Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Het grote verlangen. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Het grote verlangen. Sorteren op datum Alle posts tonen

woensdag 8 augustus 2018

Het grote verlangen


Geschreven door Marcel Möring (1957) in 1992 alweer. Hij kreeg er de AKO-literatuurprijs voor in 1993.
Ik was er al eens eerder in begonnen maar andere boeken dienden zich aan die dringend eerder gelezen moesten worden waardoor ik het heb neergelegd.
Dan nu toch.
Waar het zich precies afspeelt, daar kom ik niet zo goed uit maar doet er ook niet toe. De ‘grijze’ woonwijken en industrieterreinen geven de sfeer prima weer. Vooral aan het einde, wanneer de dingen helderder worden, komt de focus te liggen op bomen in hun gouden herfstkleur.
Ik vond het een mooi maar beetje deprimerend boek. Drie kinderen die hun ouders verliezen bij een auto-ongeluk. Raph van veertien en de tweeling van twaalf: Lisa en Sam. Deze laatste is de hoofdpersoon.


Belanden alle drie in verschillende pleeggezinnen. Thema’s 'Exodus en Diaspora'
Proberen bij het ouder worden elkaar op te zoeken en hun leven vorm te geven met de herinneringen, die vooral van Lisa komen. Voor Sam is er een grijze leegte die hij naar zijn eigen idee vult met de verhalen van Lisa.
'Het leven is niet begonnen, dacht ik, het wordt nooit rustig en helder. Dit is Plato's grot. Ik kijk naar de schaduwen die over de rotswand trekken. Voor iemand die heeft geleerd niet op zijn geheugen te vertrouwen, die zijn eigen verleden niet kent en dus is aangewezen op de verhalen die zijn zuster en zijn broer vertellen, is dat een schokkende ontdekking.'

Het grote verlangen is het verlangen naar de herinneringen. Maar het willen herinneren is niet genoeg zo lijkt Moring hier te willen zeggen. Wanneer je iets heel graag wilt maar zonder echt ernaar te verlangen, ontglipt het je steeds maar weer. Zo komt dat tenminste als moraal van het verhaal naar voren uit een verhaal dat Lisa aan het einde van het boek vertelt over ‘De Man Die Alles Vergat.
Sam ‘leeft ook op wilsbesluiten’ maar verzuimt om zijn hart in te schakelen.
‘Liefde is een wilsdaad. Je stopt met houden van. Het overkomt je niet. Eerst blijf je desondanks van iemand houden. Pas als dat ‘desondanks’ te lang duurt stop je. Omdat je dat wilt.'

En er is iets…..Wanneer je goed leest merk je de kleine, wat raadselachtige zinsneden op die aan het einde van het boek hun betekenis krijgen.
Dat hij filosofisch kan schrijven wist ik al uit ‘Louteringsberg’ en ‘Lijdenslust’.
Er valt veel meer te ontdekken in dit boek.

Voorin een gedicht van Rilke (1875 -1926) met deze zinnen:

Herr: es ist Zeit. Der Sommer war sehr gross.
[…]
Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.
Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleen hin und her
unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.



dinsdag 12 juni 2012

De Pest

Oorspronkelijke titel ‘La Pest’ van Albert Camus. Geschreven in 1942 en uitgebracht door Editions Gallimard in Parijs. De vertaling is van Willy Corsari uit 1973 uitgegeven door de bezige bij.
Eigenlijk was ik bezig in een boek van Marcel Möring: ‘Het grote verlangen’ maar toen kreeg ik dit boek van een vriend te leen. Na één bladzijde te hebben gelezen om een beetje sfeer te proeven heb ik het niet meer weggelegd en ben ik Marcel totaal vergeten. Ik moet denk ik, opnieuw beginnen want er is (nog?) niets blijven hangen.
Wat is het wat zo boeide? Alweer de herkenning in de beschrijving van de mensen uit de moderne ordelijke witte handelsstad Oran aan de Algierse kust. Een stad met 200.000 inwoners. De kronikeur is een inwoner van dat stadje. De bevolking heeft het druk met geld verdienen. Helaas is de stad verkeerd om gebouwd, met de rug naar de zee, zodat men die altijd moet gaan zoeken.
Ik krijg nu de neiging om hele stukken te citeren, maar laat ik me toch maar beperken.
“Zonder twijfel bestaat er heden ten dage niets natuurlijkers dan dat mensen van de morgen tot de avond werken om daarna bij kaartspel, in cafés en onder kletspraatjes de tijd te verdoen, die hun rest om te leven.” Bij dat laatste moet ik dan wel weer grinniken. Een bekende oneliner uit onze tijd is: ‘Ik leef niet om te werken, maar werk om te leven’. Waar dat ‘leven’ dan uit bestaat……..vaak mag slechts de bekende Joost dat weten.
Camus vindt het leven absurd en ik kan me daar wat bij voorstellen.
“Ofwel de mannen en vrouwen verslinden elkander inderhaast in wat men de ‘liefdesdaad’ pleegt te noemen, of zij beginnen samen een lange sleurgang. Tussen deze twee uitersten bestaat maar zelden een middenweg.”
Met lijden en sterven hebben de stadsbewoners niets, dat is alleen maar lastig. Een zelfdoder, Cottard, die op tijd wordt ‘gered’ voelt zich schuldig dat ie zoveel last heeft bezorgd. Hij krijgt verder geen aandacht of psychische hulp. In het vervolg van het boek gaat hij wel zijn discutabele rol spelen.
Dan worden er stervende en dode ratten gevonden; het begin van de ellende. Dr. Rieux en collegae krijgen het druk met de zwarte dood. Vervolgens beschrijft Camus een heel proces wat een pestepidemie doet met de nijvere bevolking van de stad waar ook de handel dood gaat aan de pest want de stad wordt van de wereld afgesloten.
Wat een dergelijk epidemie doet met mensen als dr. Rieux en pater Paneloux; met de journalist Rambert die ook opgesloten raakt en die wanneer hij de kans krijgt om aan de stad te ontsnappen besluit om te blijven en de handen uit de mouwen te steken. Iemand als Tarrou, die van alles zomaar noteert en zich afvraagt of je een heilige kunt worden zonder God, door altijd de kant van de slachtoffers te kiezen. Maar ook slachtoffers worden soms beulen.
De schrijver Grand die, opgesloten in zichzelf aan een boek is begonnen maar niet verder komt dan de eerste zin.
Tot op een dag er mensen zijn die niet sterven maar genezen en de ratten verschijnen dan ook weer op het toneel.
Alles kan weer opnieuw beginnen….
Toch wordt het anders omdat mensen veranderen in zulke zware omstandigheden. Dr. Rieux wordt steeds koeler, afstandelijker en emotielozer. “Men wordt het medelijden moe, als het nutteloos is. En deze gewaarwording, van een hart dat zich langzaam sluit, schonk de dokter voor het eerst wat opluchting in deze verpletterende dagen.” Dat proces is heel knap beschreven want aan het eind blijkt Rieux de kronikeur zelf te zijn. Pater Paneloux wordt milder. Na een donderpreek waarin hij de pest de gesel van God noemt – “Broeders, gij zijt in grote nood , broeders, gij hebt het verdiend………overdenkt dit en buigt uw knieën” - gaat hij over op de bedoelingenleer. “Men moet niet proberen het schouwspel van de pest te verklaren maar men moet proberen er de verborgen lering uit te trekken.”
Hij sterft uiteindelijk eenzaam maar met het zicht op het kruis. “Geestelijken hebben geen vrienden, zij hebben alles op God gesteld.”
Grote vragen komen aan bod: Hoe kun je als mens vóór de doodstraf zijn? Hoe kun je gelovig zijn wanneer er een God is die een kind onder verschrikkelijke pijnen laat sterven aan de pest. In deze scene is er een heftige confrontatie tussen Rieux en Paneloux. Paneloux accepteert de consequenties van zijn geloof. Of je verloochent God of je gelooft en vertrouwt Hem en accepteert alles wat Hij doet of nalaat, vaak zonder het te begrijpen. Dat is dan weer een raadsel voor Rieux en Tarrou.
Het is een aangrijpend boek.
Er staan heel veel mooie uitspraken in. “….hij dacht dat het niet belangrijk was of die dingen een zin hadden gehad of niet, doch dat het slechts belangrijk was vast te stellen hoe de hoop van de mensen beantwoord wordt.”
Een aanrader.

zaterdag 11 augustus 2018

Mendels erfenis


Het debuut van Marcel Möring, geschreven in 1990. Hij kreeg er de Geertjan Lubberhuizenprijs voor.
Ik wist niet eens dat die bestond maar een debuutprijs prijs is terecht.
Eerder las ik ‘Louteringsberg’, ‘Lijdenslust’ en ‘Het grote verlangen’.

Een boeiend boek. Soms wel lastig te volgen; wat is heden, wat is verleden, wat zijn dromen en wat is de werkelijkheid. Het loopt allemaal door elkaar.
Mendel Adenauer is zoon van Ruth en kleinzoon van Wolf en Lena. Vader onbekend en blijft dat.
Een Asjkenazisch joodse familie die de Holocaust, ieder op zijn/haar manier heeft overleefd.
‘Het stof dat in je kleren is blijven hangen, onderweg, dat je voorouders hebben meegenomen, blijft bij je’.


Mendel is van na de oorlog maar voelt zich een einzelgänger en dat is ie ook. Zijn grootouders sterven kort na elkaar, zijn moeder vertrekt naar Israël, rijdt daar op een landmijn en sterft ook.
Zijn vriend Wessel vertrekt naar Engeland en zo blijft Mendel alleen met zijn contactgestoordheid maar met een rijk geestesleven en weet eigenlijk niet wat hij met zijn leven aan moet ook al wilde hij als kind ‘a mensch’ worden.
‘Het is alleen dat ik niet weet waarom alles is zoals het is. En ik moet weten waarom het is zoals het is.’
Hoe herkenbaar. Alleen…. Ik moet niet weten maar ik wil weten en weet meteen dat ik het nooit zal weten.

