altijd drie hoeken.
Dat hij niet altijd even consequent dacht, wordt door Bertrand Russell in zijn ‘Geschiedenis van de Westerse Filosofie’ als een positief punt gezien.
‘Consequentheid zou hem eenvoudig hebben gemaakt tot grondlegger van een nieuwe scholastiek, terwijl zijn inconsequentie hem maakte tot het uitgangspunt van twee belangrijke, doch ver uiteenlopende filosofische scholen.’

Dat waren het Empirisme en het Rationalisme.

Via Google kwam ik nog een leuke bachelor scriptie tegen over Descartes.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.



zondag 24 december 2017

Mazzel tov


Geschreven door Margot Vanderstraeten (1967) in 2017.

Ik las een digitale editie naar de eerste druk.
Ondertitel: ‘Mijn leven als werkstudente bij een orthodox-joodse familie’.
Het boek werd aangereikt door een vriend en ik heb ervan genoten. Dit is niet het eerste boek van deze journaliste maar wel één die zeer goed ontvangen is door de pers.
Het boek beslaat de periode 1987 – heden in verschillende delen.

Margot gaat als een soort nanny de vier puberkinderen uit een orthodox joods gezin begeleiden bij hun huiswerk. Als studentenbaantje.
De oudste, Simon en jongste, Sara redden het wel. Met de twee middelste, Jakov en Elzira krijgt Margot de meeste band.
Ze blijft er zes jaar hangen en bekijkt de (eigen) aardigheden van de familie Schneider op afstand en toch niet afstandelijk.
De meeste regels uit die wereld ken ik wel na een aantal jaren op een Joods forum doorgebracht te hebben en een module ‘Jodendom’ in de studie ‘Cross culturele Theologie’.
Margot weet aanvankelijk niets van alle joodse gebruiken, wetten en regels maar leert met vallen en opstaan. Zijzelf is voor de familie ook best wel bijzonder; heeft haar geloof overboord gegooid, woont samen met een Iraniër, draagt wereldse kledij en hoge hakken. Knipt af en toe haar haren zeer kort en voelt zich regelmatig zeer onzeker ten opzichte van deze familie die alles goed voor elkaar lijkt te hebben. Voor de familie is zij een linkse tante die wel overal een mening over heeft maar beïnvloed wordt door de media.

De joodse gemeenschap in Antwerpen is een gesloten gemeenschap net als hier in Nederland, denk ik. Het lijkt een beetje op de streng reformatorische gemeenschappen. Eigen scholen, eigen kranten en eigen regels. Een eigen zuil.
In Amerika is het anders en daar gaat het grootste gedeelte van de familie later ook wonen.
Door middel van dit boek krijg je een kijkje achter de schermen van het wel en wee, het hoe en waarom. Veel actuele zaken wordt genoemd en uitgelegd vanuit de orthodoxe kant. Zonder dramatisch te worden.

In een gesprek met mijnheer Schneider Over het antisemitisme en de meningsvorming over Israël en de bezette gebieden:
‘Wedden dat meer dan drie vierde van al die mensen met een mening over ons land, niet eens weet waar Israël ligt, noch hoe het land tot stand is gekomen? Men weet niet waar de bezette gebieden zich bevinden, hoe graag men er ook over praat en hoeveel meningen men er ook over heeft. Niemand spreekt met ons. Spreken, in de zin van: luisteren.’
‘Amerika wel.’
‘Ik heb het over België.’
‘Jullie kunnen toch ook zelf aan de bel trekken en van je laten horen?’
‘Bij jouw linkse vrienden? Ze hebben hun mening al klaar. Maar ze hebben geen idee hoe gevaarlijk hun eenzijdige informatie op lange termijn zal zijn. Met hun gekleurde berichtgeving scheppen ze een klimaat. Dat klimaat heb ik de afgelopen dertig jaar voelen veranderen, gelooft u me. Ik zeg niet dat iedereen pro-Israël moet zijn. Maar ik zou wel willen dat men van de Arabische wereld geen oord van heiligen maakt. Los daarvan: geloof me, Jodenhaat bestaat evengoed zonder Arabieren.’ […] ‘Jodenhaat is de meest aanvaardde vorm van mensenhaat.’


