Geschreven door Arnold Huijgen (1978) in mei 2019.
Ondertitel: ‘gelovig omgaan met de Bijbel’.
De titel is een spannende variatie op het ‘leven en laten leven’. Ik was nieuwsgierig naar dit boek omdat ik van mezelf merk dat ik soms heel verstandelijk omga met de Bijbel. Ik lees wel maar laat ik mij ook (de les) lezen? Ik lees wel met mijn hoofd maar doe ik dat ook met mijn hart? Dat komt waarschijnlijk ook door de jaren dat ik op fora actief was. Daar waren discussies belangrijk.
Wat het geloof of de Bijbel met jezelf deed kon vaak wel geventileerd worden maar waren ondergeschikt omdat het geen discussiepunten waren.
Het boek heeft zeven hoofdstukken die weer onderverdeeld zijn in paragrafen. Elk hoofdstuk sluit af met een conclusie. In het vierde gaat Huijgen in op de (filosofische) voorgeschiedenis. Hoe is het zo gekomen dat we alleen nog maar zo verstandelijk met de Bijbel lijken om te gaan? Descartes lijkt in deze ‘the Bad Guy’.
Huijgen pleit voor een meer bevindelijk lezen van de Bijbel. Daarin komt hij de rechterflank tegemoet, lijkt mij, daar lezen ze heel bevindelijk. Maar wanneer ik sommige reacties ut die hoek lees zien zij in Huijgen eerder een ‘tegenstander’.
Ik begrijp er niets van.
Centrale stelling van het boek: bij het lezen van de Schriften gaat het om een zaak van ontvankelijkheid van wat God ons te zeggen heeft op een wederkerige manier.
Je leest (actief) en je laat je lezen (passief).
Dat doe je niet alleen, maar samen met de kerk van alle tijden en plaatsen.
Hoe kom je tot een verborgen omgang met God? Hoe raak je afgestemd en kun je resoneren op de grondtonen van de Bijbel die we toch zien als de Woorden Gods.
Want de afgelopen tijd lijkt het dat we alleen nog maar geïnteresseerd zijn in de hermeneutiek van bepaalde vraagstukken: de vrouw in het ambt, homo’s in de kerk, schepping of evolutie.
Wat natuurlijk grotendeels mannenproblemen zijn. *gniffel*
Het Rationalisme viert hoogtij in het benaderen van de Bijbel en dat duwt een gelovig omgaan met de Bijbel naar de achtergrond.
God spreekt. Daar begint de Bijbel al mee. Dat woord is in de tijd en ruimte gekomen; mens geworden.
Dat luisteren betekent vooral goed lezen. De tijd nemen om het gelezene tot je door te laten dringen en niet meteen al nadenken wat je er zelf op te zeggen hebt.
Luisteren; daar hebben veel mensen moeite mee. Zo heb ik al lang geleden ontdekt.
Wat is waarheid? Welke waarheid. Hij gaat in op het ( ook in mijn ogen valse) argument dat wanneer je de historische feitelijkheid op één punt loslaat, de hele zaak gaat schuiven.
Dat is echt nonsens. Niet alles heeft evenveel gewicht.
In het OT staat ‘waarheid’ tegenover ‘onrecht’ en niet tegenover ‘onjuistheid’. Waarheid gaat over betrouwbaarheid.
Daar had ik zelf al eerder ook over geschreven.
In het NT ligt de Waarheid/ betrouwbaarheid in het feit dat Jezus is opgestaan uit de dood. En het vertrouwen dat Hij komt.
De Bijbel is geen doel in zichzelf maar een middel om Christus te leren kennen.
In het derde hoofdstuk gaat Huijgen in op een drieslag van Maarten Luther: gebed, meditatie en aanvechting. (oratio, meditatio, tentatio)
Op deze manier zouden wij ons kunnen ‘laten lezen’. De Bijbel lezen en erin worden ‘opgenomen’. Laten resoneren in de klankkast van de ziel.
In het vierde hoofdstuk gaat Huijgen terug naar de wortels van ons moderne denken en komt uit bij Descartes. Ook al wilde deze filosoof nog vrome kaders handhaven, de historisch-kritische methode ging als gevolg van de Verlichting ‘redelijke’ vragen stellen aan de Bijbel. Daardoor relativeerde de waarheid van de Bijbel maar daar is de Bijbel niet voor bedoeld.
Zo maken creationisten ook diezelfde fout door in de ‘redelijke’ verdediging te schieten.
Drie effecten van het ‘redelijke denken’:
1. de vraag naar de feitelijkheid van de Bijbel is belangrijker geworden dan ooit.
2. De methodische benadering van de Bijbel als object. Luisteren naar God stem is daardoor moeilijker geworden.
3. Het dualisme van subject en object, wat in bevindelijke kringen zo gerationaliseerd wordt dat het de ‘toe-eigening’ in de weg kan staan.
Uit de historisch kritische methode is, geloof ik (ja dus) de ‘de Amsterdamse school’ ontstaan. Wanneer je al die lijnen ziet lopen valt er zoveel te begrijpen.
In het vijfde komt aan de orde dat de feiten uit de Bijbel méér zijn dan kale feiten zoals ook muziek méér is dan een rijtje noten en een kunstwerk méér is dan alleen verf of klei.
Huijgen benoemt het anders lezen van de Westerse mens t.o.v. het schrijven van de Oosterse. Wij zijn gericht op precisie, wat voor de Oosterse van veel minder belang is; daar gaat het om de inhoud. Ik ben het geheel met hem eens.
Als laatste kijkt Huijgen naar de manier van omgaan met de Bijbel bij Bonhoeffer en Noordmans en bij zichzelf.
Noordmans grijpt terug op iets wat kennelijk aan Origenes wordt toegeschreven maar toch wel verdacht veel lijkt op de Joods manier van omgang met de TeNaCH: lezen op de PaRDeS methode. Hier heet het Quadriga.
Vervolgens bespreekt hij zelf 1 Petrus 3: 1-7; een lastig stuk over het christelijk huwelijk en over onderdanigheid enzo. Hij benadert de materie vanuit zijn eigen leven en culturele gevoeligheid.
Een eyeopener voor mij was dat Petrus in zijn brief steeds het vergankelijke tegenover het onvergankelijke zet en dat hij vrouwen aanspreekt op hun sociale kwetsbaarheid en niet op hun fysieke.
Jammer dat hij het ook weer over het gelijkheidsdenken heeft en niet over het gelijkwaardigheidsdenken. Dat is voor mij toch echt een heel verschil.
Geloven is geen kwestie van proberen maar van stoppen met proberen. Wie wacht op God zal merken dat Jezus Christus daadwerkelijk is opgestaan, dat Hij leeft.
Goddank is dat ook mijn ervaring. Jezelf loslaten, de controle over jezelf uit handen geven aan een hogere Instantie. Dat is best moeilijk maar noodzakelijk. En het werkt zo bevrijdend.
Maar dat zie en voel je allemaal pas achteraf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten