Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Boeken. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Boeken. Sorteren op datum Alle posts tonen

donderdag 4 augustus 2022

Flauberts papagaai


Geschreven door Julian Barnes (1946) in 1984. Eerder las ik van hem 'Elizabeth Finch' en 'Arthur en George'; dat smaakte naar meer.
Ik las een elfde, digitale editie uit 2021.

Dit is een heel ander type boek dan de twee die ik eerder las en de titel in aanmerking nemende wist ik soms niet wie nu wat zei. Fungeerde Geoffrey Braithwaite als origineel denker en schrijver of als papagaai van Flaubert?
Dat maakte het boek juist wel boeiend en vaak humoristisch.  Maar dat moet je wel vatten. Zelf moet ik vaak even wennen aan iemands humor.



Geoffrey Braithwaite, een huisarts (net als mijnheer Bovary) in ruste onderzoekt het leven van zijn idool Gustave Flaubert. De schrijver van o.a. Madame Bovary en in mijn ogen een gecompliceerd mens.
Hij is weduwe geworden, heeft de tijd en vertrekt naar Frankrijk, bezoekt Rouen en Croisset waar Flaubert het grootste deel van zijn leven heeft doorgebracht, in een poging een biografie over hem te schrijven.
Zijn overleden vrouw Ellen Braithwaite (initialen: E.B. net als Emma Bovary) heeft een mislukte zelfmoordpoging gedaan, die Geoffrey heeft afgemaakt. ‘Ik heb haar uitgezet’
Zo zijn er meerdere overeenkomsten tussen de beide dames Emma en Ellen.

De gecompliceerde verhouding tussen Louise Colet en Flaubert krijgt de nodige aandacht. Louise was een niet onverdienstelijk poëzie schrijfster met prijzen op haar naam
Uit een brief aan haar: ' Critici! Eeuwige middelmatigheid die parasiteert op het genie door het te kleineren en uit te buiten! Een kudde meikevers die de mooiste bladzijden van een kunstwerk aan flarden hakt!'
Als ik het goed begrepen heb deed Flaubert niet anders bij haar schrijfsels. 

Tijdens het onderzoek en het schrijven krijgt Geoffrey allerlei associaties – hoe herkenbaar – met zijn eigen leven. Zo komt het dat er van alles door elkaar loopt.
Geoffrey ontdekt dat er in een hotel in Rouen een papagaai staat die op het bureau van Flaubert zou hebben gestaan. Maar in Croisset staat er ook één die op dat bureau zou hebben gestaan.
Welke papagaai is nu de echte en wie bepaalt dat?
Dat is naar mijn mening de vraag die dit boek opwerpt. Je kunt je nog zo in een ander verdiepen maar echt kennen en doorgronden?
Braithwaite fabriceert zelfs een heel alfabet op Flaubert.
 
Feit is in ieder geval dat Barnes zich uitgebreid heeft verdiept in het leven van Flaubert.
Nog een vraag die opgeworpen wordt en die mij deed denken aan het gedicht van Robert Frost: The road not taken oftewel de niet- geleefde levens.
Doen die er toe?
Volgens Flaubert/ Braithwaite/Barnes zullen die niet-levens toch altijd invloed uitoefenen op het leven dat geleefd wordt.
Daar moet ik dat eens over nadenken.
Er staan vele mooie dingen in:

‘In boeken krijg je dingen uitgelegd, in het leven gebeurt dat niet. Het verbaast me niets dat sommige mensen de voorkeur aan boeken geven. Boeken verklaren het leven. De enige moeilijkheid is dat de levens die ze verklaren die van anderen zijn en nooit dat van jezelf.’

‘Wat was de zin van de technische vooruitgang zonder zedelijke vooruitgang? De spoorwegen zouden er alleen maar  voor zorgen dat méér mensen zich verplaatsten, elkaar ontmoeten en samen stompzinnig zouden zijn.’

Passages van de echte of …..?

‘Kunst hangt af van de wijze waarop het verwezenlijkt wordt; een verhaal over een ploert kan even mooi zijn als het verhaal van Alexander. Je moet schrijven wat je voelt, zeker weten dat die gevoelens waarachtig zijn en maling hebben aan de rest.’

Dat laatste is het minst lastige. 

dinsdag 13 september 2016

De jacht op het verloren schaap


Geschreven door Haruki Murakami (1949) in 1982.

De eerste druk in het Nederlands verscheen in 1991; ik las de zeventiende uit 2015. Opgepikt in een executieverkoop.
Eerder las ik van hem Norwegian Wood en de trilogie 1q84.

Het leuke van het lezen van buitenlandse auteurs is dat je overal komt. Deze keer in het noorden van Japan op het grootste eiland: Hoikkaido waar kennelijk azalea’s bloeien in de herfst zo tegen de winter aan. ( p 288) Dat vond ik ietsje twijfelachtig. Maar een reis naar Japan staat nog op het verlanglijstje dus misschien kom ik er ooit zelf achter of het klopt.
Toen ik het uit had en het nawoord van de schrijver las bleek dat ik weer eens in een verkeerde volgorde lees. Ik had eerst ‘Luister naar de wind’ en ‘Flipperen in 1973’ moeten lezen omdat dit ook een soort van trilogie is. Gelukkig heb ik die ook uit dezelfde verkoop.

In ieder geval heb ik het weer met plezier gelezen. Een jonge man, de ik-figuur zonder naam, met zijn vriendin, ook zonder naam maar met uiterst aantrekkelijk oren worden uitgedaagd een verloren schaap te zoeken. Het kenmerk is een ster op zijn rug. Er zit een deadline aan vast met nare gevolgen.
Voor die gevolgen dekt de jongeman zich vast zoveel mogelijk in.
Wanneer het verhaal je te pakken krijgt blijkt het weer een ‘pageturner’ te zijn. Lukt het om dat schaap te vinden, waarom moest hij dat nu zo nodig gaan zoeken, wat zit erachter en waarom?
Een verbinding met het transcendente wordt gelegd; ik noem het maar een vorm van ‘literair magisch realisme’.
De manier van schrijven is vaak droog komisch. Een paar voorbeelden:
‘In het vliegtuig sparen we meer dan tien uur uit, nietwaar? Die tijd moet toch ergens heengaan?’ ‘De tijd gaat nergens heen. Het is een optelsommetje, meer niet. Die tijd kunnen we gebruiken zoals we willen, of het nou in Tokio of in Sapporo is. In tien uur tijd kunnen we vier films zien en twee keer uit eten gaan. Of niet soms?
‘Maar als ik nou niet naar de film of uit eten wil?’
‘ Dat is jouw probleem. Daar kan de tijd niets aan doen.’
Dat gaat dan zo een poosje door. Het is zo banaal en soms werkt het zo op mijn lachspieren.
Net het leven zelf.

‘Een karakter kan zich nog enigszins veranderen, maar de middelmatigheid is voor eeuwig. Dat heeft een Russische schrijver ooit gezegd. Soms zeggen ze wel slimme dingen, die Russen. Nou ja, ze hebben dan ook de hele winter de tijd om erop te komen.
Na het douchen kijkt de jongeman naar een oude Amerikaanse oorlogsfilm op tv.
‘Maar op het eind kwam alles weer op zijn pootjes terecht. Echt zo’n film dat je denkt: Nou, oorlog is zo gek nog niet – alles komt toch op zijn pootjes terecht. Wie weet maken ze een dezer dagen wel een film waarin de hele mensheid wordt uitgeroeid in een atoomoorlog, maar alles toch weer op zijn pootjes terecht komt.

De titel deed mij als gereformeerd meisje denken aan het verhaal uit de Bijbel van het verloren schaap. Het heeft er niets mee van doen. Tenminste: ik kan niets ontdekken. God komt wel een keer ter sprake want de chauffeur van de limousine is gelovig en heeft zelfs het telefoonnummer van God op zak. De jongeman noteert het en vraagt:
‘Waar kan ik het met God over hebben? Ik ben geen christen’.
‘Dat is niet zo’n probleem. Vertelt u Hem gewoon maar wat u denkt of over in zit. Het hindert niet hoe alledaags het onderwerp is, God zal u heus niet uitlachen omdat het Hem niet interesseert.’
‘Wel, reuze bedankt. Ik bel Hem beslist op’.
‘Doet u dat,’ zei de chauffeur.
Aan het einde van het boek blijkt de lijn echter dood te zijn.
Gelukkig heeft de mens geen fysieke lijn nodig.

Tegelijkertijd zit ik in een boek van Remco Campert op mijn e-reader. Ik lees vaak verschillende boeken tegelijk.
Wat valt mij op? Dat de Nederlandse schrijver zo zwaar op de hand is; zichzelf zo bloedserieus neemt. Die indruk heb ik van o.a. Murakami totaal niet. Alles blijft luchtig. Bij Campert wordt van alles vermeld wat naar mijn idee totaal irrelevant is. Ja, vanwege de sfeertekening maar die sfeer wordt misschien wel daardoor zo zwaarbeladen. Zó serieus. Hou ik daarom minder van de Nederlandse literatoren? Ik moet eens extra gaan opletten.
Pas las ik ‘de Joodse Messias’ van Arnon Grunberg. Die heeft ook dat luchtige maar hij staat mij tegen omdat ik zijn overmatige aandacht voor genitaliën vervelend vind.
De gemeenschap (is zo vertaald) in de boeken van Murakami is niet subtiel, eerder zakelijk en daardoor voor mij beter te verteren.
Wordt vervolgd met de voorgaande boeken.

maandag 10 oktober 2016

Willen I


Na de colleges filosofie over Hannah Arendt en haar eerste deel van de trilogie ‘The Life of the Mind’ over het ‘Denken’ heb ik mij ingeschreven voor het vervolg en haar tweede boek over ‘Willen’. Helaas ook het laatste boek van haar; ze stierf voordat ze het boek ‘Oordelen’ kon schrijven.
Samenvattingen van de eerdere colleges zijn te vinden onder 'Hannah Arendt de studie I, II, III en Slot'.
Beide boeken zijn geschreven in 1971 en dit boek is vertaald en uitgegeven in 2014.
Even kijken of ik die eerdere colleges en boek kort kan samenvatten:
Heel kort: een pleidooi om echt te denken. Het terugtrekken uit de wereld om te denken is enorm belangrijk en we moeten dat vooral blijven doen en vragen blijven stellen om het publieke domein open te houden.

Iets langer:
Denken lijkt in deze tijd te maken te hebben met wéten, met kennis verzamelen terwijl het voor Hannah een manier is tot contemplatie, om tot zingeving te komen en om grip te krijgen op de wereld zoals deze zich aan ons voor doet. Niet noodzakelijk een zoektocht naar waarheid (kennis). Daarin is zij beïnvloed door Kant.
Wanneer je echt denkt ben je even uit de tijd, uit de werkelijkheid en in de eenzaamheid. Door de woorden te gebruiken die wereld ons aanreikt – een mentale activiteit - overbruggen we de vervreemding waarin we worden geboren en voeren we geluidloze dialogen in onszelf.
Niet denken of gedachtenloosheid is voor Hannah een kwaad dat op de loer ligt in onze tijd van ongelimiteerde vooruitgang en globalisering. Het pluralisme, de veelkleurigheid, dreigt te verdwijnen en totalitarisme ligt op de loer.

Eerste deel: De filosofen en de wil.

Haar boeken zijn een kritiek op de ‘moderne tijd’, een tijd die bol staat van gelijkschakeling en globalisering en waarbij de pluraliteit, de veelkleurigheid waar Hannah voorstander van is, in het gedrang komt.
De overeenkomst tussen ‘willen’ en ‘denken’ is dat ze beiden datgene wat in de tijd afwezig is, aanwezig kunnen stellen.
Het grote verschil tussen ‘denken’ en ‘willen’ is dat ‘denken’ (vooral) te maken heeft met het verleden terwijl het ‘willen’ zich uitstrekt naar de toekomst. Ook het willen trekt zich, net als het denken terug uit het heden maar kan niet achteruit willen. Dat geeft spanning want het verleden is afgesloten en de toekomst ligt open.
Het denken en willen vormen de menselijke geest; een pluraliteit, want deze twee kunnen niet gelijkgeschakeld worden. Ze botsen in de tijd.

Hannah gaat de ‘wil’ analyseren in een historisch perspectief, net zoals ze in haar boek ‘Denken’ deed met het denken door de eeuwen heen.
De oude Grieken leggen de klemtoon op het denken; dat wat geweest is, wat is en altijd zal zijn. De voltooid verleden tijd. Er is dan geen vooruitgang.
Je speelt je levensrol zo goed mogelijk and that’s it.
In het moderne denken is het willen belangrijker, het uitstrekken naar de toekomst. Die bewustwording met de problemen die daarbij horen is voor het eerst bewust beschreven door Paulus in de Romeinenbrief. Komt in een volgens hoofdstuk aan de orde.
De middeleeuwse filosofie was erop gericht om het Christelijke denken te verzoenen met het Griekse denken. De scholastiek?
We zullen het horen want Thomas van Aquino en Duns Scotus komen ook nog aan de orde.

In de inleidende hoofdstukken komen meerdere filosofen aan de orde en aan het einde daarvan bespreekt Hannah de filosoof Hegel.
Hegel probeert de spanning tussen het willende en het denkende ego op te lossen door het verleden te verinnerlijken. Daardoor komt er een verzoening tot stand tussen de geest (het goddelijke) en de wereld met de menselijke aangelegenheden. (p61)
Alles wordt opgezogen en van betekenis voorzien om zich daarna uit te strekken naar een doel.
Daarin neem je natuurlijk allemaal je eigen verleden mee.

Door de Franse revolutie heeft de mens voor het eerst geleerd om niet (meer) op god(en) te vertrouwen maar zijn eigen denken als fundament te ontdekken. Terugkijkend neemt Hegel de geschiedenis van de mensheid dan ook serieuzer dan iemand voor hem heeft gedaan.
(Zit ik mij af te vragen of theologen als Kuitert beïnvloed zijn door Hegel met de idee: ‘al het spreken over boven komt van beneden’….. mmmm het is ook de tijdgeest denk ik, maar ja, die wordt ook weer mede bepaald door wat filosofen denken en schrijven.)
In ieder geval is Hannah het niet met hem eens. Volgens haar volgt Hegel een cyclisch tijdsconcept (these- antithese – synthese) terwijl je om in vooruitgang te kunnen denken je een rechtlijnige tijd nodig hebt.
Dat lost Hegel weer op door een ‘wereldgeest’ te postuleren die rechtlijnig stuwt. Onder wereldgeest verstaat hij dat wat alle mensen samen uiten. Dat is meteen ook zijn zwakke plek volgens Hannah.

Ik beweer dit wel allemaal maar wanneer ik op het internet of in mijn boeken naar de filosofie van Hegel zoek wordt er overal iets anders beweerd. Kennelijk is het een lastig te volgen heerschap. Bertrand Russell vindt hem zelfs het moeilijkste te volgen van alle filosofen. (p 656 in ‘Geschiedenis der Westerse filosofie’. Een vierde druk uit 1975. Ja, ooit voor een euro tijdens een boekenmarkt opgevist)

Ik ga nu ook nog meer ontdekken dat het spreken over de ‘vrije wil’ meer preciezer moet worden.
Er is een willende wil en een wensende wil. Bij de vrije wil discussies gaat het om de willende wil.
Van buiten gezien hebben mensen inderdaad een vrije wil om de één of de ander keus te maken.
Je kunt gaan kiezen om niet te gaan wandelen of om dat wel te doen zoals Hannah beschrijft. Zij is voorstander. Maar Hannah, wanneer je bijvoorbeeld net een artikel hebt gelezen over het feit dat wandelen zo gezond is dan zal de keuze om te gaan wandelen wellicht anders uit vallen dan wanneer je dat artikel niet zou hebben gelezen.
Van binnenuit wordt je keus bepaalt door jouw eigen - wat Hegel noemt - verinnerlijkte geschiedenis. Maar dan kom ik toch weer uit op die specifieke eigen wil die relatief vrij is.
Mijn idee is best wel goed.
Tot nu toe.

Wordt vervolgd.

Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene voor mijzelf enigszins in overzichtelijke brokken samen te vatten.

vrijdag 20 februari 2015

De geschiedenis van de Joden deel 1


De Geschiedenis van de Joden, nee niet die van Flavius Josephus. Hij schreef de oude geschiedenis van de Joden. Deze geschiedenis is geschreven door Simon Schama , een Brits historicus van Joodse komaf.
Het boek heeft als ondertitel: De woorden vinden 1000 v.C. - 1492, (ik las al dat het tweede boek dat in september 2015 uitkomt als ondertitel heeft: ‘geen woorden voor’)
Schama is meer van deze tijd en een tikkeltje wetenschappelijker.
Het is een stevige pil en dit is nog maar deel 1.
Maar boeiend voor wie geïnteresseerd is de joodse geschiedenis. Anders kom je er niet doorheen. Hij belicht punten waar je soms helemaal niet bij stil hebt gestaan.
Ik vond het lastig om er een lopend verhaal van te maken, dus is het wat hap snap.
 

Vroeger op school en zondagschool had ik het idee dat de wereld bestond uit Nederland en Israël wat door grote vorsten als David en Salomo werd geregeerd. Toen ik ooit ‘de Bron’ van James Michener las (uitgegeven in 1965; ik las het in de jaren tachtig) kwam ik tot de bewustwording dat Israël een ministaatje was dat ingeklemd lag tussen de wereldmachten: Egypte en Babel/Assyrië en dat deze wereldmachten aasden op de handelsroutes die dwars door Israël van Noord naar Zuid liepen. Dat boek definieerde ik voor mezelf als een boek dat ‘achter de Bijbel langs liep’ en kreeg ik voor het eerst het gevoel dat wanneer je de Bijbel leest als geschiedenis boek, je dan met veel dingen in de knel komt. Het is en blijft een geloofsboek met een heel andere lading en bedoeling.
Ook dit is zo’n achter-de-Bijbel-langs-boek. Het verbreedt de blik naar de wereld van toen.
Bij de deportaties naar Babel en Assyrië zijn er bijvoorbeeld joden gevlucht naar Egypte. Op het eiland Elephantine in de Nijl zijn Joodse fundamenten en geschriften gevonden.

Bijzonder vond ik te beseffen dat in de Arabische wereld van de eerste eeuwen zoveel Joden woonden. Zij deden voluit mee aan het sociale leven al mochten ze op de meeste plaatsen geen wapens dragen en vaak verplichte kleuren in hun kleding. Het ‘Jodenster geel’ was kennelijk al eerder uitgevonden dan WO2.
Na 70 AC waaierden de Joden uit naar de omringende landen, de Arabische wereld, de noordkust van Afrika en via de Kaukasus naar Europa en stichtten daar hun gemeenschappen.
(De brief van Jacobus is gericht aan de twaalf stammen in de verstrooiing; moet dus geschreven zijn na 70 AC naar mijn bescheiden mening)

In 1896 werd door twee Engelse zussen , de Geniza van Fustat (later Cairo) ontdekt. Zij keerden terug uit Egypte met boek fragmenten waarvan ze dachten dat het wel eens belangrijk zou kunnen zijn. Zij lieten ze zien aan Solomon Schechter van het Cambridgecollege die ze meteen herkende als zeer waardevol.
Hij zorgde ervoor dat de inhoud van deze opslagplaats bekend werd onder de intelligentsia en van daaruit is er veel meer bekend geworden over het joodse leven. Het was/is één van de grootste middeleeuwse archieven.

In de Islam zijn er de sjiieten, die vooral volgens de Koran leven en de soennieten die ook de Soenna en/of AHadith serieus nemen. Er zijn christenen die alleen de Bijbel serieus nemen en christenen die ook de belijdenisgeschriften erkennen en zo had/heb je in het Jodendom de joden die enkel de TeNaCH erkennen: de Karaïeten en joden die ook de Talmoed serieus nemen en later bijvoorbeeld ook de geschriften van de grootste rabbijn: Maimonides .
In Cordoba geboren in 1138. (Hier een standbeeld van hem in de joodse wijk van Cordoba. Wij waren in 2011 in Andalusië.)
Een enkele keer resulteerde dat in een 'broederclash' zoals rond 1242 in Frankrijk waar de Karaieten helaas steun zochten bij ketterjagende monniken en waardoor in opdracht van Lodewijk IX een enorme stapel Talmoedische boeken en manuscripten zijn verbrand. Dat is zeer onjoods: het jodendom versnippert, verscheurt en verbrand het woord van God niet. Oude kapotte boeken worden eervol begraven.
Over iets wat ik me ook vaak afvraag heeft Maimonides ook al nagedacht: waar komt toch die eeuwige judeofobie vandaan? Want dat speelt al veel langer dan de constructie van de ‘vervangingstheologie’ die gelukkig aan het verdwijnen is. Het stamt al uit het oude Egypte. 



Volgens Maimonides is deze geworteld in de onzekerheid van andere godsdiensten ten opzichte van de onweerlegbare en simpele grootsheid van het Joodse geloof en de Mozaïsche wet. Ach, na Maimonides werd het alleen nog maar erger. De bekeringsdrift van de RK kerk kenden geen grenzen.

Het boek spitst zich naar het einde toe op de vervolgingen van de Sefardische Joden in Spanje en Portugal door de inquisitie. De rillingen lopen je over de rug wanneer je leest dat de joden steeds maar weer mochten ‘meedoen’; door hun schranderheid het er vaak goed vanaf brachten, vervolgens kwam er toch weer afgunst om de hoek kijken en moesten ze het ontgelden. Hun bezittingen werden afgepakt/ geconfisqueerd, hun boeken verbrand en werden ze vermoord. In 1066 werd Granada ‘gezuiverd’; in 1290 werden ze uit Engeland verdreven, in 1306 uit Frankrijk. In 1467 werden de Joodse bekeerlingen tot het Christendom, de ‘conversos’ in Toledo een kopje kleiner gemaakt. Dus bekering gaf ook geen zekerheid.
In 1492 werd door Ferdinand en Isabella het vonnis getekend voor de verdrijving van de joden in Spanje na jaren van inquisitie. Het werd nota bene getekend in het Alhambra dat vierhonderd jaar eerder was ontworpen door een Jood: Jehosef ibn Nagrela en onder de dynastie van de Nasriden werd gerealiseerd.

Schokkend vond ik het verslag van de Portugese koning Emanuel (!) in 1497. Hij wilde de joden in navolging van Ferdinand en Isabella van Spanje, verdrijven uit zijn land maar wilde de voordelen die de joden hem brachten niet kwijtraken. Daarom liet hij op de avond voor Pesach alle kinderen ouder dan twee jaar oppakken. Duizenden kinderen verdwenen en werden nooit meer teruggezien.
Daar ga je toch van over je nek?
Toen wij in 2009 in Israël waren was ik niet bepaald onder de indruk van de vriendelijkheid van de Israëliërs. Ik vond hen afstandelijk en stug. Wanneer je zo de geschiedenis leest en bedenkt in welke omstandigheden zij nu alweer verkeren, dan begrijp ik veel. Zelfs in hun eigen land kennen ze nauwelijks rust.
Het is een volk wat echt altijd is opgejaagd. Daardoor is hun kennis en kunde wel over de wereld verspreid. Want ik denk dat wij ongemerkt veel aan hen te danken hebben. Kijk alleen al naar het lijstje Joodse Nobelprijswinnaars.

Aan het einde van het boek is een tijdbalk van deze periode die begint met de stele van Merenptah.
Vlak voor deze tijdbalk staat een gedeelte uit psalm 19:

De hemel verhaalt van Gods majesteit,
het uitspansel roemt het werk van Zijn handen,
de dag zegt het voort aan de dag die komt,
de nacht vertelt het door aan de volgende nacht.

Toch wordt er niets gezegd, geen woord
gehoord, het is een spraak zonder klank.
Over heel de aarde gaat hun stem,
tot aan het einde van de wereld hun taal.




woensdag 13 juli 2022

Er is geen vrouw die deugt


Een boekje met een bijzondere titel van de filosoof Arthur Schopenhauer. (1788 – 1860)
Eerder las ik van hem 'de vrijheid van de wil'.
Hij schreef dit boekje in 1851 en is onderdeel van ‘Parerga und Paralipomena, kleine philosphische Schriften’.
Het is een vertaling uit 1974.

De titel vond ik zo intrigerend dat ik nieuwsgierig werd. Wat beweegt iemand om hierover een boek te schrijven? Mijn wil om dit boekje te lezen werd danig geprikkeld.


  
Nu valt het allemaal wel een beetje mee want er is maar één hoofdstuk wat over de niet-deugende vrouw gaat. De rest zijn bespiegelingen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Veel interessanter.
Over opvoeden, onderwijs, filosofie uiteraard. Over godsdienst, zelfstandig denken. Over lawaai en luidruchtigheid: wat haatte hij de klappende zwepen van de koetsieren. Over politiek en geleerden. Over suïcide en over dromen.

Tijdens het lezen van deze 'Maarten van Rossum van de negentiende eeuw' moest ik toch wel vaak grinniken, net als bij de ‘echte’ en na eerst het nawoord te hebben gelezen begreep ik dat Arthur, met zijn knorrige aard, niet zo’n beste verhouding heeft gehad met zijn moeder. Tsja…en Freud verscheen pas in 1856 op het wereldtoneel.
Of dit hoofdstuk daardoor beter te verteren valt …..ach zolang je het met humor kunt lezen gaat het wel.  
Rüdiger Safranski heeft een boek over hem geschreven maar dat moet ik nog lezen, het ligt te wachten. Wellicht wordt het dan nog beter te begrijpen.
Waar ik zo om moet lachen:
‘Dat vrouwen zo geschikt zijn om ons in onze vroegste jeugd te verzorgen en op te voeden komt omdat zij zelf kinderlijk en dom en kortzichtig, in één woord hun leven lang grote kinderen zijn – een soort tussenstadium tussen het kind en de man, die de eigenlijke mens is.’[…]
‘Een man bereikt zijn verstandelijke en geestelijke rijpheid zelden voor zijn achtentwintigste jaar, een vrouw al met haar achttiende. Maar haar verstand is er dan ook naar: het is wel heel armzalig uit gevallen’.

Wat een schattige ouwe knorrepot is het toch. Heeft waarschijnlijk weinig ‘normale’ vrouwen in zijn leven ontmoet.
Wat wel weer in zijn voordeel pleit is zijn subtiele gevoel voor humor en cynisme.

Wat sprak mij het meest aan van de andere onderwerpen:
Dat de mens gedreven wordt door zijn – onvrije - wil tot leven had ik al ontdekt in zijn andere boek. Het eigenlijke zijnde voor Schopenhauer is ‘wil’.
Zijn ideeën over opvoeding en het onderwijs en om zelfstandig te leren nadenken in plaats van het kopiëren van andermans ideeën zijn het overdenken waard. Hij wijdt er ook meerdere stukjes aan.
Dat kwam en kom ik op fora ook wel tegen. ‘De mensen die zo vlijtig en haastig zijn, strijdvragen te beslissen door het aanhalen van autoriteiten, zijn eigenlijk blij wanneer zij, bij gebrek aan eigen verstand en inzicht, dat van anderen in het veld kunnen brengen.’
Ach, ik heb het ook wel eens gedaan. Je kunt niet alles weten en soms weten anderen het beter onder woorden te brengen dan jij.

Schopenhauer schrijft beeldend. Dat moet hij ook wel want hij heeft een uitgesproken mening over schrijven en stijl. Dat komt later. Eerst nog even over dat zelfstandig denken:
‘Zoals een omvangrijke, ongeordende bibliotheek niet zoveel nut afwerpt als een middelgrote die wel geordend is, zo is ook een grote hoeveelheid kennis die niet door ons eigen denken is verwerkt, veel minder waard dan een kleine hoeveelheid die wij zelf hebben doordacht.’
Daarom pleit hij ook in het onderwijs eerst voor het aanleren van vakken waarin niet zoveel fout kan gaan zoals wiskunde, natuurkunde, talen en geschiedenis. Die zijn gebaseerd op feiten. Pas op latere leeftijd de vakken als godsdienst, filosofie en algemene beschouwingen omdat ‘voor het krijgen van een kritisch vermogen rijpheid en ervaring nodig zijn’.
Het gevaar is volgens hem namelijk aanwezig dat leerlingen opgezadeld worden met teveel vooroordelen. ‘Daarom hebben zo weinig geleerden het gezonde verstand dat volkomen ongeschoolde mensen dikwijls wel hebben.’

In het verlengde hiervan: ’Geleerden studeren in de regel met het doel onderwijs te geven en te kunnen schrijven. Daarom lijkt hun hoofd op een maag-darmstelsel dat het voedsel onverteerd weer afscheidt. Hun onderwijs en hun geschrijf zal dan ook van weinig nut zijn.’

In zijn tijd was het kennelijk ook al niet best gesteld met de schrijverij:
‘Tegen het gewetenloze inkt vermorsen in onze tijd en de steeds hoger stijgende zondvloed van nutteloze en slechte boeken zouden eigenlijk de tijdschriften een dam moeten zijn. Onomkoopbaar, rechtvaardig en streng zouden zij al dat gepruts van onbegaafden, al dat geschrijf waarmee een leeg hoofd een lege buidel probeert vol te schrijven, dat is te zeggen negen tiende van alle boeken, genadeloos moeten afstraffen en daardoor consequent de schrijf manie en de afzetterij moet bestrijden, in plaats van die te bevorderen door in laaghartige verdraagzaamheid gemene zaak te maken met de schrijvers en de uitgever om het publiek van tijd en geld te beroven. […] daar komen al die jubelende recensies van slechte boeken vandaan waarvan de tijdschriften vol staan’.

Nu heb ik nog niet eens gehad over de godsdienst en het lijden in deze wereld. Schopenhauer is atheïst en vindt godsdienst iets voor kinderen. Wie nadenkt over openbaringen zal inzien dat het ook menselijke ideeën en gedachten zijn. Kuitert avant la lettre.  
Hoe Schopenhauer tot zijn ideeën is gekomen moet ik waarschijnlijk uit het boek van Safranski halen. Daar ben ik altijd benieuwd naar: hoe komen mensen tot hun overtuigingen die soms in steen lijken te zijn gebeiteld.
Zo schrijft hij: ‘Hij (God) zou dus een zwak, aan de zonde onderworpen geslacht uit het niets tot aanzijn hebben geroepen om het daarna over te leveren aan een kwelling zonder einde.’

Een vraag van formaat. Zeker, maar – voor mij – toch geen reden om de godsdienst de rug toe te keren zonder te zoeken naar antwoorden? Desnoods je hele leven?
Schopenhauer vindt deze wereld al erg genoeg, ‘zij is het vagevuur, de hel, en aan duivels ontbreekt het er niet. Men hoeft er maar op te letten wat mensen elkaar soms aandoen, met wat voor ingenieuze folteringen de een de ander doodmartelt, en zich dan af te vragen of duivels het beter zouden doen.’
Soms heeft hij wel een beetje gelijk. l’Enfer, c’est les autres.
En toch deugen de meeste mensen wel weer.  Het is maar hoe je het bekijkt.
In ieder geval heb ik het met plezier gelezen.

Ok: nog een uitsmijter:
‘Geld is het menselijke geluk in abstracto; wie het geluk niet in concreto kan genieten, zet dus al zijn zinnen op geld.
 

 

zaterdag 25 april 2020

De Bijbel


In dit geval geschreven door John Barton (1948) in 2019
en dan niet de Bijbel zoals we die kennen maar een boek óver de Bijbel.
Originele titel: ‘A History of the Bible: The Story of the World’s most Influential Book’
Barton laat in dit boek zien hoe de Bijbel zoals wij die kennen is geëvolueerd (oei, beladen woord) uit wetboeken, geschriften en brieven.
Ook Barton kijkt, net als Pagels met wetenschappelijke ogen. In de conclusie schrijft hij : “Net als in de rest van dit boek ga ik er niet van uit dat de lezers zelf gelovig zijn, alleen dat ze benieuwd zijn naar de plaats van de Bijbel in het geloof.”
Ik ben gelovig maar ook nieuwsgierig, dus kennelijk behoor ik niet helemaal tot de doelgroep van Barton. maar ik zie de Bijbelwetenschap als iets anders dan het geloof dat ‘de Heilige Schrift alles bevat wat nodig is voor verlossing.’
In mijn brein geeft dat geen problemen. Het zijn twee verschillende afdelingen. Een beetje zoals Spinoza dat ervoer: de betekenis van een tekst of het waarheidsgehalte zijn twee verschillende dingen.


Ik las weer een digitale editie naar de eerste druk want het is weer een dikke pil en als boek even te duur. Misschien een keer op de tweedehandsmarkt.
Het markeren en notities maken gaat me op de e-reader ook steeds gemakkelijker af. Er zijn dan ook weer heel veel stukken gemarkeerd.
Maar hoe krijg ik nu weer een samenhangend geheel. Pffft.
Het is een naslagwerk om te kauwen en weer eens stukken te lezen en te herkauwen.

In vier delen:
1. Het Oude Testament,
2. het Nieuwe Testament,
3. de Bijbel en zijn teksten en
4. De betekenissen
De vier delen bestaan weer uit verschillende hoofdstukken en daarin beschrijft Barton de geschiedenis van het Boek der Boeken.
Hoe uit de verhalen, mythen, gedichten, profetieën en spreuken een geheel ontstond. Wat kunnen we weten van de schrijvers en wat juist niet. Hoe zit het met de inspiratie van de Heilige Schrift, met zijn verspreiding en met al die vertalingen die we inmiddels hebben.
Wat werd eraan gerommeld, met goede bedoelingen natuurlijk, maar toch. *
Soms om het wat meer 'Christologisch' te laten kloppen? Dat idee heb ik gekregen bij psalm 22.
Iedere vertaler brengt zijn eigen context mee.
Het is niet een in beton gegoten geheel maar de Bijbel die we nu kennen heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt. Van boekrollen tot codices.
En er waren zoveel handschriften.
Wat was de invloed van ‘kerkvaders’ zoals Hieronymus, Origenes, Marcion, Luther en Tyndale. Van geschiedschrijvers zoals Josephus en Philo en van filosofen zoals Erasmus en Spinoza.
Hebben we nog iets gemeenschappelijks met de Joden en wat dan; met de Rooms Katholieken met hun Traditie en wat dan; de betekenis van de reformatie en nog veel meer.
Een bloemlezing van wat mij opviel en het besef dat dit de wetenschap is tot nu toe en dat ook niet alle wetenschappers het altijd met elkaar eens zijn:

1. Het Oude Testament.
Geschreven in de achtste eeuw BC en Prediker en Daniel in de tweede eeuw BC. De verhalen zelf zijn ouder maar hoe een orale traditie verliep is niet volledig helder te krijgen.
Het is de vraag of Mozes de schrijver was van de Pentateuch, men denkt ook aan Ezra.
Het dateren van Bijbels materiaal is enorm moeilijk; de oudste manuscripten zijn de Dode-Zee rollen uit de tweede eeuw BC.
Er is de Menerptah stele waarop Israël wordt genoemd maar dat is ook het enige in de Egyptische teksten.
Hier had ik ook al het e.e.a. op een rijtje gezet.
In het huidige Irak zijn kleitafelteksten gevonden, de Murashuteksten over een Joodse familie ten tijde van de Babylonische ballingschap. 538 BC. Dat zijn leuke weetjes.

De bloeitijd van de Joodse literatuur ligt iets eerder dan de klassiek periode van de Grieken en later dan de Egyptische en Mesopotamische teksten zoals het Gilgamesj Epos.
Barton schrijft uitgebreid over de teksten en hun verschillende stijlen. Over de profeten, wijsheden, psalmen en apocriefen. Over de Talmoed en de Midrasj.
In het OT draait het uiteindelijk om de verhevenheid van God, de autoriteit van Mozes, en de centrale plaats van de Thora.
Over de Goddelijke Inspiratie van de Bijbel en de onfeilbaarheid, over rabbijnen en kerkvaders met hun invloeden.
Origenes bijvoorbeeld vond het al getuigen van domheid om de schepping letterlijk te lezen.
Hij was dol op allegoriseren.

Ook Barton heeft zo zijn twijfels bij de gepersonifieerde wijsheid in het Spreukenboek. Ik schreef daar al eerder over.
Men leest daar altijd Christus in, waarschijnlijk gebaseerd op de Griekse tekst maar het Hebreeuws geeft daartoe geen reden. Het gaat gewoon over wijsheid. Je kunt kennelijk ook te Christologisch lezen.

2. Het Nieuwe Testament
Aandacht voor de datering, en stijlen De brieven van Paulus – tussen 40 en 60 AC - die ouder zijn dan de evangeliën en niet allemaal door hemzelf geschreven.
De triniteitsformule bestond al bij Paulus. (2 Kor 13:13) Werd later een dogma. Gedoe bij Erasmus over het ‘Comma Johanneum’.

De chronologie die binnen de brieven naar voren komt en die in het boek Handelingen beschreven wordt klopt niet.
Heeft Paulus nu 1x in de gevangenis gezeten of verschillende keren? Hoe belangrijk is dat?
Hoe zit het met de tegenstrijdigheid in de gehoorzaamheidteksten van de vrouw?
Volgens de NRSV zijn er zinnen aan toegevoegd zoals 1 Kor 14: 33b – 36 en heeft dat tussen haken geplaatst omdat het niet overeenkomt met eerdere uitspraken van Paulus.
Is de Colossenzen brief nu wel of niet door Paulus geschreven? Volgens Barton wel en volgens G. H. van Kooten in ‘Paulus en de kosmos’ in 2002 niet. (p 130) Nou ja, dat moeten de geleerde heren zelf maar uitvechten.
De Hebreeënbrief is in ieder geval niet van Paulus, dat is al door Origenes aangetoond. Later weer niet geaccepteerd natuurlijk (King James en onze Staten Vertaling) en nog weer later weer wel.
Konden Petrus en Jakobus als Aramees sprekende ongeletterden zulke brieven schrijven in het Grieks? Ook best een dingetje, ja.
Dat onder pseudoniem schrijven om gewicht aan een geschrift mee te geven was meer normaal dan nu.

Het synoptische probleem van vier verschillende evangeliën komt aan de orde; door wie en wanneer geschreven. Andere evangeliën, zoals van Petrus en Thomas zijn sowieso jonger.
De invloed van het Hellenisme wat alles en iedereen in die tijd beïnvloedde: In de Hebreeuwse bijbel is de onsterfelijkheid van de ziel niet duidelijk terug te vinden. Daar ben ik ook al eens tegen aan gelopen.

3. De Bijbel en zijn teksten
De Dode-Zee rollen zijn een belangrijk bron gebleken.
Wanneer is de canon ontstaan. Aan het einde van de tweede eeuw was er al een soort van consensus over de boeken binnen de canon. Dat was rond de tijd van Origenes. (185 – 253 )
Door Athanasius werd dat proces officieel bekrachtigd. De beruchte paasbrief van hem uit 367 AC. Het fragment van Muratori lijkt dat te bevestigen.
Niemand koos boeken of geschriften uit; ze werden gelezen, verdedigd en werden belangrijk.
Nog een oud geschrift onder vele anderen is de Didachè.

De verschillen in handschriften wordt aan de hand van voorbeelden uit de doeken gedaan
De uitspraken van Jezus over de echtscheiding bijvoorbeeld. Wat de oorspronkelijke vorm was is niet meer te achterhalen. In ieder geval kunnen we er van uit gaan dat Hij de vrouwen wilden beschermen tegen uitbuiting. Dat past inderdaad bij Zijn wezen, denk ik.

Van de Hebreeuwse Bijbel (OT) is één zorgvuldig beheerde tekst en dat is de Codex Leningradensis. Geschreven door de Masoreten in 1008.
De Dode Zee rollen, later gevonden maar ouder van datum staan dicht bij deze tekst.
De Septuagint, een Griekse vertaling van het OT uit de tweede eeuw BC die na verloop van tijd minder ‘Joods’ en meer ‘Christelijk’ werd.
Dus je beroepen op precieze teksten tijdens een discussie is een hachelijke zaak. Maar dar was ik zelf ook al achter gekomen. Vertalen is verliezen, per definitie.

4. De betekenissen
Voor Joden is de Bijbel geen boek over onheil en redding maar meer een van God ontvangen leidraad voor het leven. Joden en Christenen interpreteren daardoor heel verschillend en ontwikkelden zich op verschillende manieren .
De val van de mensheid komt behalve in Genesis nauwelijks voor in de Hebreeuwse Bijbel.
Ook volgens Bonhoeffer is ‘het geloof van het Oude Testament geen religie van redding’.
Volgens Joden kan elke passage bijdragen aan interpretaties van andere passages. Context doet er niet toe. Midrasj, het interpreteren en uitleggen komt in alle geschriften voor.
Je hebt ook nog pesjat, remez, derasj en sod. Die kende ik al.

Een aantal rabbijnse aannames over de Bijbel:
1. De Bijbel is een cryptische tekst
2. De Bijbel is altijd relevant
3. De Bijbel bevat geen tegenstrijdigheden (midrasj richt zich erop om de verschillen met elkaar te verzoenen)
4. De Bijbel is door God geïnspireerd.
Veel overeenkomsten dus met de Christelijke manier van uitleggen. Zij gaat er ook van uit dat de Bijbel een geheel is. Nu dan inclusief het NT. Origenes en Augustinus waren belangrijke uitleggers.
Verder ging zo ongeveer elke zichzelf respecterende theoloog/filosoof de Bijbel vertalen.
Dat gaat nog steeds door. En ieder weer met die eigen context.
Maarten Luther bedacht, behalve allerlei goede dingen, dat de Bijbel zijn eigen interpretator is. Dat kwam/kom ik op fora ook wel eens tegen en begrijp er niets van. De Bijbel zou zichzelf uitleggen?
Dan snap ik niet waar we al die theologen voor nodig hebben.
Zo gaat Barton de middeleeuwen door, de Verlichting en daarna. Het is teveel voor een staccato blogbericht als dit.
Een ieder leze zelf.




* een voorbeeld. Om polytheïsme tegen te gaan?
Deut 32 : 8 HSV
Toen de Allerhoogste aan de volken het erfelijk bezit uitdeelde, toen Hij Adams kinderen van elkaar scheidde, heeft Hij het grondgebied van de volken vastgesteld overeenkomstig het aantal Israëlieten.

Septuagint:
Toen de Allerhoogste land toewees aan elk volk en de mensen ieder hun deel gaf, bepaalde Hij de grenzen voor alle volken naar het aantal goden.

Zie ook Adam, Eva en de Duivel.


vrijdag 15 maart 2013

Stoner

Geschreven door John Williams in 1965. In 2006 opnieuw uitgebracht en nu pas vertaald.
Volgens velen één van de beste vertaalde boeken van 2012.
Wanneer er zovelen lovend zijn krijg ik de neiging om het links te laten liggen, maar die markante kop op de cover deed het hem.
Toch vraag ik mij af of die lovende woorden wel zo terecht zijn wanneer dit boek al in 1965 is geschreven. Kennelijk is het toen niet als ‘geweldig’ gezien. Of het is de hype om boeken opnieuw uit te brengen en dan vraag ik mij af waarom. Is het omdat in deze tijd niet meer zó geschreven wordt? Zou best eens kunnen; meer behoefte aan diepgang die in oudere schrijvers meer te vinden is dan in de postmoderne schrijversgeneratie.
Eerst maar eens lezen…..

John Williams, dat klinkt net zo nietszeggend als Jan Jansen. Het had zomaar onderdeel van het boekplan kunnen zijn.
Ik ken trouwens wel een John Williams maar die componeert filmmuziek.
Deze John Williams (1922 – 1994) was hoogleraar Engels aan de universiteit van Denver. Hij noemde het boek ‘een ontsnapping in de werkelijkheid’.
Het is een schrijnend boek. Het is daarom zo schrijnend omdat het over zoveel mensen gaat. Ik zou het over mezelf kunnen schrijven, iedereen, nou ja bijna iedereen zou het over zichzelf kunnen schrijven. 'Groots en meeslepend leven' is maar voor weinigen weggelegd.
Een mens wordt geboren, wordt beïnvloed door zijn opvoeding en omgeving, doet zijn/haar ding, maakt goede en foute keuzes, draagt daarvoor de verantwoordelijkheid, gaat dood en wordt vergeten.
Zo is het leven van mensen die geen eeuwigheidsperspectief hebben. In de kern is dat doelloos, nutteloos en zinloos ook al beweren ze zelf natuurlijk dat het anders is. Dat moeten ze wel anders word je gek. Zo deint de mensenmassa voort in the Cirkel of Life.