Ja, daar ben ik heel erg mee eens. Het antisemitisme is van alle tijden en alle plaatsen. Een redelijk argument heb ikzelf daarvoor nog nooit gehoord, gelezen of ontdekt.
Vrouwen binnen de Joodse gemeenschap lopen rond zoals ongeveer onze oud-gereformeerden: in lange rokken, lange mouwen, hoog gesloten altijd panty’s en platte schoenen.
Over die onderdrukking van de vrouw zoals dat op Margot overkomt wanneer ze in gesprek raakt in een bus:
‘Westerse mannen en vrouwen worden even goed onderdrukt zei zij. Mannen moeten werken. De kost verdienen. En hun vrouwen moeten slank, jong en mooi zijn. (en ook nog werken tegenwoordig)
Spiritualiteit en zingeving (waar het bij de orthodoxen om draait) zijn voorbehouden aan één uur yogales per week. Dus wie onderdrukt wie? En wie is er beter dan wie?


Een prettig leesbaar, respectvol boek wat tot nadenken stemt over vreemdelingehaat en alles wat daar mee samenhangt. Onwetendheid dus.
Aanrader.
(het is trouwens wel handig wanneer je een beetje Frans kent.)


vrijdag 31 maart 2017

Boekenweek


Naar aanleiding van de boeken week die weer begonnen is en inmiddels bijna weer geëindigd, zocht ik naar krachtige uitspraken óver boeken en lezen want met het onderwerp van de Boekenweek heb ik niets: verboden vruchten.
Grappig om tot de ontdekking te komen dat er ofwel heel positief ofwel heel negatief over lezen en boeken werd en wordt geschreven en gedacht. Het lijkt mijn huwelijk wel.

Een paar tegenstrijdige op een rij:
‘Het is beter een mijl te reizen dan om duizend boeken te lezen.’
Confucius 551 - 479 BC
Chinees filosoof

‘Wie smaak vindt in het lezen van goede boeken, is bij machte om de eenzaamheid te dragen, waar dan ook en met groot gemak.’
Mahatma Ghandi 1869-1948
Indiaas politicus

‘..van vele boeken te maken is geen einde, en veel lezen is vermoeiing des vleses.’
Prediker 12
Salomo(?)

‘Sommige boeken moeten worden geproefd, andere moeten worden opgeslokt, en slechts enkele moeten worden gekauwd en verteerd.’
Francis Bacon 1561-1626
Engels filosoof en staatsman

‘Boeken verjagen de onwetendheid, de bewaker en de hoeder van de goed gecontroleerde staten’
Voltaire 1694 - 1778
Frans filosoof en schrijver
‘Er zit meer filosofie in een fles wijn dan in alle boeken.’
Louis Pasteur 1822-1895
Frans wetenschapper

‘Er zijn twee motieven om een boek te lezen: het ene, om er van te genieten; het andere, om er over te kunnen opscheppen.’
Bertrand Russell 1872 - 1970
Engels Filosoof, wiskundige en Nobelprijswinnaar literatuur

‘Alle boeken zijn in twee klassen te verdelen: boeken van het moment en boeken voor altijd.’
John Ruskin 1819-1900
Engels recensent

‘Een klassiek werk is een boek dat de mensen wel prijzen, maar nooit lezen.’
Ernest Hemingway 1899 - 1961
Amerikaans schrijver en Nobelprijswinnaar literatuur

Behalve die van Russell vond ik deze van Schopenhauer, Duits filosoof 1788-1860 de mooiste:
‘Lezen is denken met andermans hoofd.’

dus ....wanneer je wilt dat mensen jouw gedachten kennen moet je schrijven én gelezen worden want gewoon luisteren is voor veel mensen een te grote opgave geworden.
Van Schopenhauer ligt een boekje te wachten over de vrije wil. Volgens een docent is dit het meest dichtgetimmerde essay over de gedachte dat we geen vrije wil hebben. Daar ben ik dan best wel nieuwsgierig naar.
Komt dat even goed uit, want april is altijd de maand van de filosofie.
Dit jaar met als thema: ‘over de grens’




maandag 6 maart 2017

Musicofilia



Ondertitel: verhalen over muziek en het brein.
Geschreven door Oliver Sacks, hoogleraar neurologie, in 2007.
Eind 2015 is hij overleden. Ik las een vijfde druk uit 2008.
Eerder las ik van hem ‘de man die zijn vrouw voor een hoed hield‘. Deze mijnheer P. komt weer even in beeld op p. 222 en 317.
Een boek met verhalen over afwijkingen aan de hersenen en wat dat betekent voor de mens. Dit keer in combinatie met muziek.