Anna, een schoolvriendin uit een heel ander nest probeert hem te helpen wanneer hij bij een psychiater belandt. Zij woont in een groot huis midden in het bos; toen moest ik aan ‘Louteringsberg’ denken. Grote huizen in bossen geven rust.
Het denken neemt een grote plaats in. God is schepper omdat Hij denkt, zo denkt Mendel. Maar zo denkt hij zelf ook. Hij denkt dat door het denken de dingen bestaan. Lena heeft het door omdat Wolf ook zo is:
‘ Jullie geloven dat het genoeg is als je iets denkt, dat de wereld dan jullie wel begrijpt, jullie vertellen niets.’
Waarom zou je ook iets vertellen wanneer er geen mensen zijn die luisteren? Dat snap ik wel.
Wolf schrijft veel dingen op en na zijn dood vindt Mendel zijn notities die eindigen met ‘negentientachtig’.
Later ontdekt hij dat hij is opgenomen in een sanatorium met als intakedatum 1980.
Dus heb ik me suf gepeinsd wat Moring daarmee bedoelde. Mogelijk dat opa’s leven daar eindigde en Mendels leven daar begon? 'Je moet voelen.'

Nog een, voor mij, boeiend thema:
Het Christendom is voor Mendel een probleem.
‘Het is een leengeloof, een op religieuze kolonisatie gebaseerde cultuur. Heeft u zich ooit afgevraagd hoe het voor een jood moet zijn om christenen te horen spreken over ‘onze aartsvaders’, de ‘heilige Jakob’, ‘onze lieve Heer’?
Het is alsof er op een avond wordt gebeld. Je doet de voordeur open en op de stoep staan vier, vijf mensen, van jouw leeftijd. Je hebt ze nooit gezien. Ze lopen naar binnen [….]Ze nemen plaats in de kamer en behandelen jouw huis als dat van hen, jouw ouders als hun biologische ouders, jouw leven en jouw geschiedenis als hun onvervreemdbare leven en geschiedenis’.
[…]
Waarom moeten zij (de joden) zich eeuw na eeuw onthouden van fundamentele kritiek op hun eigen ontvoerde, vervormde geloof? Waarom worden zij, die zoveel meer kennis hebben van de oorsprong en diepte van dit geloof, waarom worden zij niet gehoord als zij wijzen op incongruenties, fouten, barsten, breuken en dat bastaardgeloof?

Hier kan ik het alleen maar mee eens zijn. Hard maar duidelijk.
Als christenen zou ons een bescheidener opstelling niet misstaan. Ik hoor nog steeds in kerken en op verenigingen dat wij joden tot jaloersheid moeten wekken volgens Paulus in Rom 11:11.
Op de betweterige manier die wij, als christenheid tot nu toe gehanteerd hebben, hebben we gefaald en zullen dat, als we niet veranderen, blijven doen.


Tijdens het lezen schoot dit refrein door mijn hoofd:

We're two of a kind
Silence and I
We need a chance to talk things over
Two of a kind
Silence and I
We'll find a way to work it out

(Alan Parson’s Project: Silence and I)

dinsdag 27 september 2022

Hierna


Ondertitel: een cultuurgeschiedenis van de hemel.
Geschreven door Catherine Wolff, vorig jaar september. In het Engels: ‘Beyond: How Humankind Thinks About Heaven’.
Deze dame heeft geen klinkende titels voor haar naam staan (of ze negeert ze) maar duidelijk is dat ze weet waar ze het over heeft en dat ze veel onderzoek heeft gedaan.
“Het is”, zo schrijft ze, “haar eigen zoektocht naar kennis van en hoop op een voortzetting van het leven”.

Nee, dit is geen boek over hoe de hemel eruit ziet maar hoe mensen door de eeuwen heen erover hebben gedacht en geschreven en op andere manieren zich hebben geuit.
Boeiende materie want iedereen denkt daar wel eens over; wat komt er na de dood, bestaat er überhaupt een hemel - en hel -   en hoe zien die er dan uit.



De gedachten over het hiernamaals uit alle grote religies komen langs: het Hindoeïsme en Boeddhisme, het Jodendom, de Islam en het Christendom. Plus wat kleinere bewegingen zoals het spiritisme waar Sir Arthur Conan Doyle een bekende aanhanger van was. Het boek ‘Arthur en George’ van Finch gaat daarover.

Psychedelica en wetenschappelijk onderzoek. Parapsychologie, de Godspot en BDE ervaringen.

Wanneer ik zo lees over alle religies merk ik dat overal en altijd het verlangen naar voren komt naar gerechtigheid, volmaaktheid en voortbestaan. Soms in de vorm van reïncarnatie.  
Elke religie heeft zo haar eigen beelden, woorden en vormen maar deze behoeftes zijn universeel en kun je daarin teruglezen.
Dat is best wonderlijk.

De echte oorsprong van religie blijft in nevelen gehuld. En dat verbaast me eigenlijk niet.
Wolff noemt wel de vijf stadia van John Lubbock: Atheïsme,  Fetisjisme (god in een voorwerp),  Totemisme( in de natuur zijn goede en kwade geesten)en Sjamanisme (de goden leven in een afzonderlijk rijk) en de afgoderij. (het maken van goden in menselijke gedaanten). Daar zouden volgens mij de Dromers van de Aboriginals (p28 ) nog tussen gepast moeten worden maar die waren mogelijk niet bekend bij Lubbock.
Ach, zo’n lijstje is ook weer aan veranderingen onderhevig. Merlin Donald dacht er honderd jaar later weer anders over.
Hij gaat voor een ‘mimetische’ cultuur bij primaten. Gebaseerd op gebaren en nabootsen waar dan weer rituelen uit voort vloeiden.

De oorsprong van religie kan liggen in het gevoel van betekenis geven wat zich bij de bewustwording mee ontwikkelde; de overweldigende krachten van de natuur en de daarmee gepaard gaande angsten. Of het geloof in een voortzetting van dit leven na de dood wat kennelijk toch universeel lijkt te zijn.
Maar dán moet er logischerwijs in de mens iets zijn wat ‘on-lichamelijk’ is denk ik. We noemen dat nu de ziel.
Wellicht is het een combinatie van al deze factoren. Hóe je in het hier en nu leeft is wel van belang. Ook een universeel idee.

In het Jodendom gaf God zijn wetten aan de joden voor het leven maar er werd weinig over de dood of wat erna komt gesproken. Er ontwikkelde zich wel een idee over het hiernamaals, de Sjeool.  In het Grieks: Hades

En volgens mij van de 'Olam Haba' de toekomende wereld. De tijd van de Messias. Maar oké, dat is in het hier en nu.
In het Christendom, meer gebaseerd op het Nieuwe Testament,  golfde het geloven in hemel en hel wat heen en weer. Jezus verkondigde het Koninkrijk de Hemelen en sprak over de levende doden in Matt 22: 29, 31-32. In Matt 25 spreekt Hij over het laatste oordeel waarin de mensen die rechtvaardigheid verspreiden, hongerigen voeden, zorgen voor de armen en verdrukten en de vreemdeling welkom heten. Zij zullen in heerlijkheid worden opgenomen.
Paulus sprak over een transformatie van gelovigen die steeds meer op Jezus zouden gaan lijken en hij verwachtte een spoedige wederkomst met daaraan verbonden een eeuwig leven.
Dat bleek niet te kloppen want we zijn nu tweeduizend jaar verder, dus moet er geherinterpreteerd worden.

In de vroege tijd en middeleeuwen ontstonden levendige beelden over het leven hierna: denk aan Jeroen Bosch, Dante Alighieri en Michelangelo. Dat was wel zo handig om de grote groep van ongeletterde gelovigen in het gareel te houden.
Na de reformatie en contrareformatie gingen de ideeën en meningen uit elkaar lopen.
Mystici en pragmatici ontwikkelden allemaal hun eigen ideeën; er zijn er inmiddels net zoveel als er kerkverbanden zijn.
Op een dag zullen we het weten (of nooit, wanneer er niets is maar dat geloof ik niet) want tot nu toe is er ‘niemand die met een verifieerbaar verslag uit het hiernamaals is teruggekomen.’

In de andere religies zijn ook allerlei gedachten over het leven hier en hierna. De overkoepelende ideeën zijn dat je goed leeft en dan beloond zult worden.
'Wat gij niet wilt dat u geschied....'
Daartussen is het Christendom toch uniek.
Omdat we niets hoeven te doen voor een leven in de hemel of op de vernieuwde aarde; het is allemaal voor ons gedaan. We hoeven het alleen maar te geloven.
Eerst de overgave in geloof en dan zul je het zien. Dan ga je anders denken en anders willen. Meer in overeenstemming met de Goddelijke wil die Hij kenbaar heeft gemaakt in zijn leefregels. Ehm…wel met vallen en opstaan. Helaas.
Nu was er nog iets wat ik wilde melden maar dat floepte mijn brein weer uit.

In ieder geval geeft een leven na dit leven hoop aan talloze mensen al is het niet aan iedereen. Er  zijn er die beslist geen leven na dit leven ambiëren.
Langzamerhand raak ik er ook van overtuigd dat a(nti)theïsten een vorm van angst kennen. Een angst van een ‘Olam Haba’ die niet onder controle te krijgen is, nu niet en ‘morgen’ ook niet in tegenstelling tot het geloof in de wetenschap. De wetenschap heeft de pretentie en illusie om alles op een dag onder controle te hebben. Dat was in ieder geval het streven van Stephen Hawking.
Bij zoiets vaags als een hiernamaals zal dat nooit lukken en het roept vaak angst op wanneer je niet weet waar je aan toe bent.

Wat moet je met een ‘Lichtstad met uw paarlen poorten…’ ?
Ik moet altijd een beetje  grinniken wanneer dit gezongen wordt. Zeker, het is hoopgevend maar of het realistische is blijft wel de vraag.
Het komt uit de Openbaringen van Johannes, het laatste Bijbelboek. Maar in zijn visioenen  komen zoveel wonderlijke beelden naar voren dat ik ze niet meer letterlijk kan nemen.
Het is ook duizend keer boeiender om naar betekenissen te zoeken.

