Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Doel. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Doel. Sorteren op datum Alle posts tonen

woensdag 7 december 2011

Doel

De meest intrigerende levensvraag voor mij als gelovige is: Wat is de bedoeling, de zin van alles om mij heen. Daarover breek ik mij al jaren het hoofd. Het atheïsme is een stuk gemakkelijker: er is geen doel, zingeving bepaal je zelf.
Waarom besloot God tot het scheppen van een kosmos; bood Hij de mogelijkheid van goed en kwaad, (ja, dat deed Hij) waarom de 'constructie' van genoegdoening of verzoening door Hemzelf in Zijn Zoon op aarde zoals dat is verwoord in de Bijbel? Waarom zo’n lange, lange lijdensweg van de mensheid om tot volmaaktheid (?) te komen.

'Does anybody know what we are living for'

Wat is het verschil tussen de eerste mensen en wij.
Adam en Eva kenden God als Metgezel, Vriend, Gesprekspartner, maar wisten niet tot hoever Gods liefde kon gaan. Wat echte liefde, naar Gods maatstaven dan, is. Dat weten wij wel, wij hebben het grootste voorbeeld in opofferende liefde gekregen in Jezus Christus. Dus om ons die Liefde en dat inzicht te leren was een zondeval wellicht nodig want ik zie in mijzelf en in mijn omgeving dat mensen in geestelijk opzicht pas iets lijken te gaan leren door ellende en narigheid.
Dan pas schijnt de mens enig inzicht te verwerven. Heel vervelend maar narigheid lijkt een noodzakelijk iets te zijn om inzicht in je eigen ego en in je medemens te krijgen.
Buiten dat: juist in deze wereld kunnen we idealen hebben, kunnen we streven naar volmaaktheid en perfectie en daarvan de lessen leren. Kunnen we leren ons in te zetten voor de ander, naar hen om te zien en met hen mee te lijden waar dat nodig is en leren we onze verantwoordelijkheid kennen.
Juist in dit tranendal kunnen we leren hoe we elkaar vergeven, krijgen we inzicht en leren we wat Liefde is. (Nu blijf ik wel het gevoel houden dat ik slechts de doelpalen verzet, maar dat komt wellicht een andere keer.)
Dat inzicht als ultiem doel werd voor mij op een gegeven moment het cruciale punt en toen kwam ik dit tegen:

Als dus van alle dingen de bestemming beter is dan het ding zelf
(want alles wat ontstaat komt tot stand vanwege een bestemming, en het doel is beter; ja het beste van alles),
en als de bestemming overeenkomstig de natuur datgene is wat in het proces van ontstaan uiteindelijk bereikt wordt bij een ononderbroken voltooiing daarvan;
en als het zo is dat bij de mens eerst het lichaam de voltooiing bereikt waarvoor het bestemd is, en pas later de ziel, en dat in zeker opzicht het betere altijd later komt dan het ontstaan zelf;
en als het ook zo is dat de ziel later komt dan het lichaam, en dat van wat in de ziel ontstaat het inzicht het laatste komt
(want we zien dat dit zich van nature bij mensen het laatst ontwikkelt, en het is om die reden dat dit het enige goed is waarop de ouderdom aanspraak maakt);
dan kan het niet anders of inzicht is onze natuurlijke bestemming, en het verwerven van inzicht is uiteindelijk het doel waarom wij ontstaan zijn. En als wij dan inderdaad bestaan, dan is het duidelijk dat het doel van ons bestaan is gelegen in het verwerven van inzicht en in het leren."

Aristoteles, Protrepticus

Ik ben de vrouw die met de grootste durf ontdekte , wat reeds lang tevoren ontdekt was.
(Met een knipoog naar G.K. Chesterton)

donderdag 13 september 2012

Het Godsinstinct

Geschreven door Jesse Bering met als ondertitel: Waarom mensen geloven. Oorspronkelijke titel: The Belief Instinct. The Psychology of Souls, Destiny and the Meaning of Life. Bering is evolutionair psycholoog en atheïst en probeert een verklaring te vinden voor religie en het geloof in een hiernamaals. Ik las de Nederlandse vertaling uit 2011.
Hij stelt de volgende vragen: Is er echt een God die om ons geeft, zijn we hier echt om een bijzondere reden, leeft onze ziel voort als we overleden zijn? Of – het alternatief – zijn God, de ziel en het hiernamaals niet meer dan een stel cognitieve illusies? Het antwoord kun je al een beetje raden, maar hoe hij tot antwoorden komt is boeiend.

‘God kwam uit een ei.’ Een boek dat zo begint kun je als blasfemisch in een hoek smijten of je kunt, zoals ik, pas echt nieuwsgierig worden naar het vervolg. Het zet wel de toon van het boek. Het is toegankelijk en helder met veel aansprekende voorbeelden geschreven. Er staan veel noten achterin voor verdere studie of onderzoek. De vragen die hij stelt zijn levensvragen. Met als ultieme vraag waarom de zin-van-het-leven-vraag ons ondanks alle wetenschappelijke logica zo blijft verleiden. (p 58) Dat is een vraag die mij ook bezig houdt. Wanneer evolutie geen doel heeft en alles gebeurt volgens onbewuste natuurlijke processen hoe komt het dan dat wij, mensen ons bezig houden met een (levens)doel? Hoe zijn we dan in vredesnaam op het idee gekomen dat er een doel moet zijn? (intentioneel denken en teleofunctionaliteit)
Volgens Bering is het omdat in het evolutieproces onze overlevingskansen werden vergroot wanneer we ons moreel netjes gedroegen. Dat deden we wanneer we het idee hadden dat er Iemand met ons meekeek en ons uiteindelijk beoordeelde en zo nodig veroordeelde. Dat heeft zich als een cognitieve illusie in ons brein vastgezet door de ontwikkeling van onze Theory of Mind (ToM) Wij hebben de mogelijkheid, althans de meeste van ons, om in te schatten en te begrijpen wat andere mensen (ook God) weten, denken of voelen. (verbeeldingskracht) Dat het ook behoorlijk fout kan uitpakken is evident.
Toch is deze verklaring me te gemakkelijk. Opvallend voor mij was het onderzoek onder kleine kinderen die van nature in een hiernamaals geloven. (p 133). Gelovigen doen dat ook niet uit de ‘wens-vervullingstheorie’ zoals ik vaak van atheïsten hoorde. Deze verklaring schiet zelfs voor Bering tekort. (p 138) Helaas leiden de nu beschikbare resultaten van onderzoeken nog tot vraagtekens.
Gelovigen indoctrineren hun kinderen dus niet maar bevestigen, sturen en geven invulling aan dat geloven denk ik dan. Of die invulling juist is en klopt met de (bovennatuurlijke)werkelijkheid blijft ook een vraag voor mij.
Bering komt tot de conclusie dat de geest is wat hersenen doen. Houden bij de dood de hersenen op te bestaan, dan ook de geest. Dat is mij ook weer te gemakkelijk geconcludeerd. De geest is meer dan de hersenen zoals muziek meer is dan een regiment noten in een bepaalde volgorde.
Wanneer we geconfronteerd worden met onverwachte zaken of gedrag wordt onze ToM geprikkeld om daar betekenissen bij te zoeken. Dat leren kinderen al jong, zo na hun 6e jaar. Voorbeelden genoeg zoals een tsunami als een straf van God zien. Daarmee denken we dat we in Gods Hoofd kunnen kijken. Dat is terecht onzin. Bering vindt dat echter op andere gronden dan ik dat vind.
Ik ben niet zo’n betekeniszoeker; ben er ook niet mee opgevoed maar een aantal jaren geleden overleed een kennis aan een septische shock na een wespensteek. Hij heeft een week lang in coma gelegen en omdat er geen hersenactiviteit was hebben artsen en familie besloten om ‘de stekker’ eruit te halen. Op de begrafenis, op een mooie zomerse dag, die druk werd bezocht was het wel heel wonderlijk dat er geen vliegje, mugje of vlinder te bekennen was maar dat op een gegeven moment wel een wesp boven het open graf en over de hoofden van de belangstellenden danste. Tot nu toe weet ik dit niet te duiden maar blijft het haken in mijn brein. Bering zal het toeval noemen, maar dat geloof ik niet. Het was te toevallig.

Bering weidt ook een hoofdstuk aan de theodicee. Een theodicee probeert een logische verklaring te geven voor het feit dat God goed is en toch het kwade toelaat. Ooit heb ik ook een poging gedaan een theodicee te schrijven. Lastige materie. Gaandeweg ben ik gaan beseffen dat wat wij goed of fout vinden bij God zo niet hoeft te zijn. Het relativeert maar lost niet op.
In ieder geval heeft het zoeken van een verklaring te maken met causaal denken en ons idee van uniciteit in het universum. Dit is helaas nog te weinig onderzocht. (p 142) Grappig om dat gevoel van uniciteit beschreven te zien. Ooit hoorde ik wijlen Prinses Diana in een interview zeggen dat zij van kinds af aan al het gevoel had dat zij bijzonder was. Inwendig moest ik grinniken en dacht bij mij zelf: Ja ja, jij kunt dat mooi zeggen, het is uitgekomen maar elke mier in deze mierenhoop die aarde heet, denkt hetzelfde van zichzelf.
Volgens Bering denken we daarom dat er nare dingen zijn die ons speciaal overkomen en dat we dan ook een verantwoordelijke zoeken in God, die dan verrassend dichtbij is. God als stoplap.
Daar ben ik het natuurlijk niet mee eens. God is er voor mij niet alleen in narigheid, juist ook in tijden van geluk en voorspoed. Dat ziet Bering even over het hoofd. Al is het wel weer zo dat in gelovige kringen die uniciteit wordt benadrukt. Je bent uniek, God heeft een plan met jouw leven enz. Ik moet dat plan nog steeds ontdekken………....misschien is dat plan voor mij juist wel om een kleine grijze mier te zijn aan de rand van die grote hoop. *grinnik*

Allerlei verklaringen die soms heel logisch klinken brengen Bering tot de conclusie dat God een illusie is en een onlosmakelijk deel van ons cognitieve brein is geworden door de ontwikkeling van de ToM. Wie definitief van Hem verlost wil worden "heeft een neurochirurg nodig". Die illusies van God en een hiernamaals hebben hun doel gehad in het verleden maar zijn nu niet meer nodig. Helaas zijn die illusies niet uit te roeien.
Dat God op deze manier misschien wel eens zou kunnen werken, zoals ook Alvin Plantinga (noot 39) denkt vindt Bering ‘gênant wanhopig’. (p 203)
Maar ja, dat zegt mij dan weer niets.
Er blijven nog veel vragen over en nog lang niet alles van het brein is goed onderzocht. Dus om tot harde conclusies te komen is het volgens mij nog veel te vroeg en dan nog vraag ik me net als Bering af of je God/religie kunt gaan buitensluiten.
Lezendeweg realiseerde ik me wel hoe weinig sommige mensen van de Bijbelse boodschap begrijpen áls ze er al kennis van genomen hebben.
Ik begrijp dat Bering in algemeenheden over religies schrijft, maar wat hij op p 200 beweert gaat juist voor het christendom niet op.
“Bedenk ook dat zolang groepsleden werkelijke geloven dat andermans tegenslagen worden veroorzaakt door zijn of haar zonden, deze misvatting genoeg angst aanjaagt om de rest van de groep op het rechte pad te houden.”