Bill Stoner, enige zoon van een Amerikaans boeren echtpaar, mag landbouw gaan studeren aan de universiteit van Colombia. Het is 1910. Onder invloed van een docent, Archer Sloane, precies zo’n type als Stoner switcht hij van studie en gaat letterkunde studeren. Verder is hij niet echt ondernemend en gaat confrontaties uit de weg. Zijn vrienden melden zich aan om te vechten in de eerste wereldoorlog, waarbij één vriend het leven laat.
Hij trouwt, krijgt een dochter en doceert aan dezelfde universiteit waar hij ook student was. Hij vervreemd van vrouw en kind, omdat hij dat m.i. láát gebeuren.
Als hij wat ouder wordt merk je dat er toch een klein beetje een rebel in hem huist wanneer hij confrontaties aangaat (de enige keren) met de opvolger van Archer Slaone, Lomax.
Verder slikt hij van alles en trekt zich terug in zichzelf. Voortdurend zou je hem willen toeroepen: Doe wat! Treedt op!

Wat maakt dit boek nu zo bijzonder? Ik denk het beschrijven van de menselijke eenzaamheid en de manier van schrijven waarbij zoveel denkstof achter de woorden ligt.
En toen Stoner hem vroeg waarom (om in het leger te gaan) zei Masters: ‘Je kent me vrij goed Bill. De Duitsers kunnen me geen donder schelen. En als het erop aankomt, geef ik ook geen donder om de Amerikanen, denk ik.’ Hij klopte de as van zijn pijp op de vloer en verspreidde die met zijn voeten. ‘Ik geloof dat ik het doe omdat het niet uitmaakt of ik het doe of niet. En het kon wel eens aardig zijn om nog een keertje iets van de wereld te zien voordat ik me terugtrek onder degenen die in afzondering leven en langzaam uitdoven, zoals dat ons allemaal te wachten staat.’
Hoewel hij het niet begreep knikte Stoner en accepteerde wat Masters hem vertelde. Hij zei: ‘Gordon wil dat ik net als jij in dienst ga’.
Masters glimlachte. ‘Gordon voelt voor het eerst in zijn leven de kracht van de deugdzaamheid. En uiteraard wil hij dat de rest van de wereld daarin meegaat, zodat hij erin kan blijven geloven.’


Wanneer het wat beter lijkt te gaan na de eerste WO kopen Stoner en zijn vrouw Edith een huis.

Terwijl hij met zijn kamer bezig was, en terwijl die langzaam vorm begon te krijgen, begon hij te beseffen dat hij jarenlang, zonder het zelf te weten, diep vanbinnen, als een geheim waarvoor hij zich schaamde, een beeld had weggestopt dat ogenschijnlijk een woning was, maar dat hij eigenlijk zelf was. Aldus was hij, werkend aan zijn studeerkamer, bezig met een poging zichzelf te definiëren [ ] was hij stap voor stap zichzelf aan het vormgeven, was hij orde in zichzelf aan het scheppen, was hij bezig zichzelf mogelijk te maken.

Zo zijn er heel veel mooie passages. Je moet gewoon langzaam lezen.
Pas wanneer hij op zijn sterfbed ligt vraagt hij zichzelf af wat hij eigenlijk had verwacht van het leven.

maandag 7 september 2020

Over levenskunst

Een verplicht nummer in mijn vorderende cursus filosofie. Ik kreeg een goed cijfer voor mijn verslag over de ‘vrije wil?’ Dit is een boek over levenskunst; wat is een goede manier van leven. Dat is al een oude vraag; hij wordt gesteld sinds mensenheugenis.

Joep Dohmen heeft inspirerende teksten bijeengebracht in deze uitgave. (2018) Teksten die op deze vraag vanuit alle tijden door verschillende filosofen een antwoord is geformuleerd.
Net als het boek van H. J. Storig was ook dit weer een heel plezierig boek om te lezen.

Wat is levenskunst? Het leven overkomt je. Ben je zelf verantwoordelijk voor de vorm waarin jouw leven zich bevindt? Of is mensen wijsmaken dat ze zelf de kracht tot veranderen bezitten, als ze maar hard genoeg willen, misplaatst voluntarisme? Zoals Jan Verplaetse ergens schreef? 


Is vrije zelfbeschikking nog steeds het grote ideaal of zien we dat het toch ook niet lekker werkt. Kunnen we die vrijheid wel aan? Of bewijzen de vluchten in thrillers, Netflix en de spirituele zoektochten naar zingeving dat we daar toch met z’n allen moeite mee hebben?
‘De tijd verdrijven in plaats van aandachtig leven’ volgens Montaigne.
Ik moet zeggen dat ik me daar schuldig aan maak. Deze wereld is niet echt meer een plaats waar ik wil zijn. Achteraf vraag ik mij af of ik dat al niet van kinds af aan heb gehad en daarom vluchtte in boeken. Die werelden waren steeds wisselend, leuker en spannender.

Hoe zit het met die ziekelijke schreeuw om aandacht? Heeft moraal daar iets mee te maken? Volgens Plato wel: levenskunst is zorg voor zichzelf en daarmee fundamenteel moreel van aard. Of van karkatervorming zoals Aristoteles betoogt. Of heeft levenskunst misschien toch meer met liefde te maken? Daar breken  Erich Fromm (1900 - 1980) en Luc Ferry (1951) een lans voor. Ferry zelfs voor het christendom ook al gelooft hij zelf niet.

Het boek begint bij Plato en eindigt met Ruut Veenhoven. En zo hebben ze allemaal hun ideeën. Een reis door de levenskunstideeën.
Soms moet je het leven gewoon laten gebeuren: Paul van Tongeren
Ondanks dat er ook een paar vrouwen naar voren komen: Simone de Beauvoir en Martha Nussbaum sprak Erich Fromm mij het meeste aan. Hij is heel concreet.
De beoefening van een kunst – dus ook levenskunst – vergt discipline, concentratie, geduld en toewijding.
En dat volhouden.
‘Als we de verschillende kunsten met elkaar vergelijken, wordt het wel duidelijk dat in de kunst der liefde het dilettantisme hoogtij viert.’
Jammer dat hij het in dit boek niet verder uitwerkt.

Niet teveel toegeven aan spannende romans of films. Ai……lastig voor mij al laat ik boeken thrillers links liggen. Maar zo’n heerlijke spionagefilm waarbij de adrenaline door je lijf giert vind ik wel errug leuk, zo nu en dan.
De belangrijkste stap naar concentratie is: leren alleen met jezelf te zijn. Dat vind ik  dan weer minder moeilijk. Volgens Fromm is dit een eerste voorwaarde voor het vermogen tot liefhebben. Die kan ik afvinken.   /sarcasm

Hij noemt ook nog dat, om zich te leren concentreren, het noodzakelijk is om onbeduidende conversatie te mijden. Dan heb ik wel binnenpret.

Hij benoemt het feit van de belangrijkheid van rolmodellen in je leven. Dat kan dan belangrijk zijn maar wat doe je wanneer die er niet zijn? Ik kan me er niet één herinneren. Ik had meer rolmodellen in negatieve zin. Van: zo wil ik het absoluut niet.
Misschien is dat ook mijn aard. Liever zelf nadenken en het allemaal zelf uitzoeken.
Fromm eindigt met een zin om over na te denken: ‘Onze traditie is niet in de eerste plaats gebouwd op kennis en vaardigheden maar op karakteristieke menselijke waarden. Als de volgende generaties niet meer in staat zullen zijn contact te krijgen met deze klassieke humanistische waarden, zal een cultuur van vijftig eeuwen te gronde gaan, zelfs als de erfenis aan wetenschap en techniek zou worden aanvaard en verder ontwikkeld.’

De rolmodellen die men in deze tijd heeft zijn de Face-bookers, Influencers en Instagrammers.
Ondertussen verkommeren onze zielen.
Wie weet het te stoppen?

 


 

dinsdag 16 januari 2018

Achtendertig nachten

Geschreven door Janne IJmker in 2006 alweer. Ze won ermee de Publieksprijs voor het beste Christelijke boek in 2007.
Ik las een digitale editie naar de zevende druk uit 2009.
Ik hou niet van streekromans. In gedachten noem ik ze ‘Lammechien en Hillechien reeksen’.
Ze lijken allemaal op elkaar en vertellen over een wereld die niet de mijne is.
Zo rond mijn dertiende heb ik het lezen van deze boeken afgezworen nadat ik de hele VCL- reeks van mijn moeder doorgeploegd had.
Ja, ik was veel te jong voor die stuff maar ik was vroeg wijs volgens mijn moeder; plus nog iets.

Ik hou ook niet van über-christelijke boeken. Laat mij zelf maar denken. Het hoeft er niet zo duidelijk bovenop te liggen. Deze roman is ook op historische feiten gebaseerd, (verantwoording aan het eind) dat was voor mij de aantrekkingskracht en het loopt niet goed af dus heb ik me eraan gewaagd.
Het verhaal heeft me wel aangegrepen. Vooral door het morele gemanipuleer in allerlei zaken die schering en inslag waren, toen en nu nog steeds. Gearrangeerde huwelijken waren ook gewoon in die tijd om het kapitaal in de familie te houden.
Het verhaal kán zo gebeurt zijn; daar hou ik het maar op. (en de schrijfster ook)

Het verhaal speelt zich af in het Drenthe van 1738 -1767 in de dorpen Doldersum en Vledder.
Elsjen Roelofs vermoord haar man, Jan Albers met rattengif in maart 1767. Ze wordt gevangen gezet in Assen, bevalt daar eind juli van haar tweede kind, een dochtertje dat op twee jarige leeftijd overlijdt en krijgt de doodstraf op 9 september 1767.
Haar eerste kind, Roelof, trouwt en krijgt vijf kinderen. Overlijdt in 1809.
Niemand van zijn kinderen krijgt een naam van moeders familie. Dat zegt iets.
Dat laatste over Roelof heb ik uit de verantwoording gevist.
Om die eerste feiten heen is het verhaal opgebouwd. Elsjen schrijft in de gevangenis in flashbacks haar verhaal hoe het zover gekomen is en verwerkt daarmee met behulp van Janne, haar verzorgster, wat ze heeft gedaan. Ze vindt steun in het verhaal van Job uit de Bijbel die ze van haar broer Luit heeft meegekregen.
IJmker heeft er een christelijk verhaal van gemaakt. Of dat terecht is is de vraag. In die tijd was de kerkelijke gemeenschap belangrijk, iedereen ging naar de kerk en feit is ook dat er een ‘beroering’ (opwekking) plaatsvond in Vledder in 1751. Maar feit is ook dat Elsjen de dominee die haar bezocht ‘niet meer wenste te ontvangen’.
Dat kan wijzen op verharding of op een ontwikkeling waarbij dominees overbodig worden omdat je geestelijk en emotioneel al veel verder bent. IJmker kiest in dit verhaal voor dat laatste.
Ze zal er reden voor hebben omdat ze veel onderzoek heeft gedaan. Ze schetst ook een mooi beeld van het harde boerenleven uit die tijd.

Mooi ingrijpend verhaal en soms een beetje over de top. Geen literatuur, want ik mis ‘gelaagdheid’.
En eigenlijk word ik dan toch ook nieuwsgierig naar de kant van het verhaal van Jan Albers.
De titel achtendertig nachten snapte ik eerst niet.
Op 12 maart overlijdt Jan Albers en op 9 september krijgt Elsjen de doodstraf. Dat is bijna 6 maanden.
De titel slaat echter op de nachten dat zij haar verhaal opschrijft en is daarmee willekeurig denk ik. In het verhaal heeft ze wel een doos met haar schrijfsels aan Janna meegegeven maar daarover heb ik geen feiten kunnen ontdekken.

Ook mooi om te lezen dat Elsjen haar vrijheid ervaart in een afgesloten ruimte. Eerst de bedstee en later de cel. Vrijheid, vooral christen-vrijheid zit inderdaad in je hoofd en hart en is niet afhankelijk van muren.


donderdag 1 september 2016

Het kleine meisje van meneer Linh


Geschreven door Philippe Claudel in 2005. Ik las al meerder boeken van hem. Te vinden via de zoekmachine.
Een ontroerend boek(je) over ontheemd voelen, liefde, vriendschap en zorg.

Zoals in meer boeken van Claudel wordt er niet precies beschreven waar het verhaal zich afspeelt. Meneer Linh ontvlucht het regiem van zijn oosterse land met zijn kleindochter, Sang diû.
Zoon en dochter zijn omgekomen; zijn vrouw is hij al langer kwijt.
Maar hij heeft zijn kleine meisje nog en meneer Linh heeft er alles voor over om haar een goede opvoeding, warmte en liefde te geven. Zo heeft hij toch een toekomst.
Hij belandt in een asielzoekerscentrum, sluit een hechte vriendschap met de westerse dikke meneer Bark ondanks de taalbarrière. Meneer Linh noemt Bark 'Goedendag' en Bark verbastert de naam van de kleine meid tot Sans Dieu en meneer Linh tot ‘Tao Laï' en........nee, ik ga er niet teveel over zeggen; het is een ontroerend juweeltje.

Tao heeft te maken met de oorsprong en doel van alle dingen, daarom staat er denk ik voorin 'aan alle meneer Linhs van deze wereld. En aan hun kleine meisjes.'
Sans Dieu? Nee, soms gebeuren er wonderen.

vrijdag 25 november 2016

Spreken over boven


Ik las in de krant (Trouw 24-11) dat er een biografie is verschenen (‘Spreken over boven’) over Harry Kuitert, de man die Nederland, niet van de religie maar van het geloof af hielp.
Ja, dat is kort door de bocht.
Toch...... hij heeft grote invloed gehad op kerkelijk Nederland. Zelf heb ik ook een paar boeken van hem gelezen (‘het algemeen betwijfeld christelijk geloof’ en ‘Zeker weten’ )en herkende er ook veel in, net als alle Kuiterianen. Hij durfde vragen te stellen bij de tradities en dingen te benoemen. Hij prikkelde denkprocessen. Er staan echt veel potloodstrepen in zijn boeken.
Waarom kan ik toch niet met hem meegaan?

Voor mezelf heb ik het ‘probleem’ proberen te formuleren. Omdat ik veel op fora heb gelezen en meegedaan werd het mij langzamerhand duidelijker.
De idee - ik ben weer met filosofie bezig en dan spreek je over ‘de’ idee *gniffel* - van veel mensen onder invloed van Kuitert is dat al het spreken hier beneden over boven ook van beneden komt.
Religie is dan een gevalletje ‘Bottom up’.
Mijn geloof echter komt ‘Top down’. Van buiten/boven af. Niet uit mezelf.
Religie is de ‘vormendienst’ en kun je gemakkelijk alleen met je verstand af.
Geloven is iets wat je hele hebben en houden is gaan doortrekken. Je 'ademt het zelfs uit'. Gelovigen herkennen dat ook in elkaar. Het verhoudt zich behalve met het verstand ook op hartsniveau met elkaar. Dat kun je niet uit jezelf bewerkstelligen.

Op fora heb ik gemerkt dat daar een enorme kloof tussen gaapt en je eigenlijk niet goed met elkaar kunt spreken. De uitgangspunten zijn totaal verschillend.
Om het nog krasser uit te drukken: waarom noemen religieuzen die ‘Bottom up’ denken zichzelf niet gewoon atheïsten? Want dat zijn ze ten diepste, ondanks het – in mijn ogen - gezwijmel van: ‘religie geeft mij houvast’ en ‘maakt een beter mens van mij’.
Wanneer iemand alleen nog vanwege sociale contacten in de kerk komt ben je atheïst. Dan mag je natuurlijk best in de kerk blijven komen hoor maar je kunt misschien beter naar bingo- of bridgeavonden gaan.

Stel dat Kuitert gelijk heeft met zijn bekende stelling: waarom zou ik mijn ziel en zaligheid verkopen aan iets wat slechts uit de krochten van de menselijke geest opstijgt?
Voor mij heeft dat geen enkele meerwaarde.
Zo eigenwijs ben ik wel.


13.42 uur
Nadat ik dit schreef las ik ook een artikel in het RD. Een interview met Kuitert. Daarin zegt hij:
Als je de eerste steen losmaakt, zakt het gebouw in elkaar [..] als je niet in de schepping gelooft, is ook de trits schepping-zondeval-verlossing niets meer waard.”

Dergelijke ongenuanceerde flauwekul verwacht ik niet van een theoloog.
Dat aan de schepping een oorzaak vooraf gaat lijkt mij duidelijk. Dat er ergens in de ontwikkeling iets verkeerd is gegaan en dat het (morele) kwaad door een mens een plaats heeft gekregen lijkt mij net zo duidelijk.
Dat de Oorzaak, de Bewogen Beweger door middel van Verlossing dat wil gaan gebruiken voor een hoger doel is een geloofszaak.







woensdag 18 juli 2018

Twelve Angry Men



Wat is toeval.
Ik ben bezig in de boeken van journalist en schrijver Edward St. Aubyn; Patrick Melrose.
De VPRO zendt op dit moment de vijfdelige mini- tv-serie uit die erover is gemaakt.
Na de eerste aflevering heb ik mij voorgenomen om de boeken te gaan lezen. Nu lees ik vóór de tv-serie uit.
Patrick, de hoofdpersoon, gespeeld door Benedict Cumberbatch, heeft het af en toe over ‘de Mythe van Sisyphus’ , vanwege zijn zelfdestructieve neigingen en over de film ‘Twelve Angry Men’.
Die film heb ik, zonder dat ik dat wist, kortgeleden opgenomen van de Belgische TV en gisteravond bekeken omdat ik daar wel nieuwsgierig naar werd.

Een klassieker uit 1957, geregisseerd door Sidney Lumet.


Het is een zwart-wit film maar dat stoort helemaal niet want het gaat over een twaalfkoppige mannelijke jury die een oordeel moet vellen over een jongeman die de moord op zijn vader zou hebben gepleegd.
De film is bijna helemaal in één kamer opgenomen; twaalf mannen in donkere pakken met witte overhemden.... kleur mistte ik helemaal niet.
De gesprekken van die twaalf zijn boeiende genoeg en hebben nog niets aan actualiteit ingeboet.
De te veroordelen jongeman is van Indische afkomst. Dat zie je in één shot bij het begin van de film en alles lijkt uit te draaien op het vonnis: ‘guilty’. Dat zal de doodstraf als gevolg hebben.
Racisme komt naar voren en ook allerlei andere, akelig bekende en irritante vooroordelen passeren de revue.

De hoofdrol is voor Henry Fonda die, als enige in een licht pak, kiest voor ‘not guilty’. Niet omdat hij daarvan overtuigd is maar om zich er niet zo snel vanaf te maken en alles eens nader wil bespreken. Het gaat tenslotte om een mensenleven.
De hele club is tegen hem want alles is duidelijk, de jongeman heeft de moord gepleegd en over een paar uur begint een belangrijke honkbalwedstrijd.
Er wordt van hen echter een unaniem oordeel gevraagd.
Gaandeweg in de gesprekken ontstaat ‘gerede twijfel’ over het getuigenmateriaal omdat juryleden voor zichzelf gaan nadenken en zich bewust worden van hun kuddegedrag. Fonda, als nummer acht, bespeelt en manipuleert. Aan die indruk kon ik me niet onttrekken ook al vond ik het in dit geval terecht.
Het is bloedheet in die kamer, alle colbertjes zijn op een gegeven moment uit. Maar ik weet niet of daar bewust mee gespeeld is.
Het was wel een beetje voorspelbaar allemaal, maar toch. De redelijke mens, de gevoelsmens en de mens met zijn eigen projecties; er komt van alles aan bod.
Het is een boeiende film.


donderdag 28 april 2016

Chiliasme


Soms is het prettig wanneer je met je neus weer eens op bepaalde Bijbelgedeelten wordt gedrukt.
De vage beelden die ik had worden dan weer van stal gehaald en bijgeschaafd en het prikkelt tot verder denken.
Over het chiliasme heb ik al wel veel nagedacht en er veel over gelezen.
Maar nog nooit is er een theorie geweest waarvan ik dacht: ha, dat klopt als een cryptogram.
Omdat ik denk dat het allemaal ná mijn tijd op aarde gaat gebeuren laat ik het ook meestal voor wat het is. Jezelf voorbereiden op het stervensproces is realistischer dan te hopen op de ‘escape’ van een mogelijke ‘opname’.

Waar hebben we het over.
Chiliasme of Millenialisme: de leer van het duizendjarige vrederijk.

Wanneer komt dat? Of is het er al? Of is het al geweest?
Komt Jezus daarvóór terug of daarna?
Willem Ouweneel is overtuigd pre-millennialist en leest en verklaart de Bijbel dan ook met deze hermeneutische bril. Op een dag is er de opname; Jezus komt de gelovigen ophalen. (Pré/vóór ‘het duizendjarige rijk’) Beschreven in 1 Kor. 15 v.a. vs. 51 en 1 Thess. 4 v.a. vs. 13. Vervolgens breekt een grote verdrukking aan van zeven jaren. Gebaseerd op de boeken Daniel en Openbaringen. Zie de linkjes onder. *
Vervolgens komt Jezus voor de tweede keer terug en breekt dat duizendjarig vrederijk aan, daarna moet de satan nog even worden losgelaten en worden vernietigt en dan breekt de ‘olam haba’ aan: de nieuwe wereld.
Alles is zeer geschematiseerd.
Post –chiliasten /millennialisten geloven in Christus terugkomst ná dat duizendjarige vrederijk.

In alle gelovige (puber)werelden spelen deze vragen. Mijn zoektocht begon op zestienjarige leeftijd met het boek van Bavinck: ‘En voort wentelen de eeuwen’. Ik herinner me dat ik het nogal moeilijk vond. Ik herinner me ook verjaardagen bij mijn grootouders waar de oudooms met elkaar spraken over de boeken van Hal Lindsey,
omgeven door een dikke Agio-sigaren-walm in de opkamer waar wij anders nooit mochten komen. Ernstige disputen werden daar gehouden diep weggezakt vanuit grote groene fauteuils. Er zaten ook een paar theologen in mijn voorgeslacht. Pieter Honkoop was getrouwd met de oudste zus van mijn opa. Oké, dit was een klein nostalgisch zijpaadje.