Iets waar ik bijvoorbeeld steeds weer tegenaan loop is dat Hemelse Jeruzalem waar zij, die Zijn geboden doen naar binnen mogen. (Openb 22: 14, 15)  Ontuchtplegers, moordenaars en leugenaars mogen die stad niet in. Maar, zo vraag ik mij dan af: zijn die daar dan nog?  Zijn zij niet allang geoordeeld en weg?
Misschien moet ik het geestelijk allemaal eens in elkaar zien te passen. Werk aan de winkel.

Al met al is het boek een aanrader ook al valt het mij op dat ze weinig schrijft over de hel.

 

…Who Wants to Live Forever?....

vrijdag 26 oktober 2018

De verborgen geschiedenis van Courtillon



Geschreven door Charles Lewinsky (1946) in 2007. Vertaald in 2010 en las ik een digitale editie.
Eerder las ik van hem ‘Het lot van de familie Meijer’ en heb ik hem leren kennen als een aansprekende auteur die mij doet denken aan Philippe Claudel.

In dit boek gaat het over een Duitse docent Frans, die zichzelf heeft opgesloten in het dorpje Courtillon.
Vanuit zijn gezichtspunt wordt het boek geschreven en is het een vertelling aan een verloren geliefde waarvan hij hoopt dat ze nog eens terugkomt.
Het hele dorp met zijn inwoners en hun eigenaardigheden leer je via deze man kennen: Mademoiselle Milotte in haar rolstoel; het ‘rechtersechtpaar’ Brossard, Saint Jean met zijn vrouw Geneviève en dochter Elodie; madame Charbonnier met haar ‘gekke’ dochter Valentine.

Gedoe rond een grindafgraving waar de ene helft van het dorp vóór is en de andere helft tegen.
Dan is er nog iets met een vermoorde koerier uit WO2. En wat is er toch met die ‘kippenvrouw’?

Hoofdthema is denk ik: ‘Wat is waarheid’.
De geschiedenis die geschreven wordt door onder andere de overwinnaars, mensen met geld en macht die de geschiedenis naar hun hand zetten. Wanneer je maar lang genoeg volhoudt bij je eigen verhaal dan gaat iedereen het wel een keer geloven of laat het gebeuren.
En dat is wel fascinerend.
‘...pas achteraf, als alles voorbij is, geleefd en gestorven, kneden we de gebeurtenissen, geven we er vorm aan, vlechten we er broden en kransen van, beweren we dat het zo was omdat we bedacht hebben dat het zo geweest zou kunnen zijn.’
En: ‘een rond verhaal is te waardevol om het door de feiten te laten ondergraven.’

Hij kan gewoon goed schrijven en soms lees je psychologenvoer.
‘Wie andere mensen wil manipuleren. Moet hun (sic!) in de eerste plaats wijsmaken dat ze nodig zijn.’
En ik kwam Rilke weer tegen zoals in ‘Het grote verlangen’ van Moring: ‘Wie nu geen huis heeft, bouwt er geen meer.’

Lezende weg vind ik het leuk om die dingen te herkennen, maar wie weet over hoeveel van die stille verwijzingen ik gewoon heen lees.
Nog een leukigheidje: het boek begint met ‘De wereld is duizend passen lang’ en eindigt met ‘Duizend passen lang is de wereld’.
En een persoonlijk leukigheidje: de foto op de cover van het boek lijkt sprekend op een dorpje waar wij deze zomer zijn geweest. Het hele verhaal speelde zich voor mij daar af.





vrijdag 29 juli 2016

Brieven over het kwaad



Een briefwisseling tussen Baruch de Spinoza en Willem van Blijenbergh uit 1664 – 1665.
Het is een hertaling uit 2012 van de oorspronkelijke brieven van de beide heren door Miriam van Reijen. Zij studeerde sociale filosofie en ethiek, en cultuur- en godsdienstsociologie en promoveerde in 2010 op iets van Spinoza. Zij schreef ook het uitgebreide voorwoord. Ik las een tweede druk uit 2015.

Bij het lezen van het boek van Steven Nadler werd mijn belangstelling gewekt door het feit dat ook Spinoza niet in een vrije wil geloofde. Dat heeft hij verder uitgewerkt in zijn ‘Ethica’.
Wel grappig dat wat ik voor mijzelf had bedacht al veel eerder door Spinoza was bedacht.

Ook in dit boek komt het ter sprake: centraal staat de vraag naar de verantwoordelijkheid voor het kwaad in de wereld: als God er verantwoordelijk voor is dat mensen een vrije wil hebben, is hij dan ook verantwoordelijk voor wat zij met deze vrije wil uitspoken?
Als christen ging Van Blijenbergh uit van een vrije wil en heeft een heel ander godsbeeld dan Spinoza. Dat verbaasde mij wel. Van Blijenbergh heeft kennelijk de Nederlandse Geloofs Belijdenis van Guido de Brès uit 1561 niet gelezen of wel gelezen en er niets mee gedaan.
Spinoza heeft heel andere ideeën en probeert dat te verduidelijken.

De beide heren hebben hetzelfde bouwjaar (1632) maar verschillen enorm van inzicht en blijven dat doen waardoor de briefwisseling van korte duur was.
Van Blijenbergh startte deze naar aanleiding van het boek van Spinoza over de filosofie van Descartes.
Het grote verschil tussen de mannenbroeders is dat Spinoza zich vrij voelt om te denken zoals hij denkt en dat van Blijenbergh wel wil denken maar nooit tegen de Bijbel in.
Hij hanteert altijd twee regels: 1. Filosoferen volgens het helder en onderscheiden begrip van zijn verstand en 2. Filosoferen naar het geopenbaarde woord ofwel de wil van God.
Wanneer ze botsen dan geldt de tweede regel en vertrouwde hij meer op het geschreven woord dan op zijn verstand. (p 77)
Ik maak er dan van: meer vertrouwen op zijn interpretaties van het geschreven woord.
Dat had Spinoza al snel door en zijn aanvankelijk enthousiasme bekoelde rap.
Hij schrijft dat hij ook aan de Schrift gezag toekent maar niet ‘zoals gewone theologen, vooral van het slag dat de Schrift altijd letterlijk neemt en alleen de oppervlakkige betekenis oppakt’

Het geheel lijkt op een forumdiscussie met een lengte aan berichten die men vandaag niet meer zou lezen. Laat staan overdenken.
Op fora moet je kort en bondig schrijven. Het ‘moet’ bijna op een smartphone-scherm passen anders wordt het niet gelezen. Het lezen zelf laat ook te wensen over maar dat was in de tijd van Spinoza en van Blijenbergh ook al zo.
Van Blijenbergh legt Spinoza in de eerste brieven van alles in de mond en daar knapt Spinoza enigszins op af.
Het is ook lastige materie en ik verdenk Spinoza ervan om te theoretisch te denken. In veel dingen ben ik het wel met hem eens: God is als schepper / voor Spinoza: God = natuur, verantwoordelijk voor deze aarde.
Hij bepaalt alles en daarmee is alles gedetermineerd.
‘mensen ervaren wel iets wat ze vrije wil noemen maar daarmee zeggen ze niets anders dan dat ze niet alle oorzaken van hun willen en handelen kennen, en het daarom toeschrijven aan henzelf als oorzaak. In feite is er echter voor alles een oorzaak, ook voor wat zich in de geest afspeelt.
‘Er bestaat in de Geest geen vrije wil; doch de Geest wordt genoopt dit of dat te willen door een oorzaak welke eveneens door een andere oorzaak bepaalt is, en deze wederom door een andere, en zo tot in het oneindige.’. (ethica II stelling 48)
Voor mij zo logisch als wat.

Het woord kwaad moet ook gedefinieerd worden. Volgens van Blijenbergh is kwaad iets doen tegen de Goddelijke wil en volgens Spinoza, die totaal niet antropomorf denkt, zijn goed en kwaad geen eigenschappen van dingen of gebeurtenissen. Ze hebben geen zelfstandigheid, het zijn ‘denk-dingen’, geen zijnswijze maar een zienswijze.
Mensen plakken er etiketjes op omdat ze dingen met elkaar vergelijken. Dan komt het één er beter vanaf dan het andere. Alles is echter volmaakt naar zijn aard. Zoals God het bedoeld heeft

Van Blijenbergh komt dan met een soort idee van de opmerking van Dostojewski (oké: die kwam twee eeuwen later) ‘zonder God is alles geoorloofd’. Maar dan in de zin van: als alles uit God voorkomt waarom is er dan goed en kwaad en maakt het dan nog uit wat je doet?
Het antwoord van Spinoza:
‘Als goed voor god zou betekenen dat de rechtvaardige voor god op de een of andere manier goed doet en de dief daarentegen een of ander kwaad ,dan antwoord ik dat noch de rechtvaardige noch de dief plezier of verdriet in god kan veroorzaken. Maar als uw vraag is of die twee manieren van doen, in zoverre ze iets feitelijks zijn en dus door god veroorzaakt, niet even volmaakt zijn, dan zeg ik, als men alleen op de manier van doen let, en op zo’n manier dat ze er allebei feitelijk zijn, dat ze allebei even volmaakt kunnen zijn. Maar als u dan vraagt of dan de dief en de rechtvaardige niet even volmaakt zijn? Dan antwoord ik daarop nee.
Want onder een rechtvaardig mens versta ik diegene die steeds verlangt dat iedereen het zijne bezit. In mijn Etica (die ik nog niet heb uitgegeven) heb ik laten zien dat dit verlangen in de vrome mensen noodzakelijk ontstaat vanuit de heldere kennis die zij van zichzelf en van god hebben.
En omdat de dief dit verlangen niet heeft, mist hij noodzakelijk ook de kennis van god en van zichzelf, dat wil zeggen het belangrijkste dat ons tot mensen maakt.
Maar als u misschien wilt weten wat u zelf motiveert om die handelingen die ik deugd noem, liever te verrichten dan andere handelingen, dan antwoord ik dat ik niet kan weten welke van het oneindig aantal mogelijke manieren god gebruikt om u tot zulke handelingen te determineren.’


Wat ik ervan heb geleerd is dat het precies definiëren en formuleren in een discussie zo belangrijk is.
Ook het goed naar elkaar luisteren of goed lezen. Te onderzoeken of je de ander echt begrijpt of op zijn minst proberen te begrijpen. Deze heren lagen te ver uit elkaar wat principes betreft.
Zij hadden te verschillende beelden bij de begrippen. Dat maakte het moeilijk.