Music was my first love
And it will be my last.
Music of the future
And music of the past.

To live without my music
Would be impossible to do.
In this world of troubles,
My music pulls me through.

John Miles

Musicofilia: liefde voor muziek. Wie heeft dat nou niet. Muziek raakt iedereen; van ongeboren baby’s tot dementerende ouderen.
En toch zijn er die er voor wegrennen en er zelfs epileptische toevallen van krijgen.
In hoeverre zijn wij ons brein ten opzichte van muziek?
Zelf heb ik wel gemerkt dat ieders oren verschillend zijn net als de ogen. Wat ik zie en hoor is anders dan wat een ander ziet of hoort. Je kunt het alleen niet met elkaar vergelijken.
Ooit stond een mevrouw gebogen over een bloemenkrans van dode roosjes en verzuchtte: ‘wat een prachtige kleuren’. Ik vond er niet veel aan; ik vond het nogal doods en kleurloos eigenlijk. Wat zag zij meer dan ik? Terwijl ik toch cum laude slaag voor alle kleurtestjes via google.
Tijdens mijn orkestrepetities zit ik mij vaak af te vragen of eerste en tweede violisten misschien betere oren hebben voor een bepaald segment van het auditieve spectrum en wat minder voor een ander segment. Kies je daarom, misschien onbewust, voor viool, altviool, cello of bas?
Hoe kan het dat solisten hele symfonieën uit hun hoofd kunnen spelen en kan ik geen enkel muziekstuk op de piano reproduceren zonder het notenschrift voor mij ook al heb ik een stuk al vijfhonderd keer gespeeld? Dan heb ik het wel over meerdere stemmen tegelijk. Een enkele melodielijn gaat nog wel.
Is dat een kwestie van - gebrek aan - trainen in je jeugd? Of ligt dat aan de bouw van je brein?
In mijn jeugdjaren maakte mijn medeleerlingen op school hun huiswerk met een radio aan. Ik probeerde dat ook wel want het was hip, die top -40 van buiten te kennen, maar ik kon het eigenlijk niet.
Wanneer ik muziek hoor kan ik me niet tegelijkertijd op iets anders concentreren. Het is of het één of het ander.
Ook kan ik mij verwonderen over het gebrek aan ritmegevoel bij medemuzikanten. Hoeveel fouten ik ook speel; ik blijf altijd wel strak in het ritme omdat ik dat voel. Nou ja...meestal.
Zo zat ik met gespannen verwachtingen dit boek te lezen.
Helaas blijven er nog veel vragen over. Maar er zijn nog meer boeken.

Het gaat over oor- of breinwurmen; over allerlei soorten van muzikale hallucinaties. Die komen voor wanneer de hersenen te weinig prikkels krijgen. Maar dat geldt voor alle hallucinaties denk ik.
En muzikale hallucinaties geven eerder een weergave van de tijd dan van de smaak van de persoon. Dat vind ik dan wel weer jammer eigenlijk.
Wanneer ik hallucinaties zou krijgen wil ik wel dat het mijn hallucinaties zijn en niet van reclamemuziekjes of toppersliedjes.

Is muzikaliteit ‘nature or nurture’? Daar zijn al veel onderzoeken over geweest. Een bepaalde vorm van muzikaliteit is bij ieder mens aangeboren. Een absoluut gehoor komt maar heel weinig voor en is afhankelijk van vroegtijdig muziekonderwijs maar dat is ook weer geen garantie.
Sommigen hebben een uitstekend gehoor maar kunnen dat niet omzetten in hoogstaande muziek en anderen hebben wel de technieken in huis maar mist er iets blijvends in het omzetten van de emotie. Professionals hebben de combinatie.
Dirigenten hebben dan ook nog eens een zeer levendig muzikale verbeelding. Wanneer ze een partituur zien horen ze de muziek al en weten ze hoe het moet gaan klinken.
Grote bewondering had ik dan ook op nieuwjaarsdag voor Gustavo Dudamel die bij het Nieuwjaarsconcert 2017 alles uit zijn hoofd dirigeerde.

