Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Erasmus. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Erasmus. Sorteren op datum Alle posts tonen

woensdag 29 november 2017

Erasmus


Deze denkheld van Nederlandse bodem mag natuurlijk niet ontbreken in de serie van grote denkers.
Geboren als Erasmus in Rotterdam. Precieze datum niet bekend. Ergens rond 1467 - 1536. Later voegde hij de naam Desiderius toe om een vaststaand herkenbare naam te hebben.
Een ‘kind’ van de Renaissance die meer had met de schrijfkunst dan met de andere schone kunsten.



Voor Erasmus de filosoof en theoloog vielen renaissance en christendom samen. ( Philosophia Christi) Hij was voor het civiliseren van de mens en schreef om die reden colloquia; samenspraken en zijn Adagia: spreekwoorden en gezegden.
Zijn ‘Lof der zotheid’ was een uitstapje en helaas voor hem word dat nog het meest gelezen.
Verder schreef hij Enchiridion, een handboek voor de christen en vertaalde hij heel veel.
Hij was gekipt en bebroed in het Latijn maar leerde later ook Grieks en vertaalde en redigeerde opnieuw het Nieuwe Testament van de Bijbel in het Latijn (de Vulgaat voldeed niet) en in het Grieks vanuit Griekse handschriften. Deze is bekend geworden als de Textus Receptus van waaruit de Statenvertaling is gemaakt. Voor velen de enige echte ‘grondtekst’.

‘Festina Lente’ is een kreet van hem: haast u langzaam. De rede was voor Erasmus de hoogste instantie en dat betekent nadenken; niet haasten. Pas handelen op basis van redelijkheid.
Om die reden hield hij niet zo van het ‘explosieve’ van Luther al wordt hem verweten het ei te hebben gelegd dat Luther heeft uitgebroed. In gedachten vergelijk ik hen met Paulus en Petrus.
Petrus de extraverte en Paulus de redenaar die toch iets meer zijn verstand gebruikt in plaats van de emoties. Om afstand te nemen van Luther begon Erasmus de discussie over de vrije wil. Daarin ben ik het niet eens met hem.

Anti-semieten waren ze allebei maar dat was toen heel gewoon. Maar Erasmus was ook hierin rustiger en bezadigder en vond de Europeanen eigenlijk nog erger dan de joden.
Erasmus reisde door heel Europa; studeerde in Parijs en in Oxford bij John Collet.
Hij leerde dat je naar het Nieuwe Testament ook kon kijken met een humanistisch, literair en moreel oog. En hij ontmoette daar in 1499 de – ook grote geleerde - Thomas More.

Ze sloten vriendschap. Thomas More schreef het boek ‘Utopia’ over een samenleving zonder privébezit op het fictieve eiland Utopia en de gebruiken van de eilandbewoners. Met als hoofdpersonen Pieter Gillis, Raphael Hythlodaeus en Thomas More zelf.
Mogelijk werd met die Raphael Erasmus bedoeld. (was het een reactie op de Lof der Zotheid?)
More was ervan overtuigd dat je een maatschappij kunt verbeteren wanneer de omstandigheden voor de mens beter worden. Terwijl Erasmus vond dat het tussen de oren vandaan moest komen en dat kun je bewerkstelligen door onderwijs vanuit de Philosophia Christi.
Hierin ben ik het met Erasmus eens.

Maar waarom die mannen nu zulke boeken hebben geschreven die lijnrecht ingingen tegen hun eigen vrome katholieke waarden is mij, wanneer ik er zo over nadenk, een raadsel.
Ik kan me voorstellen dat het spannend is om tegendraadse gedachten toe te laten om de zaken eens van een andere kant te bekijken. Dat kan heel leerzaam zijn. Maar dan een boek schrijven......
Ach, misschien ook wel leuk: een beetje reuring teweeg brengen in de maatschappij.


Eigen foto van het standbeeld van Erasmus dat op de campus van de universiteit staat. De 'echte Erasmus', het oudste bronzen standbeeld van Nederland staat bij de Laurenskerk.









Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.




donderdag 27 februari 2020

Westerse Cultuurgeschiedenis 1300 – 1500 IIb Filosofie.


De tweede ronde in deze module ging over Machiavelli, Erasmus en Thomas More.
Niccolò Machiavelli (1469 – 1527) werd geboren in Florence. De tijd van de Renaissance die rond 1500 in Italië op zijn hoogtepunt was.
Belangrijke schrijvers uit die tijd waren Dante, Petrarca en Boccaccio. Maar dat onderwerp komt nog.

Italië bestond uit verschillende stadsstaten: Milaan, Venetië, Florence, het Pauselijke gebied en Napels (en Sicilië) en Machiavelli werd in Florence tot secretaris van de Tweede Kanselarij van de republikeinse stad-staat benoemd en hij werd ook secretaris van de Raad van Tien, het voornaamste militaire orgaan van Florence tussen 1498 en 1512. Toen de Medici’s weer in het zadel werden geholpen moest hij het veld ruimen.
Hij staat bekend om zijn politieke inzichten en is grondlegger van de politieke wetenschappen en is derhalve politiek filosoof.
Zijn ‘Il Principe’ is opgedragen aan Lorenzo d’Medici. (Il Magnifico) Waarschijnlijk om hun gunsten te winnen.
Ook bewonderde Machiavelli Caesare Borgia. Zoon van de paus Alexander VI.
Tsja, ‘Zeg me wie uw vrienden zijn, dan zeg ik wie u bent.’

In de stukken die we van hem gelezen hebben is hij nogal tegenstrijdig.
In zijn ‘Discorsi’ schrijft hij : ‘En gaat het om wijsheid en standvastigheid dan zeg ik dat een volk wijzer en standvastiger is dan een vorst en over een beter oordeelsvermogen beschikt. Niet voor niets wordt de stem van het volk vergeleken met de stem van God: in een algemeen gedeelde opinie steekt vaak een onvermoede voorspellende kracht, en het volk lijkt soms een verborgen gave te hebben om zijn eigen geluk en ongeluk te voorzien. En wat het oordeelsvermogen van het volk betreft: als twee even bekwame sprekers ieder een eigen standpunt bepleiten, dan komt het hoogst zelden voor dat het volk niet kan bepalen welk standpunt het beste is en de waarheid niet onderkent.’
En in zijn ‘Il Principe’: ‘als de mensen allemaal goed waren, zou dit advies niet juist zijn. Maar omdat ze slecht zijn en zo ook ten opzichte van jou hun woord niet zullen houden, hoef jij dit evenmin tegenover hen te doen. [..] Want mensen zijn zo onnozel en ze richten zich zo op hun directe behoeften dat iemand die bedriegt, altijd wel iemand vindt die zich wil laten bedriegen.’
Ga er maar aanstaan.
In 1559 belandden alle schrijfsels van Machiavelli op de verboden lijst van de paus.

Over Erasmus heb ik al genoeg geschreven.
De discussie over de vrije wil met Luther kwam natuurlijk voorbij. Voor zover ik het begreep uit de stukken die we lazen was Erasmus om pragmatische redenen voorstander van de vrije wil.
‘…indien duidelijk is geworden tot hoeveel ongemakken, om niet te zeggen absurditeiten, het leidt, wanneer de vrije wil helemaal wordt opgeheven.’
Dat begrijp ik. Zo denken heel veel mensen.
Maar hoe eerlijk is dat? Ben je dan nog wel op zoek naar de waarheid?
En ja, Spinoza en Schopenhauer moesten nog geboren worden.

Maar hij is ook wel genuanceerd, hij schrijft ook ergens: ‘Pelagius heeft aan de vrije wil meer toegeschreven dan goed is, ook Scotus is rijkelijk ver gegaan.’ Dan heeft hij het, naar ik aanneem over Duns Scotus.
En even verder: ‘Ik voel het meest voor de opvatting van hen die aan de vrije wil wel iets, maar aan de genade het meest toeschrijven.’
Erasmus heeft veel door Europa gereisd. ‘de wereld is mijn vaderland’ is een kreet van hem. Op de bibliotheek van Rotterdam staat een variatie: ‘Heel de aarde is je vaderland.’

Als laatste kwam Thomas More (1478 – 1535) aan bod. Een vriend van Erasmus en bekend van zijn boek ‘Utopia’ waarmee een nieuw genre werd geboren: de Utopische roman. Voorbeeld hiervan is o.a. ‘de Cirkel’ van Dave Eggers.

Thomas studeerde Grieks en Latijn, had politieke aspiraties en werd lid van het Lagerhuis. Hij was geïnteresseerd in literatuur, geschiedenis, schreef religieuze polemieken, een geschiedkundig werk: 'History of Richard III' en gedichten en zijn dochters kregen hetzelfde onderwijs als de (klein)zonen
Later werd hij rechter in Londen en nog weer later secretaris van Hendrik VIII, ja,die van die vele vrouwen. (Je zult maar op die manier de geschiedenis in gaan.. *gniffel*)
Thomas werd verheven in de adelstand en schopte het tot Lord Chancellor. Hij weigerde de koning als hoofd van de Anglicaanse kerk te accepteren en dat deed hem de das om, of beter gezegd: dat kostte hem de kop in 1535.
Hij was, ondanks de tolerante houdingen die hij beschrijft in ‘Utopia’ zelf veel dogmatischer. Een gedisciplineerde gelovige. Veel minder tolerant dan de verdraagzame Erasmus, zijn vriend, die hij in 1499 ontmoette en wat een keerpunt in zijn leven markeerde.
In hoeverre zij elkaar in ‘de Lof der Zotheid’ en ‘Utopia’ hebben beïnvloed blijft giswerk.
Misschien weet ik dat wanneer ik 'Utopia' eens lees. 'De lof der Zotheid' heb ik al eens gelezen.

Volgens Russell waren beiden geen filosoof in de strikte zin van het woord maar vertegenwoordigden zij de afkeer van al het systematische in de theologie en filosofie. Zij waren typerend voor de tijdgeest van het ‘voorrevolutionaire tijdperk’.
Ik denk dat hij daarmee de Reformatie en Contrareformatie bedoelde.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na, zoek er van alles bij en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.








woensdag 7 juni 2017

De Lof der Zotheid


Geschreven in 1509 door Desiderius Erasmus. Ik las een digitale editie uit 2009. Wel bijzonder eigenlijk: Erasmus zou waarschijnlijk van zijn stoel vallen van verbazing wanneer hij zou kunnen zien dat zijn werk 500 jaar later door een gniffelende huisvrouw op een e-reader met verlichting, liggend in bed zou worden gelezen. Erasmus hield niet zo van vrouwen.
Helaas staan in deze digitale editie geen plaatjes van Hans Holbein, Den Jongeren.

Het is een ‘ode’ aan de dwaasheid en het meest bekende werk van Erasmus. Regelmatig moest ik wel grinniken. Je weet soms niet of ie nou serieus is of niet. Maar dat geeft de kracht van het werk aan.