Men leze psalm 103.

donderdag 10 mei 2012

De menselijke geest: illusie of werkelijkheid? (5)

Afgelopen week werd Charles Darwin behandeld. (1809 - 1882)
Hij concludeerde dat de mens helemaal niet zo’n bijzonder schepsel is maar slechts een zijtakje van een grote evolutieboom. Dat alle kentheoretische worstelingen slechts hadden geleid tot onnodig scepticisme en spiritualisme.
In mijn studieboek wordt de volgende zin uit Darwin’s notitieboekje (1838) aangehaald: “Plato zegt in de ‘Phaedo’ dat onze noodzakelijke Ideeën voortkomen uit de pre-existentie van onze ziel - lees apen in plaats van pre-existentie.” Eigenlijk vind ik dat wel humoristisch.
Darwin worstelde met de kunst en de menselijke moraal, want hoe kun je deze in verband brengen met de voortplanting en overleven? Daarover had hij wel theorieën: dat kan ontstaan doordat groepen oermensen die loyaal en heldhaftig waren, andere groepen wisten te verslaan.
Sinds die tijd is er veel veranderd, het sociaal darwinisme met zijn eugenetica hebben we gehad. Alhoewel: foetusjes met ‘foutjes’ aborteren we. Een slechte zaak maar DNA repareren om allerlei enge aandoeningen te voorkomen, dat lijkt mij geweldig.
In onze tijd is het Frans de Waal, die aan de wetenschappelijke weg timmert met zijn onderzoeken naar o.a. conflictoplossing, verzoening en empathie onder primaten.
We lazen stukjes van Darwin en van Frans de Waal. Als ik die stukjes van Frans lees dan krijg ik het idee dat beesten toch beter in elkaar steken dan mensen. Dat lijkt zich toch ook een beetje af te tekenen in onze maatschappij: dat de zorg voor dieren beter is dan voor mensen.
“Men kan het niveau van beschaving van een land meten aan de manier waarop dat land met zijn dieren omgaat.”
Dit is een bekende quote van Gandhi. Toch zou ik hem willen veranderen in : “Men kan het niveau van beschaving van een land meten aan de manier waarop dat land met zijn zwakken (o.a. bejaarden en het ongeboren leven) in de samenleving omgaat.” Dat dieren daar dan ook onder vallen is voor mij niet meer dan logisch.
Een voorbeeld: een achterneef van mij is dierenarts en hij verbaast zich over de humane geneeskunde. Wanneer daar een onderzoek naar bijvoorbeeld kanker plaatsvindt dan duurt het een aantal weken voor de uitslag er is. Bij een dier is dat binnen en week.
Vervolgens kwam de vraag op of dieren een Theory of Mind hebben (ToM). Volgens onderzoeken van Call & Tomasello en hun conclusie op basis van reviewonderzoek: chimpansees begrijpen anderen in termen van een perceptie-doel-psychologie in plaats van een volledige opvatting-wens-psychologie zoals bij mensen.
Dus zijn mensen toch in zekere zin uniek. Het boek van Jesse Bering, (het Godsinstinct) dat hierover gaat staat nog ongelezen te wachten in mijn boekenkast.
Tomassello: “Menselijke samenwerking wordt gestructureerd door “gedeelde intentionaliteit”. Vaardigheden en motivaties van gedeelde intentionaliteit constitueren de “samenwerkende infrastructuur van menselijke communicatie”.

Vragen blijven: In een strikt naturalistische levensvisie is er geen doel en speelt blind toeval de grootste rol maar waar komt de idee en de behoefte dan vandaan dat wij een doel hebben en de wens om dat te formuleren??
Is er eigenlijk evolutie aangetoond onder chimpansees of andere primaten?
Hoe kan het dat in de dierenwereld de mannetjes mooier zijn en in de mensenwereld de vrouwtjes.
Ja, dat was een vraag van mijn toen bijna vier-jarige zoon!
Ik wist geen antwoord en dat weet ik nog steeds niet.
Maar Darwins gedachten over de overeenkomsten tussen mens en dier zijn nog steeds niet helemaal uitgekristalliseerd dus wie weet wat er nog in het wetenschappelijke verschiet ligt.
Volgende en laatste keer Charles Taylor en een conclusie. Helaas ben ik er dan niet.

dinsdag 15 november 2016

Willen III


De wil en het verstand
hoofdstuk 11 en 12 uit het boek

Thomas van Aquino en Johannes Duns Scotus.

Ik krijg dringend behoeft aan een systematische filosoof. Ik realiseerde me dat toen de docent enkele steekwoorden van Aquino en Duns Scotus naast elkaar op het bord zette.
Wanneer zulke filosofen niet bestaan moeten ze per direct uitgevonden worden.
Wát bedenken die mannen, waarom/waardoor en waarom vindt Hannah juist deze interessant met betrekking tot haar eigen ‘wils’ filosofie en niet bijvoorbeeld Schelling en Schopenhauer die daar ook over nagedacht hebben.
Misschien zijn ze niet voor een vrije wil maar dat zou dan toch juist interessanter kunnen zijn.
En waarom schrijft ze dat niet schematisch op; eerst wat de bewuste mannen denken en waarom en daarna waarom ze het ermee eens is of niet. Het leven kan zo veel gemakkelijker.
In dit boek gaan wél conclusies volgen dus dat zal misschien gaan verhelderen.
Even geduld nog.

Aquino leefde achthonderd jaar na Augustinus. Hij was monnik en we moeten er ons van bewust zijn dat hij boekenwijsheid te berde bracht want hij zat in een klooster.
Augustinus schreef uit ervaring en Anselmus van Canterbury was - tweehonderd jaar vóór Aquino -de laatste die dat ook deed. Vandaar de naam ‘scholastiek’ voor het tijdperk van de boekengeleerden. Het tijdperk van redeneren en autoriseren van oude citaten .
Aquino is bekend geworden om zijn ‘Summa’ waarvan ik alleen de passages over de vrouw heb gelezen. Het is een systematisch geheel van opgestelde vragen en de doordachte antwoorden van Aquino. Geënt op de ‘dialogen’ van Plato denk ik. Net zoals onze 'Heidelberger' en 'Wentsel's catechismus'

Aquino onderscheid drie soorten van noodzakelijkheid:
de absolute, de relatieve en de onderdrukking. De laatste is opgelegd; wordt verder niet besproken.
Hij onderscheid twee bevattingsvermogens:
het verstand (de universele rede) en de (bijzondere) rede.
Hieraan beantwoorden twee vermogens:
de wil en de vrije keuze.
Met de universele rede stemmen we in met de directe logica, zonder bewijsvoering. Deze is van nature contemplatief, passief.
Met de bijzondere rede trekken we besluiten uit universele proposities en inherent hieraan is dat de geest zich inspant, actief.
Deze inspanning wordt gevoed door het geloof, want het schepsel wil kennis verwerven over het ware Zijn.
Van de drie vermogens van Augustinus raakt het ‘herinneren’; wat aan het verleden bindt, buiten beeld en blijven er twee over: het willen en het weten/ verstand.
Voor Aquino is het verstand het meest nobel. Want het verstand reikt aan wat er te willen valt.
De juiste volgorde van handelen is : het vatten van het doel, dan het overleg over de middelen en daarna de begeerte naar die middelen.
Aquino’s eerste beginsel is het Zijn (existentie). Het Zijn kent het verstand als geheel. Het ultieme doel van het verstand is om altijd te bestaan en houdt daarom de begeerten in toom. Het verstand richt zich op het Zijnde en vindt zijn hoogste doel in het contemplatief aanschouwen van God.
Duns Scotus geeft aan de wil de hoogste credits, in tegenstelling tot Aquino. De wil is niet gebonden aan het verstand. Het verstand dient de wil. Duns Scotus onderscheid de natuurlijke wil , die de natuurlijke neigingen volgt en de vrije wil. Aangezien Hannah ook van de vrije wil is begrijp ik nu dat ze deze filosoof voor het voetlicht brengt.
Het is de wil die de menselijke geest instaat stelt zijn beperkingen en eindigheid te overstijgen.
Het is de wil die weerstand kan bieden aan begeerten en de dictaten van het verstand en daardoor is de wil vrij. Er is één restrictie: de wil kan het Zijn niet ontkennen. De wil kan het ‘Niets’
zich niet voorstellen.
En de liefde maakt een wil tot een goede wil.

Door de ‘contingentieleer’ van Duns Scotus - het is, maar het had ook anders kunnen zijn - ‘kan hij nauwkeuriger aangeven, in welke zin de wil van de mens zijns inziens vrij is, namelijk in die zin dat de mens op elk tijdstip kan kiezen uit alternatieve mogelijkheden’. (deze laatste zin heb ik uit het boek “Oriëntatie in de filosofie” van Prof. Dr. Gijsbert van den Brink.)
God, waarnaar de mens geschapen is, had ook andere werelden kunnen scheppen, Hij was daar vrij in. Uit die contingentie volgt dat alles wat is, mogelijk ook niet had kunnen zijn, behalve Godzelf.
Duns Scotus was met deze filosofie enig in zijn soort volgens Hannah maar is niet op waarde geschat.
De prijs voor de vrijheid van de wil ligt daarin dat de wil ook in vrijheid kan haten en daar een zeker genot uit kan halen. De wil tot macht van Nietzsche bijvoorbeeld. Komt later.

Ik ben het wel eens met Duns Scotus en Hannah dat de wil een bijzonder fenomeen in de schepping is. Maar dat is de mens in zijn geheel. Geschapen naar Gods beeld zoals ze ook zegt op p.171 en zeer goed. We hebben kennelijk iets méér dan dieren en engelen. De mogelijkheid om te willen en te ‘nillen’ met alle complexiteit die dat met zich meebrengt.
Dat God behalve een concreet ook een ‘contingent handelende’ entiteit zou zijn, dat zou kunnen, ook al is dat volgens mij een aanname. Hij handelt, maar zou ook anders kunnen handelen. Hij anticipeert op het menselijk handelen. Omdat Hij alwetend is. *
De mens heeft de illusie dat hij vrij is om beslissingen te nemen, maar - zo denk ik - er gaan altijd argumenten aan die beslissingen vooraf. En vooraf aan argumenten zijn er breinprocessen. Deze processen komen niet uit de lucht vallen enz…enz…
Zoals ik al eens eerder schreef: Wanneer iemand het hart van de mens kent is het een ‘koud’ kunstje om aan de touwtjes te trekken zonder dat die iemand dat in de gaten heeft.
In het slechte geval heet dat manipuleren maar omdat ik in de goedheid van een Almachtig Wezen geloof ga ik uit van Zijn goede bedoelingen.
In de ‘toevalligheid’ van Duns Scotus geloof ik niet.
Aan het einde van het hoofdstuk komt warempel een reden waarom Hannah Duns Scotus heeft behandeld: ‘Het aantreffen van oorspronkelijke nieuwe inzichten, die waarschijnlijk allemaal uitgelegd kunnen worden als de speculatieve voorwaarden voor een filosofie van de vrijheid.
Er is maar één filosoof die hem in dit opzicht kan evenaren en dat is Immanuel Kant.



*
En dan vind ik dit bij Emanuel Rutten:
‘Een vrije wilsact is namelijk per definitie zelfverklarend. Nu is echter een contingente concrete entiteit niet zelfverklarend. De entiteit in kwestie had er immers niet hoeven zijn.
We concluderen dus dat de wereldgrond een noodzakelijk bestaande concrete entiteit moet zijn die de wereld voortbracht op grond van een vrije wilsact. De grond van de wereld is dus een noodzakelijk bestaand en vrij subject. Nu veronderstelt vrijheid bewustzijn. Een onbewust subject kan immers niet vrij zijn. De wereldgrond is dus een noodzakelijk bestaand, vrij en bewust subject. Dus God bestaat.’


En daar gaat de contingentie weer op de schop.
(16-11-16)Nee, dat zeg ik niet goed: Het contingent handelen is iets anders dan contingent zijn.
God is vrij omdat hij in Zichzelf de oorzaak is. Maar de wereld is contingent als act van God.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene voor mijzelf enigszins in overzichtelijke brokken samen te vatten.
De quotes van Hannah in het plaatje hebben niet noodzakelijke iets te maken met de tekst.



dinsdag 30 mei 2017

De hemel passé?


In de Letter&Geest bijlage van 27 mei staat een essay van Frits de Lange, hoogleraar ethiek, over de hemel. Hij gelooft er niet meer in als bestemming, als doel.

Hij gebruikt het voorbeeld van Jean-Christophe Rufin die teleurgesteld is wanneer hij, wandelend naar Santiago de Compostella, op zijn bestemming, het reisdoel is aangekomen. Het is daar een kermis.
Daar aankomen was het einde van het verlangen.
“Een bestemming kiezen is een goed excuus om op reis te gaan. Haar bereiken is niet de vervulling van, maar het eind aan het verlangen.”
Er is maar één leven en dat is dit. “Eeuwig leven stelt hij zich voor als een overweldigende intensivering van het besef in leven te zijn, de ervaring van de rijkdom van het volle leven.[..]
Eeuwig leven is geen eindeloze tijd, maar is juist in een absoluut ogenblik de onderbreking ervan.”
Eeuwig leven is geen eindeloze tijd. Dat klopt.
Eeuwig leven staat buiten de dimensie tijd en heeft daar niets meer mee te maken.
Vroeger zeiden de mensen dat zo mooi wanneer iemand was overleden: hij/zij is uit de tijd.

Kennelijk verkeert hij in de comfortabele positie dat hij er zich bij kan neerleggen dat er geen hemel is. Hij wordt niet onderdrukt en heeft het kennelijk niet moeilijk met onrecht en het kwaad in de wereld. Hij zit plezierig als hoogleraar in een vrij land met mensen om hem heen die hem hoogachten. Dan heb je geen toekomstperspectief meer nodig en kun je genoeg hebben aan je ‘zijn’, hier en nu. Hij is kennelijk gearriveerd en heeft geen verlangen meer.
Dat de hemel vele eeuwen als beloning is gebruikt en de hel als straf is zeker waar. Dat maakte dat het inderdaad gebruikt/ misbruikt werd om de ellende hier veel te veel te relativeren en om angst aan te jagen om toch maar vooral binnen de lijntjes te kleuren.
Ik geloof ook niet dat dat de bedoeling is.
Via mijn ‘dagelijkse tekst’ las ik vanmorgen over de liefde tot God: ‘In de liefde is geen plaats voor angst. Integendeel, de volmaakte liefde verdrijft de angst. Angst houdt altijd verband met straf. Wie nog angst kent, kent de volmaakte liefde nog niet.’ (1 Joh 4:18)

Maar het artikel lezende overviel mij het gevoel dat er iets niet klopte. Zijn bestemming en doel wel hetzelfde en uitwisselbaar? Mijn gevoel zegt van niet in tegenstelling tot ‘synoniemen.net’
Volgens mij is ons doel om in dit leven te leren en waardig geacht te worden om op onze hemelse bestemming aan te komen. Maar: Sola Fide, alleen door geloof.
Als dat het einde van het verlangen is; so what?
Dan is God alles in allen. Ik kan me er geen voorstelling van maken maar het is vast ‘compleet’.

Stel je voor dat er geen eeuwige bestemming zou zijn. Dat alles in het hier en nu moet gebeuren.
Geen perspectief meer. Het argument van de Lange dat extremisten mensen doden vanwege de beloning die hen wacht is halfslachtig. Mijn vermoeden is dat er nog veel meer gemoord gaat worden wanneer het toch allemaal niet uitmaakt.
Dan bouwen we ongebreideld verder aan de ‘Babelse torens’ van Economische, Technologische en Wetenschappelijke machten. Dat zal ten koste gaan van de hele wereld. En de kosmos erbij.
‘Als er geen God is, is alles geoorloofd’. De woorden van Dostojewski borrelen op.
Ik weet dat mijn persoonlijke moraal zo hoogstaand zou moeten zijn dat ik dan nog fatsoenlijk zou moeten leven, maar ik ben bang dat ik niet zo’n moreel hoogstaand mens ben en ik ben bang dat heel velen dat niet zijn.
Het ‘Amor fati’ van Nietzsche schemert door het essay heen. Omarm het leven, dat is eeuwig leven.
Hij overtuigt me niet.


Alice: ‘zou u mij alstublieft kunnen vertellen welke kant ik nu uit moet gaan?’
‘Dat hangt in hoge mate af van waar je heen wilt’, zei de Kat.
‘Het kan me niet veel schelen waarheen’, zei Alice.
‘Dan maakt het niet uit welke kant je op gaat’, zei de Kat.

Uit: ‘Alice in Wonderland’ van Lewis Carroll.

donderdag 27 september 2012

satan

Ja, een blogje is eigenlijk teveel eer voor dat ‘gevaarte’. Ik puzzel echter al jaren op dit fenomeen. Toen ik voor mijzelf een theodicee schreef (in 2006; wat zijn computers toch geweldige uitvindingen) kwam ik er pas echt achter dat het allemaal niet zo eenvoudig ligt. Het verschil tussen Nieuwe en Oude Testament is wat dat betreft zo groot dat ik compleet in de war raakte.
De joden kennen satan slechts als tegenstander, die onder de controle van God valt. Zie Num. 22, het verhaal van Bileam, die op een gegeven moment een Engel van God als een satan (tegenstander) tegenover zich zag. Bij de volkstelling door David is er ook zoiets. ( 2 Sam 24:1 en 2 Kron 21:1) Vergelijk ook eens 1 Sam 16:23 met 1 Sam 18: 10.
In het Nieuwe Testament spreekt Jezus bestraffend tegen Petrus: ‘ga achter mij, satanas. (Mark 8: 33) In dat geval nam Petrus de verkeerde rol aan. De rol van Goddelijke tegenstander. Dat kan dan ieder mens overkomen.
Maar ook in datzelfde Nieuwe Testament spreekt Jezus via Johannes over de ‘overste der wereld’ in Joh 12, 14 en 16.
In het Oude Testament is ‘satan zijn’ een functie, in het Nieuwe testament lijkt hij een aparte entiteit. Zoroastrische beïnvloeding door de tijd in Babel? Hellenistische beïnvloeding? Ik weet het niet.
Dan heb je nog het verhaal van de val van satan. Hoe zit het nu?

Velen geloven dat de mens van God een vrije wil heeft gekregen en dat hij daardoor met behulp van dat slimme dier in zonde is gevallen. Had de mens die vrije wil niet dan zouden we robotten zijn geweest. Dat argument heeft voor mij altijd al aan alle kanten gerammeld. God had toch ook wel mensen kunnen scheppen met een ‘vrije’ wil zonder het kwaad? Dat is toch ook onze toekomstvisie? Waarom dan wel en eerder niet? (Ik geloof trouwens niet in een vrije wil, zie ander ander blogje ) De slang werd ook als een satan gebruikt. Maar hoe zit het dan weer in het boek Openbaringen?

Gelukkig zijn er dominees die naar deze dingen studie doen en boeken schrijven. Dr. A.H. van Veluw is er zo één. In 2010 heb ik me al door ‘Waar komt het kwaad vandaan’ heen geworsteld en nu zag ik in de boekwinkel een pas uitgegeven boekje van hem liggen met de titel: ‘De satan, een noodzakelijk kwaad’.
Die titel sprak mij enorm aan, want op deze manier ben ik langzamerhand ook gaan denken. Satan is noodzakelijk, maar waarom en wat is precies het doel?
Als God de Alpha en de Omega is, het Begin en het Einde, dan valt ook het kwaad binnen Zijn verantwoordelijkheid. Zo veel is mij wel duidelijk geworden. Hij heeft in mijn ogen die verantwoordelijkheid ook genomen door, voor ons zichtbaar, Zich te laten vernederen en op Golgotha een gruwelijke dood te sterven.
Maar God is Licht, in Hem is geen duisternis. (1 Joh 2: 5)
Ik denk, maar ik ben geen theoloog, dat God het kwaad heeft geschapen. Zie Jes. 45: 5-7. In deze tekst wordt i.v.m. ‘kwaad’ het woord ‘bara’ gebruikt, wat scheppen kan betekenen. (link)
Als God het kwaad heeft geschapen kan Hij het ook op een dag doen ophouden. Het is geen deel van Zijn wezen. Er is geen zoroastrisch dualisme. Geen Yin Yang gedoe.
Heel veel gelovigen neigen daar trouwens wel toe.
Pas hoorde ik nog een evangelist zeggen dat we het kwaad nodig hebben om duidelijker het verschil met het goede te kunnen zien. Maar dat rammelt ook. Kun je daarmee het kwaad goedpraten of een functie geven in zijn algemeenheid? Dan wordt het toch weer heidens dualisme.
Wat ook een vraag is: kun je kwaad en lijden op één lijn zetten of zijn het twee verschillende zaken? Ik denk het laatste, al kunnen ze ook samenvallen.
De filosoof Leibniz uit de 17e eeuw (1646-1716) maakt al een verschil in moreel kwaad en natuurlijk kwaad. Natuurlijk kwaad zijn de natuurrampen, zoals aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en tsunami’s.
Daarbij spreken we niet eens over ‘kwaad’ wanneer er geen mensenlevens bij betrokken zijn. Dat doen we pas wanneer er doden vallen. Voor mij heel opmerkelijk. In hoeverre het dan verstandig is om op de helling van een vulkaan te gaan wonen of 6 a 7 meter onder de zeespiegel……Tsja….dat laat ik maar even rusten.

Het morele kwaad is het kwaad wat mensen elkaar aandoen. Daar weten we ook wel genoeg voorbeelden van.
Dit onderscheid wordt nog steeds redelijk aangehouden. Al gaat het wel steeds meer problemen geven. Want als oerwouden door de inhalige mens worden omgehakt, veranderen ecosystemen en kunnen er overstromingen ontstaan. Er zijn dan geen boomwortels meer die het water vasthouden.
Door kernproeven kunnen onderzeese aardbevingen ontstaan, met tsunami’s als gevolg. In onze tijd wordt het verschil tussen moreel en natuurlijk kwaad daardoor steeds lastiger te beoordelen.
Ooit las ik ergens dat menselijk aantasten van de natuur als ‘onnatuurlijk’ kwaad wordt aangemerkt. Maar dat is nog geen algemeenheid.
Ook de paradox van Epicurus ((342-270 BC) is nog steeds actueel: Er bestaat kwaad, dus God is ofwel niet in staat, ofwel niet van plan het op te heffen;
Als God het kwaad niet kán opheffen is Hij niet almachtig;
Als Hij het niet wíl opheffen is Hij kwaadaardig.

Alvin Plantinga heeft de volgende, heel theoretische en filosofisch kloppende escape: "Een al -liefhebbend, almachtig, alwetend Wezen zou zo veel kwaad kunnen toestaan als Hij maar wil zonder Zijn bewering om al-liefhebbend te zijn ongedaan te maken, zo lang als er voor elke slechte toestand die Hij toelaat een groter goed bestaat dat hiermee samenhangt" ( ergens in God, Freedom and Evil).
Dus kwaad is geaccepteerd met als voorwaarde dat het een groter doel dient. En als er geen groter doel te ontwaren valt……………? Verzinnen we er dan maar één? ( cognitieve dissonantie?) Een soort overlevingsmechanisme?
Berkhof schrijft over het kwaad/lijden: "Waarom heeft God iets (voorlopig) gewild, dat Hij toch (uiteindelijk) niet wil? Het enige antwoord dat wij kunnen geven, is geen antwoord: blijkbaar is het nooit Gods bedoeling geweest om een wereld kant-en-klaar in het aanzijn te roepen. Hij wil kennelijk, dat zijn schepping een geschiedenis doormaakt van weerstand en worsteling, van lijden en strijden. Als dit de wil is van Hem die we als de heilige liefde hebben leren kennen, mogen we aannemen, dat eenmaal helder zal blijken dat alle geboortepijn en groeistuipen van deze wordende wereld niet opwegen tegen de heerlijke uitkomst" (Christelijk geloof p 171)
Daar kan ik mee leven.

Beide heren schrijven algemeen, maar ik vraag mij af of je dat kunt volhouden met betrekking tot dit onderwerp. Moeten we dit niet veel meer per individu bekijken?
Een belangrijk iets wat ik uit het vorige boek van van Veluw heb onthouden is: 'Het is niet objectief en vooraf te bepalen dat een bepaald lijden zin zal hebben. Dat is slechts subjectief en achteraf te bepalen en dan nog alleen door de personen die het lijden overkomt.' (p 434)
Dit alles borrelde op in mijn brein en heb ik weer eens nagezocht alleen al bij het zien van de titel.

Ik ben me ervan bewust dat ik over heel veel dingen heen wals. Heel veel van wat ik schrijf wordt veel uitgebreider behandeld in het boek ‘Waar komt het kwaad vandaan’. Nu moet ik ‘De satan een noodzakelijk kwaad’ nog gaan lezen.......
Enfin: op CIP is er een artikeltje over dit boekje geweest (link) en als je de reacties op dat artikel leest dan weet ik weer waarom ik mij randkerkelijk hou en toch maar liever zelf op onderzoek uitga. Alleen ene Martin Rozestraten uit die reacties gebruikt meer zijn hersens dan zijn onderbuik.

donderdag 15 maart 2018

La Superba


Geschreven door Ilja Leonard Pfeiffer (1968) in 2013. Ik las een digitale editie naar de vijftiende druk uit 2015 ondanks dat ik het in mijn boekenkast heb staan. Maar op deze manier kon ik gemakkelijker met hem naar bed en wanneer ik er genoeg van had knikkerde ik hem gewoon op mijn nachtkastje.
Het is een roman. Fictie, in tegenstelling tot ‘brieven uit Genua’ zo zei hij nadrukkelijk in het boekenprogramma van de VPRO in 2016.
Alles wat ik schrijf is nep, omdat ik niet schrijf als ik mijzelf ben. Het is een vlucht uit de realiteit op een wankel vlot van taal.
Hij schrijft brieven aan een vriend en houdt de mogelijkheid in zijn achterhoofd dat ze ooit eens uitgegeven zouden kunnen worden. Dat is soms wel komisch.
Als ik eerlijk ben vond ik ‘brieven uit Genua’ en ‘Peachez’ mooier dan dit, wat grillige boek.
Gelukkig maar dat ik die eerder heb gelezen. Anders was ik er misschien nooit aan begonnen.

In dit boek beschrijft Pfeijffer verhalen van mensen die hij fictief(?) heeft ontmoet in Genua.
"De oude bijnaam van Genua is La Superba."
In de Bar met de spiegels – welke type spiegels? Bespiegelingen?– werkt het mooiste meisje van Genua en ontmoet hij de drinkebroer Don en de Senegalese Djiby. Don is iemand die alles aan elkaar fantaseert zoals achteraf zal blijken.
En met Djiby word je geconfronteerd met de nare werkelijkheid van de vluchtelingen die in Europa het geluk hopen te vinden. Uiterst actueel.
Dan is er Rashid, de rozenverkoper en de excentrieke Monia. Er is meteen al gedoe met een vrouwelijk onderbeen wat aan het einde van het boek aan een travestiet bleek toe te behoren. Dat sprak mij totaal niet aan. Ik vond het allemaal wat vergezocht en vulgair. Dat is hij wel vaker terwijl hij dat in mijn ogen niet nodig heeft.
Het mooiste meisje van Genua vindt en verliest hij weer. En hervindt?

Wat wel mooi is zijn de beschrijvingen van die stad en het labyrint waar hij woont en al die verhalen van de verschillende mensen in een steeds naargeestigere sfeer.
In het eerste deel van het boek maakte ik nog notities van mooie zinnen maar het werden er steeds minder. Het boek eindigt dan ook in mineur.

Mijn mooiste ironische zinnen en over spiegels gesproken:
Over vrouwen: ‘Ze hebben niet alleen potjes en tubes nodig, maar ook merkkleding voor elke uur van de dag, conform de mode van dat moment en veel schoenen, vooral veel schoenen.
Al die kleren en schoenen worden alleen maar aangeschaft met het doel ze uit te trekken. Maar om dat doel te bereiken moeten ze duur zijn, dat snapt iedereen. Elke ochtend maakt ze zichzelf vrouw zoals ze denkt dat een vrouw eruit ziet. Zoals ze denkt dat ik wil dat zij eruit ziet. Het doet er niet toe of ze weet wat ik wil. Belangrijk is dat ze haar best doet te voldoen aan haar beeld van mijn beeld van haar.’

En over het leven daar in Genua, maar wat in iets andere vormen overal geldt:
‘Het is een spiraal die na zeventig of tachtig omwentelingen eindigt met een rouwplakkaat op de grauwe muur van de kerk, geformuleerd en vormgegeven als alle andere rouwplakkaten. Met trots en dankbaarheid zal worden teruggekeken op een rijk en vol leven dat precies is verlopen zoals andere levens, in dezelfde straten, op dezelfde pleinen, in dezelfde huizen en aan dezelfde stranden, met ontbijt om half acht, pranzo om half één en cena om negen uur, gelukkig met kinderen en kleinkinderen die alles precies zo zullen doen. Stanno tutti bene. Tutto a posto. Come si deve.’


Van dit boek is een toneelstuk gemaakt voor de Toneelgroep van Maastricht en is deze week in première gegaan.
Ik ben niet nieuwsgierig.
Pfeijffer schrijft voor mij beeldend genoeg.


woensdag 13 december 2017

De stem van Tamar


Geschreven door David Grossman in 2000.
Ik las een digitale editie naar de zesde druk uit 2012 van de 'e-book bib'.
Eerder las ik van hem ‘Leeuwenhoning’.

Het boek leest als een thriller. Een hond sleurt een jongeman door de straten van Jeruzalem. De hond weet kennelijk waar hij naar toe wil en de jongeman, Assaf, kan niet anders dan zich er maar aan overgeven. Dat is de ene verhaallijn.
De andere gaat over Tamar, een zangstudente van een conservatorium of iets dergelijks. Zij heeft een geheim. Haar lijn speelt zich een maand eerder af dan de verhaallijn van Assaf.
Natuurlijk komen ze wel bij elkaar. Maar voor dat het zover is heeft er heel wat water door de Jordaan gestroomd.
Een boek over jeugdproblematiek als verliefdheid en jeugdpuistjes, het zoeken naar jezelf en het doel van je leven.
Daar tussendoor de problematiek van verslaving en uitbuiting door een figuur met de naam Pesach. Ik heb me suf gepeinsd over de lading van deze naam maar heb die niet kunnen vinden. Hij wordt niet geslachtofferd.
Tamar, die naam betekent ‘palmboom’ staat voor mij symbool voor iemand die koste wat kost haar doel wil bereiken, zoals de schoondochter van Juda in de Bijbel. Tamar weet tot in de puntjes alles te organiseren.
Het enige wat ik even vreemd vond was heel even de indruk - die uit de lucht kwam vallen - en waar niets mee gedaan werd, dat Tamar blind zou zijn. Ik zat wel even van huh....heb ik iets gemist?
En die Theodora; hoe loopt het daarmee af?
Wat ook leuk is, is de geheimtaal met hun vingers tussen Tamar en Sjaj.
Mijn kinderen hebben onder elkaar ook zoiets geleerd. Konden ze zonder geluid met elkaar praten in de kerk.
Dikke pret.

Een leuk voorbeeld van de draaiingen van de menselijke geest om dingen voor onszelf acceptabel te maken:
‘En binnen de kotste tijd gaf ze zichzelf het simpele antwoord: als ze toen, thuis, gedacht had dat Sjaj niet zou meewerken, was ze er waarschijnlijk niet aan begonnen. Dus eigenlijk was het maar goed ook dat ze daar niet aan gedacht had. Haar hersenen hadden haar kortom juist geholpen door dit obstakel voor haar verborgen te houden’.

Een denkende en beeldende schrijver, die Grossman:
‘Op een gegeven moment doe je één klein stapje, je wijkt maar een fractie van een millimeter van de bekende weg en dan moet je ook de tweede voet neerzetten, en ineens zit je op een vreemd spoor. En elke stap op zichzelf is min of meer logisch, voortkomend uit de vorige stap, maar ineens word je wakker in een nachtmerrie’.

‘Ze bleef dapper meelopen en om hun grappen glimlachen, terwijl een scherpe, koele schaar haar precies langs de contouren van haar lichaam uitknipte en haar uit het beeld verwijderde’.


Dat geeft hij zijn beide hoofdrolspelers mee: het zich in de geest kunnen verwijderen wanneer ze het even niet eens zijn met het leven in de werkelijkheid.
Maar heeft niet elk mens zo’n ‘ontsnappingsprogramma’?




zaterdag 26 januari 2013

Dood van een non

Geschreven door Maria Rosseels in 1961.
Maria was een Belgisch, Rooms Katholieke journaliste en schrijver (1916 – 2005).
Dit boek is ook een uitgave van de christelijke klassieken, geinspireerd door het Christelijke gedachtegoed en staat in de canon van de Christelijke literatuur.
Zelf heb ik weinig met de zogenaamde Christelijke boeken. Ze zijn te vaak geschreven met een vooropgezet doel. Dit boek is echter wel de moeite waard, het verhaalt hoe een non dood gaat oftewel van haar geloof afvalt. Dan is het nog maar de vraag of ze dood gaat of juist tot leven komt.
Het geheel is een brief, geschreven aan haar broer Nicolas (Nikki) die het heeft ‘ge- bis- chopt’. (geschopt tot bischop) De proloog en de epiloog zijn vanuit zijn perspectief geschreven. Het verhaal speelt zich af in de eerste helft van de vorige eeuw.
Heel open worden gemoedstoestanden, gedachten en zielenroerselen beschreven. Het grootste onderliggende probleem is de zin van het lijden, doel en zingeving. Nu nog steeds actueel, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal er nooit een antwoord op komen en proberen we maar het beste ervan te maken wanneer we om die reden niet van het geloof vallen zoals zovelen.
Volgens mij kan dat helemaal niet; wél kun je van je eigengemaakte geloof vallen. Verder speelt eerlijkheid een grote rol. Eerlijk naar anderen maar meer nog naar jezelf.
Hoe ver durf je te gaan?
Hoofdpersoon is Sabine Arnauld. Jongste telg uit een oud adellijk geslacht met Jansenistische/Jansemische wortels. Ze groeit op met 3 broers en 2 zussen op een landgoed met kasteel. Dat sprak al tot mijn ver- beeld- ing. Om die reden heb ik Claudels ‘Alles waar ik spijt van heb’ weggelegd. Er ontstond geen film in mijn hoofd.
Sabine dus. Zij belandt door polio, zo denkt men, in een rolstoel. Maar gelovig als ze is, bidt en marchandeert ze met God en vraagt om genezing. Als een soort Jeftha biedt ze haar leven aan God aan en belooft dat ze non zal worden wanneer ze geneest.
Via een familievriend komt ze in contact met een arts die haar ervan weet te overtuigen dat ze niet verlamd is en beter kan worden. Dat gebeurt. Ze houdt zich echter niet aan haar belofte, trouwt met de familievriend Joris, krijgt een kind en verliest hen allebei aan de dood.
Dan komt het schuldgevoel. Door haar ongehoorzaamheid aan God heeft zijzelf hen gedood. Zo denkt ze.
Sabine treedt alsnog in het klooster van de zusters van Boetvaardigheid waar ook een zus non is geworden.
Daar is ze voortdurend bloedserieus bezig haar schuldgevoel af te kopen en haar eigen gecreëerde God te ‘pleasen’. Wat een verkapte hoogmoed.
Hoevelen in deze wereld zijn daar niet mee bezig. *Cathy keert even in zichzelf…….*.

Het idee dat we onszelf een God creëren komt dus langs, evenals de ‘opium’ van Karl Marx.
Dat maakt het allemaal voor mij toch wel herkenbaar. “Ik weet niet eens of er wel een God bestaat, of wij in Hem geen gestalte hebben gegeven aan onze meest primitieve vrees: de angst voor de dood, voor het definitieve ophouden-te-zijn.” Een bekend argument van atheïsten.
Een eyeopener las ik in de zinssnede: “Nu weet ik dat ze gelijk had; ook ik heb geleerd dat niet alle nonnen naar eenzelfde volmaaktheidspersoon kunnen worden gefatsoeneerd, dat sommige zusters geestelijk rijker worden naarmate hun lichaam door meer kwalen worden verteerd, terwijl anderen daarentegen zich slechts dan om dingen van de geest kunnen bekommeren als ze fysisch fit zijn en geen weet hebben van hun lichaam.” Nu weet ik het ook. Eigenlijk is het zo logisch. Ik vroeg het me altijd al af waarom anderen soms zo enorm moeten lijden en mijn leven tamelijk rimpelloos verloopt.
Volgens een predikant was ik dan de moeite voor God niet waard. Want ‘Hij kastijdt degenen die Hij liefheeft’.
Die predikant was achteraf gezien mijn grootste kastijding. Ik heb het hem vergeven.
Een ‘oplossing’ is er voor de theodicee: “het lijden en het kwaad getuigen veel meer van het bestaan van God dan de vreugde die een reden in zichzelf heeft. Het geluk vergt geen verklaring, de pijn en het verdriet wel: het deel roept om het geheel, het onvolmaakte om het volmaakte; het negatieve ontstaat door het contrast met het positieve.”[……………]”het eindige vraagt om het oneindige”.
Maar dan vraag ik me toch weer af of dit weer een doekje voor het bloeden is. Een geforceerde oplossing omdat we geen keus hebben.
De houding van Nicolas is in de zeer spaarzame zinnen wel fascinerend. Een soort oudste broer uit de welbekende gelijkenis van de verloren zoon. iemand die op zijn post blijft.
Omdat Sabine ook jaren in het verre oosten woont, komen ook de oosterse godsdiensten ter sprake.
Ook in mijn ervaring rekenen Japanners zich tot een godsdienst zonder dat het in het persoonlijke leven een rol speelt. Het hoort bij de traditie. Eens sprak ik een Japanner die van zichzelf vertelde dat hij Boeddhist was. Van de Dhammapada had hij echter nog nooit gehoord.
Een vriend van Sabine, Ichiro verbaast zich over de westerse manier van denken: “Jullie zijn erin geslaagd God kwetsbaar te maken. Meer nog, jullie hebben jezelf voor God onmisbaar gemaakt. Is er iets krankzinnigers denkbaar?”
Maar heeft God Zichzelf niet kwetsbaar gemaakt in de persoon van Jezus Christus?
"Ik ken U niet maar ik heb U lief."
Eén van Sabine ’s laatste zinnen.
Kun je van iemand houden die je niet kent? Ik denk dat ze niet verder meer durft te gaan.
Wanneer je God ontdoet van al je eigengemaakte ballast, blijft er dan niet over: JHWH? de 'Ik ben'?
Dan kun je Hem zelfs ‘laten gebeuren’. “God is een realiteit, geen sfeer.”
Het beminnen van God komt vaak voor in het boek. Voornamelijk in de ‘nonnenwereld’.
Het is een wereld die ik niet begrijp en ik realiseer me nu pas dat Jezus in het hele verhaal nauwelijks een rol van betekenis speelt.

dinsdag 13 oktober 2020

De meeste mensen deugen

Geschreven door Rutger Bregman (1988) in 2019.
Ondertitel: ‘een nieuwe geschiedenis van de mens’
Bregman is historicus en journalist bij 'de Correspondent'  die ook zijn andere boeken heeft uitgegeven.
Daar zijn ook stukken uit dit boek te lezen.
Hij is welbespraakt, zo heb ik bij Matthijs van Nieuwkerk gezien en zijn boek leest als een trein.

In mijn omgeving heb ik mensen horen zeggen dat ze dit boek niet hoeven te lezen want de titel klopt al niet. De meeste mensen deugen helemaal niet zo wordt ons geleerd vanuit de Bijbel. Niemand is goed, zelfs niet een. Dussss…
Nu vind ik Bregman ook wel een aarts optimist. Maar dat is op zichzelf niet verkeerd. Misschien zet hij denkprocessen in beweging om eens anders tegen de mensheid aan te kijken.


De meeste mensen deugen namelijk wel.
En oppervlakkig gezien heeft hij gelijk. Het is dan ook een horizontaal boek en daar moet je geen theoretisch, theologische dogma’s op los laten.
Dat in ieder mens het kwaad als mogelijkheid zit mag een ieder persoonlijk ontdekken.

Aan de hand van de filosofen Hobbes: ‘de mens is slecht omdat hij gedreven wordt door angst en een begeerte heeft naar macht’ en Rousseau: ‘de mens wordt goed geboren maar wordt slecht gemaakt ’ verkent hij allerlei onderzoeken die zijn gedaan in de afgelopen honderd jaar.
Alleen raakte ik halverwege het boek Hobbes en Rousseau een beetje kwijt.

Aan veel wetenschappelijk onderzoek uit het verleden zit een geurtje. Ik vind het wel leuk dat hij verschillende onderzoeken onderuit schoffelt.
Zoals het onderzoek van Philip Zimbardo wat bekend staat als het Stanford Prison experiment
Maar dit was al vanaf het begin omstreden. Zimbardo deugde kennelijk toch niet echt.
Of zijn tegenvoorbeeld van het bekende boek van menig Engelse boekenlijst: ‘Lord of the Flies’ wat op de fantasie berust van William Golding.
Hij zet daar tegenover het waar gebeurde verhaal van zes jongens van de St. Andrews kostschool in Nuku’alofa, Tonga.  Toen zij strandden op een onbewoond eiland brak de pleuris helemaal niet uit maar ontstond een gemeenschap met orde en regels.
En passant wordt erbij vermeld dat de jongens van een strenge christelijke school waren.

Ja, het is waar dat veel mensen tot kwaad in staat zijn wanneer je de omstandigheden manipuleert. Hij geeft als domineeszoon het voorbeeld van Eva in het paradijs. Ze werd uitgelokt. Het blijft de vraag of ze van de vrucht zou hebben gegeten uit eigen beweging.
Zit wat in natuurlijk.
Het gekke is dan wel, vind ik,  dat in Eva nog geen kwaad aanwezig was.  Moet ik nog eens wat langer over nadenken.
Het kwaad arriveerde (voor de mens) pas mét het overtreden van het Goddelijke verzoek/verbod. Dus dit verhaal kun je niet als voorbeeld gebruiken, maar ik begrijp wel wat hij wil zeggen.
Zijn voorbeeld van het Robbers Cave experiment, waar de deelnemers werden gemanipuleerd is duidelijker.  Dat werd ontkracht door Gina Perry.

Mensen worden vaak door anderen aangezet tot…..En die anderen doen dat niet altijd uit kwaadwilligheid. Vaak denkt men niet goed na. Mensen pleasen graag (de Homo Puppy) en wanneer je je verhaal maar goed inpakt dan lukt het wel om de ander te laten doen wat je wilt ook al pakt dat niet altijd goed uit.
Dat zou ook een verklaring zijn voor de holocaust. Het Stanley Milgram experiment zou mede moeten verklaren dat mensen behulpzaam willen zijn.  Zeker wanneer er een groter, hoogstaander doel kan worden gediend. Als het kwaad maar netjes vermomd wordt doen we mee.
Bijna allemaal.  
Maar dat onderzoek is inmiddels ook omstreden.
De daders van de holocaust dachten echt dat ze een groter doel dienden.
Dat is die banaliteit van het kwaad, zoals Hannah Arendt het zo treffend noemde.  Al vind ik dat je niet alles hiermee kunt verklaren. Er zaten teveel duivels tussen. 

Mooie voorbeelden hoe het in de ‘rat-race’ anders kan geeft hij met ‘'Buurtzorg'’, een organisatie in Oost Nederland die met succes, heel anders werkt dan de reguliere thuiszorgorganisaties met hun hiërarchieën, bureaucratieën en gigantische overheadkosten.
In het Westen is er ook één die het al sinds twintig jaar anders durft aan te pakken: ‘Duozorg’.  Die heeft de Wiki pagina nog niet gehaald. (‘grinnik’  ondergetekende was medeoprichter)

Ook noemt Bregman een vernieuwende manier van educatie. Het Agoraonderwijs.
Misschien moeten we daar langzamerhand naar toe. Want nu zijn ouders inderdaad alleen maar geïnteresseerd in cijfers en een zo hoog mogelijke opleiding voor hun kroost, alsof ze – heel onvolwassen -  hun bevestiging uit hun kinderen moeten halen.
Kinderen zouden weer buiten en met elkaar moeten spelen om hun fantasie, creativiteit en sociale vaardigheden te ontwikkelen. Daar ben ik het wel met hem eens.

Hume komt langs met zijn idee dat we net moeten doen alsof mensen van nature egoïstisch zijn. Dat noemt Bregman dan een Nocebo. Het tegenovergestelde van een placebo, een neppil die toch effect heeft. In dit geval een negatief effect.
Calvijn was dan toch hoogstaander zoals ik al eens eerder postte:

‘Er is echt maar één weg om te komen tot wat volledig indruist tegen de menselijke natuur, laat staan dat het gemakkelijk voor ons is: liefhebben wie ons haten, kwaad met goed vergelden, beledigingen betalen met zegeningen. Mattheüs 5:44
Je komt hiertoe, zeg ik, als je bedenkt dat je geen rekening moet houden met de slechtheid van de mensen, maar Gods beeld in hen moet zien. Dat beeld bedekt hun zonden en wist die uit. Door zijn schoonheid en waardigheid verleidt dat beeld ons om hen lief te hebben en te omhelzen.’


Calvijn: institutie 3.7.6. in een vertaling van Gerrit Veldman.
In het kielzog hiervan hebben, denk ik,  Martin Buber en Emauel Levinas hun filosofieën ontwikkeld.
Opmerkelijk is dat toch eigenlijk wel.
De Christenheid heeft het dan dus altijd goed gezien. Niet dat men daarnaar leefde, maar toch.  
Wat Paulus in Rom 3 uitspelt wordt door Jezus impliciet erkend maar Hij geeft er meteen praktische tips bij in Matt 5.
Ook mijn ervaring is dat negativiteit – de mens is niet in staat tot enig goed maar geneigd tot alle kwaad -  diepere kraters in de menselijke psyché  slaat dan positieve dingen en we gaan ons daarnaar verhouden. 

Bregman denkt, misschien wel meer dan hem lief is, als een praktisch christen voor zijn pleidooi om het kwade te overwinnen door het goede. Die andere wang hè. Zit best wat in.

 

                                                                           

vrijdag 5 november 2021

Corona IV

Er is een tweedeling gekomen in dit land. Polarisatie tussen gevaccineerden en ongevaccineerden.

Dat is jammer. Ik begrijp de mensen die zich niet willen laten vaccineren best wel. De weerzin tegen de oplopende druk is groot. Die snap ik.
Wanneer er van alle kanten op je wordt ingepraat kunnen de hakken steeds dieper het zand in gaan. Zo ben ik ook. Het gevoel gedwongen te worden?....…ho, ho wacht even…..ik ga zelf over mijn eigen lichaam. Net als bij de donorregistratie.
Ik ben trouwens wel gevaccineerd en wanneer er een ‘booster’ komt doe ik weer mee maar mocht er in de toekomst iets ‘verplicht’ worden wat ik beslist niet wil dan wil ik ook de vrijheid hebben om te kunnen weigeren.  En de kracht om de consequenties te aanvaarden.

In gesprekken hoor ik dat mensen het regeringsbeleid niet meer begrijpen. Doe ik ook niet altijd maar ik denk dat we een paar dingen in het oog moeten houden.

1. Het doel van vaccinatie was behalve bescherming van ouderen en zwakken in de samenleving, ook vooral om de ziekenhuizen te ontlasten vanwege de plotselinge toenemende druk.
De situatie is nu zo dat het personeel op de laatste benen loopt, zo gaan de verhalen. Dat het hier en daar wel meevalt is ook correct. Zus Cathy in Beieren heeft tot nu toe nauwelijks Coronapatiënten te verplegen gehad en al wel haar bonus gekregen.  *grinnik*
De opnames nemen nu weer wat toe maar niet zo erg als in de eerste golf.
Willen we de zorg beheersbaar houden dan moeten we ook de besmettingen beheersbaar houden.
Ik denk dat iedereen wel een keer Corona zal krijgen of besmet zal raken, ondanks vaccinaties, maar dan minder heftig en meer verspreid zodat de ‘gewone’ zorg ook kan doorgaan.
Dat de zorgcapaciteit in zijn geheel onder de maat was en is, is nu ook wel duidelijk geworden. Ik hoop dat daar ook iets aan gedaan wordt.   

2. Het doel van de in het leven geroepen qr-codes was om de samenleving weer open te kunnen gooien zodat de economie weer een beetje gaat draaien. De bedrijven moeten zo langzamerhand weer zelf de broek op gaan houden. Ook terecht.

Ik denk dat deze twee dingen vaak uit het oog worden verloren. Steeds hoor ik verhalen van incidentele gevallen hoe krom en belachelijk het allemaal is maar laten we eerlijk zijn: daar kun je geen beleid op maken.
Beleidsmakers gaan uit van -  hoe hard het ook klinkt -  de cijfertjes die het grote plaatje bepalen. Dat er fouten worden gemaakt is evident. Dat komt later wel aan de orde bij een parlementaire enquête.  
Nu moet er geregeerd worden en dat is lastig. Je doet het nooit goed. Zeker in het begin van de crisis was het tasten in het duister.
In gesprekken met antivaxxers ben ik ook gestopt met redelijk zijn en hou mijn mond dicht.
Om nare onenigheid te voorkomen.

Mijn allergrootste grote probleem met de huidige discussies is wel dat het 'wij – zij denken' wordt getriggerd en het zondebokmechanisme wordt gevoed.  Dat moeten we niet willen.
We weten uit de geschiedenis waartoe dit kan leiden.
Moet je natuurlijk wel de geschiedenis kennen.

 

donderdag 14 november 2013

Redenen om te geloven

In de Nieuwe Koers nr. 7 staat een artikel van Herman Wegter over geloven.
Hij voert vijf redenen aan om niet meer te geloven:

Omdat de Bijbel een raar boek is
Omdat christenen geen leuke mensen zijn
Omdat er nog steeds geen enkel bewijs is voor het bestaan van God
Omdat al die christelijke clichés mijn neus uitkomen
Omdat God al die ellende toestaat

Behalve de eerste kan ik ze wel onderschrijven; vooral de vierde en vijfde.
Ik vind de Bijbel echter een prachtig boek.
Vervolgens komt hij tot een bekentenis waarom hij dan toch nog gelooft. Daarop kwamen bij de redactie zoveel reacties binnen dat de volgende vraag van de redactie van de Nieuwe Koers in mijn postvak zat:
“Wat is uw reden om te geloven”

Mijn antwoord:

Het feit dat ik mijzelf zo’n vraag kan stellen is voor mij al een reden om te geloven in een Grote(re) Geest (God) die dit mogelijk gemaakt heeft. Iemand die deze hele kosmos vanuit een beginpunt aanstuurt en tot een doel gaat komen want waarom zou God doelgerichtheid in de mens leggen en het zelf niet gebruiken?
Ik geloof ook in dat doel omdat ik in de mensen om mij heen zoveel potenties zie die ze in dit korte leven niet kunnen waarmaken. Waarom zou God de mens zoveel mogelijkheden geven wanneer ze niet allemaal op de één of andere manier tot ontplooiing zouden kunnen komen? Het aardse leven is hiervoor veel te kort.
Verder heb ik een diepe hang en verlangen naar harmonie en volmaaktheid.
Zou God ons behoeftes geven terwijl daar geen vervulling voor zou zijn? (vrij naar C. S. Lewis)
Omdat dit voor mij een soort van basis geeft geloof ik ook dat het Boek dat over Hem gaat waarheid bevat.
Ondanks dat wij het verbruid hebben (kijk om je heen) biedt Hij een ontsnappingsmogelijkheid in Jezus Christus.
Dat geeft hoop en perspectief.
Dat geloof is door God gegeven.

Ik zou het natuurlijk veel meer over verlossing en verzoening moeten hebben, maar dit kwam gewoon het eerst in mij op.

Of ik het ga insturen weet ik nog niet.







21-11-2013
Toch maar ingestuurd....
onder mijn officiële naam.

maandag 4 maart 2013

Ik was een Christen

Geschreven door Maria Rosseels in 1957. Ik las een heruitgave uit 2003.
Tijdens het boekenfestijn in Ahoy, Rotterdam eind januari liep ik tegen dit boek aan. De schrijfster kende ik al dus voor 3,00 euro vond ik deze dikke pil een buitenkansje. Net als Graham Greene trouwens die ik daar ook vond.
Op zo’n boekenmarkt word ik altijd een beetje hebberig. Heel veel Engelse literatuur was er te vinden. Ja, de complete weken van Shakespeare staan ongetwijfeld mooi in mijn boekenkast en geven een intellectuele uitstraling , bij mij geeft de zolder dan een uitstraling van intellect. *grinnik* maar ik heb ‘m toch maar laten liggen. Ik ben een beetje gemakzuchtig en lees liever gewoon Nederlands.
Ik verbaasde me trouwens wel over de grote hoeveelheid thrillers die er lagen. Wat is dat toch met die gemiddelde Nederlander? Behoefte aan spanning in plaats van wijsheid?
Alora……ik was een christen. Een historische roman die speelt in de tijden van Ambrosius en Augustinus. De hoofdpersoon stierf op ‘de vooravond van het feest van ‘s Heren geboorte, in het jaar van Augustinus’ dood.’ Dus in 430 AC.
Je kunt beter de kerkvorsten noemen dan de keizers van het Romeinse Rijk want dat waren er nogal wat in dat verdeelde rijk van Constantijn.
De hoofpersoon, Alexander Marcus Aurelius is de helft van een tweeling en als tweede geboren. Hun vader was een edele Romein, hij bad nooit maar zijn "hele leven was één gebed, in feit hetzelfde gebed dat grootmoeder ons die eerste avond had geleerd: Uw wil geschiedde op de aarde zoals in de hemel".
Deze grootmoeder, Severa Caecilia was een christin en heeft vooral Alexander en zijn jongere zusje Anicia zeer beïnvloed. Angelo, de oudste van de tweeling leek meer op zijn vader. Naturalisten avant la lettre. Ze geloofden in wat ze zagen. Hun doel was lijden en dood overwinnen door het vernietigen van de vrees terwijl Severa Caecilia aan dat lijden en de dood een hoger doel trachtte te geven. Zingeving is dan ook een belangrijk thema.
De titel van het boek is fascinerend. De door zijn grootmoeder beïnvloedde Alexander is ook christen maar gaandeweg het boek merkje dat zijn geloof ontzettend wordt beproefd. Zo erg dat je denkt dat hij verschuift naar een atheïstische levenshouding. Zijn houding komt voort uit de vreselijke dingen die hij ziet gebeuren door christenen in die eerste bewogen tijd na Christus, voordat er een definitief Rooms Katholiek bolwerk ontstond. Een roerige vierde eeuw waarin de Arianen en Marcionieten bevochten moesten worden. Alexander is zelfs bereidt om voor het christelijke geloof te moorden. Interessant is die passage met betrekking tot de vrije wil. Maar langzamerhand komt hij tot de conclusie dat hij eigenlijk niet meer bij die Christenen wil horen. Ach, wie heeft dat niet bij tijd en wijle…..Je gaat de titel van het boek begrijpen. Maar toch…….aan het einde van zijn levensweg concludeert hij: Ik was een Christen en een Romein, op beide ben ik fier.
Na heel veel leed komt hij erachter dat hij is geboren “omdat God wilde dat ik zou bestaan. Dat is alles.” Heerlijk relativerend.
Een indringende passage is de passage wanneer hij terugkeert naar zijn ouderlijk huis van de Aurelii’s en daar een fresco van Jezus, door zijn grootmoeder daar laten maken, compleet aan gruizels slaat. Het deed me denken aan de taartengooier uit 'Het Lam’ van Peter de Vries . Jammer dat in dit boek de schrijfster de hoofdpersoon een nervous breakdown laat doormaken. Zouden mensen dit soms niet willen doen wanneer ze gewoon bij zinnen zijn zoals bij Peter de Vries?
Angelo, zijn tweelingbroer maakt een tegenovergestelde beweging door; van een, alleen in zichzelf gelovende Romein naar een trouwe aanhanger van het Christendom via Augustinus van Hippo.
Filosofische denkbeelden staan erin. Severa Caecilia zegt op een gegeven moment tegen Alexander: “Als je langs de rede God wilt benaderen, sla je op drift. Geloven moet je. Alleen maar geloven.[..] Redeneren is als het moeizame beklimmen van een steile berg; wie gelooft neemt ineens de sprong naar de top.”
Wie zou dat nu willen? Ik niet. Liever klimmen en zo af en toe van het uitzicht genieten. Dat is bevredigender.
En geloven, erop vertrouwen dat je op een dag die top wel haalt.

vrijdag 23 maart 2018

Vertel, Verhelder en Verwonder


Een e-book van forum C met materiaal voor gesprekken over schepping en evolutie in kerken en kringen.

Dit boekje is verschenen naar aanleiding van de boeken van Gijsbert van den Brink (‘en de aarde bracht voort’) en Mart-Jan Paul (‘Oorspronkelijk’; overweging bij schepping en evolutie)
Van deze boeken staan, behalve artikelen van o.a. Stefan Paas, John Walton en René Fransen, samenvattingen in dit e-book en ik vond dat voor mijzelf een goedkope manier om kennis te nemen van het boek van M.J. Paul.
Zou ik interessante dingen lezen dan kan ik het alsnog aanschaffen.
Nou, er staat wel het één en ander in waar ik nog meer van wil weten maar ik vermoed dat het in het oorspronkelijke boek ook niet staat.
Een paar dingen die ik er uitgeplukt heb:


Bekend is de opvatting dat de eerste hoofdstukken van Genesis geen geschiedenis in onze zin van het woord beschrijven, maar meer een symbolisch karakter dragen. Hier is het gezag van de Schrijft in het geding, evenals de manier van lezen van deze hoofdstukken, de hermeneutiek.
Heeft de Christelijke kerk eeuwenlang de eerste elf hoofdstukken van Genesis en allerlei andere Bijbelgedeelten onjuist geïnterpreteerd?


Mijn vragen hierbij zijn: Waarom is het gezag van het de Schrift in het geding wanneer je niet letterlijk leest? Waarom is de hermeneutiek (uitleg, betekenis, interpretatie) ook in het geding?
Dat kwartje wil bij mij maar niet vallen en het wordt niet uitgelegd.
De Christelijke kerk heeft altijd naar eer en geweten, en naar het licht wat men toen had een interpretatie gegeven. Daar is niets mis mee. Maar soms komen we gewoon tot de ontdekking dat er ook andere, en soms betere manieren zijn. Ik denk ook even aan de ontdekkingen van Galileo.

Hoe kunnen toevallige gebeurtenissen verbonden zijn met Gods voorzienigheid en leiding?
Hoe verhoudt zich de wreedheid van de evolutie zich met Gods goedheid?
Paul haalt ter Linden aan: ‘ik bespeur geen enkele zin, doel of richting in dit hele proces’.


Natuurlijk kunnen voor ons ogenschijnlijk toevallige gebeurtenissen prima verbonden zijn met Gods voorzienigheid. Ik snap echt het probleem niet.
De verhouding wreedheid in de evolutie en Gods goedheid. Dat is een moeilijke ja.
‘Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen’.
Want datzelfde vraag ik mij af in deze tijd. Hoe verhoudt zich de menselijk wreedheid met en onder de Goddelijk toelating?
Het is voor mij te gemakkelijk om dat even af te doen met een zondenval.
Dan citeert Paul de mening van de ‘afvallige’ ter Linden. Een zwaktebod. Het zegt toch niets over de Voorzienigheid wanneer wij geen zin, doel of richting bespeuren?
Als evolutietheorie –gelovige vraag ik mij toch al af waarom wij altijd zo met doelgerichtheid en zingeving bezig zijn wanneer dat er evolutionair niet in zou zitten. Daarin verschil ik als gelovige met niet-gelovigen.

De lichamelijke ziekten hoorden niet bij de gewone natuur (zoals in de evolutietheorie wordt aangenomen) maar zijn een gevolg van de zonde, zodat plaatsvervanging nodig was. De Heiland is lichamelijk gestorven om ook de fysieke gevolgen van de overtreding van de mens ongedaan te maken.
Dat laatste geloof ik ook maar bij dat eerste valt nog wel wat te bedenken.
Lichamelijke ziekten en ongemakken horen bij de gewone natuur. Er moet gestorven worden, plaats gemaakt voor een volgende generatie.
Wij hebben als mensheid schuld op ons geladen door op een bepaald moment ongehoorzaam te zijn; niet meer te handelen naar ons ‘instinct’ zoals dieren die niet kunnen zondigen, maar naar berekening. We zijn gaan calculeren en ontdekten dat dat niet zo goed uitpakte. Schuldgevoel was het gevolg. En offeren om ervan af te komen. Maar dat hielp niet blijvend.
Totdat Jezus met Zijn offer daar definitief een einde aan maakte.
Nu mogen we weten in geloof dat we vergeven zijn en vernieuwde scheppingen; levend vanuit de opstanding.

Vanuit de evolutietheorie is de mens een toevalsproduct, niet wezenlijk maar alleen gradueel onderscheiden van een dier.
Hier wreekt zich een empathische beperktheid.
Theïstische evolutiegelovigen geloven niet in toevalsprodukten.
Nog maar weer eens: voor mij staat in Gen 2:7 een belangrijke tekst. God blies een mensenpaar Zijn Goddelijke adem in en maakte een start met Zijn heilsgeschiedenis.

Genesis is een historisch gepresenteerde openbaring. De zes dagen van de schepping en de zevende dag van rust van God zijn belangrijk. De sabbat wordt later gefundeerd in het aantal dagen van de schepping.

Nee, het is andersom. De scheppingsweek, als literair verhaal, is gefundeerd op de inmiddels bestaande week van de Joden. (3+3+1 of 6+1) Want hoe kan de schrijver van Genesis 1 nu spreken over dagen wanneer er nog geen hemellichamen zijn?

Wanneer ik het boek tegenkom op een tweedehands markt of in de kringloopwinkel ga ik het lezen.
En wanneer ik op mijn kort-door-de-bocht-schreden moet terugkeren zal ik dat doen.



dinsdag 28 november 2017

Epicurus


Epicurus leefde van 341 – 270 BC.
Hij zit naar mijn idee een beetje laat in de serie maar dat kan door logistieke problemen komen.
Waarom zit deze man in deze serie van kopstukken die veel invloed hebben gehad?
Hij was zo ongeveer de eerste empirist. Empirisch betekent proefondervindelijk en dat gaat in de kenleer en latere wetenschappen een grote rol spelen.
De ervaring en het verstand zijn de belangrijkste kenbronnen.
Hij hechtte veel waarde aan de zintuigelijk waarneming. Veel meer dan Plato en Aristoteles.
Eén grote aanname had hij wel en dat was die van het Atomisme.
Ik vind het nog steeds bijzonder dat men al zo vroeg die ideeën ontwikkelde. Pas in de twintigste eeuw ontdekte men dat atomen in nog kleinere deeltjes op te delen viel.
Zelf heeft Epicurus niet veel leerstelligheden nagelaten. Wat er van hem bekend is , is opgetekend door Titus Lucretius Corus. Op rijm. De Rerum Natura.

De aard der dingen is atomair en deze vallen voortdurend naar beneden op de platte aarde. Soms klonteren ze samen door afwijkingen in hun baan en zo ontstaan Clinamen. Vormen.

Voor goden behoeven we niet bang te zijn want die zijn al gelukkig en willen liever niet gestoord worden. Ze bemoeien zich niet met ons. Zo de waard zelf is......
Epicurus stichtte een school; ‘een tuin’ waarin zijn leerlingen en vrienden samenkwamen en waar ze werden onderwezen. Ik stelde me altijd een beschaduwd plekje voor waar Epicurus vanuit zijn hangmat zachtjes slingerend ‘wijze woorden’ sprak tot zijn gevolg.
Over de ‘eidola’ bijvoorbeeld, de fluïde materie zoals lucht, warmte en de materiele menselijke ziel.

Wij hebben verkeerde ideeën over van alles en daardoor ervaren we pijn.
Waar bij Aristoteles het hoogste doel nog succesvol handelen was met plezier als bijproduct was het bij Epicurus omgedraaid. Plezier hebben in het leven is het doel en de deugd is daartoe een instrument. Het draait om Ataraxie, onverstoorbaarheid. Ik moet denken aan de Stoïcijnen. Maar Epicurus was geen Stoïcijn want bij hem gebeurt alles random en de Stoïcijnen zijn strikt deterministisch.
Sober leven is het adagium want rijkdom geeft alleen maar zorgen en te veel eten alleen maar maagpijn. Altruïsme is hem vreemd of hij vormt het om tot egoïstisch gedrag. Hedonisme is in onze dagen een zeer bekend verschijnsel wat bij hem vandaan komt.
In vroeger dagen werd Epicurus afgeschilderd als een oppervlakkig mens. Daarom zat hij bij Dante ergens in de hellekringen.
In onze tijd zou hij het geweldig doen als promotor van het Zwitserleven gevoel.


Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.



maandag 5 augustus 2013

Het Onderzoek

Geschreven door Philippe Claudel in 2010.
Oorspronkelijke titel: L’Enquête. Ik las de digitale editie die gebaseerd is op de tweede druk van 2011.
Ik las al eerder Meuse l’Oubli en Grijze Zielen

Een Kafkaiaans aandoend verhaal met een vleugje ‘Wonderland’ van Lewis Carroll en een snuifje ‘Techno’ van Aldous Huxley.
De hoofdpersoon is De Onderzoeker en moet de zelfmoorden onderzoeken die in Het Bedrijf (het leven, de wereld) plaatsvinden. Het zijn er namelijk opvallend veel en nader onderzoek is nodig.
Hij komt echter in een stad terecht, waar het natuurlijk weer regent en sneeuwt, die hij niet begrijpt, de logica is ver te zoeken en niets is meer wat het lijkt. ‘Was logica niet slechts een zuiver mathematisch idee, een soort van vooronderstelling die nooit empirisch was bewezen?’

Hij heeft dan de keus om zich eraan over te geven of er tegenin te manoeuvreren. Hij is een mens die graag zoveel mogelijk mensen te vriend houdt en dat maakt alles wel gecompliceerd.
Er tegenin gaan probeert hij wel maar dat heeft zulke gevolgen dat hij ervoor terugschrikt om door te zetten. Hij verliest zijn grip op de wereld om hem heen tot uiteindelijk zijn ‘elastiekje’ breekt en hij zijn hotelkamer aan gort slaat.
Het wordt hem vergeven en hij wordt op de juiste koers gezet: de groene lijn volgen.
Wat heerlijk duidelijk.
Zo beland hij bij de Psycholoog die hij stug als man blijft zien ook al is het een vrouw.
Daar ontdekt hij dat hij zijn naam niet meer weet en dat hij zijn identiteit ontleent aan zijn werk.
Dat vond ik wel grappig. Dat ontdek ik ook in de wereld om mij heen al weten de meeste mensen hun naam nog wel. *grinnik* Ik heb alleen een naam.