Muziek en taal, twee zaken die alleen bij de mens voorkomen. Wat was er eerder? Of hebben ze zich tegelijkertijd ontwikkeld? Want ritme is iets heel anders dan de onregelmatigheid die we vinden in taal. Een duidelijk antwoord heb ik niet gevonden.
Wel hoe enorm belangrijk muziek is. Maar dat is wat mij betreft een open deur.
Wat wel nieuw was voor mij is de functie van muziek bij afasiepatiënten, mensen met het syndroom van Gilles de la Tourette, Parkinsonpatiënten en mensen met depressie.
Muziektherapie.
Officieel pas ‘ontdekt’ na de wereldoorlogen; in 1944 werd het eerste programma opgezet aan de Michigan State University maar in de Bijbel speelde David al voor Koning Saul om hem uit zijn depressies te halen.
Met behulp van muziek kan er heel veel van taal worden ‘teruggevonden’ wat eerder door een bloeding of infarct was verdwenen.
Zo worden, denk ik, weer allerlei nieuwe verbindingen gelegd in de grijze massa.
Dat kan ook bij een pianist die een arm verliest. Of last krijgt van ‘schrijverskramp’, wat ook vaak voorkomt bij muzikanten.
Enig doorzettingsvermogen is wel vereist.
Hij vertelt ook over de muzikaliteit van kinderen/ mensen met het Syndroom van Williams en alles wordt gelardeerd met prachtige verhalen uit de praktijk.

......
So I say thank You for the music
For giving it to me.


De liedjes van John Miles en Abba borrelden als vanzelf op bij het lezen.
Een foto uit de krant (Trouw) die boekdelen schrijft. Tussen de puinhopen naar je platenspeler luisteren.
Als dat geen Musicofilia is...


dinsdag 3 januari 2017

Woorden van Christus


Geschreven door Michel Henry in 2002. In 2016 vertaald vanuit het Frans: ‘Paroles du Christ’
Michel Henry was een Franse filosoof en schrijver. Hij overleed in 2002 vlak voor dit boek uitkwam.
Een fenomenologische filosoof. Pas op latere leeftijd kreeg hij interesse in het Christendom. Zijn laatste drie boeken gaan daarover.
Dat heb ik uit deze studie.

Op een fenomenologische manier heeft hij de teksten van Jezus uit de Bijbel gelezen en geïnterpreteerd. Jezus was God én mens. Hoe kan dat? Hoe betrouwbaar is dat? En dat impliceert dat Zijn woorden Goddelijk en menselijk waren/zijn. Hoe kunnen we dat te weten komen.
Dat legt hij allemaal uit. Best wel taal-toegankelijk maar het is lezen en herlezen en weer lezen om te begrijpen wat hij bedoelt.

Zijn denken wordt bepaald door één vraag: wat is léven? Wat betekent dat fenomenologisch, want Henry blijft filosoof en geen theoloog. Het leven is de openbaring aan zichzelf. Het is een fenomenologie met gesloten ogen. Van datgene wat zichzelf ervaart. Van immanentie. Van ‘het bij zichzelf blijven’ (p123) en ‘het spreekt een taal waarvan alle eigenschappen zijn bepaald door de eigenschappen waarmee het leven zelf spreekt’. (p 124)
Deze taal van het leven is het Woord waarin God spreekt.
In het biologische leven, het uitwendige, zit geen kwaad. Want daar zit niets ‘menselijks’ in. Dat zit in het hart. Daar zitten de intenties en verlangens, ook bijvoorbeeld hebzucht en moordzucht. De ethiek van Jezus richt zich daarop.
Die ethiek zet de wereldse 'condition humaine' op zijn kop. Het menselijk hart (het vlees) is het principe van die condition humaine. En daarin schuilt het kwaad, onreinheid. Voedsel kan dus bijvoorbeeld niet meer onrein zijn.

De wereld is het zichtbare en het leven het onzichtbare. Menselijk leven is zelfs meer waard dan dat van de vogels en bloemen op het veld. Waarom reikt de mens dan naar datgene wat in de wereld is? Hij devalueert zichzelf daarmee.
Ook wanneer je de mens ondergeschikt maakt aan wetten devalueer je de mens. ‘De sabbat is er voor de mens; de mens niet voor de sabbat’.
Terwijl mens zijn, léven is en leven God.
‘Wij weten wat God is omdat wij levende mensen zijn en omdat er geen levend mens is zonder dat hij in zichzelf het leven heeft, niet als een hem onbekend geheim maar als precies dat wat hijzelf zonder ophouden voelt, als dat waarin hij zichzelf gewaarwordt, als zijn eigen wezen en zijn eigen werkelijkheid.’
Hij spreekt over de taal van de wereld en de taal van het leven. Bij dat laatste denk ik dat wij dat de ‘geloofstaal’ noemen en te maken heeft met de bevinding/ervaring.
De ‘wereldtaal’ kan geloofwaardig overkomen maar hoeft dat niet te zijn terwijl wij in onszelf het leven voelen en ervaren, iets wat we onszelf niet hebben gegeven maar waarvan we weten dat het er is. Dat is het Woord in ons en is God en is Waarheid; kan niet liegen.
Taal op basis daarvan is de levenstaal. Het luisteren naar dat Woord is ieder mens gegeven maar niet iedereen wil of doet dat. Of raakt geïrriteerd of gaat de discussie aan. Zie gelijkenis van de Zaaier in Matt 13; Marcus 4; Lukas 8 die hij op zijn eigen wijze uitlegt.

Het verbaast mij ook niet dat hij het evangelie van Johannes zo vaak noemt. Het is het meest filosofische evangelie. Daar wordt gesproken over het Woord, de basis van alles (‘Er zij licht’)en dat Woord is in het menselijke vlees gekomen.

Nog even een uitstapje: Henry vindt Karl Marx één van de belangrijkste christelijke denkers. Daar kijk ik niet gek van op. Tijdens mijn middelbare school en de lessen geschiedenis die over Marx gingen kon ik ook niet anders concluderen. Iemand die pleitte voor het gelijk verdelen van alle geld en goederen…dat was een uitermate christelijke-doe-gedachte.
Maar, zo kwam ik zelf tot de conclusie, vanwege de zondigheid in de mens, zijn hebzucht en machtswellust zou dit nooit haalbaar zijn en gedoemd te mislukken. Jammer.
Dat is ook gebleken bij de val van het communisme.
Henry benadert Marx iets anders dan deze huisvrouw. Volgens Hernry die twee boeken over Karl Marx schreef had Marx kennelijk ook door dat het kapitalisme een systeem is waarin de mens nog slechts uitgedrukt wordt in geld. Het leven als ervaring is eruit geweken.

"To be born is not to come into the world. To be born is to come into life."

Een quote uit een ander boek van hem: ”I Am the Truth. Toward a Philosophy of Christianity”. Het past ook bij dit boek.

vrijdag 23 september 2016

De stilte spreekt



Geschreven door Eckhart Tolle (1948) in 2003. Ik las een zesde digitale druk uit 2009.

‘Een echte geestelijke leraar heeft niets te onderwijzen in de conventionele betekenis van het woord, heeft niets te geven of toe te voegen, zoals nieuwe informatie, een geloof of gedragsregels. De enige functie van zo’n leraar is je te helpen datgene uit de weg te ruimen wat je scheidt van de waarheid van wie je al bent en van wat je in je diepste wezen al weet.’
Zo, die eerste zin sprak me al aan, al zou ik waarheid met een hoofdletter schrijven en daarmee God bedoelen: JHWH.
Zo zag ik eigenlijk ook mijn opvoeding van mijn kinderen. Enigszins intuïtief vond ik dat ik ze geen regels moest opleggen – nou ja, een paar dan - maar veel meer de ruimte moest kaderen waarin zij zich vrij mochten bewegen.
Dat proef ik ook een beetje in deze woorden.
Al lezende op weer zo’n mooie, vredige ‘September Morn’ waarop de zon nog dwarser door de grote Cannabladeren schijnt waardoor ze nog groener lijken op te lichten, las ik over de manier om de stilte in jezelf aan te boren tot een diepere laag van ‘intens levendige vrede’.