Met het godsbeeld van Spinoza kan ik niet zo goed uit de voeten.
JHWH betekent: God is.
Alles wat je meer zou zeggen beperkt Hem. Een Zijnde. Schepper en Onderhouder. Ik betwijfel of dat kan samenvallen met de natuur.




maandag 10 januari 2022

Het Alles


Geschreven door Dave Eggers in 2021 toen de Coronapandemie een feit was.
Het is een vervolg op 'De Cirkel' maar is goed apart te lezen.

In het voorwoord: ‘Dit is een roman, dus fictie. Niet alles wat erin wordt beschreven is werkelijk gebeurd, hoewel veel ervan waarschijnlijk wel staat te gebeuren. In dat geval wordt het vanzelf non-fictie.’
Mae Holland uit de Cirkel is opgeklommen tot de hoogste regionen van het bedrijf wat door groei en fusies een bedrijf is geworden waar geen ontkomen meer aan is en nu ‘the Every’ heet. ‘Het Alles’.
De Engelse vertaling klopt beter want bij The Every werken ‘Everyones’.



In dit boek is Delany Wells de hoofdpersoon. Opgegroeid in een boswachtersgezin komt ze in aanraking met The Every en ziet de kwalijke kanten van het bedrijf. Ze neemt zich voor om er te gaan werken en de boel van binnenuit op te blazen. Dat doet ze door het ontwerpen van zeer controversiële apps die voortdurend de privacy verder inperken en waarvan ze verwacht dat het grote protesten zullen gaan oproepen waardoor het bedrijf zal imploderen.
‘Controle, data en schaamte als gedragsverbeteraars. Daar komt alles wat ze doen uiteindelijk op neer.’
En wat verder: ‘Het niet erg geheime doel [..] was vanaf het allereerste begin geweest om menselijk gedrag niet alleen te volgen en te beïnvloeden, maar ook te dicteren.’
Of Delany erin slaagt, zelfs wanneer Wes en Argarwal, een ouddocente van Delany die steeds maar blijft waarschuwen, door The Every worden opgeslokt…..dat vertel ik niet.

Het is weer een boek wat goed is ter bewustwording. Welke mogelijke effecten heeft AI? (Artificial Intelligence) Want het gekke is dat men overal slaafs mee instemt. Het leven wordt namelijk gemakkelijker door alle aanpassingen, er is minder corruptie, minder criminaliteit en een grotere transparantie. Je hoeft zelf minder na te denken en alert te zijn want je telefoon helpt je bij alles.
Die kikkers weer hè, die langzaam gestoofd worden.
Pararellen genoeg met de wereld tijdens een pandemie.  Ik heb zelfs al mensen horen smeken om een lock- down. Dat gaat zelfs mij als introverte, echt te ver.
‘Is er misschien naast het ingeboren verlangen naar vrijheid ook een instinctieve behoefte aan onderwerping?’
Een vraag van Erich Fromm als een voorwoord in het boek waar ik dan toch weer niet goed raad mee weet. In mijn omgeving zie ik velen die een autoriteitsprobleem hebben. Echt een probleem; standaard de hakken in het zand zetten en de ander verwijten dat ie niet goed nadenkt. Dan ben je ook niet vrij.
‘Standaard-anti’ is ook een vorm van niet nadenken.
Bij verder zoeken las ik dat Fromm daar ook een boek over heeft geschreven: ‘De angst voor vrijheid’. Moet ik ook eens lezen.

Ik denk dat hiermee het dilemma wel duidelijk wordt. Het gemakkelijkste is om je maar te laten meevoeren op de smoesjes van terrorismebestrijding en het uitbannen van enge ziekten. Niemand kan het daarmee oneens zijn.  
Het andere gemakkelijke is om standaard te protesteren waardoor dat ook zijn zeggingskracht verliest.

Ingebouwde leugendetectors, Eye tracking, een persoonlijke CO2 footprint; het komt allemaal ter sprake in het boek en je moet er niet aan denken dat het allemaal realiteit zou kunnen worden.
Het blijft eng en toch ook wel weer fascinerend om de ontwikkelingen in onze maatschappij te volgen.

 

donderdag 15 februari 2018

Een vrouw op de vlucht voor een bericht


Geschreven door David Grossman in 2007. Ik las eerder van hem ‘de stem van Tamar’ en ‘Leeuwenhoning’.
Een boek met een wonderlijke lange titel, maar al snel begreep ik hem.

‘Maar deze voordeur zou morgen, overmorgen, over een week en over twee weken voor ze gesloten blijven, en dat bericht van ze zou niet worden overgebracht, want voor een bericht waren altijd twee partijen nodig, dacht Ora, één die het overbrengt en één die het ontvangt, en dit bericht zal door niemand worden ontvangen en daarom zal het ook niet worden overgebracht.’

Ik las het boek digitaal omdat het zo’n dikke pil is van bijna 700 pagina’s en s ’avonds in bed is dat toch best lastig. Het mooie van dit boek was dat ik naar mijn bed-met-boek ging verlangen om te lezen hoe het de steeds meer vertrouwde hoofdpersonen zou vergaan.

In de proloog, die je in je achterhoofd moet houden wordt het één en ander uit de doeken gedaan. Je moet trouwens constant je hoofd erbij houden want perspectieven en tijden wisselen zonder aankondiging. Je duikelt van de ene tijd naar de andere en van het ene brein in het andere. Toch stoort het niet.
In die proloog ontmoeten Ora, Avram en Ilan elkaar op de isoleerafdeling van een ziekenhuis in Jeruzalem, in het donker, tijdens de oorlog van 1967. Ze hebben iets besmettelijks, geelzucht oftewel Hepatitis A, daarom zijn zij daar als laatste overgebleven.
Het zijn pubers en sluiten vriendschap voor het leven.
Dan komt er een grote sprong in de tijd.

Ora is van plan met haar jongste zoon, Ofer, een trektocht door Galilea te maken. Haar zoon is net afgezwaaid uit militaire dienst, maar..... hij wordt opgeroepen om een maand bij te tekenen in verband met de situatie in Israël op dat moment.
‘Hij lachte en zei: ‘Mama, het is geen spelletje, het is oorlog,’ en vanwege die neerbuigendheid van hem – en ook van zijn vader en zijn broer, dat aanmatigende gehuppel op haar meest ontstoken allergieplekken – beet ze onmiddellijk terug en zei dat ze er nog niet van overtuigd was dat er in de mannelijke hersens een duidelijk onderscheid bestond tussen oorlog en een spelletje.’

Dan neemt Ora uit angst en onmacht het besluit om alleen te vertrekken. Ze haalt Avram, de vader van Ofer over om mee te gaan en zo geschiedt. Ilan, officieel haar man, is met de oudste zoon Adam aan een tocht in Zuid Amerika bezig.
Toen besloot ik bijna met lezen te stoppen. Die twee waren knettergek en ik had even geen zin om me te verdiepen in twee psychisch gestoorde mensen.
Totdat Grossman iets explicieter werd en verhaalde over datgene wat zij veel eerder hadden moeten doorstaan. Toen besloot ik alsnog om verder te lezen. Daar ben ik achteraf blij om.

Tijdens de wandeling van Ora en Avram komt het verleden tot leven. En zij tweeën ook. Maar vooral Avram. Ora vertelt hem over het wel en wee van haar gezin om hem er eindelijk ook bij te betrekken.
En, heel bijgelovig, in een poging om Ofer te beschermen wanneer er over hem wordt gesproken.
Eerst wil Avram niets weten over zijn zoon Ofer die onder de vaderlijke leiding van Ilan is opgegroeid omdat hijzelf als psychisch wrak uit Egyptische krijgsgevangenschap is gekomen. In 1973 denk ik.
‘Ze vertelt het verhaal en daarna is het afgelopen. Een verhaal kan niet eeuwig duren. Ik kan ondertussen aan allerlei dingen denken. Zij praat toch door. Het is maar een verhaal. Een woord en nog een woord.’
Maar de wandelingen in de buitenlucht, het basicgedoe van slapen in de openlucht doet hen goed, ze komen steeds meer tot zichzelf en krijgen allebei ook steeds meer oog voor de omgeving die daar inderdaad erg mooi is.
Ik was er zelf in 2009, rond het meer van Galilea en op de Golanhoogte.
Ook hun liefde bloeit weer op.

De gevolgen van (jeugd) trauma’s zijn indrukwekkend en worden indirect heel boeiend en liefdevol beschreven.
Wat in het boek doorklinkt is de mogelijkheid voor iedere Israëlische ouder om op een dag zo’n bericht te krijgen. Is het niet vanuit een oorlog dan wel door een bomaanslag of iets dergelijks.
De dreiging is altijd aanwezig.
Grossman weet het uit ervaring. Hij verloor een zoon in 2006 tijdens het schrijven van dit boek.









woensdag 22 mei 2019

Het Koninkrijk van de Angst


Ondertitel: een filosofische blik op angst als politieke emotie.
Geschreven door Martha Nussbaum (1947) in 2018. Zij is filosofe en hoogleraar rechtsfilosofie en ethiek in Chicago.

Angst intrigeert me. Waarom zijn we zo angstig, zeker in deze tijd. Waar komt dat vandaan en wat kunnen we er aan doen.
Heeft de mens de angst ‘uitgevonden’ om te kunnen overleven en is het evolutionair bepaald? Of is er toch meer aan de hand?
Nussbaum heeft een heel andere aanvliegroute dan Kierkegaard.
Beide zijn waardevol.

De aanleiding voor dit boek was de verkiezing van dhr. T. in Amerika in 2016.
Want angst is een onderbuikgevoel; blokkeert het rationele denken en heeft een slecht invloed op de hoop. Wanneer de angst het rationele denken overneemt wordt het een probleem en belemmert het de samenwerking.
Maar nadenken is lastig, bang zijn of bang maken en anderen beschuldigen is gemakkelijker. Zo weten de populisten onder ons.
Angst is de vroegste en meest gedeelde emotie die te maken heeft met informatieverwerking over het welzijn. Daarover is consensus.
Aristoteles definieerde angst als ‘een gevoel van pijn en onrust, voortvloeiend uit de voorstelling van een naderend onheil dat verwoesting of leed veroorzaakt, samen met het gevoel dat je niet bij machte bent het af te wenden.’
Dat voldoet nog steeds.