De Zotheid is geboren op de eilanden der gelukzaligen, gezoogd door Methe =dronkenschap en Apaedia= onwetendheid.
Haar gevolg bestaat uit allerlei negatieve eigenschappen: eigenliefde, vleierij, genotzucht en onverstand.
De zotheid van vriendschap, van liefde, van oorlog en de nadelen van wijsheid; alles krijgt een veeg uit de pan.
‘Als de stervelingen allen omgang met de wijsheid geheel vermeden en hun leven in onafgebroken verkeer met mij doorbrachten, dan zou er zelfs geen ziekte als ouderdom bestaan, maar zij zouden het geluk smaken van een eeuwige jeugd. Ziet gij dan niet, dat die sombere zwaarhoofden, die hun leven deels aan wijsgerige studiën, deels aan ernstige en moeilijke zaken gewijd hebben, meestal, voordat zij geheel volwassen zijn, reeds den last des ouderdoms gevoelen, blijkbaar, omdat zorgen en onafgebroken ernstig nadenken langzaam maar zeker hun geest en hun edelste levenssappen uitputten?’
Maar ook personen moeten het ontgelden: van dichters tot rechtsgeleerden, van taalmeesters tot monniken en theologen.
Rechtsgeleerden zijn zelfingenomen, wijsgeren denken dat zij alleen wijs zijn en godgeleerden zijn laatdunkend en prikkelbaar en staan altijd klaar om iedereen angst aan te jagen.
Alles en iedereen wordt op de hak genomen vanuit de blik van ‘Zotheid’.
Wanneer je die bril op hebt kan ik mij voorstellen dat er van alles nogal ridicuul op een mens kan overkomen.
‘In heel zijn leven ontvlucht de vrome de dingen, welke met het lichaam verwant zijn, en voelt zich met onweerstaanbare macht tot het eeuwige, het onzichtbare, het geestelijke getrokken. Het natuurlijk gevolg van het hemelsbreed verschil van gevoelen tusschen dezen en genen omtrent alle dingen is, dat volgens de eene partij de andere aan waanzin lijdt, hoewel deze benaming met meer recht aan de vromen toekomt dan aan de groote menigte, als ik tenminste goed zie.’

Erasmus verwijst heel vaak naar al dan niet wijze personen uit het verleden. Die worden allemaal in noten vermeld. Veel van hen zeggen me niet zoveel.
Zelfs verwijst hij een keer naar zijn eigen geschrift de ‘Adagia’: een verzameling van Griekse en Latijnse spreekwoorden. In hoofdstuk LXI. Hij gebruikt in dit boek ook nogal veel spreekwoorden en gezegdes.
Regelmatig kwam ik de naam ‘Scotus’ tegen en ik neem aan dat hij Duns Scotus daarmee bedoelde.
Ik heb niet alle nootjes nagevlooid.

Dat Erasmus geen hoge dunk heeft van vrouwen bewijst hij in zijn ‘besluit'.
‘Zijt gij soms van oordeel, dat ik in mijn spreken wat al te uitgelaten of al te lang van stof geweest ben, bedenkt dan, dat het niet alleen de Zotheid, maar ook een vrouw was, die het woord heeft gevoerd. Doch herinnert U desnietttemin ook dit Grieksch spreekwoord: een gek kan ook dikwijls een woordje, dat van pas is , spreken, tenzij ge soms mocht van oordeel zijn, dat dit volstrekt niet op vrouwen slaat.’

Klopt ja, het is vrouwe dwaasheid ('ivveleth in het Hebreeuws) maar ook vrouwe wijsheid (chokmah).
Helaas heeft vrouwe Zotheid ook van wijsheid geen hoge pet op. Zo dwaas is zij.

donderdag 22 maart 2018

Pierre Bayle



Pierre Bayle (1647 – 1706) was een filosoof waarvan ik nog nooit had gehoord. Hij komt in geen enkel filosofisch naslagwerk van mij voor behalve in voetnoten van ‘Oriëntatie in de filosofie’ van Prof. Dr. Gijsbert van den Brink uit 2000.
Maar dat komt meer voor; een filosoof die vergeten wordt totdat de tijd daar is dat hij wordt herontdekt en gewaardeerd. Dat is nu kennelijk het geval met Bayle.
Bayle, Fransman en Hugenoot, kwam als vluchteling samen met vriend Pierre Jurieu in Nederland wonen en stierf hier. Hij ligt nu begraven in Crooswijk.
Hij was bewonderaar van Erasmus en Spinoza en maakte hier vrienden voor het leven, waaronder Reinier Leers, een uitgever.



Wat is dan zijn onvergetelijke bijdrage aan de geschiedenis van de filosofie?
Behalve zijn pleidooien voor gewetensvrijheid en religieuze tolerantie is dat zijn ‘Dictionnaire historique et critique’.
Een naslagwerk bestaande uit zo’n zes miljoen woorden waarin een hoofdstuk over het kwaad een belangrijke plaats inneemt en de voetnoten op voetnoten vaak langer zijn dan de lemma’s.
Bayle was niet geïnteresseerd in het bouwen van filosofische systemen maar meer in filosofische problemen.
Ik kan me er veel bij voorstellen.
Hij was ook degene die Leibnitz inspireerde tot het schrijven van zijn Théodicée in 1710 en was iemand waarin de contouren van het Verlichtingsdenken merkbaar werden. Allemaal achteraf bezien natuurlijk.
Hij was voor tolerantie en voor de vrijheid van het geweten. Geloofsvervolging creëert hypocriet gedrag en dat is in tegenspraak met de Bijbel. Hij heeft dat waarschijnlijk allemaal persoonlijk zien gebeuren.

Voor mijzelf kwam er wel een eyeopener in de vorm van de aanzet tot de Verlichting. Waarom ontstond die Verlichting eigenlijk? Door al die godsdiensttwisten! Dat hoor je op christelijk scholen niet.
Ook de reformatie heeft niet kunnen voorkomen dat de intelligentsia er genoeg van kreeg; al dat gehakketak over religieuze kwesties. Eerst het gedoe met de inquisitie in Spanje en Portugal, later met de Joden in diezelfde landen, daarna de Reformatie met de nodige vervolgingen van de Hugenoten en ga zo maar door.
Maar goed, dat was iets wat ik mij zo tussendoor zat te realiseren terwijl ik aanhoorde dat Bayle vond dat religie de samenleving verdeelt en dat de wetenschap die juist verbindt.
En zo werd en is de wetenschap geworden wat religie had moeten zijn.
Dat is voor mij iets om bij stil te staan. Waarom hebben wij, christenen het zover laten komen en zal zich dat ooit weer herstellen?

Bayle was dus een protestants vluchteling, maar volgens hemzelf ‘un protestant compliqué’ en volgens velen een atheïst.
En volgens weer anderen een sceptisch fideïst.
Die houding kom ik ook wel tegen wanneer ik van de apologie gebruik maak om mijn geloof te onderbouwen. Het is voor mij een wat luie houding om maar niet over de dingen na te hoeven denken. Toch denk ik ook vaak zo en bekruipt mij het gevoel dat het misschien toch wel de houding is die je het langst kunt volhouden tegenover ‘de grote boze buitenwereld van onbesneden Filistijnen’.
Een totale boedelscheiding van geloof en rede. Maar hoe ga je dan om met de opdracht om te geloven, juist ook met je verstand?
Een fideïstische uitspraak die ik ook wel eens heb gebruikt in een discussie, - en waarvan ik niet wist dat het fideïsme was - is bijvoorbeeld:
‘Het geloof is zo absurd. Dat moet wel waar zijn want zoiets kun je niet verzinnen.’ (‘credo quia absurdum’ van Tertullianus.)

Pierre Bayle vocht tegen bijgeloof, (is erger dan niet geloven) schreef daarom in 1682 zijn 'lettre sur la comète’ over de komeet van Halley die pas was langsgekomen en waar allerlei voorspellingen aan werden opgehangen.
Ach, er is niets nieuws onder de zon.

In 1684 richtte hij de ‘Nouvelles de la Republique des Lettres’ op; een populair wetenschappelijk tijdschrift. Als reactie op het oprichten van de Royal Society in Engeland in 1681?
Hij heeft nooit Nederlands leren spreken, is nooit getrouwd en stierf alleen.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.









donderdag 10 oktober 2019

Fata Morgana


Na een jaar kwam ik weer eens op de campus van de Erasmusuniversiteit. De laatste jaren zijn er verwoede moderniseringspogingen ondernomen om er een universiteit van wereldformaat van te maken. En dat is naar mijn mening aardig gelukt. Al heb ik eigenlijk geen idee hoe andere campussen eruitzien.

Na de lessen liep ik een beetje dromerig richting het openbaar vervoer en plotseling zag ik iets heel wonderlijks. Zat ik nu toch zo in hogere sferen? Was ik zo moe dat mijn ogen het niet meer naar behoren deden? Luchtspiegelingen, iets uit een andere dimensie? Ik begreep niet wat ik zag. Ik vond in mijn brein geen referentiekader. Dat was een wonderlijke ervaring.
Daar moest ik meer van weten.
Wat bleek: het was een kunstwerk. Direct deed het mij denken aan Cloud Gate van Anish Kapoor in Chicago maar dan iets anders en mooier vind ik. Meer luchtspiegelachtig van de hemel naar de aarde.


Het kunstwerk heet ‘Der Stein des Weisen’ en is van Kathrin Schlegel en staat daar sinds juni 2018.
Naast het kunstwerk is de oude sokkel van Erasmus half ingegraven. Jammer dat die glazen vitrine eromheen gebouwd is maar dat is weer begrijpelijk omdat het zo’n oude sokkel is, die bewaard moet worden voor het nageslacht.
Wat is nu precies de steen van de wijzen? De sokkel of de wolk. Volgens de site van Kathrin allebei.
Ja, het was mooier geweest wanneer je er direct op kon staan en je gedachten, in de voetsporen van Erasmus, kon los laten in die ‘strip-wolk’. Nu vind ik de combi ‘oud – nieuw’ minder geslaagd.
Ach, alles went, ook minder mooiheid.




Dat verbaasd mij trouwens wel van het menszijn. De flexibiliteit om aan de meeste dingen te wennen zodat ze zelfs vertrouwd worden.

Ik hou er wel van om optisch in de maling te worden genomen. Escher is ook zo’n kunstenaar van het optisch bedrog met knipoog.
Ehh……die ogen toch, hoe onbetrouwbaar zijn ze.



zaterdag 25 april 2020

De Bijbel


In dit geval geschreven door John Barton (1948) in 2019
en dan niet de Bijbel zoals we die kennen maar een boek óver de Bijbel.
Originele titel: ‘A History of the Bible: The Story of the World’s most Influential Book’
Barton laat in dit boek zien hoe de Bijbel zoals wij die kennen is geëvolueerd (oei, beladen woord) uit wetboeken, geschriften en brieven.
Ook Barton kijkt, net als Pagels met wetenschappelijke ogen. In de conclusie schrijft hij : “Net als in de rest van dit boek ga ik er niet van uit dat de lezers zelf gelovig zijn, alleen dat ze benieuwd zijn naar de plaats van de Bijbel in het geloof.”
Ik ben gelovig maar ook nieuwsgierig, dus kennelijk behoor ik niet helemaal tot de doelgroep van Barton. maar ik zie de Bijbelwetenschap als iets anders dan het geloof dat ‘de Heilige Schrift alles bevat wat nodig is voor verlossing.’
In mijn brein geeft dat geen problemen. Het zijn twee verschillende afdelingen. Een beetje zoals Spinoza dat ervoer: de betekenis van een tekst of het waarheidsgehalte zijn twee verschillende dingen.


Ik las weer een digitale editie naar de eerste druk want het is weer een dikke pil en als boek even te duur. Misschien een keer op de tweedehandsmarkt.
Het markeren en notities maken gaat me op de e-reader ook steeds gemakkelijker af. Er zijn dan ook weer heel veel stukken gemarkeerd.
Maar hoe krijg ik nu weer een samenhangend geheel. Pffft.
Het is een naslagwerk om te kauwen en weer eens stukken te lezen en te herkauwen.

In vier delen:
1. Het Oude Testament,
2. het Nieuwe Testament,
3. de Bijbel en zijn teksten en
4. De betekenissen
De vier delen bestaan weer uit verschillende hoofdstukken en daarin beschrijft Barton de geschiedenis van het Boek der Boeken.
Hoe uit de verhalen, mythen, gedichten, profetieën en spreuken een geheel ontstond. Wat kunnen we weten van de schrijvers en wat juist niet. Hoe zit het met de inspiratie van de Heilige Schrift, met zijn verspreiding en met al die vertalingen die we inmiddels hebben.
Wat werd eraan gerommeld, met goede bedoelingen natuurlijk, maar toch. *
Soms om het wat meer 'Christologisch' te laten kloppen? Dat idee heb ik gekregen bij psalm 22.
Iedere vertaler brengt zijn eigen context mee.
Het is niet een in beton gegoten geheel maar de Bijbel die we nu kennen heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt. Van boekrollen tot codices.
En er waren zoveel handschriften.
Wat was de invloed van ‘kerkvaders’ zoals Hieronymus, Origenes, Marcion, Luther en Tyndale. Van geschiedschrijvers zoals Josephus en Philo en van filosofen zoals Erasmus en Spinoza.
Hebben we nog iets gemeenschappelijks met de Joden en wat dan; met de Rooms Katholieken met hun Traditie en wat dan; de betekenis van de reformatie en nog veel meer.
Een bloemlezing van wat mij opviel en het besef dat dit de wetenschap is tot nu toe en dat ook niet alle wetenschappers het altijd met elkaar eens zijn:

1. Het Oude Testament.
Geschreven in de achtste eeuw BC en Prediker en Daniel in de tweede eeuw BC. De verhalen zelf zijn ouder maar hoe een orale traditie verliep is niet volledig helder te krijgen.
Het is de vraag of Mozes de schrijver was van de Pentateuch, men denkt ook aan Ezra.
Het dateren van Bijbels materiaal is enorm moeilijk; de oudste manuscripten zijn de Dode-Zee rollen uit de tweede eeuw BC.
Er is de Menerptah stele waarop Israël wordt genoemd maar dat is ook het enige in de Egyptische teksten.
Hier had ik ook al het e.e.a. op een rijtje gezet.
In het huidige Irak zijn kleitafelteksten gevonden, de Murashuteksten over een Joodse familie ten tijde van de Babylonische ballingschap. 538 BC. Dat zijn leuke weetjes.

De bloeitijd van de Joodse literatuur ligt iets eerder dan de klassiek periode van de Grieken en later dan de Egyptische en Mesopotamische teksten zoals het Gilgamesj Epos.
Barton schrijft uitgebreid over de teksten en hun verschillende stijlen. Over de profeten, wijsheden, psalmen en apocriefen. Over de Talmoed en de Midrasj.
In het OT draait het uiteindelijk om de verhevenheid van God, de autoriteit van Mozes, en de centrale plaats van de Thora.
Over de Goddelijke Inspiratie van de Bijbel en de onfeilbaarheid, over rabbijnen en kerkvaders met hun invloeden.
Origenes bijvoorbeeld vond het al getuigen van domheid om de schepping letterlijk te lezen.
Hij was dol op allegoriseren.

Ook Barton heeft zo zijn twijfels bij de gepersonifieerde wijsheid in het Spreukenboek. Ik schreef daar al eerder over.
Men leest daar altijd Christus in, waarschijnlijk gebaseerd op de Griekse tekst maar het Hebreeuws geeft daartoe geen reden. Het gaat gewoon over wijsheid. Je kunt kennelijk ook te Christologisch lezen.

2. Het Nieuwe Testament
Aandacht voor de datering, en stijlen De brieven van Paulus – tussen 40 en 60 AC - die ouder zijn dan de evangeliën en niet allemaal door hemzelf geschreven.
De triniteitsformule bestond al bij Paulus. (2 Kor 13:13) Werd later een dogma. Gedoe bij Erasmus over het ‘Comma Johanneum’.

De chronologie die binnen de brieven naar voren komt en die in het boek Handelingen beschreven wordt klopt niet.
Heeft Paulus nu 1x in de gevangenis gezeten of verschillende keren? Hoe belangrijk is dat?
Hoe zit het met de tegenstrijdigheid in de gehoorzaamheidteksten van de vrouw?
Volgens de NRSV zijn er zinnen aan toegevoegd zoals 1 Kor 14: 33b – 36 en heeft dat tussen haken geplaatst omdat het niet overeenkomt met eerdere uitspraken van Paulus.
Is de Colossenzen brief nu wel of niet door Paulus geschreven? Volgens Barton wel en volgens G. H. van Kooten in ‘Paulus en de kosmos’ in 2002 niet. (p 130) Nou ja, dat moeten de geleerde heren zelf maar uitvechten.
De Hebreeënbrief is in ieder geval niet van Paulus, dat is al door Origenes aangetoond. Later weer niet geaccepteerd natuurlijk (King James en onze Staten Vertaling) en nog weer later weer wel.
Konden Petrus en Jakobus als Aramees sprekende ongeletterden zulke brieven schrijven in het Grieks? Ook best een dingetje, ja.
Dat onder pseudoniem schrijven om gewicht aan een geschrift mee te geven was meer normaal dan nu.

Het synoptische probleem van vier verschillende evangeliën komt aan de orde; door wie en wanneer geschreven. Andere evangeliën, zoals van Petrus en Thomas zijn sowieso jonger.
De invloed van het Hellenisme wat alles en iedereen in die tijd beïnvloedde: In de Hebreeuwse bijbel is de onsterfelijkheid van de ziel niet duidelijk terug te vinden. Daar ben ik ook al eens tegen aan gelopen.

3. De Bijbel en zijn teksten
De Dode-Zee rollen zijn een belangrijk bron gebleken.
Wanneer is de canon ontstaan. Aan het einde van de tweede eeuw was er al een soort van consensus over de boeken binnen de canon. Dat was rond de tijd van Origenes. (185 – 253 )
Door Athanasius werd dat proces officieel bekrachtigd. De beruchte paasbrief van hem uit 367 AC. Het fragment van Muratori lijkt dat te bevestigen.
Niemand koos boeken of geschriften uit; ze werden gelezen, verdedigd en werden belangrijk.
Nog een oud geschrift onder vele anderen is de Didachè.

De verschillen in handschriften wordt aan de hand van voorbeelden uit de doeken gedaan
De uitspraken van Jezus over de echtscheiding bijvoorbeeld. Wat de oorspronkelijke vorm was is niet meer te achterhalen. In ieder geval kunnen we er van uit gaan dat Hij de vrouwen wilden beschermen tegen uitbuiting. Dat past inderdaad bij Zijn wezen, denk ik.

Van de Hebreeuwse Bijbel (OT) is één zorgvuldig beheerde tekst en dat is de Codex Leningradensis. Geschreven door de Masoreten in 1008.
De Dode Zee rollen, later gevonden maar ouder van datum staan dicht bij deze tekst.
De Septuagint, een Griekse vertaling van het OT uit de tweede eeuw BC die na verloop van tijd minder ‘Joods’ en meer ‘Christelijk’ werd.
Dus je beroepen op precieze teksten tijdens een discussie is een hachelijke zaak. Maar dar was ik zelf ook al achter gekomen. Vertalen is verliezen, per definitie.

4. De betekenissen
Voor Joden is de Bijbel geen boek over onheil en redding maar meer een van God ontvangen leidraad voor het leven. Joden en Christenen interpreteren daardoor heel verschillend en ontwikkelden zich op verschillende manieren .
De val van de mensheid komt behalve in Genesis nauwelijks voor in de Hebreeuwse Bijbel.
Ook volgens Bonhoeffer is ‘het geloof van het Oude Testament geen religie van redding’.
Volgens Joden kan elke passage bijdragen aan interpretaties van andere passages. Context doet er niet toe. Midrasj, het interpreteren en uitleggen komt in alle geschriften voor.
Je hebt ook nog pesjat, remez, derasj en sod. Die kende ik al.

Een aantal rabbijnse aannames over de Bijbel:
1. De Bijbel is een cryptische tekst
2. De Bijbel is altijd relevant
3. De Bijbel bevat geen tegenstrijdigheden (midrasj richt zich erop om de verschillen met elkaar te verzoenen)
4. De Bijbel is door God geïnspireerd.
Veel overeenkomsten dus met de Christelijke manier van uitleggen. Zij gaat er ook van uit dat de Bijbel een geheel is. Nu dan inclusief het NT. Origenes en Augustinus waren belangrijke uitleggers.
Verder ging zo ongeveer elke zichzelf respecterende theoloog/filosoof de Bijbel vertalen.
Dat gaat nog steeds door. En ieder weer met die eigen context.
Maarten Luther bedacht, behalve allerlei goede dingen, dat de Bijbel zijn eigen interpretator is. Dat kwam/kom ik op fora ook wel eens tegen en begrijp er niets van. De Bijbel zou zichzelf uitleggen?
Dan snap ik niet waar we al die theologen voor nodig hebben.
Zo gaat Barton de middeleeuwen door, de Verlichting en daarna. Het is teveel voor een staccato blogbericht als dit.
Een ieder leze zelf.




* een voorbeeld. Om polytheïsme tegen te gaan?
Deut 32 : 8 HSV
Toen de Allerhoogste aan de volken het erfelijk bezit uitdeelde, toen Hij Adams kinderen van elkaar scheidde, heeft Hij het grondgebied van de volken vastgesteld overeenkomstig het aantal Israëlieten.

Septuagint:
Toen de Allerhoogste land toewees aan elk volk en de mensen ieder hun deel gaf, bepaalde Hij de grenzen voor alle volken naar het aantal goden.

Zie ook Adam, Eva en de Duivel.


zaterdag 17 maart 2018

John Locke


John Locke (1632 – 1704) is de volgende filosoof. Hetzelfde bouwjaar als Spinoza maar hij was de grondlegger van het Empirisme. Ook Locke woonde een tijdje in Nederland, net als Descartes, Bayle (komt later) en natuurlijk Erasmus en Spinoza.
We zijn zo’n gezellig tolerant landje. Dat meen ik echt. Het is fijn wanneer (vervolgde) mensen hier een plekje weten te vinden.

Empirisme: wat kan er proefondervindelijk, uit de ervaring, uit de zintuigen begrepen worden. Dit in tegenstelling tot het Rationalisme dat het verstand als belangrijkste kenbron heeft. Verder hebben die twee best veel raakvlakken.