Ik kwam al aardig in the mood toen ik opkeek en een grote spin zag in gevecht met een insect........
wèg vrede.
Ik vond de situatie zo hilarisch dat ik inwendig in schaterlachten uitbarstte. Dat bevorderde het serieuze lezen ook niet echt.
Omdat Tolle ook schrijft dat ‘het altijd beter en belangrijker is op te houden met lezen dan door te lezen’, heb ik daar, al hikkend, maar even gevolg aan gegeven. (Ja, natuurlijk ruk ik het uit z’n verband.)

Het eerste deel van het boek bestaat uit eigen uitspraken, die Tolle zelf ‘heilig’ noemt. (p 9)
Ik ben zo vrij om dat met een korrel zout te nemen. Maar misschien bedoelt hij gewoon letterlijk: apart gezet. Dan zal ik daar verder niet over vallen want ze staan allemaal apart van elkaar.
Met de nodige reserves begon ik aan dit boekje. (want op foto’s vind ik hem onsympathiek)
Ik ben ook een beetje allergisch voor esoterisch geneuzel maar al lezende ging het mij toch boeien. Veel open deuren, dat wel, maar mooi verwoord. Mooier dan ik dat kan.
Veel herkenbare dingen zoals:
‘Ieder ego bevat wel ten minste een element van wat we een ‘slachtoffermentaliteit’ zouden kunnen noemen. Sommige mensen zien zichzelf zo duidelijk als slachtoffer dat de slachtofferrol de centrale kern van hun ego wordt.’
Ik herken dat in bepaalde figuren, die dat niet in woorden uitdrukken maar in hun houding. Tegelijkertijd stralen ze ook heldhaftige pogingen uit om het te relativeren en daardoor in balans te blijven. Maar je voelt van een afstand dat interne gevecht.
‘Zoals water een vaste, vloeibare of gasvorm kan hebben, kan het bewustzijn ‘bevroren’ zijn als materie, ‘vloeibaar’ als verstand en denken en vormloos als zuiver bewustzijn.’
Hierbij moest ik denken aan Swaab die in zijn boek 'Wij zijn ons brein' naar mijn idee enkel over het brein spreekt in ‘bevroren’ toestand met hooguit een paar druppeltjes vloeibaar.
'Als je in de natuur loopt of rust, eer haar dan door er helemaal te zijn. Wees innerlijk stil. Kijk. Luister.
Zie hoe elke plant en elk dier helemaal zichzelf is. Anders dan de mensen hebben ze zich niet in tweeën gesplitst. Ze leven niet via een mentaal beeld van zichzelf en hoeven dus ook niet te proberen dat beeld te beschermen en te versterken. Het hert is zichzelf. De narcis is zichzelf.'

Zou dat het zijn waardoor mensen zo graag in de natuur rondlopen en daardoor tot rust komen?
De natuur ademt iets uit wat we zelf zouden willen bezitten. Rust. Eenheid.
Dat de natuur door mij dan haar eigen schoonheid en heiligheid leert kennen gaat voor mij een stapje te ver. Te etherisch, te vaag.
In de hoofdstukken ‘relaties’, ‘De dood en de eeuwigheid’ en ‘Lijden en het einde van het lijden’ heb ik het meest gemarkeerd. Er staan teveel nadenkertjes in om hier neer te plempen. O.a over het luisteren.
Een ieder leze zelf.

Nou, eentje dan:
'Als je kunt leren de eindes in je leven te aanvaarden en zelfs te verwelkomen, kun je tot de ontdekking komen dat het gevoel van leegte dat in het begin onbehaaglijk was, verandert in een gevoel van innerlijke ruimte waar een diepe vrede van uitgaat.
Door te leren op deze manier elke dag te sterven stel je je open voor het leven.'