Angst is een basisemotie die al begint in de wieg. Ik denk echter dat het mogelijk is dat het in de baarmoeder al begint. Wanneer een zwangere vlagen van stress kent, waardoor bloedvaten samentrekken en de baby mogelijk heel even minder zuurstof krijgt geeft dat ook bij de foetus al stress…..en een vorm van angst. Baby’s laten huilen is daarom een slecht idee, vind ik. Door er meteen bij te zijn schep je vertrouwen.
Een pasgeboren baby is best heel lang overgeleverd aan de zorg van anderen om te overleven. Veel langer dan andere ‘zoogdieren’.
Heel langzaamaan leert een kind op eigen benen te staan. Persoonlijk denk ik dat je die ontwikkeling aan het kind zelf moet overlaten. Het moet vertrouwen krijgen in de omgeving en vanuit dat vertrouwen het cirkeltje steeds groter durven maken met de ervaring dat er een vertrouwde persoon op de achtergrond aanwezig is.
Zo zag ik dat tenminste gebeuren bij mijn eigen kinderen.

Dan is er de angst voor de dood, die pas later ervaren wordt. Een baby is zich daar niet van bewust.
Volgens Lucretius, die door Nussbaum veel wordt aangehaald, is de doodsangst de oorzaak van alle angsten in het leven.
Wanneer dat de gedachten uit de oudheid zijn begrijp ik de woorden van Jezus uit Mattheus 16 nog beter: ‘Want wie zijn leven zal willen behouden – dus doodsangst - , die zal het verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal, om Mijnentwil, die zal het juist vinden.’
Het is een ‘breinig’ proces om die doodsangst los te laten, over te laten aan die Ene.
Wanneer dat je gegeven word kun je pas echt gaan leven.

Uit de angst, die zeer narcistisch is, komen woede, walging en afgunst voort. Dat beargumenteert ze allemaal in verschillende hoofdstukken.
Alleen ben ik het niet met haar eens dat aan alle woede, angst ten grondslag ligt. Er bestaat ook woede die niet voortkomt uit angst maar uit een rechtvaardigheidsgevoel die niet op jezelf is gericht.
Kinderlijke, infantiele woede gaat aan de haal met een gevoel van verontwaardiging en protest en dat kan omslaan in een verlangen naar vergelding of afgunst bewerkstelligen.
Vier fouten worden in woede gemaakt
1. Voor de hand liggende fouten zoals wanneer woede is gebaseerd op onjuiste informatie
2. De statusfout, het raakt je ego en dan is het moeilijk om objectief te denken. Dit maak ik ervan, want ik denk zeker dat dit heel vaak voorkomt maar haar argumenten vind ik te vaag.
3. De vergeldingsfout. Oog voor een oog, tand voor een tand terwijl Jezus ons ook al opriep om zo niet te handelen.
4. De schuld geven aan mensen of groepen uit onmachtige woede. Bijvoorbeeld een arts.

Zij legt haar focus in combinatie met de politiek. Angst is monarchaal en ‘moet’ omgebogen worden naar de democratische wederkerigheid.
Wanneer, een op bescherming van de vrijheid gerichte democratie, de samenleving een faciliterend omgeving biedt zouden mensen zich kunnen ontplooien tot volwassen mensen die vertrouwen, hoop en liefde hebben voor elkaar.
Want zij gelooft niet dat arme mensen lui zijn, maar dat slechte voeding, slecht sanitair en miserabele werkomstandigheden alle perspectieven, en op den duur ook het verlangen naar verbetering, blokkeren.
Haar grote helden zijn Gandhi, Nelson Mandela en Martin Luther King. Geweldloze mannen die vooral de rede gebruikten om misstanden om te buigen, niet naar vergelding zochten en niet verbitterd raakten.

Voor de walging die uit angst voorkomt haalt zij de groepen aan als joden, moslims, homo’s en transgenders, die ons bedreigen omdat ze anders zijn, anders doen, anders ruiken, anders eten en daar houden wij instinctief niet zo van.

De afgunst is ook zo’n emotie die voortkomt uit angst. Er zit vijandigheid en destructiviteit in. We kennen het allemaal want het is een kinderlijke emotie en het kost inzicht en moeite om dat altijd en overal te overwinnen.
Het concentreert zich op de voordelen van anderen en het vergelijken.
Daarin benoemt zij drie dingen:
1. Emulatie: het streven om de ander te overtreffen of minstens gelijk te worden. Dat hoeft niet per definitie fout te zijn. Je kunt een ander tenslotte ook als nastrevend voorbeeld gebruiken.
Maar er bestaat ook een negatieve manier. Een afgunstige manier.
2. Jaloezie: en dan met name een jaloezie die angst heeft voor het verliezen van iets.
3. De gekrenkte status. We kennen allemaal mensen die krenkingen verzinnen om zelf beter uit de verf te komen. Dat kan direct of indirect gebeuren. Meestal voel ik die dingen wel aan. Het bezorgt mij eerlijk gezegd binnenpret.
Nussbaum betrekt dit ook allemaal op de Amerikaanse politiek. Vast heel waardevol maar voor mij iets minder interessant. De psychologie achter al deze zaken boeit mij het meest.

Als laatste een hoofdstuk over angst wat voortkomt uit seksisme en misogynie. Thierry Baudet met zijn essay over een boek van Houellebecq afgelopen maandag is daar een mooi voorbeeld van.
Wat ligt eraan en grondslag?
Vrouwen gaan langzamerhand een grotere rol spelen. Heel terecht denk ik. Het verraste mij ook om te lezen dan juist in de oosterse landen als Bahrein, Koeweit, Libanon en de Verenigde Arabische Emiraten er meer vrouwelijk studenten zijn dan mannelijke. Ze kunnen er na hun studie niet veel mee, maar toch.
Dat kan allemaal heel bedreigend zijn voor de ‘boze, witte man’ zoals bijvoorbeeld dhr. T. lijkt te zijn.

Als oplossingen tegen de huidige angsten roept zij op tot hoop, geloof en liefde. Hoop is het tegenovergestelde van angst. Zij zoekt het in de kunsten, filosofie en religie.
Juist religieuze groeperingen zijn oefenruimtes voor de liefdevolle hoop.

Op 23 april stond in de Trouw een interview met de Belgisch- Albanese filosoof Bleri Lleshi. Hij schreef ook een boek over de angst: ‘Liefde in tijden van angst’.
Hij komt uit op de soortgelijke drieslag: moed, actieve hoop en liefde.

Angst is kennelijk ‘hot’.

maandag 30 juli 2012

Marginaal en missionair

‘Een kleine theologie’, geschreven door Wim Dekker, ‘voor een krimpende kerk’.
Eerste druk verschenen in 2011. Ik heb de vijfde uit 2012 gelezen.
Op de achterkant een samenvattende zin: analyse van de situatie in de kerk: er is sprake van een nieuw missionair verlangen, maar ook van een diepe geloofscrisis.
Het eerste deel is een wat beschouwend en analyserend gedeelte. Er staan veel dingen in die ik na een flink aantal jaren te hebben doorgebracht op verschillende fora wel opmerkelijk vind en herken. Bijvoorbeeld het feit dat heel veel gelovigen zijn afgeknapt op het instituut kerk. Dat er buiten de kerk vaak meer geloof is te vinden dan in de kerk. Hij signaleert ook het tekort aan kennis binnen de kerken en daar zal dan eerst iets aan gedaan moeten worden. Eerst van binnenuit een verdieping doormaken voordat we missionair kunnen zijn. Jammer vind ik hierbij dat hij zo consequent het woord kerk blijft gebruiken als hij de gelovige gemeente of gemeenschap bedoelt. Ik heb daar altijd moeite mee. Veel dominees doen dat.
Het tekort aan kennis is ook iets wat ik op atheistische fora ben tegengekomen. Vooral evangelen willen zo graag de blijde boodschap uitdragen maar missen veel kennis. Atheïsten of ietsisten weten vaak meer dan die goedbedoelende mensen omdat zij ook zeer wel weten waarom ze zijn afgeknapt en weten van daaruit zeer kritische vragen te stellen waar men dan geen antwoord op weet. Vaak zat ik met kromme tenen het gewurm en gedraai te lezen. Bepaald geen reclame voor het christelijke geloof. Dat waren geen schapen onder de wolven maar lammetjes en ze werden verscheurd. (Matt 10:16) Alleen de oprechten ontvingen enig respect.
En ja, dat heb ik zelf ook doorgemaakt. Daardoor ontdekte ik ook bij mijzelf een tekort aan basiskennis en een gebrek aan het doordenken van dogma’s en heb ik me op de apologetiek gestort. Als ik nu dingen van mijzelf teruglees moet ik vaak wel lachen. Ach, het is allemaal onderdeel van mijn levenspad.
Dekker houdt niet zo van de apologetiek. (laatste hoofdstuk) Ik kan dat wel begrijpen, je kunt geloven niet in een redeneerkader vatten maar ik heb inmiddels wel geleerd dat het zelden of/of is maar veel vaker en/en. Apologetiek is niet sluitend; het is een handvat. Geloven doe je met je hart én met je verstand.
In ieder geval: Het is niet prettig, zoals ook Dekker schrijft in zijn boek dat je voortdurend een gevoel van stil blijven staan ervaart in die gesprekken. (p 72) Mensen die het geloof vaarwel hebben gezegd hebben dat heel vaak zeer bewust en op voor hen goede gronden gedaan. Zo blijft het beeld actueel dat gelovigen eigenlijk niet van deze tijd zijn en verzuimen na te denken. Het is psychologisch best ingrijpend wanneer er zo badinerend tegen je wordt gedaan.
Zo herinner ik me nog een uitspraak van de ‘grote Kuitert’ tijdens een boekbespreking van hem (Zeker weten) dat hij door zijn toenmalige buurman, een natuurkundige, een beetje was uitgelachen toen hij hoorde dat hij, Kuitert nog in een zesdaagse schepping geloofde.
Ja, dat is echt al heel lang geleden. *grinnik*
Toch doet dat wel iets met je psyché. Ik zou nog altijd willen weten of en in welke mate dat Kuitert heeft getriggert en ik bestudeer mezelf om na te gaan wat het met mij heeft gedaan en soms nog doet. Aan de andere kant: voor veel atheïsten is het óók kwetsend wanneer gelovigen doen alsof zij ‘de trein missen’, geen moraal hebben en ook nog het lef hebben om aan te komen met eeuwig hellevuur.
Zo vind ik de opmerkingen in het boek van Dekker heel belangrijk wanneer hij zegt dat we op onze taal moeten letten. (rond p 130) We moeten leren om in eigentijdse woorden verantwoording af te leggen van het geloof in ons. Anders kun je niet missionair zijn en wordt de kloof tussen geloven en niet geloven steeds breder en dieper.
In het laatste gedeelte gaat hij in op verschillende vormen van kerk zijn, waarbij hij bedoelt: gemeente zijn. (denk ik) Op p 180 komt hij wat dat betreft toch tot de interessante uitspraak: “Voor velen is de kerk teveel historisch belast, terwijl ze best bereid zijn om over geloof na te denken. Koppel die twee dus niet direct aan elkaar.”
Hier slaat hij de spijker op de kop. Praat dan over ‘gemeente zijn’ en niet over ‘kerk zijn’ denk ik dan.
Veel in het boek gaat over het missionair zijn, wat logisch is gezien de titel, maar ik denk dat interne verdieping meer prioriteit moet hebben en daarin is hij m.i. weinig concreet al komt hij op p 180 toch tot een basisvraag: “ wat vind jij nu zo belangrijk, dat je dat graag met anderen zou willen delen?” Eerst daarover nadenken vóór men missionair wil zijn. Ik zou daar de volgende ‘overdenkvraag’ aan toe willen voegen: wat en in wie geloof ik nu eigenlijk en vooral waarom.