Natuurlijk laat Locke zijn verstand niet bepaald ongebruikt maar hij heeft zo zijn reserves bij de mogelijkheden van het verstand. Daarom noemt hij zijn eerst werk: ‘An Essay concerning Human Understanding’. (1689)
Voor welke dingen is ons verstand geschikt en voor welke niet. De kentheorie.
Je komt ter wereld als een onbeschreven blad, een ‘tabula rasa’ en dat wordt gevuld met ideeën. Locke gelooft niet in Platoonse en Cartesiaanse aangeboren ideeën of principes. Hierin volgt hij Aristoteles.
Alle prikkels uit de buitenwereld gaan via de zintuigen van de mens en worden ‘verbouwd’ tot ideeën en op die manier worden we ons bewust en krijgen we een algemeen begrip van de dingen om ons heen. Gewaarwording en reflectie. ‘Ideas of Sensation’ en ‘Ideas of Reflection’.

Dan begint het indelen:
Er zijn enkelvoudige en complexe ideeën en primaire en secundaire kwaliteiten.
Enkelvoudige ideeën zijn ideeën die niet verder kunnen worden onderverdeeld. Bijvoorbeeld ‘geel’.
Complexe ideeën zijn combinaties van enkelvoudige ideeën en onder te verdelen in ideeën van substanties, modes en relaties.
Substanties zijn ideeën, materieel of immaterieel uit de buitenwereld. We kunnen ze inventariseren maar de essentie van een substantie niet echt kennen.
Een ‘real essence’ is wat iets maakt wat het is en wat we niet echt kunnen kennen en een ‘nominal essence’ is een abstract idee dat we daarvan maken en zijn dus cultuurafhankelijk.
Dit is even heel kort gezegd maar anders snap ik het niet meer.
‘Modes’ zijn complexe ideeën over kwaliteiten die afhankelijk zijn van hun bestaan. We kunnen er kennis van hebben. Bijvoorbeeld driehoek, moord, diefstal, dankbaarheid. Ze bestaan niet op zichzelf maar zijn afhankelijke van onze definities. En op deze definities kunnen we verder bouwen of dat nu binnen de wiskunde is of de moraal.
Dan heb je ook nog ‘mixed modes’ maar dat vind ik wel best.
Later in zijn essay schrijft hij dat intuïtieve kennis het meest betrouwbaar is. Maar dat komt dan voort uit ons kenvermogen.

Primaire kwaliteiten zijn de objectief waar te nemen kenmerken van dingen. En Secundaire kwaliteiten zijn de eigenschappen die samenhangen met het subject (persoon) zoals smaak, geur en kleur maar hebben het vermogen om primaire kwaliteiten op te wekken.
Op deze manier denken geeft de mogelijkheden om te meten en een onderzoeksprogramma op te stellen…het begin van de moderne natuurwetenschap. Hij schept kaders.
Daarop wordt vrolijk verder gebouwd – positief of negatief - door bijvoorbeeld Georg Berkeley, David Hume en John Stuart Mill.
Ook op politiek terrein heeft Locke veel nagedacht en geschreven maar daar hebben we het niet over gehad.

Hoe zit het met deze filosoof en God?
Daar heb ik slechts zijdelings iets over gehoord dus ben ik zelf maar op onderzoek uit gegaan
Hij schreef namelijk in 1685 een ‘Epistola de Tolerantia’ als reactie op de burgeroorlogen en massale religieuze vervolgingen die in Europa waren losgebarsten als gevolg van de Reformatie en later door het herroepen van het edict van Nantes door Lodewijk de Veertiende.

De kern van Lockes gedachtegang is dat het geloof door geen enkele uitwendige macht afgedwongen kan en mag worden.
Dit was niet echt nieuw maar hij werkte het argument verder uit en liet zien dat gewetensvrijheid ook godsdienstvrijheid impliceerde. Het hoort bij het begrip tolerantie dat mensen hun geloof in het openbaar kunnen uitdragen, mits de gemeenschap van gelovigen zich aan de landelijke wetten houdt.
Alleen voor atheïsme was geen plaats. Want als God en het hiernamaals zouden wegvallen zou dat op termijn de politieke orde ondermijnen.
De mens is geschapen in een natuurstaat naar Gods beeld en is begiftigd met rede en een geweten.
Hoe hij dat combineert met ‘tabula rasa’ begrijp ik niet en ook wel wonderlijk dat Locke ervan overtuigd is dat onze zintuigen het enige medium zijn tussen onszelf en de werkelijkheid en toch in God gelooft.
Volgens ‘Oriëntatie in de filosofie’ van Prof. Dr. Gijsbert van der Brink heeft Locke in zijn latere leven nog commentaren geschreven op de brieven van Paulus.

Jammer dat in onze gezindte filosofie niet populair is. Wie weet hoeveel interessants hij nog bedacht heeft wat niet paste in de voorgekauwde kennis van de kerk.
Isaac Newton vond tenslotte ook iets interessants in 1 Joh 5:7 en 1 Tim 3:16.

Op een dag moet ik de filosofen toch maar eens zelf gaan lezen.
Op Lucepedia heb ik nog iets kunnen vinden en er staat een heel ‘lockeproject’ op het wereldwijdeweb van onze docent waar je een tekst kunt aanklikken bij 'Texts' en ‘List with scriptural passages (1695-1697)’


Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.


woensdag 26 februari 2020

Westerse Cultuurgeschiedenis 1300 – 1500 IIa Filosofie.


Voorafgaand aan het jaar 1300 had je de Scholastiek. God vinden door middel van de wetenschap. Daar kwam heel geleidelijk verandering in.
Aristoteles; hervonden door Averoës, werd gezien als autoriteit in de zoektocht naar het Ware, het Goede en het Schone: de goddelijke deugden.
De retorica ontwikkelde zich.
William van Ockham (1288 – 1347) was één van de laatste scholastici en Franciscaner monnik.
In de Universalieen strijd, die ik al eerder heb genoemd, was hij noch realist noch nominalist maar conceptualist.
Zijn filosofie:

Niets mag gepostuleerd worden zonder een reden, tenzij het zelf-evident is (gekend door zichzelf), gekend middels de ervaring, of bewezen door de autoriteit van de Heilige Schrift.
Hieruit komt zijn beroemde scheermes:
Men mag niet besluiten tot meer entiteiten zonder noodzaak.
Tegenwoordig uitgebreid naar allerlei velden.
Theorieën over het bestaan van universalia zijn zelf-contradictoir of in elk geval in strijd met wat we (zelf evident) weten.
God is de enige waarlijk noodzakelijke entiteit; al het andere van de schepping is radicaal contingent (toevallig).
Immateriële entiteiten als God en engelen bestaan.
Abstracties als ‘de mensheid’ of ‘witheid’ zijn geen universalia maar wel zinvolle concepten. Zinvol, want zij verwijzen naar alle individuele mensen als geheel resp. de verzameling van alle dingen die wit zijn; geen universalia want er zijn net zoveel soorten witheid als er witte dingen bestaan, net zo veel ‘soorten’ mens als er mensen zijn.


William was een Franciscaner monnik en tegen bezit. De paus was daarom volgens hem geen ‘Immitatio Christi’, dus een ketter. ‘Het pauselijk rijk is door God ingesteld voor het welzijn van zijn onderdanen, niet voor eigen eer of voordeel, en moet daarom niet een rijk van ‘heerschappij’ maar van ‘dienstbaarheid’ worden genoemd’. (uit: Over de macht van keizers en pausen, 1347)
Het zal hem niet in dank zijn afgenomen.
Dan waren er nog meningsverschillen of Adam en Eva bezittingen hadden in het paradijs . Volgens de paus wel. Natuurlijk om zijn straatje/boulevard schoon te vegen, (mijn idee) maar volgens Ockham, als Franciscaner hadden ze alleen het vruchtgebruik.

In ‘de Naam van de Roos’ van Umberto Eco wordt deze Ockham nog ergens aangehaald door William van Baskerville bij zijn onderzoek naar de moorden in het klooster van Melk in 1327. Ook vindt daar een discussie plaats tussen de Franciscaners en afgezanten van de paus over rijkdom en armoede.
Kort geleden was de serie te zien op Canvas.

De tweede filosoof was Nicolaus Cusanus. (1401 – 1461) een realist.
Hij schreef de ‘pace fidei’ in 1453. Het Woord van God in gesprek met wijze mannen vanuit de hele wereld en van verschillende godsdiensten.
Conclusie: de onderlinge verschillen hebben allen te maken met verschillen in gebruiken. Deep down gelooft eigenlijk iedereen in hetzelfde.
In zijn ogen gebood God dat alle wijze mannen hun eigen naties zouden leiden naar de aanbidding in die ene waarheid en daarna zouden samenkomen in Jeruzalem om een eeuwige vrede te vestigen.
Volgens Bor en Petersma in 'de Verbeelding van het Denken' brak Cusanus definitief met de Scholastiek.
Volgens G. van den Brink in 'Oriëntatie in de filosofie' is de reden van de populariteit van Cusanus te danken aan zijn nadruk om in het spreken over God bescheidener te zijn. (p 144) Russell, in zijn 'geschiedenis van de Westerse filosofie, noemt hem helemaal niet.
De derde filosoof: Rodolphus Agricola Phrisius, (1443 – 1485 ) Rudolf Huisman in normaal Nederlands. Want hij is geboren in Baflo, vlakbij Groningen.
Twee filosofen waar ik nog nooit van gehoord had. Maar ja, dat is het geval met de meeste mensen die op deze aardkloot woonden en wonen.
Phrisius was een grondlegger van het Humanisme en Erasmus bewonderde hem.
Hij schreef een boek over de argumentatieleer, retorica en stijl maar die wijken nogal af van wat wij nu als correcte argumentatieregels hanteren. Hij was bijvoorbeeld voorstander van 'ad hominems' en het bespelen van onderbuikgevoelens wanneer dat nodig was om te overtuigen. Nu kom je daar niet meer mee weg.
Deze man kon ik alleen terugvinden bij 'Bor en Petersma'. (onder Agricola)

We hebben de theologie kennelijk helemaal losgelaten en gaan de vrijzinnig, humanistische kant op met de keuze van de te behandelen filosofen.

De vierde was Giovanni Pico della Mirandola (1463 – 1494) ook een humanist.
Pico della Mirandola was een volgeling van Savonarola en een beschermeling van Lorenzo de Medici. Hoe dat kan samengaan begrijp ik nog even niet want Savonarola bewerkstelligde de (tijdelijke) ondergang van de Medicifamilie.
Pico della Mirandola heeft betekenis doordat hij een criticus van de astrologie was, een kenner van de Kabbala en een vertegenwoordiger van het humanisme.
Hij schreef in 1487 ‘ Rede over de menselijke waardigheid’ met als doel een universele waarheid aan het licht te brengen door de tegengestelde filosofische en theologische gezichtspunten met elkaar te verzoenen.
Een syncretische manier van denken. Hiervoor organiseerde hij een openbaar debat in Rome waar paus Innocentius II niet blij mee was en er prompt een eind aan maakte.

We lezen ook van elke filosoof stukjes om de sfeer te proeven en van Mirandola vond ik dit wel een mooie zin:
‘…want niet de bast maakt de plant, maar de botte en ongevoelige natuur; niet de dikke huid maakt de dieren maar de redeloze zinnelijke aard; niet het bolvormig lichaam maakt de hemel maar het juiste inzicht; niet de scheiding van het lichaam maakt de engel maar de wijsheid van geest.' (Uit ‘Rede over de menselijke waardigheid’)


Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na, zoek er van alles bij en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.





woensdag 13 november 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000-1300 III Kunst


Deze keer was het de beurt aan een kunsthistoricus. Helaas heb ik daar één keer van gemist en moet dat stukje nu doen vanuit een soort van hand-out.
Het eerste deel ging over koningen en keizers. Karel de Grote wilde zijn rijk duidelijk vestigen en zichtbaar maken, de 'renovatio imperii'. De Dom van Aken is door hem gebouwd. Hij liet zich inspireren door ander oude gebouwen; de Basilica in Trier en de San Vitale in Ravenna.
Onder hem werden veel kloosters opgericht; geestelijke maar ook intellectuele, onderwijskundige en kunstzinnige centra.
Er werd onderwezen in grammatica, dialectiek en retorica en in aritmetica, geometrie, muziek en astronomie.
Het klooster van Cluny, dat 90 km ten noorden van Lyon ligt en gebouwd in 911 was het grootste van Europa.
Verder nog een belangrijke in Noord- Oost Zwitserland: Sankt Gallen, vernoemd naar het ‘Sankt Galler Klosterplan. Een plan van een ideaal ontwerp wat echter nooit is uitgevoerd.
Mogelijk verwijst Umberto Eco hiernaar in zijn boek ‘de Naam van de Roos’.

Verschillende vrouwenkloosters waren er waarvan de abdissen hoog in aanzien stonden. Ik moest meteen denken aan Hildegard von Bingen uit de film ‘Vision’. Ik weet niet of ze ter sprake is geweest.

Otto de Grote (of I) was de eerste keizer na Karel de Grote. (Dus niet zijn opvolger) Zijn invloed bestond erin dat hij samen met de paus het Heilige Roomse Rijk tot een eenheid formeerde. Daaruit volgde op een gegeven moment die beroemde investituurstrijd over de bisschoppelijke benoemingen waarbij de paus pas in het concordaat van Worms in 1122 aan het langste eind trok.
Tijdens het bewind van Otto was daar de Ottoonse renaissance en wat kunsthistorie betreft, van belang.
De Romaanse kunststroming was dominant in 1100 – 1200 en vooral in Frankrijk is daarover veel terug te vinden. Het tapijt van Bayeux was al eens langs gekomen.

In de middeleeuwen komen de steden erbij. De aandacht tijden de les kwam te liggen bij de Hanzesteden met hun architectuur en dat zijn er nogal wat.
Keulen is een stad die allang bestond maar profiteert van de handel en daardoor een enorme groei doormaakte. De gotische Keulse dom is bekend maar daaromheen staan nog 12 Romaanse kerken. Theophanu, de byzantijnse prinses, die als vrouw van Otto II keizerin werd van het Heilige Roomse Rijk ligt in Keulen begraven.
Dorestad was een bekend centrum in die tijd, net als Lubeck, Stralsund en Rostock.
Pas toen we naar het zuiden afzakten werd het voor mij weer wat interessanter.

Parijs, de geboorteplaats van de Gotiek, met zijn Notre Dame; Chartres en Amiens met hun Notre Dames. De dom van Milaan en de Santa Maria del Fiore in Florence. Het ging me allemaal te snel naar mijn zin.
Bij de kathedraal van Chartes stonden we wat langer stil. Het was een Romaanse kathedraal die in 1194 bijna geheel in vlammen opging. Daarna als gotische kathedraal weer opgebouwd.
We zijn er wel eens geweest. Wanneer al onze dia’s zijn gedigitaliseerd moet ik eens op zoek.
De roosvensters kwamen aan de orde en het grote portaal met de profeten en koningen. Velen staan met hun hand omhoog; dat is een spreekgebaar. Goed luisteren, ze hebben ons iets te zeggen.
Het rechter portaal beeldt de geboorte van Christus uit, in het midden Christus als koning van de hemel en het linker de hemelvaart.
Binnen ligt er in de vloer een labyrint. Dat kon ik me ook nog herinneren.
Hier een link naar de kathedraal waar alles op staat.







Deze lessen vond ik niet zo inspirerend. Jammer, want kunsthistorie interesseert mij juist wel. De mevrouw die doceerde zat achter haar computer en ik kon haar niet zien vanuit mijn plekje.
Dat werkte niet echt.




Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.


dinsdag 24 oktober 2017

Pythagoras


Een nieuwe cursus, nieuwe blogjes.
Deze keer een cursus over verschillende kopstukken uit de filosofie en hun invloeden. We beginnen met Pythagoras.
Ik kende hem, en velen met mij, alleen van de beroemde stelling: ‘a2+b2=c2’
Maar filosofisch heeft hij ook nogal invloed gehad tot aan Newton toe.
De stelling wordt trouwens alleen maar aan hem toegeschreven want hij was al veel langer bekend. De Egyptenaren en Sumeriërs maakten er al gebruik van.
Het bedenken van een stelling is iets, dat kan iedereen, maar het bewijzen is meer. En dát deed de school van Pythagoras die hij stichtte in Croton, Italië.
Pythagoras behoorde tot de pre-socraten en leefde ongeveer van 570 – 499 BC.
De pre-socraten leefden vóór de Atheense periode waar Socrates, Plato en Aristoteles deel van uitmaakten. Na Socrates, Plato en Aristoteles kwam het Hellenisme en vervolgens de laat- antieke periode van 0 – 500 AC.
Van de tijd vóór Pythagoras kennen we de natuurfilosofie van Milete. Een poging om natuurverschijnselen te verklaren. Thales, Anaximander en Anaximenes zijn de meest bekende filosofen uit die school aan de west kust van wat nu Turkije is.
Pythagoras heeft zelf niets geschreven, net als Socrates, dus we moeten het hebben van geschriften van anderen. Die zijn er wel, maar pas uit de laat-antieke periode.
In die tijd werd er vaak onder ‘autos epha’ geschreven.
Dat is iets wat we ook kennen van de brieven van Paulus uit de Bijbel die waarschijnlijk niet door hemzelf zijn geschreven maar door anderen. Wel onder zijn naam om er meer gewicht aan te geven.
Vroeger heel normaal, nu strafbaar.

De school van Pythagoras was een besloten gemeenschap, bestond uit mannen en vrouwen(!) en hanteerden leefregels. Bertrand Russel noemt er een aantal in zijn ‘Geschiedenis Westerse Filosofie’, die ik ooit voor een euro op een tweedehands markt kocht. Sommigen zijn wel komisch: ‘het onthouden van bonen’, ‘ geen witte haan aanraken’, ‘nooit van een heel brood eten’ enz.
In ieder geval werd er aan die school ook o.a.les gegeven om te kunnen besturen en was zo, behalve religieus en wiskundig, politiek gericht.
Wat religie betreft geloofde Pythagoras in een onsterfelijke ziel en in wat wij nu reïncarnatie noemen. Een cyclisch wereldbeeld.

In die tijd liepen allerlei typen disciplines vrolijk door elkaar. Pas sinds de zeventiende eeuw is er een duidelijker grens tussen wetenschap en pseudowetenschap.
Zo experimenteerde Pythagoras met snaren en ontdekte daarin weer wiskundige verhoudingen. In alles ontdekte hij harmonie ('de harmonie der sferen') en het getal werd belangrijk om de natuurlijke wereld te verklaren. Getallen kregen een symbolische betekenis.
'Ze zijn niet in de tijd, maar eeuwig.' (Russell)
Daar kan ik mij iets van voorstellen: op de vraag wat eeuwigheid is geef ik meestal het antwoord: ‘ga maar tellen, dan kom je er vanzelf achter’.
Ook volgens Russell werd de combinatie religie en wiskunde bij Pythagoras ingezet en zouden theologen zonder Pythagoras nooit hebben gezocht naar logische bewijzen voor God.
(dat moet ik bij Russell nog eens preciezer nazoeken.)
Deze Pythagoreïsche school heeft bijna vierhonderd jaar bestaan en heeft o.a. Plato beïnvloed.
Lang na Plato was er de Neo-Pythagoreïsche school die weer teruggreep op het gedachtegoed van Pythagoras want wat oud is, is goed.
Een bekende golfbeweging.
Uit deze school ontstond de sceptische Alexandrijnse school waarvan de jood Philo de bekendste naam is.
Philo leefde ten tijde van Jezus.

Tijdens de Renaissance (grofweg 1350 – 1650) was er weer zo’n heropleving van ‘de oudheid’. Het Hermetisme, genoemd naar de Egyptische god Hermes (Toth) is daar een mystieke stroming van.
In 1614 was er een humanist die hier eens kritisch naar keek en het als ‘fake’ van de hand deed. Izak Casaubon is zijn naam en ik moest even nadenken want ik kende die naam.
En jawel: Casaubon is ook de naam van de hoofdrolspeler in ‘de Slinger van Foucault’ van Umberto Eco.

In ieder geval: vanwege dit terugkijken naar de Neo-Pythagoreeërs kwamen Copernicus, Kepler en Newton ook tot hun bevindingen. Van Newton is meer algemeen bekend dat hij geïnteresseerd was in mystiek en alchemie.
Maar nu weer terug naar de oudheid.


Nog even iets grappigs:
Een klas van vijftigplussers verschilt nogal van klassen van jonge studenten. Ik moet vaak grinniken wanneer ik zie dat ‘onze’ klas zich over het algemeen vult van voor naar achter terwijl dat vroeger van achter naar voor was.
Ook wanneer vroeger een klas zich vulde duurde het wel tot tien minuten na aanvang voor het echt rustig was. Nu zitten we al tien minuten voor tijd kant en klaar te wachten op de prof die haastig naar binnen komt rennen.

Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.


woensdag 15 november 2017

Augustinus

Deze kerkvader leefde van 354 – 430 AC.
Over de bijzonderheden van zijn jeugd en de invloed van zijn biddende moeder is genoeg bekend en/of te vinden. Ambrosius, de bisschop van Milaan trok hem over de ‘geloofs- streep’ en in 387 werd Augustinus gedoopt.
Waarom zit hij in deze reeks kopstukken? Was deze denker tussen de oudheid en de middeleeuwen de stichter van het Christendom?
Wel, via hem vloeide het denken van de oudheid samen en doortrekt de verdere leerstellige traditie tot de middeleeuwen. Zo dacht Benedictus XVI tenminste over hem.
Zelfs een rationele atheïst als Bertrand Russell vindt dat een denker als Augustinus een ereplaats verdient onder de filosofen. In mijn -1 euro- boek 4e druk, Servire Wassenaar, op p. 325.

Hij maakte als christen een samenhangend geheel van de christelijke leerstukken en onderscheidde het van het jodendom. In die zin heeft hij echt enorm veel invloed gehad.
Hij maakt al het verschil tussen fysisch en moreel kwaad, waarvan ik dacht dat Leibnitz dat ‘op zijn geweten’ had.
Hij was Descartes met zijn ‘cogito ergo sum’ al vooruit en liet zijn gedachten al gaan over het fenomeen ‘tijd’ die door Kant verder werden uitgewerkt.
De meest belangrijke werken van Augustinus zijn z’n ‘Belijdenissen’ (die nog steeds op mijn bureau liggen te wachten om gelezen te worden) en ‘Civitate Dei’, de stad van God. Geschreven naar aanleiding van de ineenstorting van Rome in 409 AC.
In zijn ‘Belijdenissen’ vergelijkt Augustinus o.a. de verschillende filosofische stelsels uit de oudheid en dan blijkt dat het Christendom een superieure filosofie is. Het heeft de beste verklaring voor het ontstaan van de wereld. Het gelooft dat de wereld zinvol is en een doel heeft, dus niet die eeuwige wederkeer van de antieke filosofen, ‘want Christus is maar éénmaal gestorven’.

De wereld is door God geschapen op een bepaald moment in de tijd. De wereld is tijdelijk en tijdelijk = niet noodzakelijk. God had de plannen al voordat hij werkelijk schiep. Zo redt Augustinus enigszins het platonisme en staat bekend als neoplatonist.
Het Christendom leert dat de mens een kind van God is en daarom in staat is het geluk en het hoogste goed te verwerven. Dussss….wanneer je je verstand gebruikt word je christen.

Waar ik nog naar heb zitten zoeken is die vrije wil. ‘Librium arbitrium’.
Volgens mij geloofde Augustinus niet in een vrije wil want hij steggelde daarover met Pelagius maar af en toe kom ik toch opmerkingen tegen die het tegenovergestelde lijken te beweren.
Bij Hannah Arendt bijvoorbeeld. (‘Willen’ p.115)
Het blijkt – voor zover ik heb kunnen vinden – dat Augustinus in zijn jonge jaren wel overtuigd was van een vrije wil maar op latere leeftijd niet meer. Zo is hij heel handig voor elk karretje te spannen.
In een geschrift "Nalezingen" verwoordt Augustinus het op de volgende manier: “De mens is weliswaar uit vrije wil ten val gekomen, maar op deze manier ook opstaan kan hij niet. Laten wij daarom de uitgestoken rechterhand van God vasthouden, dat wil zeggen, onze Heere Jezus Christus".

In zijn jonge jaren werd hij beïnvloed door het Manicheïsme. Een dualistische gnostische beweging.
Een bisschop met de prachtige naam Faustus heeft een poging gedaan om hem voor het Manicheïsme te behouden maar deze man wist nauwelijks iets van de wetenschap en was voor Augustinus daardoor niet meer geloofwaardig . Dit weer volgens Russell in zijn ‘Geschiedenis der Westerse Filosofie. (p 320)
Gelukkig geeft hij verwijzingen en kon ik het zelf in de ‘Belijdenissen’ terug vinden. In Hfdst 5 par 6 en 7.
Augustinus ontdekt dat het kwaad niet zijn oorsprong vond in één of andere substantie maar in een verkeerd gericht zijn van de wil. En dat komt door de erfzonde. Een begrip waarin velen niet meer geloven maar wat gewoon in de Bijbel terug te vinden is al staat het nergens letterlijk.
( Gen 5: 1-3, wel goed lezen!)
Er valt zo veel meer te zeggen over deze eerste Christen filosoof, maar ik ga eerst zijn Belijdenissen maar eens zelf lezen.

Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.



donderdag 27 december 2012

Het is verkeerd om als kinderen te blijven vasthouden aan de letter en niet op te groeien tot de vrijheid van de geest.

Erasmus

vrijdag 20 maart 2020

Westerse Cultuurgeschiedenis 1300 – 1500 III Kunst


De vorige keer bij de afleveringen Kunstgeschiedenis ging het om het grote. De vorming van (Hanze) steden en de architectuur van de kathedralen.
Deze keer over de afwerking/ invulling daarvan.
De kooplieden zorgen voor welvaart en voor kunst, die vooral religieus van aard was.
Giotto werd genoemd; die van het zich ontwikkelende perspectief. Zijn belangrijkste werk is te vinden in de Scrovegni kapel in Padua.

De pestepidemie had ook zo haar invloed in de kunst. Aan de ene kant losbandigheid en aan de andere kant religieus fanatisme met zijn flagellanten.


Flagellanten in processie en in miniatuur uit een kroniek van Gilles Li Muisit.
Het is nog te vroeg maar zou de Corona ook zo'n invloed hebben op de kunst? Losbandigheid en religieus fanatisme is er al wel al is dat laatste veel minder opvallend. Ik zie tenminste nog niemand, zichzelf kastijdend, door de straten gaan.



In Praag was het de ‘internationaal’ georiënteerde keizer Karel IV die de kunst een boost gaf. Hij was getrouwd met familie van de Franse koning. Zijn vader was Jan van Luxemburg (de Blinde ) die ik weer tegen kwam in het boek van Barbara Tuchman. Hij streed bij de slag van Crécy

Afbeeldingen zijn indringend wanneer je niet kunt lezen of schrijven. Het altaar in de kerken was belangrijk; daar werd in beelden de dood van Christus herdacht. De Eucharistie.
Dat altaar werd dan ook steeds mooier en meer uitgebreid met een ‘retro tabula’, een tafel achter de altaartafel (retabel). Aan de zijkanten uitgebreid met gordijnen waarachter zich weer iets heiligs kon verhullen of juist onthullen. Een vroege ‘drieluik’.
Mensen kregen behoefte aan hulpmiddelen bij het bidden. De rozenkrans, bidprentjes en besneden tweeluikjes (diptieken) deden hun intrede. Devotiethema’s waren vooral de geboorte en het lijden van Christus en de verering van Maria.
Aan het Franse hof ging men helemaal uit z’n dak en dat had zijn weerslag over het hele land. Veel Nederlanders werkten er aan mee: Claus Sluter, beeldhouwer van ‘de Mozesput’ in Dijon, neef Claus de Werve, Jan Maelwael (schilder) en zijn neefs Paul, Herman en Johan van Limburg. (de gebroeders van Lymborch) Zij waren als boekverluchters van grote invloed op de westerse schilderkunst.

De Vlaamse primitieven kwamen langs. Voor mij geen onbekenden. Het perspectief en de verfijning maakten vorderingen.

In Italië gaan we richting Renaissance met zijn vele bekende namen van Brunelleschi (architectuur, Dom koepel Florence) Ik herinnerde me hem uit de boeken van de Medici's
Ghiberti (beeldhouwer, paradijsdeuren doopkapel Dom Florence)
Vooral in en rondom Florence floreerde de kunst. Zie'de kleine Vasari’
De kunstschilders Sandro Botticelli met zijn ‘Primavera’, Piero della Francesca met ‘de Opstanding’ en natuurlijk grootheden als Leonardo da Vinci, Michelangelo en Rafaël met hun kunstwerken kwamen langs.



Helaas heb ik van deze twee lessen er weer één moeten missen dus heb ik het vanuit de hand-out een beetje proberen te reconstrueren. Wanneer de volgende lessen zullen plaatsvinden, dat is nog erg onzeker i.v.m. de coronacrisis.
Wel, volgens de laatste berichten krijgen we de laatste vier colleges digitaal.
Ik wacht het af.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na, zoek er van alles bij en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke en onthoudbare brokken samen te vatten.

vrijdag 6 december 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000 – 1300 V Muziek


Als laatste van deze leergang kwam de muziek aan bod. Het lekkerste voor het laatst. Zo hoort dat. Nou ja, alles was eigenlijk wel leuk behalve die droge geschiedenis maar die heb je toch weer nodig als een basis voor alle andere vakgebieden.
Bij alle muziek die ter sprake kwam had de docent, soms verschillende, uitvoeringen gezocht. Leuk om al die verschillen te horen en te analyseren.

Wat was er eigenlijk aan muziek in die periode en hoe ontwikkelde zich dat.
Pythagoras had ooit al een zetje gegeven.
Wat vooral overgeleverd is, en dat zal niemand verbazen, is de vocale kerkmuziek. De Gregoriaanse gezangen. Eenstemmig en zonder begeleiding.
De naam van paus Gregorius is gebruikt omdat hij in zijn tijd, de toen bestaande muziek verzamelde en ordende. Maar pas rond 800, onder Karel de Grote, werd de muziek verspreid omdat Karel voorstander was van alle neuzen in dezelfde richting oftewel uniformiteit in de liturgie. (Karolingische Renovatio)
Zo werden Gregoriaanse gezangen de officiële kerkmuziek.
Het Neumenschrift was een poging om het één en ander vast te leggen maar dat voldeed niet meer bij meerstemmigheid.

Rond het jaar 1000 komt er vooral in het Westen een meerstemmigheid om toch een beetje te ontsnappen aan het keurslijf van het eenstemmige Gregoriaans.
Het Organum; tweestemmig en later het Melismatisch Organum: hierbij is de bovenstem beweeglijker ten opzichte van de wat monotonere onderstem.
Tropen zijn tussenvoegsels van teksten of melodieën en soms werden het zelfstandige stukken muziek: een Sequens. (bijvoorbeeld het Dies Irae)

Maar dat had allemaal tot gevolg dat er afspraken gemaakt dienden te worden en moest er toch iets opgeschreven worden. De muzieknotatie.
Guido van Arezzo (991 – 1033) werd daar ‘handig’ in. Letterlijk de Guidonische hand, waarbij elk vingerkootje een bijbehorende noot voorstelde. Zo kon er aangewezen worden wat er gezongen diende te worden.
Volgens mij wordt nu iets dergelijks gebruikt bij doofblinde mensen om te kunnen communiceren.
Maar ook is hij de grondlegger van de notenbalk. Een vier-lijnige en sinds de veertiende eeuw een vijf-lijnige en er werd een stelsel van acht toonladders vastgelegd.



Een begin van ons do-re-mi is te vinden in de abdij van Pomposa in Italië, waar Guido van Arezzo monnik was.

Ut queant laxīs
resonāre fibrīs
ra gestōrum
famulī tuōrum,
Solve pollūtī
labiī reātum,
ncte Iōhannēs.

Het Gregoriaans is sinds het tweede Vaticaanse concilie (1962) passé. Toch heeft het veel invloed gehad.
Zelf had ik al eens het Dies Irae ontdekt bij Rachmaninov. Dat kwam ook ter sprake. Maar ook Litszt gebruikte het in zijn Totendanz, Berlioz in zijn Symfonie Fantastique en het is terug te horen in films en bij popgroepen.

In één van de linken op muziekweb wordt Hildegard von Bingen (1098 – 1179) genoemd. Zij kwam ook uitgebreid aan de orde. Zelf zag ik de film Vision en wist het e.e.a. al.
Het enige liturgische zangspel wat ons overgeleverd is, het Ordo Virtutum, mét naam van de componist is van haar.
Gelukkig maar, anders hadden we echt nooit van haar gehoord. Meteen denk ik dan: ze was vast niet de enige.

Het Melimatisch Oganum ontwikkelde zich. Er kwamen meer stemmen en ze werden bewegelijker .
Leoninus en Perotinus vormden de Notre Dame school (1160 – 1230) Perotinus komt met zijn werk ‘Sederunt principes’ uitgebreid voor in ‘de naam van de Roos’ van Umberto Eco.
Na het meerstemmige volgde het ‘conductus’ en het ‘motet’.

De Spaanse koning Alfonso el Sabio (1221 – 1284) was meer geïnteresseerd in cultuur en wetenschap dan in het regeren van zijn land. Hij omringde zich met Joodse, Christelijke en Arabische geleerden en was actief als dichter en componist.
Er is nogal wat overgeleverd.
Niet alles was kerkmuziek en niet alles werd alleen maar gezongen. Er waren ook muziekinstrumenten en troubadours. Dat er ook muziekinstrumenten werden gebruikt weten we van afbeeldingen.
Macrabru en Bernard de Ventadour zijn bekende troubadours.
Of Macrabru net als de Ventadour ook onder Eleonora van Aquitanie heeft gediend is niet zeker. Eleonora is een bekende naam uit ons eerste deel; dat van de geschiedenis.

In Beieren is de ‘Carmina Burana’ bewaard gebleven. Een verzameling liederen uit de 12e en 13e eeuw. Carl Orff heeft deze gebruikt in zijn bekende compositie.
Kort geleden is het uitgevoerd in ‘de Doelen’.
Helaas greep ik naast kaarten.

Dan is de periode ‘Ars Antiqua’ zo ongeveer ten einde en gaan we richting 'Ars Nova'.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na, zoek soms verder en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.





maandag 8 maart 2021

De Bourgondiërs

Ondertitel: Aartsvaders van de Lage Landen. Geschreven door Bart van Loo (1973) in 2019.
Wanneer je geïnteresseerd bent in geschiedenis dan is dit boek een aanrader. Een stevige pil die vlot leest maar het is wel prettig wanneer je niet echt onbekend bent met de materie want anders raak je verdwaald in de vele namen.

Prettig ook dat ik het boek van Barbara Tuchman vorig jaar heb gelezen en verschillende modules heb gevolgd aan de Erasmus academie.
Een korte samenvatting van de belangrijkste koppen want hier ging natuurlijk het een en ander aan vooraf. Van Loo neemt een uitgebreide aanloop. De naam Rollo van de Noormannen kwam voorbij. Stichter van Normandië.
Die kende ik uit de Netflix serie ‘Vikings’.
De naam van de geschiedschrijver Froissart kende ik ook al van Tuchman.


Filips de Stoute/ Philippe le Hardi alias Philippe II de Bourgogne  (1342 – 1404) is de jongste broer van de Franse koning. Hij was geen troonopvolger van de Franse troon maar kreeg van zijn vader Jan II (de Goede), Bourgondië toebedeeld. De reden: Filips stond op jonge leeftijd zijn vader bij in de slag bij Poitiers en was samen met hem gegijzeld door de Engelsen. Dat staat allemaal in Tuchman’s boek.
De Bourgondische tak is dus een zijtak van het koninklijke huis 'Valois'.
Deze Filips had last van expansiedrang en trouwde uit economische perspectieven met Margaretha van Male. Zij was een rijke koopmansdochter en bracht zo het rijke Vlaanderen onder Bourgondische invloed.
Het ‘royale Bourgondische leven’ vindt in hem zijn oorsprong want hij hield wel van een feestje.
Zijn zoon Jan zonder Vrees/ Jean sans Peur alias Jan I van Bourgondië  (1371 – 1419), breidde de zaken uit en keek niet op een mensenleven.  Hij vermoorde zijn grootste rivaal en neef, de hertog van Orléans wat hem zelf later de kop kostte.
Hij trouwde met Margaretha van Beieren en kreeg een stuk of elf kinderen waaronder Filips de Goede, die hem zou opvolgen.
Deze Filips de Goede/ Philippe le Bon alias Filips III van Bourgondië (1396 -1467) staat op de cover van het boek. Hij was o.a. de stichter van de orde van het Gulden Vlies.
Hij is drie keer getrouwd en bij zijn laatste vrouw, Isabella van Portugal werd zijn opvolger geboren. Verder had hij een leger aan Bastaardkinderen.
Filips de Goede was voorzichtiger in het uitbreiden van zijn imperium. Hij sloot – vanzelfsprekend – strategische huwelijken en Bourgondië werd het rijkste gebied van West Europa. Hij hield van feesten en ook van kunst. De Vlaamse Primitieven kregen bij hem de ruimte. Omdat hij voortdurend rood stond was hij ook voortdurend op zoek naar inkomsten. Het gebied van de Lage Landen, onder het bewind van zijn nicht Jacoba van Beieren was reuze interessant. Dat pikt hij dan ook in.
Zijn zoon, Karel de Stoute/ Charles le Hardi alias Karel van Bourgondië (1433 – 1477) was weer een echte krijgsheer. Een beetje zoals zijn opa Jan zonder Vrees. De belastingen werden steeds hoger en hoger vanwege  de militaire strapatsen en toen Karel bij het beleg van Nancy om het leven kwam schoot de vlam in de pan. Hij was getrouwd met Margaretha van York en hun enig kind en dochter Maria van Bourgondië, (1457 – 1482) stond voor een moeilijke taak. Ze lag als rijke erfgename heel goed in de huwelijksmarkt en trouwde met Maximiliaan van Oostenrijk, uit het huis Habsburg om een tegenwicht te bieden aan de Franse koning.
Ze heeft geen bijnaam; verschil moet er zijn.
Als vorstin van de Nederlanden kwamen wij zo zonder de macht van de Habsburgers.
Helaas overleed Maria jong, na een val van haar paard (1482) en was haar zoontje Filips de Schone/Philippe le Beau alias Filips I van Castilië (1478 – 1506) de opvolger onder regentschap van zijn vader Maximiliaan. 
Hij trouwde met Johanna van Castilië (de waanzinnige) en ze  kregen zes kinderen waaronder de kroonprins, de latere Keizer Karel V. (1500 – 1558)

Hij was telg uit het huis Habsburg door zijn opa Maximiliaan en door zijn moeder Johanna heerser over het Spaanse Rijk.  Onder zijn zoon Filips II van Spanje (1527 -1598) werd het inmiddels beruchte 'pronkstuk' de 'Acte van Verlatinghe' getekend in 1581 en werd Nederland onafhankelijk. 
Dan wordt het voor mij minder interessant. De Nederlandse geschiedenis boeit me gewoon niet.

Via Wiki is nog een overzicht te vinden van dit alles.
Het leuke van van Loo is dat hij behalve humor ook de kunst erbij betrekt. Zo zat ik te lezen met de laptop binnen handbereik om de genoemde oude meesters en hun kunstwerken meteen op te zoeken.
Dan blijft alles wat beter hangen.

Ook leuk dat ik Christine de Pisan weer tegenkwam. Hofschrijfster van Filips de Stoute en Jan zonder Vrees. Eén van de allereerste vrouwen die leefden van de pen.
Ze nam het op voor vrouwen die hun bezittingen minstens even goed konden beheren als hun mannen. Ze moesten wel want veel mannen vertrokken naar het slagveld en keerden vaak niet terug. Ze kreeg daarna - natuurlijk-  van alles over zich heen.
Gelukkig kunnen we concluderen op deze internationale vrouwendag dat we sinds die tijd toch enige vooruitgang hebben geboekt. Evolutie is iets van de lange adem. Maar het komt goed.


PS: de Franse namen heb ik er zelf bij gezocht. Omdat ik die leuker vind.





zaterdag 19 oktober 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000 – 1300 IIa Theologie en Filosofie


Twee lessen over Geloof en Rede in dit tijdvak en dat toegespitst op Anselmus van Canterbury en Pierre Abélard, Averroes en Thomas van Aquino.
Zij behoorden tot de scholastiek.
Theologie en Filosofie behoorden in die tijd bij elkaar.

Anselmus, diegene van de ‘verzoening door voldoening’ is ook van het eerste ‘Godsbewijs’.
Zelf zie ik dat niet als bewijzen maar meer als argumenten. Bewijzen zijn attributen voor de bèta vakken.
Anselmus was Italiaan van geboorte en belandde in Canterbury, Engeland omdat Willem de Veroveraar in 1066 hele stukken van wat nu het Verenigd Koninkrijk is, annexeerde. De abdij van Bec, waar Anselmus inmiddels prior van was geworden had landgoederen in Engeland. Zo raakte hij daar verzeild en werd aartsbisschop van Canterbury in 1089 tot zijn dood in 1109.
De docente gaf interessante teksten van Anselmus (Uit ‘Proslogion’ in een vertaling van Carlos Steel ) en Abelard, (uit ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’ wat ik nog ongelezen op de plank heb staan) van Averroes en Thomas van Aquino.
Het boek ‘Proslogion’ is helaas niet – betaalbaar! en in het Nederlands - te vinden via het web. Jammer want daar ben ik wel nieuwsgierig naar geworden.

Anselmus redeneerde vanuit het geloof: ‘Ik probeer niet Heer, in Uw verhevenheid door te dringen, want ik acht mijn verstand geenszins te vergelijken. Maar ik verlang ernaar uw waarheid, die mijn hart gelooft en bemint, tot op zekere hoogte in te zien. Ik zoek immers niet in te zien om te geloven, maar ik geloof om in te zien. Want ook dit geloof ik dat ik niet zal inzien, tenzij ik geloofd zal hebben.’
Zijn ‘Godsbewijs’ had ik eerder geformuleerd: ‘bedenk het allergrootste en allervolmaaktste wat gedacht kan worden. Groter dan dit denkbare is God. God is iets waarboven niets groters gedacht kan worden. Het is beter te bestaan dan niet te bestaan. Een niet bestaande God is kleiner dan een bestaande dus bestaat God.’

Maar nu wat preciezer uit de ‘Proslogion’ uit 1077: ‘Welnu, wij geloven dat Gij iets zijt waarboven niets groters gedacht kan worden.[…] Zo dan wordt ook de dwaas ervan overtuigd dat ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ op zijn minst in het verstand is, omdat hij dat, wanneer hij het hoort, verstaat, en al wat verstaan wordt in het verstand is.
En zeker kan datgene ‘waarboven niets groters gedacht kan worden’ niet in het verstand alleen zijn. Want indien het uitsluitend in het verstand is, dan kan men denken dat het ook in werkelijkheid is, hetgeen groter is. [..] Bijgevolg bestaat zonder enige twijfel ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ zowel in het verstand als in werkelijkheid.’

Een Benedictijnse monnik uit Frankrijk, Gaunilo, is bekend geworden om zijn (eiland) kritiek op Anselmus maar die had volgens Anselmus nu juist het punt gemist. En dat denk ik ook.
Het gaat niet om iets werelds, iets materialistisch maar om een scheppend bewustzijn wat wij kunnen bedenken.

Een paar belangrijke ethische vraagstukken: de keuzevrijheid en het kwaad.
Volgens Anselmus is de vrije wil niet het vermogen om te kiezen tussen goed en kwaad, maar het door God gegeven vermogen om voor het goede te kiezen.
Het kwaad op zichzelf is ‘niets’.
‘Het kwaad dat ongerechtigheid is, is altijd niets; maar het kwaad dat één of ander nadeel is, is zonder twijfel soms niets, zoals blindheid, en soms iets zoals verdriet en pijn; wij hebben altijd een afkeer van deze nadelen die iets zijn. Wanneer wij dus het naamwoord ‘het kwaad’ horen, vrezen wij niet het kwaad dat niets is, maar het kwaad dat iets is, dat volgt uit de aanwezigheid van het goed.’
Maar waar komt het kwaad vandaan? Hoe komt het dat mensen of engelen (de engelenval, wat in principe hetzelfde is als de mensenval * ) kunnen kiezen voor het kwaad?
We lazen een paar stukken, opgesteld als vraag en antwoord van een leerling tot zijn meester uit een boek van Dom F. Schmitt. (denk ik)
De engel/ mens wilde ‘wat niet behoorde’ omdat hij kón willen. Maar dat is niet de enige reden. Hij wilde omdát hij wilde. Hij is zijn eigen werkende oorzaak en zijn eigen gevolg. [..] ‘Want het willen is niets anders dan het gebruik maken van het vermogen om te willen, zoals het spreken en het gebruik maken van het spreken ook hetzelfde zijn.’
‘Even’ over nadenken. *grinnik*
Ik heb Hannah Arendt er nog op nageslagen maar zij behandelt Anselmus niet.