Voor mij is dat met wat andere woorden zeggen wat Jezus in Joh 12:25 ook al zei:
Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen, en wie zijn leven haat (níet op de eerste plaats zet/loslaat) in deze wereld, zal het behouden tot het eeuwige leven.

Wat moet ik met deze goeroe die al heel wat mensen heeft weten te bereiken.
Het zal wel weer overwaaien. Er zijn er gekomen en weer gegaan: Redfield, van de Celestijnse belofte; Neal Donald Walsh, van de gesprekken met God; Krishnamurti van ‘het begint bij jou’; Wayne W. Dyer, ‘Niet morgen maar nu’.
En zo zullen er wel meer zijn en nog meer komen. Allemaal vinden ze het wiel weer uit door de religies door elkaar te husselen en wijsheden te destilleren. Mijn raad: relativeer en pik de dingen eruit die je verder helpen in het denken.

De zon schijnt: ik ga genieten van het NU.

vrijdag 29 juli 2016

Brieven over het kwaad



Een briefwisseling tussen Baruch de Spinoza en Willem van Blijenbergh uit 1664 – 1665.
Het is een hertaling uit 2012 van de oorspronkelijke brieven van de beide heren door Miriam van Reijen. Zij studeerde sociale filosofie en ethiek, en cultuur- en godsdienstsociologie en promoveerde in 2010 op iets van Spinoza. Zij schreef ook het uitgebreide voorwoord. Ik las een tweede druk uit 2015.

Bij het lezen van het boek van Steven Nadler werd mijn belangstelling gewekt door het feit dat ook Spinoza niet in een vrije wil geloofde. Dat heeft hij verder uitgewerkt in zijn ‘Ethica’.
Wel grappig dat wat ik voor mijzelf had bedacht al veel eerder door Spinoza was bedacht.

Ook in dit boek komt het ter sprake: centraal staat de vraag naar de verantwoordelijkheid voor het kwaad in de wereld: als God er verantwoordelijk voor is dat mensen een vrije wil hebben, is hij dan ook verantwoordelijk voor wat zij met deze vrije wil uitspoken?
Als christen ging Van Blijenbergh uit van een vrije wil en heeft een heel ander godsbeeld dan Spinoza. Dat verbaasde mij wel. Van Blijenbergh heeft kennelijk de Nederlandse Geloofs Belijdenis van Guido de Brès uit 1561 niet gelezen of wel gelezen en er niets mee gedaan.
Spinoza heeft heel andere ideeën en probeert dat te verduidelijken.

De beide heren hebben hetzelfde bouwjaar (1632) maar verschillen enorm van inzicht en blijven dat doen waardoor de briefwisseling van korte duur was.
Van Blijenbergh startte deze naar aanleiding van het boek van Spinoza over de filosofie van Descartes.
Het grote verschil tussen de mannenbroeders is dat Spinoza zich vrij voelt om te denken zoals hij denkt en dat van Blijenbergh wel wil denken maar nooit tegen de Bijbel in.
Hij hanteert altijd twee regels: 1. Filosoferen volgens het helder en onderscheiden begrip van zijn verstand en 2. Filosoferen naar het geopenbaarde woord ofwel de wil van God.
Wanneer ze botsen dan geldt de tweede regel en vertrouwde hij meer op het geschreven woord dan op zijn verstand. (p 77)
Ik maak er dan van: meer vertrouwen op zijn interpretaties van het geschreven woord.
Dat had Spinoza al snel door en zijn aanvankelijk enthousiasme bekoelde rap.
Hij schrijft dat hij ook aan de Schrift gezag toekent maar niet ‘zoals gewone theologen, vooral van het slag dat de Schrift altijd letterlijk neemt en alleen de oppervlakkige betekenis oppakt’