Nu ga ik me storten op de Amerikaan Stanley Hauerwas: ‘een Robuuste kerk’. Eens kijken of ik vanuit het positivistische Amerikaanse nog iets kan leren en of het veel verschilt met de Hollandse nuchterheid van Dekker. Dekker haalt hem ook hier en daar aan. Net als Charles Taylor, dus die moet ik ook nog eens lezen. Het valt me op dat er veel over dit onderwerp wordt geschreven de laatste tijd. Als het maar niet bij schrijven blijft………..

Vaak wanneer ik mijn beschouwing over een boek heb geschreven ga ik via Google kijken wat er door anderen over is geschreven om een beetje te vergelijken. Of ik geen grote dingen heb gemist b.v. Grappig is dan om te zien hoe iedereen vanuit zijn/haar eigen referentiekader heeft gelezen en geschreven. Er wordt ook over dit boek zo verschillend geschreven dat ik denk dat er nog wel een bescheiden beschouwing bij kan.

donderdag 9 augustus 2018

Memento


Een film uit 2000 die op mijn kijkverlanglijstje stond. Nee, daar staan niet alleen boeken op.
Ik had hem al eens opgenomen van de BBC maar om het Engels goed te kunnen volgen valt niet mee. Dan ben ik bang dat ik teveel mis en daardoor de film niet begrijp. Ik heb al problemen bij Nederlandse sprekers. Wat mij betreft ondertitelen ze alles.
En nee.....nooit nasynchroniseren!!
In ieder geval: deze film is ook een product van Christopher Nolan, de regisseur van o.a. ‘Inception’ en ‘Interstellar’ en kwam een paar weken geleden zowaar op Canvas.

Ook in deze film speelt Nolan met de dimensie ‘tijd’ maar weer op een andere manier.
Leonard Shelby, gespeeld door Guy Pearce was verzekeringsagent en er is één cliënt die hem bijblijft: Sammy Jenkins. Deze cliënt leed aan anterograde amnesie.
De film begint met een shot dat Leonard iemand neerschiet en een ‘achterstevoren’ stukje.
Het verhaal wordt vervolgd door stukjes over wat daartoe heeft geleid. Ieder stukje gaat een beetje verder terug en vervolmaken op deze manier het verhaal. Omgekeerd chronologisch dus.
Dat vind ik ook spelen met de tijd.
Leonard lijdt ook aan een vorm van anterograde amnesie; na een bepaalde gebeurtenis in zijn leven kan hij geen nieuwe herinneringen aanmaken.
Om die reden laat hij zeer belangrijke dingen die hij niet wil vergeten op zijn lichaam tatoeëren en neemt hij regelmatig polaroid foto’s die hij voorziet van tekst over feiten die hij zeker weet en niet wil vergeten.
Die bepaalde gebeurtenis is de gewelddadige dood van zijn vrouw waarbij hij ook een klap van de malle molen heeft opgelopen.
De shots worden afgewisseld met zwart-wit shots die wel chronologisch zijn en op een gegeven moment komen deze samen.
Het einde van de film is echter onzeker: heeft Leonard zelf de moord op zijn vrouw begaan en projecteert hij die op Sammy Jenkins? Of is alles gebeurt zoals hij langzamerhand zijn herinneringen wil invullen?
Je moet er wel met het koppie bij blijven want Leonard wordt door iedereen die hem kent gemanipuleerd omdat hij het toch steeds weer vergeet.

‘We all need memories to remind ourselves who we are’
Zou ook een mooie quote zijn bij ‘het grote verlangen’.

Wat ik toch weer grappig vond:
ik moest denken aan het boek van Oliver Sacks : ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield’ uit 1985. Daarin komen allerlei verhalen voor van mensen die iets mankeren aan hun brein en daarin staat het verhaal van Jimmy G. die lijdt aan een soortgelijke vorm van amnesie.
In de film komen twee personen voor met dezelfde initialen. Zou dat toeval zijn? Ik geloof het niet.
Het zijn vast grapjes van Christopher en zijn broer Jonathan Nolan, die het boek schreef.





dinsdag 1 oktober 2019

Zingeving


Waarom zijn we in dit land zo bezig met zingeving? Je kunt geen krant of magazine opslaan zonder dat je artikelen tegenkomt die hierover gaan.
In Trouw komt er wekelijks iemand langs die vertelt wat zijn/haar leven zin geeft.
Zo rees vanzelf de vraag waarom dat zo belangrijk is voor ons. Kunnen we niet zònder? En hoe zou je leven er dan uitzien?
Is het een welvaartsprobleem? We hoeven ons niet druk te maken over wat we vanavond eten of waar we slapen zullen. We zitten bovenaan die Maslovpiramide. Wat komt daarna?
Houden zingeving en de hopeloze zoektocht naar erkenning verband met elkaar?

Waarom word ik chagrijnig wanneer er op een dag nul bezoekers zijn geweest op mijn blog? Nou ja, eerlijk gezegd komt dat praktisch niet meer voor, maar waarom kijk ik daarnaar alsof het om belangrijke kijkcijfers gaat?
Zou ik blogger blijven wanneer er een week lang niemand naar kijkt? Of een maand.
Die vraag stel ik mijzelf regelmatig maar ja, ik denk het toch wel. Ik word er gelukkig van om mezelf - op ‘papier’ - uit te spreken om te voorkomen in kringetjes te blijven 'draaidenken' en word chagrijnig wanneer dat eens een week lang door omstandigheden niet lukt. Ik vind het ook prettig om eens terug te kunnen kijken wat ik van een bepaald boek vond. De ‘ouderdom’ met zijn vergeetachtigheid gaat ook mij niet voorbij.

Schrijven doe ik al mijn hele leven. Er ligt hier een dagboekje van toen ik zes/zeven jaar was. Best grappig. De dagboeken uit mijn tienerperiode heb ik maar verscheurd. Dat leek mij verstandiger.
Een tijdje geleden sprak ik een kunstenaar die antwoordde op mijn vraag of hij nog zou schilderen wanneer hij geen succes zou hebben direct met ‘nee’.
Kennelijk is dan de erkenning die tot zingeving leidt belangrijker dan zijn expressie.
Begrijpen doe ik dat niet.
Vincent van Gogh bleef schilderen tot hij er bij neerviel en hij verkocht tijdens zijn leven niets; hij kreeg geen erkenning. Waarom zag hij, theologisch geschoold, zijn schilderen wèl als zingevend in zijn leven? Wat was zijn stuwende kracht? Kwam die kracht van boven? *
Ik denk trouwens wel dat juist dàt een kenmerk is van de ware kunstenaar. Dat nietsontziende doorgaan.

Veel zingeving komt via religie tot ons. Tot eer van God leven is de hoogste vorm van zingeving die we onszelf opleggen. Of komt dat toch ook van buiten onszelf? Net zoals geloven zelf. Dat moet wel.
Toch zijn veel gelovigen die ik daarover spreek daar volgens mij teveel mee bezig. Met die eer van God.
Vaak krijg ik daar reli-jeuk van. Het is zo’n theologisch correcte houding en ook nog eens vaak aangeleerd maar is het ook de diepste werkelijkheid van zo iemand? Behoort dat werkelijk tot je diepste zijn? Dan gaat er bij mij iets grondig mis.
Wanneer God dood zou zijn wordt het weer een stuk lastiger.
Ergens las ik dat je geen religie nodig hebt om zin aan je leven te geven. Oppervlakkig gezien is dat zo. Je verzint doelen en houd je daar mee bezig en dat maakt je gelukkig. En dat is het doel. Geluk.
Maar…..in de kern is dat zinloos en doelloos, dus nutteloos.
De meeste mensen in deze tijd leven zo oppervlakkig dus laat ze de illusie hebben dat ze zinnig bezig zijn. Velen zijn het trouwens ook, als radertjes van het grote geheel. Al is het op een andere manier dan ze denken.
Wanneer ik bijvoorbeeld iemand zo ‘kortzichtig’ bezig zie dan bedenk ik bij mijzelf dat ik op die manier beslist niet wil leven en dus heeft het leven van die ander zijn nut. Maar nu wordt het wel erg gecompliceerd en klinkt het niet erg aardig. Ook al geldt het andersom ook.
Ik ben er echter van overtuigd geraakt dat alleen binnen het geloof je leven echt zin heeft en dat je dat dan ook niet zo nodig zelf naar zingeving hoeft te zoeken. Je ‘zijn’ is al genoeg.
God draagt zorg voor de zin van jouw/mijn leven. Dat denk ik. Heel ontspannend.