Dan was er de Universalieënstrijd tussen de Realisten en Nominalisten. Even simplistisch: de ideeën van Plato versus die van Aristoteles. Plato was Realist en geloofde stellig in een hogere, niet-zintuigelijke werkelijkheid en Aristoteles is meer van de concrete werkelijkheid om ons heen, een Nominalist.
Anselmus was Realist zoals nog steeds vele gelovigen.
In de vroege middeleeuwen was de invloed van Plato veel groter omdat er - in het westen - veel van Aristoteles verloren was gegaan. Edoch: Averroes uit Cordoba (Al- Andalus) heeft veel Grieks- klassieke werken weten te vertalen vanuit het Syrisch en Arabisch waardoor langzamerhand ook Aristoteles meer invloed kreeg in het westen.
Hier voel je de scheiding van geesten al aankomen: de Theologie en de Filosofie.
Meister Eckhart en Willem van Ockham spelen daarin een rol.

Abelard (1079 – 1142) dacht precies andersom ten opzichte van Anselmus: eerst begrijpen en dan geloven. ‘Theologie’ is redeneren over het geloof volgens principes van de methodische twijfel. Niets kan geloofd worden voordat het wordt begrepen. (Niet: ‘bewezen’!)
Daar is ook wel iets voor te zeggen. Hij was meer nominalist en verschoof naar het conceptualisme.
Volgens Abelard bestaat er geen kwade wil; daden zijn op zichzelf neutraal. Het is de intentie waaruit ze voortkomen die daden goed of kwaad maken. Dat vereist zelfkennis.
Door Bernardus van Clairvaux(1090-1153) werd hij beschuldigt van ketterij want wanneer alleen intenties gelden kun je zondige daden niet meer veroordelen. Welke macht heeft de kerk dan nog? Abelard denkt dat hij God door de rede volledig zou kunnen begrijpen volgens Clairvaux.
Dit alles was reden genoeg om hem de mond te snoeren. In 1141 werd Abelard veroordeeld tot zwijgen.

Iets, voor mij, boeiends uit het boek ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’:
‘Hij (Gregorius de Grote) zegt: ‘het geloof heeft geen enkele verdienste, als de menselijke rede daarvoor het bewijs levert.’
Omdat mensen uit uw kring niet argumenterend kunnen spreken over het geloof dat ze belijden, nemen ze onmiddellijk als troost voor hun onwetendheid hun toevlucht tot de woorden van Gregorius. Wat betekent dat in hun gedachtegang anders dan dat we elke vorm van geloofsverkondiging, dom of verstandig, in gelijk mate moeten aanvaarden? Want als over het geloof niet mag worden nagedacht, uit angst de verdienste ervan kwijt te raken, en als datgene wat men moet geloven, niet aan een kritisch oordeel mag worden onderworpen, maar meteen moet worden ingestemd met datgene wat wordt verkondigd, ongeacht de dwalingen die die verkondiging teweeg brengt, dan betekent het niets om dit geloof te aanvaarden. Als het niet is toegestaan om het verstand te gebruiken, dan mag men met het verstand ook niets afwijzen. [..] De christen blokkeert zelf volledig redelijke argumenten en staat iemand anders niet toe om fatsoenlijk over het geloof te discussiëren omdat hij dat zichzelf absoluut niet toestaat.’

De rest van dit boek moet ik dringend gaan lezen.

Abelard werd verder ook nog bekend omdat hij de helft was van een heel beroemd, maar tragisch liefdespaar.
Abélard en Heloïse hebben mensen geïnspireerd tot liederen, boeken, toneelstukken en films.

De twee heren, Averroes en Aquino komen, vanwege de lengte van dit bericht in een volgend blogje.


*Nu ik er nog een over nadenk is de engelenval toch anders dan de val van de mens. We weten bijna niets van die engelenval, als ie al plaatsgevonden heeft.
Maar daarvan uitgaande komt de engelenval uit de engel zelf voort en de val van de mens wordt van buiten hem/haar veroorzaakt. Als dat klopt is het een interessant verschil.




Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.

vrijdag 26 mei 2023

Zonder vrije wil

Geschreven in 2011 door Jan Verplaetse,  (1969) een Vlaams filosoof en schrijver.
Al eerder noemde ik hem omdat ik in de Filosofie special uit 2019 over de vrije wil, herkenbare dingen las.
In dat artikel herkende ik wel het gedachtengoed van Schopenhauer maar werd hij niet genoemd. In dit boek staan verschillende uitspraken van hem.

Nu heb ik zijn ‘filosofisch essay over verantwoordelijkheid’ eindelijk gelezen. En dat was een hele kluif.
Een aantal stukken heb ik, als geïnteresseerde leek, verschillende keren moeten lezen om echt te begrijpen waar het over gaat.


Wat nu volgt is eerst een lijstje met woorden waarvan je de betekenis moet kennen anders raak je echt de weg kwijt.

Syllogisme: een redenering die uit twee of drie premissen (vooronderstellingen dat iets waar is) bestaat en gevolgd wordt door een logische, onweerlegbare conclusie.
Een voorbeeld wat ik zelf vaak gebruik tot hilariteit van de familie:
P1. Mensen zijn raar. P2. Ik ben een mens dus C.  Ik ben raar.
Een variatie op het Socrates-is– sterfelijk syllogisme.
Determinisme:  elk gevolg wordt voorafgegaan door een oorzaak.  Indeterminisme is dan het tegenovergestelde: niets ligt vast.
Causaliteit:  oorzakelijkheid; het verband tussen oorzaak en gevolg.   Acausaliteit is het tegenovergestelde dus geen verband tussen oorzaak en gevolg.
Causaal determinisme is dan een oorzaak- gevolg- ketting maar altijd gericht op het verleden. (Wanneer het op de toekomst is gericht is het teleologische determinisme)
In de kwantumfysica zijn de meningen hierover nog verdeeld, althans in de tijd dat het boek is geschreven. Hoe het er nu voorstaat weet ik niet.
En kwantumfysica is geen dagelijks menselijk leven.
Compatibilisme: de filosofische stroming die stelt dat vrije wil en determinisme beiden waar kunnen zijn. Incompatibilisten denken dat het niet kan.
Daarin heb je weer harde en zachte incompatibilisten:  
Libertarisme; stroming die in een vrije wil gelooft en het eens is met P1 en P2 maar P3 verwerpt. (zie verder) Dit zijn zachte incompatibilisten.
Alternatieve opties: de mogelijkheid om een andere beslissingen te nemen.
Broncontrole: de productie van beslissingen moet in handen zijn van een bron waarover de beslissende persoon controle heeft, zoals het eigen Ik. (maar die kan uitputtend gemanipuleerd worden)

Het Syllogisme van Verplaetse (p37):
P1: indien causaal determinisme waar is, dan zijn alternatieve opties en broncontrole uitgesloten.
P2: Alternatieve opties of broncontrole zijn noodzakelijk voor verantwoordelijkheid.
P3: de alternatieven voor causaal determinisme zijn irrelevant of uitgesloten.

C: Verantwoordelijkheid is uitgesloten.

Alle premissen worden behandeld, vaak met behulp van gedachtenexperimenten.
Over P1 is iedereen het wel eens. Indien causaal determinisme waar is, dan…
De moeilijkheden zitten in P2 en P3. Dat wordt allemaal haarfijn uitgelegd en behandeld.

In hoofdstuk vier beschrijft hij de maatschappelijke gevolgen. Verantwoordelijkheid en schuld bestaan niet; hoe nu verder? Is dat om problemen vragen?
Verandert dat ons, mensen, in amorele en onverantwoordelijke wezens? Nee, natuurlijk niet.
Bij de gevallen dat het toch niet loopt zoals in onze samenleving is afgesproken zouden we niet voor het strafrecht moeten kiezen maar voor het maatregelenrecht.
Hoe komt iemand tot zijn/haar daad en hoe kunnen we dat in de toekomst voorkomen.
In Nederland gaan we al die kant op.

De antwoorden zijn voor mij niet altijd bevredigend maar wanneer dit weer een aanzet is tot verder denken over schuld en verantwoordelijkheid en hoe daarmee om te gaan dan is dat alweer mooi..

Zelf moet Verplaetse vaak tegen zijn intuïtie in redeneren en erkent hij het probleem van de ‘lijdzaamheid’ bij een onvrije wil wat op de loer ligt.
Hij redeneert vanuit een naturalistische visie en dat vind ik wel weer spannend omdat de gereformeerde wereld die vrije wil ook altijd verworpen heeft. (Pelagius/ Augustinus; Erasmus/ Luther; Arminius/ Gomaris en art 14 van de NGB)
Die gereformeerde leer heeft er geen problemen mee omdat God ons voor verantwoordelijk houdt. Dat mag Hij, als Schepper.
Daar zit een knoop, ja. Het zij zo.
Hij houdt ons ook voor rechtvaardig en schuldloos alleen al wanneer wij in Hem gelóven, terwijl we dat feitelijk niet zijn.
Expres zeg ik: gereformeerde leer want volgens mij ben ik nog één van de weinigen die overtuigd is van een onvrije wil.
In die leer zie je inderdaad dat die lijdzaamheid op geloofsgebied soms te grote proporties aanneemt.

Zinnige dingen schrijft hij over (zelf)verwijten maken en wat dat voor gevolgen heeft. Dat het beter is om pas op de plaats te maken en te onderzoeken hoe je zelf en/of de ander zover zijn gekomen dat er verwijten zouden kunnen ontstaan.
Mijn slogan is al jaren: ‘hoe meer ik weet, hoe beter ik begrijp en hoe gemakkelijker het wordt om de ander te vergeven.’

Maar ook hij moet erkennen dat een sluitende filosofische waarheid toch iets anders is dan de praktische wereld om ons heen.
Dat vind ik dan wel weer bijzonder van ons, mensen. Wanneer iets zo logisch is waarom geloven we dat dan niet en leven we er niet naar? Of op z’n minst: streven we niet naar een samenleving zonder verantwoordelijkheid en de schuldvraag.
Er zijn steeds minder mensen die verantwoordelijkheid willen en durven nemen en dragen omdat ze er vaak op worden afgerekend met soms nare gevolgen.
Afschaffing van verantwoordelijkheid betekent tenslotte niet dat we ons onverantwoordelijk zouden moeten gedragen.
Ik moet het laten bezinken er eens langer over nadenken. Om zijn argumenten meteen in discussies te gebruiken lukt mij nog niet. Het moet eerst zijn weg vinden in mijn grijze massa.

Ongetwijfeld doe ik deze filosoof tekort met mijn samenvatting. Want hij schrijft zoveel behartenswaardige dingen. Er staan vele strepen in het boek.