Ik weet niet of de basisovertuigingen die ik nu heb wel kloppen maar ze blijven in mijn geest hangen.

1. In praktische alle theorieën die ik hierover gelezen heb wordt het duizendjarig vrederijk letterlijk genomen. Daar beginnen voor mij de twijfels al. Waarom zou je die duizend jaar letterlijk nemen in een boek wat bol staat van de symboliek. Over het duizendjarig (vrede)rijk wordt helemaal nergens gesproken, over vrede ook niet. Wel over heersen en regeren. Het gaat over de duizend jaren. Een reden te meer om het niet letterlijk te nemen. Het is gewoon een zeer lange tijd. 10x10x10. Het kan ook hoogte breedte en diepte betekenen. Het is allesomvattend.
Het is in ieder geval de tijd dat satan gebonden is.

2. Volgens mij is op Golgotha zijn kop vermorzeld. Het brein. De Overwinning is daar door Christus behaald.
Dat lijkt mij een aardige binding voor de satan.
Wij weten toch niet hoe de wereld er uit zou zien wanneer satan nog de vrije hand zou hebben?
Zijn ‘ledematen’ zijn echter nog in beweging als de armen van een Octopus. Misschien kan ik beter zeggen: het slangenzaad is nog in beweging. Maar die hebben geen leiding meer; ze doen maar wat. De volkeren kunnen niet meer georganiseerd worden misleid. Dat komt later nog één keer.

3. Ik denk dat de tijd van het einde begonnen is met de uitstorting van de Heilige Geest. Toen brak er een periode aan in de wereldgeschiedenis die nog nooit eerder is vertoond.
Deze Geest houdt de grootste ellende tegen. Deze Geest biedt ons een ontsnappingsmogelijkheid /vrijheid in Christus. Ik denk dat dát de duizend jaren zijn.
In deze tijd moeten we het kwade overwinnen door het goede te doen. Dat kúnnen we ook met behulp van die Geest. Zo maken we stukje bij beetje dat koninkrijk van God meer en meer zichtbaar.
Op ‘kleine’ schaal in allerlei ‘haardjes’ op de wereld gebeurt dat ook. Als olievlekjes.
Via de media krijgen we een heel andere indruk maar wanneer ik nuchter nadenk dan zijn er op deze wereld ook miljoenen mensen die in vrede leven.

4. Dan is er die grote verdrukking.
Die komt denk ik nog. Dat is n.m.m. de tijd dat de satan nog voor een ‘kleine tijd’ ontbonden moet worden. Zijn laatste stuiptrekkingen. Tot zijn tijd vol is. Zeven jaar geeft een volheid aan.
Het is interessant dat Paulus (?) in zijn brief aan de Thessalonicenzen (2 Thess 2:7) schrijft dat er iemand is die ‘de mens der wetteloosheid’ tegenhoudt. Wanneer deze is verdwenen, wordt de wetteloze geopenbaard. Er is er maar één die instaat is om die mens der wetteloosheid kan tegenhouden dus logisch gezien lijkt het mij dat de Heilige Geest hiermee wordt bedoeld.
Wanneer deze Zich terugtrekt breekt de hel pas goed los.
De Heilige Geest woont in de gelovigen, dus gelovigen verdwijnen dan ook. Of dat plotseling gebeurt of langzaam aan weet ik niet. Ik vermoed langzaam.

In ieder geval worden die ‘zeven jaren’ in periodes hier beschreven:
Daniël 7:25 ; 9:27; 12: 7; 12:11; en Openbaring 11:2 en 11: 3; 12: 6 en 13: 5

Films als ‘Left Behind’ spelen in op zo’n plotselinge gebeurtenis. Ik vraag me af of dat klopt, ik hou niet zo van dergelijke films. Ik ben bang dat het mijn denken over deze zaken teveel beïnvloed.
En of ik nu behoor tot pré – post- of á- millenialist weet ik ook niet en interesseert me eigenlijk weinig.


* Helaas merk ik bij het uitproberen van de linkjes dat ze niet precies op de juiste plaats in de Bijbel belanden.
Wat is dat toch met die bijbels online?

vrijdag 23 maart 2018

Vertel, Verhelder en Verwonder


Een e-book van forum C met materiaal voor gesprekken over schepping en evolutie in kerken en kringen.

Dit boekje is verschenen naar aanleiding van de boeken van Gijsbert van den Brink (‘en de aarde bracht voort’) en Mart-Jan Paul (‘Oorspronkelijk’; overweging bij schepping en evolutie)
Van deze boeken staan, behalve artikelen van o.a. Stefan Paas, John Walton en René Fransen, samenvattingen in dit e-book en ik vond dat voor mijzelf een goedkope manier om kennis te nemen van het boek van M.J. Paul.
Zou ik interessante dingen lezen dan kan ik het alsnog aanschaffen.
Nou, er staat wel het één en ander in waar ik nog meer van wil weten maar ik vermoed dat het in het oorspronkelijke boek ook niet staat.
Een paar dingen die ik er uitgeplukt heb:


Bekend is de opvatting dat de eerste hoofdstukken van Genesis geen geschiedenis in onze zin van het woord beschrijven, maar meer een symbolisch karakter dragen. Hier is het gezag van de Schrijft in het geding, evenals de manier van lezen van deze hoofdstukken, de hermeneutiek.
Heeft de Christelijke kerk eeuwenlang de eerste elf hoofdstukken van Genesis en allerlei andere Bijbelgedeelten onjuist geïnterpreteerd?


Mijn vragen hierbij zijn: Waarom is het gezag van het de Schrift in het geding wanneer je niet letterlijk leest? Waarom is de hermeneutiek (uitleg, betekenis, interpretatie) ook in het geding?
Dat kwartje wil bij mij maar niet vallen en het wordt niet uitgelegd.
De Christelijke kerk heeft altijd naar eer en geweten, en naar het licht wat men toen had een interpretatie gegeven. Daar is niets mis mee. Maar soms komen we gewoon tot de ontdekking dat er ook andere, en soms betere manieren zijn. Ik denk ook even aan de ontdekkingen van Galileo.

Hoe kunnen toevallige gebeurtenissen verbonden zijn met Gods voorzienigheid en leiding?
Hoe verhoudt zich de wreedheid van de evolutie zich met Gods goedheid?
Paul haalt ter Linden aan: ‘ik bespeur geen enkele zin, doel of richting in dit hele proces’.


Natuurlijk kunnen voor ons ogenschijnlijk toevallige gebeurtenissen prima verbonden zijn met Gods voorzienigheid. Ik snap echt het probleem niet.
De verhouding wreedheid in de evolutie en Gods goedheid. Dat is een moeilijke ja.
‘Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen’.
Want datzelfde vraag ik mij af in deze tijd. Hoe verhoudt zich de menselijk wreedheid met en onder de Goddelijk toelating?
Het is voor mij te gemakkelijk om dat even af te doen met een zondenval.
Dan citeert Paul de mening van de ‘afvallige’ ter Linden. Een zwaktebod. Het zegt toch niets over de Voorzienigheid wanneer wij geen zin, doel of richting bespeuren?
Als evolutietheorie –gelovige vraag ik mij toch al af waarom wij altijd zo met doelgerichtheid en zingeving bezig zijn wanneer dat er evolutionair niet in zou zitten. Daarin verschil ik als gelovige met niet-gelovigen.

De lichamelijke ziekten hoorden niet bij de gewone natuur (zoals in de evolutietheorie wordt aangenomen) maar zijn een gevolg van de zonde, zodat plaatsvervanging nodig was. De Heiland is lichamelijk gestorven om ook de fysieke gevolgen van de overtreding van de mens ongedaan te maken.
Dat laatste geloof ik ook maar bij dat eerste valt nog wel wat te bedenken.
Lichamelijke ziekten en ongemakken horen bij de gewone natuur. Er moet gestorven worden, plaats gemaakt voor een volgende generatie.
Wij hebben als mensheid schuld op ons geladen door op een bepaald moment ongehoorzaam te zijn; niet meer te handelen naar ons ‘instinct’ zoals dieren die niet kunnen zondigen, maar naar berekening. We zijn gaan calculeren en ontdekten dat dat niet zo goed uitpakte. Schuldgevoel was het gevolg. En offeren om ervan af te komen. Maar dat hielp niet blijvend.
Totdat Jezus met Zijn offer daar definitief een einde aan maakte.
Nu mogen we weten in geloof dat we vergeven zijn en vernieuwde scheppingen; levend vanuit de opstanding.

Vanuit de evolutietheorie is de mens een toevalsproduct, niet wezenlijk maar alleen gradueel onderscheiden van een dier.
Hier wreekt zich een empathische beperktheid.
Theïstische evolutiegelovigen geloven niet in toevalsprodukten.
Nog maar weer eens: voor mij staat in Gen 2:7 een belangrijke tekst. God blies een mensenpaar Zijn Goddelijke adem in en maakte een start met Zijn heilsgeschiedenis.

Genesis is een historisch gepresenteerde openbaring. De zes dagen van de schepping en de zevende dag van rust van God zijn belangrijk. De sabbat wordt later gefundeerd in het aantal dagen van de schepping.

Nee, het is andersom. De scheppingsweek, als literair verhaal, is gefundeerd op de inmiddels bestaande week van de Joden. (3+3+1 of 6+1) Want hoe kan de schrijver van Genesis 1 nu spreken over dagen wanneer er nog geen hemellichamen zijn?

Wanneer ik het boek tegenkom op een tweedehands markt of in de kringloopwinkel ga ik het lezen.
En wanneer ik op mijn kort-door-de-bocht-schreden moet terugkeren zal ik dat doen.



dinsdag 2 juli 2019

Het Spel van de Engel


Geschreven door Carlos Ruiz Zafón (1964) in 2008 en is een ‘prequel’ (voorloper) op ‘De schaduw van de wind’ uit 2001. Dat boek had ik al eens gelezen.
Het geheel bestaat uit vier boeken – heet dat een quatrologie? - onder de naam: ‘het Kerkhof der Vergeten Boeken’.

Dit verhaal speelt zich af in het interbellum in Barcelona en is David Martin de hoofdpersoon. Hij is journalist bij een krant en krijgt via zijn beste vriend Don Pedro Vidal de kans om op contractbasis een aantal verhalen te schrijven, onder pseudoniem, die een succes worden.
Van zijn eerste geld koopt hij een mysterieus huis en een typemachine.
Ondertussen herschrijft hij samen met Cristine, zijn vriendin, het boek van Vidal zodat het een bestseller wordt terwijl zijn eigen boek, onder eigen naam flopt.
Hij heeft geen goede herinneringen aan zijn jeugd. Zijn moeder liet het gezin al snel in de steek en zijn vader, een oorlogsveteraan, had losse handjes en wordt later vermoord.
Al jong bezoekt hij de boekwinkel van de familie Sempere (die spelen ook een rol in ‘de schaduw van de wind’) en krijgt af en toe een boek toegeschoven van de oude Sempere.
Wanneer hij succes heeft met schrijven doemt er een wonderlijke figuur op en vraagt David om een religieus boek voor hem te schrijven dat als basis kan dienen voor een nieuwe religie.
Het voorschot van 100.000 Fr. Francs dat als een worst voor zijn neus wordt gehouden is moeilijk te weerstaan.
Deze Andreas Corelli fungeert als een ‘Faust-type’ en zegelt zijn brieven met een engelfiguur. De gesprekken met deze Franse uitgever vond ik het interessantste deel van het boek.