*Ik heb Vincents boek, wat ik ooit las, er eens op nageslagen: ‘Een leven in brieven’. Er staan hierover prachtige dingen in.
In brief 133 uit juli 1880 schrijft hij:

‘Goed, wat wil je, wat in ons innerlijk gebeurt, is dat ook van buiten zichtbaar? Je kunt een groot vuur in je ziel hebben en niemand komt er zich ooit aan warmen, en de voorbijgangers zien niets dan een beetje rook boven uit de schoorsteen komen en gaan huns weegs.
Welnu, wat te doen? Het vuur van binnen onderhouden, zout in zichzelf hebben, geduldig wachten – en toch met hoeveel ongeduld – wachten zeg ik op het ogenblik dat wie maar wil zal komen zitten, wie weet er zal blijven? Laat wie in God gelooft, wachten op het uur dat vroeg of laat zal aanbreken.’

En even verder:

‘Tussen nietsdoeners en nietsdoeners is immers een groot verschil? Er zijn er die nietsdoeners zijn uit luiheid en lafheid van karakter. […]Dan is er ook een ander soort nietsdoener, de nietsdoener tegen wil en dank, die innerlijk verteerd wordt door een groot verlangen naar actie; die niets doet omdat hij niet in staat is iets te doen, omdat hij als het ware ergens in gevangen zit, omdat hij niet datgene bezit wat hij nodig heeft om actief te zijn; omdat noodlottige omstandigheden hem daartoe veroordeeld hebben. Zulk één weet zelf niet altijd wat hij zou kunnen doen, maar hij gevoelt bij instinct: Toch ben ik wel ergens goed voor, ik voel dat ik een reden van bestaan heb!'
Dan geeft hij het voorbeeld van een vogel in een kooi en besluit met: ‘Weet je wat de gevangenis doet verdwijnen? Dat is elke diepe, ernstige genegenheid. Vrienden zijn, broeders zijn, lief hebben. Dat opent de gevangenis met een soevereine macht, met een machtige betovering. Maar wie dat niet heeft, blijft in de dood. Daar waar de genegenheid herleeft, herleeft het leven.’
Het woord liefde is groot voor Vincent. Hij houdt het bij ‘genegenheid’ maar is dat ook niet een rijke vorm van liefde?

Laat ik dan nu de conclusie maar trekken dat zingeving niet altijd zichtbaar en voelbaar hoeft te zijn in dit leven.
Dat er periodes in een mensenleven kunnen voorkomen waarin alles stil lijkt te staan.
Dat niet alle nietsdoen per definitie lui en passief is.
Vincent heeft nooit kunnen bedenken dat zijn schilderijen zo belangrijk zouden worden voor zovelen. (en zo duur)
Hij volgde eenvoudig zijn innerlijke drive. Al was dat meestal verre van eenvoudig.
En natuurlijk komt God daarmee aan zijn eer. Daar zorgt Hij zelf wel voor.


dinsdag 26 maart 2019

De Uitreis


De eerste roman van Virginia Woolf (uit 1915) die vorig jaar pas voor het eerst is vertaald in het Nederlands.
Oorspronkelijke titel: ‘The Voyage Out’.
Eerder las ik van haar ´Mrs Dalloway´.

Deze Mrs Dalloway komt ook heel even kort voor in dit boek.

Het echtpaar, Helen en Ridley Ambrose gaat op (boot) reis naar hun huis, ergens in Zuid Amerika. Ze nemen hun nichtje Rachel Vinrace mee. Rachels moeder is overleden toen Rachel elf was ofzo en ze werd zeer beschermd opgevoed door twee tantes in Richmond. Wel is zij een goede pianospeelster. Haar vader is reder en eigenaar van het schip.
Inmiddels is zij vierentwintig jaar oud en nog zo groen als gras. Daar komt verandering tijdens deze reis. Ze maakt in korte tijd een heftige ontwikkeling door.
Dit boek valt dan ook onder de ´Bildungsromans´.
Norwegian Wood van Haruki Murakami valt daar bijvoorbeeld ook onder.

Aan het vaste land ligt het huis van de Ambroses vlakbij een hotel en daar logeren weer veel mensen. Soms is het lastig om te onthouden wie wie is, maar dat kan ook door mijn leeftijd komen. Vroeger had ik daar nooit last van.
Aan de hand van gesprekken met die mensen van allerlei pluimage komt Rachel tot de ontdekking dat er toch wel veel meer in de wereld is dan wat zij in de gaten had op het rustige platteland bij haar tantes.

Af en toe kreeg ik de slappe lach; Woolf is een feministe en wat ze dan een mannelijk personage (Terence Hewet) in de mond weet te leggen:
‘Dat is iets wat me altijd weer verbaast’[..]‘Het respect dat vrouwen, zelfs ontwikkelde, bijzonder bekwame vrouwen, voor mannen hebben,’ ging hij door. ‘Ik geloof dat we hetzelfde soort macht over jullie uitoefenen als we over paarden uitoefenen, zoals wel gezegd wordt. Die zien ons als drie keer zo groot als we zijn, anders zouden ze ons nooit gehoorzamen. Om precies die reden lijkt het mij twijfelachtig of jullie ooit iets zullen bereiken, zelfs al krijgen jullie stemrecht.’
Gelukkig is dat in pakweg honderd jaar wel een beetje veranderd.

Ergens anders laat ze St. John Hirst, van het type Sheldon uit ‘The Big Bang’ vragen: ‘Wat is zij voor iemand? Kan ze redeneren, heeft ze gevoelens, of is ze alleen maar een soort voetenbankje?’
Hirst en Hewet zijn een paar jongemannen die een grote rol gaan spelen in het leven van Rachel.
Tijdens een kerkdienst in het hotel luistert Rachel voor het eerst eens kritisch en besluit meteen om nooit meer te gaan. Ze komt tot de ontdekking dat het allemaal slechts theater is.

‘Niemand voelt, niemand doet ook maar iets anders dan kwetsen. Echt, Helen, de wereld is slecht. Het is een marteling om te leven, te verlangen. [..] Het leven van die mensen, probeert ze uit te leggen, ‘de doelloosheid, de manier waarop ze leven. Je gaat van de één naar de ander en ze zijn allemaal het zelfde. Van geen van allen krijg je ooit wat je wilt.’

Er wordt een soort van expeditie op touw gezet en zes personen vertrekken voor een paar dagen, per boot de rimboe in; het echtpaar Flushing, Hirst en Hewet en Helen Ambrose en Rachel.
Daar gebeurt iets raars met Rachel waarvan je achteraf zou kunnen zeggen dat zij daar een infectie opliep die haar fataal zou worden. De titel is dubbelzinnig: de ontwikkeling van Rachel uit een bekrompen milieu maar ook de uitreis van het leven.
Tijdens de expeditie erkennen Hewet en Rachel dat ze toch wel wat voor elkaar voelen. Maar meteen ook merk je de irritaties: Hewet praat alleen over zichzelf en stoort Rachel later voortdurend tijdens het pianospelen. Hoe irritant, dat egocentrisme.

Virginia had een scherp oog voor menselijke trekjes en weet dat met humor en soms sarcasme in mooie taal om te zetten. Meteen leer je de schrijfster een beetje kennen.
Een los eindje wat mij betreft is het verdriet van Helen Ambrose op de eerste pagina´s. Dat begrijp ik niet. Ook niet bij herlezen.


maandag 3 juli 2023

Italiaanse herinneringen


 

Na de Franse herinneringen nu de Italiaanse.

Onze eerste herinneringen waren niet geweldig. Vanuit een bewolkt Schoorl en dreigende regen met twee kleine kinderen met tent in één keer door, via Oostenrijk, naar Bolzano. Naar het Lago di Caldaro.
Alles was wennen: de taal, de warmte, de verplichte siësta’s. Daar heb ik verder geen slechte herinneringen aan.

Een volgende keer gingen we naar Toscane. Op een camping in Marina die Massa kregen we een plek toegewezen waar kennelijk een type Romafamilie recht op meende te hebben en ons uit onze slaap hield en wachtte tot we zouden vertrekken.
Nu, dat deden we snel. Ik begrijp nog steeds niet waarom wij die plek toegewezen hebben gekregen.
Panne met de auto en een garage die ons niet wilde helpen omdat het siësta tijd was en we maar moesten zien hoe we in dat loeihete industriegebied onze tijd doorbrachten met drie kleine kinderen.
Later een oude pompbediende die ons onder dreigende blikken nieuwe ruitenwissers en nieuwe banden probeerden aan te smeren.
Een parkeerwachter in Venetië die ons een plek wees bleek ook al niet betrouwbaar en werd door de carabinieri gesommeerd zijn activiteiten te stoppen.
Gelukkig verliep die dag verder prettig en natuurlijk hebben we een gondelreisje gemaakt tegen woekerprijzen. Herinneringen zijn tenslotte waardevoller dan die pegels.
Nee, voor ons was het een maffialand.

Later is dat wel veranderd. De camping bij Livorno waar we s ’avonds tegen sluitingstijd aankwamen en we even vriendelijk nog een plekje kregen.
S ’morgens zagen we mensen met kinderen, beladen met strandspullen voorbij komen. We zijn ze, nieuwsgierig als we waren, gevolgd en wat bleek: het was een camping aan het strand met een eigen bewaakt stukje. We lieten tijdens de siësta en s ‘avonds gewoon onze spullen op het strand liggen. Niemand die ze meenam.
We hebben er een heerlijke vakantie gehad ondanks het vele stof, met bezoeken aan Florence, Siena, Pisa en Carrara.
Ook zoiets wonderlijks wanneer je over zo’n marmerberg loopt. Het Carrara marmer is wereldberoemd maar daar is het niets bijzonders wanneer het zo onder je schoenen knarst.
We hebben toch maar wat brokken mee genomen naar huis.