Het geheel lijkt op een forumdiscussie met een lengte aan berichten die men vandaag niet meer zou lezen. Laat staan overdenken.
Op fora moet je kort en bondig schrijven. Het ‘moet’ bijna op een smartphone-scherm passen anders wordt het niet gelezen. Het lezen zelf laat ook te wensen over maar dat was in de tijd van Spinoza en van Blijenbergh ook al zo.
Van Blijenbergh legt Spinoza in de eerste brieven van alles in de mond en daar knapt Spinoza enigszins op af.
Het is ook lastige materie en ik verdenk Spinoza ervan om te theoretisch te denken. In veel dingen ben ik het wel met hem eens: God is als schepper / voor Spinoza: God = natuur, verantwoordelijk voor deze aarde.
Hij bepaalt alles en daarmee is alles gedetermineerd.
‘mensen ervaren wel iets wat ze vrije wil noemen maar daarmee zeggen ze niets anders dan dat ze niet alle oorzaken van hun willen en handelen kennen, en het daarom toeschrijven aan henzelf als oorzaak. In feite is er echter voor alles een oorzaak, ook voor wat zich in de geest afspeelt.
‘Er bestaat in de Geest geen vrije wil; doch de Geest wordt genoopt dit of dat te willen door een oorzaak welke eveneens door een andere oorzaak bepaalt is, en deze wederom door een andere, en zo tot in het oneindige.’. (ethica II stelling 48)
Voor mij zo logisch als wat.

Het woord kwaad moet ook gedefinieerd worden. Volgens van Blijenbergh is kwaad iets doen tegen de Goddelijke wil en volgens Spinoza, die totaal niet antropomorf denkt, zijn goed en kwaad geen eigenschappen van dingen of gebeurtenissen. Ze hebben geen zelfstandigheid, het zijn ‘denk-dingen’, geen zijnswijze maar een zienswijze.
Mensen plakken er etiketjes op omdat ze dingen met elkaar vergelijken. Dan komt het één er beter vanaf dan het andere. Alles is echter volmaakt naar zijn aard. Zoals God het bedoeld heeft

Van Blijenbergh komt dan met een soort idee van de opmerking van Dostojewski (oké: die kwam twee eeuwen later) ‘zonder God is alles geoorloofd’. Maar dan in de zin van: als alles uit God voorkomt waarom is er dan goed en kwaad en maakt het dan nog uit wat je doet?
Het antwoord van Spinoza:
‘Als goed voor god zou betekenen dat de rechtvaardige voor god op de een of andere manier goed doet en de dief daarentegen een of ander kwaad ,dan antwoord ik dat noch de rechtvaardige noch de dief plezier of verdriet in god kan veroorzaken. Maar als uw vraag is of die twee manieren van doen, in zoverre ze iets feitelijks zijn en dus door god veroorzaakt, niet even volmaakt zijn, dan zeg ik, als men alleen op de manier van doen let, en op zo’n manier dat ze er allebei feitelijk zijn, dat ze allebei even volmaakt kunnen zijn. Maar als u dan vraagt of dan de dief en de rechtvaardige niet even volmaakt zijn? Dan antwoord ik daarop nee.
Want onder een rechtvaardig mens versta ik diegene die steeds verlangt dat iedereen het zijne bezit. In mijn Etica (die ik nog niet heb uitgegeven) heb ik laten zien dat dit verlangen in de vrome mensen noodzakelijk ontstaat vanuit de heldere kennis die zij van zichzelf en van god hebben.
En omdat de dief dit verlangen niet heeft, mist hij noodzakelijk ook de kennis van god en van zichzelf, dat wil zeggen het belangrijkste dat ons tot mensen maakt.
Maar als u misschien wilt weten wat u zelf motiveert om die handelingen die ik deugd noem, liever te verrichten dan andere handelingen, dan antwoord ik dat ik niet kan weten welke van het oneindig aantal mogelijke manieren god gebruikt om u tot zulke handelingen te determineren.’


Wat ik ervan heb geleerd is dat het precies definiëren en formuleren in een discussie zo belangrijk is.
Ook het goed naar elkaar luisteren of goed lezen. Te onderzoeken of je de ander echt begrijpt of op zijn minst proberen te begrijpen. Deze heren lagen te ver uit elkaar wat principes betreft.
Zij hadden te verschillende beelden bij de begrippen. Dat maakte het moeilijk.

Met het godsbeeld van Spinoza kan ik niet zo goed uit de voeten.
JHWH betekent: God is.
Alles wat je meer zou zeggen beperkt Hem. Een Zijnde. Schepper en Onderhouder. Ik betwijfel of dat kan samenvallen met de natuur.