‘Prikkelt het u niet om een geschiedenis te creëren waarvoor mensen in staat zijn te leven en te sterven, waarvoor ze in staat zijn te doden en zich te laten doden, waarvoor ze zich opofferen en tot de hel gedoemd zijn en hun ziel willen uitleveren? Bestaat er voor een schrijver een grotere uitdaging dan het scheppen van zo’n machtige geschiedenis die de fictie overstijgt en verandert in geopenbaarde waarheid?’

Allerlei verhaallijnen lopen door elkaar. Wie was die Diego Marlasca die vóór hem in dat mysterieuze huis heeft gewoond en ook al een religieus werk schreef? Wat weet die politieagent Ricardo nog van de zaak.
Waarom is Cristina, zijn geliefde met Vidal getrouwd? Hoe zit dat met die foto?
Wat moet hij aan met Isabella die bij hem in de ‘schrijvers-leer’ is gekomen?
Waarom gebeuren er allerlei nare dingen wanneer andere zaken zijn aandacht afleiden van het te schrijven boek?
Op een gegeven moment dacht ik echt dat David een geesteszieke man was en dat alles aan zijn fantasie was ontsproten. Magisch realisme heet dat volgens wiki.
In de epiloog wordt de cirkel gesloten. Dat had ik liever wat realistischer gezien.

Uit alle mooie zinnen en prikkelende ideeën was het lastig keuzes te maken.
Een paar:

‘Martin, fabels behoren tot de interessantste procedés die bedacht zijn. Weet u wat ze ons leren? Morele lessen?, Nee, ze leren ons dat mensen grote ideeën leren begrijpen aan de hand van vertellingen, verhalen, niet dank zij schoolmeesterslessen of theoretische verhandelingen.’

‘De waarheid wordt in principe aan alle mensen geopenbaard, maar al snel treden er individuen naar voren die zich het gezag en de plicht toe-eigenen om de waarheid in naam van het algemeen welzijn te behoeden, uit te leggen en in voorkomende gevallen te veranderen. Met dit doel vestigen ze een machtige en potentieel repressieve organisatie. Dit fenomeen, dat typerend is voor elk in groepsverband levend dier, zoals de biologie ons leert, maakt van de leer spoedig een werktuig van controle en politiek strijd. Schisma’s en oorlogen zijn onvermijdelijk het gevolg. Vroeg of laat wordt het woord vlees en het vlees bloedt.’

‘De eerste stap tot gepassioneerd geloven is angst. Angst om onze identiteit, ons leven, onze rang of onze overtuigingen te verliezen. Angst is het buskruit en haat is de lont. In laatste instantie is het dogma slechts een brandende lucifer.’

Nu moet ik ‘de Gevangene van de Hemel’ en ‘het Labyrint der Geesten’ ook nog maar eens lezen.
Ik las ook meteen zijn ‘De nevelprins’. Een jeugdboek.
Naar mijn smaak té magisch. Daar hou ik niet zo van want het wordt dan al snel ongeloofwaardig.


dinsdag 10 januari 2012

Geloof en Wetenschap 2

(vervolg van deel 1)
Die grimmigheid tussen religie en wetenschap is iets wat vooral atheïsten graag in stand houden zo heb ik het gevoel. Op sommige seculiere fora word je als gelovige meteen in het fundamentalistische hoekje geduwd van een ‘kaft- tot- kaft- letterlijk’ gelovige. Zodra je daartegen in opstand komt ben je een christen die zo glad is als een aal in een emmer snot. (Lekkere vergelijking) Dan weten ze niet wat ze met je aan moeten. Als rasechte fundi’s leggen ze je graag op wat je moet geloven zodat ze je vervolgens kunnen afschieten.
Het is natuurlijk ook een manier om jezelf te blijven bevestigen waarom je ook alweer het geloof hebt afgezworen. Het is soms hilarisch om te zien hoe mensen ten diepste allemaal dezelfde patronen etaleren.
Wie lacht niet die de mensch beziet?
Menig anti-theïst heeft er kennelijk belang bij dat religie verdwijnt. Ze ‘profeteren’ dit ook in alle toonaarden. Religie is tenslotte de boosdoener en de oorzaak van alle ellende op de wereld. Dat er ook een mogelijkheid is dat het zonder religie nog beroerder geweest zou kunnen zijn komt niet in de hoofden op en dat religie en/of een ideologie nooit oorzaken kunnen zijn is volgens mij ook weer zo’n denkfout. Mensen zijn morele wezens en zij zijn de verantwoordelijken van alles wat goed of fout gaat. Zonder God is alles geoorloofd zei Dostojewski al eens bij monde van Iwan in ‘de gebroeders Karamasov’. Hij had kennelijk ook al geen hoge pet op van de moraal van de mens wanneer deze niet in toom wordt gehouden door de regels van een Opperwezen.
Wat ik helaas ook steeds maar zie gebeuren is dat wetenschappers het niet kunnen laten om levensbeschouwelijke uitspraken te doen en levensbeschouwers het niet kunnen laten om wetenschappelijke uitspraken te doen.
Nu vind ik de grens ook moeilijk te trekken en het vraagt training om zo alert analytisch te kunnen lezen.
De ‘talen’ lopen door elkaar als de kleuren van een waterige aquarel. Zeker in de populair wetenschappelijke boeken zoals bijvoorbeeld: ‘Wij zijn ons brein’ van Dick Swaab en ‘de taal van God’ van Francis S. Collins.
De HDHDers * weten nog iets agressiever raad met die ‘vermenging van kleuren’ en de wereld wordt er op deze manier niet overzichtelijker op.
De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik het bij deze laatste mensen moet hebben van recensies, commentaren en hier en daar wat citaten want ik heb geen geld over voor de aanschaf van hun boeken. Misschien nog eens op een tweedehands markt …
Behalve dat ik door de overstap naar het evolutionaire ‘kamp’ meer antwoorden op vragen kreeg was een bijkomende reden natuurlijk het ‘o-ver-wel-dig-en-de’ bewijs….*grinnik*…..nee, het was de vaak belabberde manier van argumenteren door (jonge aarde) creationisten (yec’s). Het is zo jammer dat zij zo vaak op een negatieve manier argumenteren. Wel zeggen wat er allemaal aan schort bij wetenschappelijk onderzoek m.b.t. dit onderwerp en waarvan ze op andere terreinen dankbaar gebruik maken maar zelf geen bevredigend, bewezen en werkend alternatief model kunnen aanbieden.
Voorlopig zijn de discussies rond dit onderwerp nog niet afgelopen. Af en toe laait het her en der weer op zoals kortgeleden in het RD (17-12-11) door ds. G.A. van den Brink versus Rene Fransen (28-12-11)
Het blijft voor mij een fascinerend onderwerp en ik blijf het allemaal volgen.
Tot slot nog een interessante link:
http://www.templeton.org/belief/

* Harris, Dawkins, Hitchens en Dennett. Hitchens is half december 2011 overleden. Hij schreef: ‘God is not Great’. Zou hij nu weten…..?

woensdag 6 januari 2016

Kijken in de ziel


Afgelopen maandag bleef ik hangen in het programma ‘Kijken in de ziel’.
Het ging ergens over op de Nederlandse TV!
En ook nog over één van de meest belangrijke zaken van ons menszijn.

Coen Verbraak sprak met acht mensen van verschillende leeftijden die een ‘slecht nieuws gesprek’ achter de rug hadden en geconfronteerd werden met hun eigen eindigheid.
Hun doodvonnis.

Gek is dat. Zodra je geboren wordt heb je je doodvonnis op zak en toch is het heel confronterend wanneer het uitgesproken wordt door een arts, een medemens.
Je wordt stilgezet terwijl de wereld door draait.
Ik stel het mij voor als het lege gevoel dat mij als kind overviel wanneer ik met gym op de basisschool een potje trefbal speelde. Daar was ik best goed in en hoorde meestal bij de survivors maar het gebeurde wel eens dat ik voortijdig werd afgegooid, aan de kant moest en de rest gewoon doorspeelde. Dat gaf mij een vreemd leeg gevoel.
Daar had ik niet op gerekend.
Vanaf mijn achttiende ben ik, als verpleegkundige, voortdurend met dit soort lijden geconfronteerd en dat heeft zijn weerslag gehad op mijn eigen leven en het omgaan met mijn eigen dood.
In die tijd, de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw waren de vijf fasen van Elisabeth Kübler- Ross ‘populair’.
De ontkenning, het marchanderen, de woede, het verdriet en de aanvaarding.
Door René Gude, filosoof en één van de geïnterviewde, teruggebracht naar: verdriet, angst en woede.

Maar woede was er eigenlijk niet bij de geïnterviewden. Waarom boos zijn en op wie?
De vraag ‘waarom ik’ werd zelfs pervers genoemd door Albert de Lange (adjunct hoofdredacteur van het Parool) want dat impliceerde het ‘liever jij dan ik’.
Eerder was het de vraag: waarom ik niet?
In deze tijd waarin er zoveel mensen zijn die kanker krijgen houdt iedereen er denk ik wel een beetje rekening mee dat die diagnose kan komen en je moet overstappen van de speedboot in de roeiboot.
Het is nog steeds doodsoorzaak nummer 1.

De speedboot- roeiboot metafoor zal er wel in blijven denk ik zo.
Hij is van René Gude.
Wanneer je in het volle leven bent is het alsof je vaart in een speedboot met het zicht op de toekomst en horizon. Wanneer je je doodvonnis krijgt moet je overstappen in een roeiboot met je rug naar de toekomst. Die is er niet meer. Je gaat langzamer en bewuster varen en kunt alleen nog terugkijken.
Eigenlijk doen ook alle hoogbejaarde mensen dat. Terugkijken en graag over vroeger praten want er is weinig anders. Het hoort ook bij díe fase van het leven om in geuren en kleuren te vertellen over je wapenfeiten.
Ach.....is niet alles ijdelheid?

De rust en de openheid in de gesprekken boeide mij. Ook de kalme aanvaarding.
Op 11 januari is er een tweede uitzending. Ik weet niet of ik die ga kijken. Het heeft wel weer even genoeg opgerakeld in mijn geest. Ik kan wel een boek schrijven over de houdingen van mensen op hun sterfbed. Verschillende staan nog op mijn netvlies.
Maar boeken die andere mensen schrijven over deze processen lees ik zelf nooit dus schrijf ik die maar niet. Boeken zijn er voor mij om even afstand te nemen van dit leven in deze wereld en niet om er op deze manier mee geconfronteerd te worden.

Nee, over religie werd in deze aflevering niet gesproken.
Het was de ‘kale, naakte mens’ met zijn/ haar emoties zonder een Goddelijke warme mantel.
Ik moet er nog over nadenken of ik dat positief of negatief vind.


Uitzending gemist? Hier terug te kijken