Nog weer later een keer naar Rome met vier kinderen. Ik had een camping gezocht in Ladispoli met een treinstation zodat we gemakkelijk Rome in konden. Maar mijnheer Cathy vond dat maar gedoe en reed met auto en ons Rome in; de borden ‘Centro’ volgend.
Vlakbij de muren van Vaticaanstad was een vrij parkeerplekje waar we dankbaar gebruik van maakte.
Onze jongste was toen vijf jaar en was onder de indruk van het St Pietersplein en met een grote zucht waar verlangen uitsprak zei hij: ‘wat kun je hier lekker skeeleren!’
Helaas was ik niet kuis genoeg gekleed om de St Pieter in te gaan en hebben de oudste twee de filmcamera daarbinnen flink rondgedraaid.
Rome uit en terug naar de camping was een ander verhaal in die tijd. We kwamen er maar niet uit ondanks mijn vragen in het Italiaans die ik nog snel van een Teleac cursus had opgeslagen. De vragen stellen ging wel maar die antwoorden hè….in dat snelle Italiaans.
We hadden zo ongeveer alle buitenwijken van Rome gezien toen we hebben besloten om als Indianen op de zon te gaan rijden. Die stond al aardig westelijk en Ladispoli lag in het westen dusss…….en jawel, dat lukte. Pffft.

Zonder kinderen zijn we nog een paar keer in Rome geweest en heb ik de St Pieter met eigen ogen bekeken.
Vier jaar geleden naar Ravenna en nu een week van onze vakantiemaand naar Florence. Vlakbij onze belommerde camping was een bushalte en kwamen we gemakkelijk en zonder stress in de stad.
In juni heb je het voordeel dat overal de geur van de bloeiende Toscaanse jasmijn hangt waarmee je zelfs in slaap valt. Hoe heerlijk wil je het hebben in je tentje dat s ‘avonds weer zo gemakkelijk afkoelt? Want warm was het weer.

Ook al staat er nog het één en ander op mijn verlanglijstje voor Italië zoals Sicilië, Sardinië, de Amalfikust en de ‘hiel’ van de laars; toch vinden we Frankrijk als vakantieland prettiger. Wellicht omdat we er veel vaker zijn geweest en het dus vertrouwder is geworden. De snelwegen zijn al aangenamer. In Italië zijn er hele stukken met een hoge vangrail waardoor je net niets ziet van de omgeving.
Ach, wie weet waar de toekomst ons nog brengt. En zo niet……dan hebben we vele goede herinneringen en wie van zijn/haar herinneringen weet te genieten leeft dubbel.




 

woensdag 1 augustus 2018

Een man van horen zeggen


‘Pas als er niemand meer is die zich jou herinnert ben je echt dood’.
Marcel Möring in ‘Het grote verlangen’.
Dat schoot mij te binnen bij het lezen van dit boek van Willem Jan Otten. Maar misschien heeft Moring het weer van Otten. Beter goed gejat dan slecht bedacht zullen we maar denken.
Zo moet ik dat natuurlijk niet zien: schrijvers en alle andere kunstenaars inspireren elkaar.
En laat ik eerlijk zijn: ook in mijn brein wordt van alles opgeslagen waarvan ik de herkomst niet meer weet.
Het is Ottens roman/novelle debuut uit 1984. Daarvoor schreef hij gedichten en toneelstukken.



Gerard Legrand, een pianist, is al tien jaar dood maar zijn bewustzijn leeft nog via de herinneringen van zijn nabestaanden. Die kan hij waarnemen. Vanuit het hiernamaals. Maar dat bewustzijn is dan kennelijk opgelost wanneer hij niet meer herinnert wordt.
In ieder geval leert hij zichzelf een beetje kennen via de herinneringen van zijn directe nabestaanden: Olga, zijn ex-vrouw, Belle/Danielle zijn vriendin met (zijn?)dochter Lotte en zijn zoons Johannes en Frank.
Klara, zijn schoondochter organiseert een herinneringsmaaltijd vanwege zijn ongeluk, tien jaar geleden. Hij reed op vijfenvijftigjarige leeftijd onder een truck en overleefde dat niet. Die chauffeur is de enige die met spijt terugdenkt aan hem.

Klein boekje, heel veel denkwerk. Eigenlijk teveel denkwerk met dit aanhoudende warme weer wanneer ik alleen maar amechtig in een stoel kan hangen en kan lezen. In de winter nog maar eens lezen.
Het perspectief is wel interessant zoals ook in Ottens ‘Specht en Zoon’.

Waarom deze ECI-uitgave deze omslag heeft; daar ben ik nog niet achter. Hij is wel mooi.
En dat voor negentig cent van de kringloopwinkel.

Waarom ik dit blogje op deze manier ben begonnen?
Omdat ik ergens las dat de eerste zin pakkend moet zijn anders leest men niet verder.
Maar wat een kolder is dat eigenlijk. Dat zegt wel iets over de lezers van nu.
Je leest toch niet alleen omdat een eerste zin mooi of pakkend is?
Ik lees omdat ik een bepaald boek wil lezen of omdat ik (meer) wil lezen van een bepaalde schrijver.
Dan zal de eerste zin mij een worst wezen.






donderdag 26 maart 2015

Overspel


Geschreven door Paulo Coelho in 2014.
Eerder las ik van hem de Alchemist, de Zahir en ‘Als een rivier’ (een verhalenbundel).
Hij schrijft mooie verhalen met een filosofische/ spirituele inslag. Zo ook dit boek.
Het is een ode aan de liefde, zo zou ik het toch wel willen samenvatten.

…..spoileralert……

Ondanks dat het boek veel over Eros gaat overwint de Agapè.
Linda is een 31 jarige journaliste van een gerenommeerde krant in Genève. Ze heeft alles: een liefhebbende echtgenoot, twee kinderen, een leuke baan en genoeg geld.
‘Niets meer te wensen en toch niet gelukkig’ Ach, wie herkent dat niet? Hebben we niet allemaal een verlangen naar heelheid en volmaaktheid en een snellere aaneenschakeling van gelukkige momenten en zit hier niet in hoe we ons o.a. op Facebook opstellen?:

" We laten alleen de roos zien die iedere ochtend weer opengaat,
maar de stengel vol stekels die ons tot bloedens toe verwondt,
houden we verborgen ".


Tijdens een interview wordt ze getriggerd door een opmerking dat het in het leven niet om geluk gaat maar om passie.
Dat blijft bij haar haken en ze gaat op zoek.
Wel, de titel van het boek zegt al genoeg.

Ik vind het knap van Coelho dat hij zich verplaatst in de belevingswereld van een jonge vrouw van 31 jaar maar naar mijn idee laat hij hier en daar wel een steekje vallen wat ten koste gaat van de/ misschien mijn realiteit.
Zijn filosofieën zijn altijd mooi en in dit boek deed de psychologie van een zich schuldig voelend persoon mij even denken aan ‘Misdaad en straf’ van Dostojewski.

De moeite die ik heb met dit boek (als provinciaaltje) is dat de seks lijkt op die van perverse konijntjes. Nu weet ik daar ook niet zo veel van eerlijk gezegd, maar het had allemaal wel iets subtieler gemogen. Ik snap wel dat het boek zo lekker verkoopt - een boek zonder seks verkoopt niet, hoorde ik eens een schrijfster zeggen – maar of de manier van spreken erover in dit boek nu te maken heeft met realiteitszin of dat de wens de vader van de gedachte is, weet ik niet.
Wanneer grote literatoren zoals Coelho niet meer vriendelijk, teder en charmant over seks schrijven, wie doen het dan nog wel?
Het is toch niet altijd alleen maar platte lust? Juist vrouwen hebben een emotionele band nodig en als die ontbreekt wordt het plichtmatig.
Nog een punt voor mij: waarom koppelt Coelho de passie aan seks? Er zijn zoveel dingen te bedenken die mensen gepassioneerd kunnen maken. Toch weer die verkoopcijfers?

Al met al vond ik het een zeer lezenswaardig boek wat nog wel even blijft hangen.

donderdag 14 november 2013

Redenen om te geloven

In de Nieuwe Koers nr. 7 staat een artikel van Herman Wegter over geloven.
Hij voert vijf redenen aan om niet meer te geloven:

Omdat de Bijbel een raar boek is
Omdat christenen geen leuke mensen zijn
Omdat er nog steeds geen enkel bewijs is voor het bestaan van God
Omdat al die christelijke clichés mijn neus uitkomen
Omdat God al die ellende toestaat

Behalve de eerste kan ik ze wel onderschrijven; vooral de vierde en vijfde.
Ik vind de Bijbel echter een prachtig boek.
Vervolgens komt hij tot een bekentenis waarom hij dan toch nog gelooft. Daarop kwamen bij de redactie zoveel reacties binnen dat de volgende vraag van de redactie van de Nieuwe Koers in mijn postvak zat:
“Wat is uw reden om te geloven”

Mijn antwoord:

Het feit dat ik mijzelf zo’n vraag kan stellen is voor mij al een reden om te geloven in een Grote(re) Geest (God) die dit mogelijk gemaakt heeft. Iemand die deze hele kosmos vanuit een beginpunt aanstuurt en tot een doel gaat komen want waarom zou God doelgerichtheid in de mens leggen en het zelf niet gebruiken?
Ik geloof ook in dat doel omdat ik in de mensen om mij heen zoveel potenties zie die ze in dit korte leven niet kunnen waarmaken. Waarom zou God de mens zoveel mogelijkheden geven wanneer ze niet allemaal op de één of andere manier tot ontplooiing zouden kunnen komen? Het aardse leven is hiervoor veel te kort.
Verder heb ik een diepe hang en verlangen naar harmonie en volmaaktheid.
Zou God ons behoeftes geven terwijl daar geen vervulling voor zou zijn? (vrij naar C. S. Lewis)
Omdat dit voor mij een soort van basis geeft geloof ik ook dat het Boek dat over Hem gaat waarheid bevat.
Ondanks dat wij het verbruid hebben (kijk om je heen) biedt Hij een ontsnappingsmogelijkheid in Jezus Christus.
Dat geeft hoop en perspectief.
Dat geloof is door God gegeven.

Ik zou het natuurlijk veel meer over verlossing en verzoening moeten hebben, maar dit kwam gewoon het eerst in mij op.

Of ik het ga insturen weet ik nog niet.







21-11-2013
Toch maar ingestuurd....
onder mijn officiële naam.