Uiteindelijk ontmoet hij, wat hij denkt dat hij is, de Oprichter (God), de Schaduw die hij steeds al was tegengekomen als foto aan de muur of op een sleutelhanger. Maar de Oprichter/Schaduw weet niet wat hij heeft opgericht: “Ik wil het horen uit de mond van een mens: wat heb ik opgericht? [..] U had een opdracht, een rol, een doel en ook als u denkt dat u dat doel niet bereikt hebt, dan weet u nog steeds wie u bent en waarom; maar wie ben ik eigenlijk? Ze hebben me een bezem in handen gedrukt, ik kan me niet herinneren wanneer, maar het slaat in elk geval nergens op. Wat is mijn functie? Wat heb ik volgens u opgericht?”
Maar voordat de Onderzoeker antwoord kan geven lost hij op en is er niets meer. Niets.

Het boek fascineerde mij van begin tot eind. Ik kreeg medelijden met de Onderzoeker die zó niet begrepen werd. Wat voel je je dan toch beroerd. Zouden mensen met een psychische stoornis dat vaak hebben? De eenzaamheid waar je in beland, de wereld die ongrijpbaar complex is. De blijdschap wanneer je weer een stukje verder wordt geholpen en je denkt weer grip te krijgen. Vervolgens word die je weer uit handen geslagen.

Claudel kan schrijven. Veel heb ik weer in de notities opgeslagen. Een paar:
“Hij had iets verdwijnends over zich.”

“Zoals de meerderheid van zijn tijdgenoten maakte hij zich op te sterven met een financiële reserve. Hij besefte plotseling hoe belachelijk dat was.”

“Heel vaak proberen we dingen die we niet snappen te vangen met woorden en begrippen die we wél begrijpen. Al zolang de mens zich onderscheidt van de andere soorten heeft hij de wetten van het universum gemeten naar de maatstaf van zijn eigen hersenen en de voortbrengselen daarvan, waarbij hij zich er niet altijd bewust van is geweest hoe nutteloos dat kan zijn. Iedereen weet dat je met een vergiet geen water kunt scheppen. Waarom gaat men er dan altijd vanuit dat de geest wél alles kan bevatten?”

“…terwijl op zijn hoofd en zijn regenjas de regendruppels en sneeuwvlokken stierven.”



Afgelopen zaterdagavond was er een film uit 2011 op TV van Philippe Claudel: ‘Tous les Soleils’.
Een Komedie.
Die heb ik opgenomen maar moet hem nog kijken. Hij is behalve auteur ook scenarioschrijver en regisseur.

maandag 7 oktober 2013

Inzicht

Eens….heel lang geleden, ben ik tot de conclusie gekomen dat het ultieme doel dat God met ons leven heeft is om tot inzicht te komen en te leren wat Liefde is.
Dat staat allemaal in een eerder blogje .
Vorige week werd ik, terwijl we nota bene met het boek Prediker bezig waren geconfronteerd met verzen uit de Colossenzen brief.
Tot mijn stomme verbazing staat het daar gewoon zwart op wit!
Altijd overheen gelezen.
Naardense vertaling:
'opdat hun harten bemoedigd worden en zij in liefde samengevoegd blijven
en komen tot alle rijkdom van het volledige inzicht, tot kennis van het geheimenis van God,Christus, in wie alle schatten van de wijsheid en kennis verborgen zijn.'


Tot alle rijkdom van het volledige inzicht, tot kennis van het geheim van God, Christus
Dat is niet mis. Ook nog heel inspirerend om voor te leven. Voor mij dan.
Heeft de schrijver van deze brief het van de Griekse wijsgeren (Aristoteles in het andere blogje) overgenomen of was het in die tijd een algemeen denken?
Dan zijn we er wel ver vanaf geraakt.
Zelf ben ik grootgebracht met de abstracte kreet dat ons doel is om tot eer van God te leven. Wat dat dan precies inhield is mij nooit zo duidelijk geworden en is het nog steeds niet.
Tot inzicht komen en wijsheid verkrijgen is voor mij veel concreter. Misschien komt het allemaal wel op hetzelfde neer, Christus kennen, in wie alle wijsheid en kennis verborgen zijn maar deze woordkeus is directer en land bij mij een stuk beter.
Het wonderlijke is dat de concordantie van de Statenvertaling het woord ‘inzicht’ helemaal niet kent, meestal is het vertaald met ‘verstand’ maar wanneer je het intikt in de concordantie van de HSV .......dan gaat er een wereld open!
'Geef mij inzicht, dan zal ik Uw wet in acht nemen'.........Prachtig toch? Dat gaat naar mijn gevoel dieper dan alleen verstand. Er zijn zoveel mensen met verstand; IQ. Inzicht heeft te maken met IQ en EQ.

Zo vraag ik mij af of Eva daar ook al naar verlangde; dat inzicht.
Dat zij daarom naar die verboden vrucht reikte. Toch werden Adam en Eva gestraft terwijl God het kennelijk wél wil dat wij allen tot inzicht komen.
Greep ze te snel vooruit door tegen het gebod in te gaan? Maar wat is de dimensie ‘tijd’ voor Iemand als God, die daar buiten staat?
Is het theologisch verantwoord om de nadruk meer te leggen op de vormende (‘straffende’) hand van God in plaats van op de overtreding zelf en het geheel meer te zien in kosmische, evolutionaire leerprocessen die uiterst langzaam gaan?

Voorlopig valt er weer genoeg te denken.

woensdag 9 augustus 2017

Brieven uit Genua


Geschreven door Ilja Leonard Pfeijffer in 2011 - 2015 en uitgegeven in maart 2016. Ik las een digitale editie naar de eerste druk.
In diezelfde tijd was hij ook al bezig met zijn bekroonde gedichtenbundel ‘Idyllen’ en ‘Peachez’.
Door Peachez ben ik nieuwsgierig geworden naar Pfeijffer. De nadere kennismaking via deze brievenbundel viel ook beslist niet tegen.

Een aantal jaren geleden is Pfeijffer met een vriendin op de fiets naar Rome gegaan. Hij belandde in Genua en is daar niet meer weggegaan. Een soort ‘nachtfiets naar Genua’. Zou ook best een leuke titel geweest zijn voor zijn boek hierover: ‘filosofie van de heuvel’.
In dit boek heeft hij de vele brieven verzameld (vijftig stuks) die hij naar zijn vriendin Gelya schreef, die inmiddels alweer ergens ander woont.
Hij schreef naar instanties, naar zijn moeder en naar zichzelf als kleine jongen. En een mooie naar de ‘Grand Old Lady’, Europa.
In die brieven schrijft hij over van alles, ook om orde aan te brengen in zijn geest.
Een soort blog maar dan in briefvorm als een verkapte autobiografie van de eerste helft van zijn leven waarin hij eigenlijk nog niet echt geleefd heeft, al denkt hij van wel.
Mijn invulling: hij mistte de Liefde. Met hoofdletter. En zonder Liefde, met hoofdletter......
Fysiek zijn deze schrijfsels uitgegeven als dikke pil van ruim zevenhonderd pagina’s.

Onderwerpen die ter sprake komen: Facebook, zijn fantasieën uit zijn kindertijd zoals het creëren van een eigen staat met eigen taal. Zijn moeder.
De spanning van het genomineerd staat voor een prijs, het gezeur met uitgevers en belastingdienst. (Ik weet nu al dat ik nooit een boek ga schrijven; wat een gedoe.)
Over de literatuur: 'het decor is de kern'!
Waar ik het geheel mee eens ben. Dat tekent namelijk de sfeer en ik lees ook liever verhalen met sferen uit andere landen dan een verhaal onder de grauwe, grimmige sfeer van dit kikkerondermaanse.
‘Maar ‘literatuur’ is inmiddels net zo’n nostalgisch begrip geworden als ‘tolerantie’ of ‘multiculturele samenleving’: iets wat alleen maar bestaat bij de gratie van het feit dat iemand er af en toe een pleidooi voor houdt. Status geeft het allang niet meer, sinds status samenvalt met economisch succes en ieder zwangere presentatrice of ontspoorde voetballer meer boekjes verkoopt dan de doorwrochte romans van tien experimentele literatoren bij elkaar, die de samenleving en het denken op losse schroeven zetten met hun even bijtende als breekbare zinnen over dromen, doen en falen.'
Over de paus, de Italiaans politiek, zijn jeugd in Nederland, Aikido (Japanse vechtkunst), de enige ware liefde en dat alles gelardeerd met existentiële vragen.
‘Het gaat niet om het doel, het gaat om de weg zelf. [….] de reis is het ware doel.’

In de brieven aan zijn eigen jeugd viel mij op dat ook Pfeijffer niet terug wil. ‘Het is goed waar ik nu ben.’
Vrede hebben met wat geweest is en niet meer terugkomt. De tips aan zijn jongere zelf zijn soms wel hilarisch.
Wanneer hij de Librisliteratuurprijs heeft gewonnen en alles opsomt aan zijn jonger ‘ik’ wat hij zoal heeft gedaan:
‘Dit klinkt allemaal als een hoop werk. Je wordt moe als je het alleen maar hoort, dat weet ik. Maar wees niet bang, het valt allemaal reuze mee. Je hoeft je levensstijl er niet voor te veranderen. Je kunt nog steeds om twaalf uur bij het gebeier van de klokken je bed uit rollen en om uiterlijk vijf uur op je pleintje gaan zitten voor de eerste van je vijftien cocktails. Je weet ook niet hoe je het doet, maar je doet het. En je zult vrolijk zijn, want voor het allereerst sinds je hebt besloten om de academie vaarwel te zeggen en uitsluitend te leven van de pen, zul je je even een moment geen zorgen meer hoeven te maken over geld.’
En dat bluffen over allerlei veroveringen van de andere sekse...ach, dan denk ik bij mezelf: ‘ja, ja het is goed hoor, je bent geweldig. Nu weer normaal doen’. Het is mannen-eigen denk ik maar aan mij niet besteed.

Hij heeft ook een kwetsbare kant die hij aan het eind van het boek, onder invloed van zijn geliefde, naar voren weet te brengen. Heel ontroerend.
Al weet je bij Pfeijffer nooit helemaal zeker of het echt is. Maar daar gaat het eigenlijk ook niet om.
Ook het ‘groots en meeslepend willen leven’ was herkenbaar. Het lukt hem aardig al kruipt hij toch ook weer graag terug in zijn rustige, Genuaanse leventje.
Het blijft toch wel heel mens-eigen: ‘ik ben een God (bij Stella en Pfeijffer: Bonnie and Clyde) in het diepste van mijn gedachten’.
Er is niets nieuws onder de zon. Hij noemde ook ergens de Faustlegende. Iemand die zijn/haar ziel verkoopt aan de duivel in ruil voor... En ik realiseerde me dat dat verhaal toch al oudere papieren heeft; deed Eva eigenlijk al niet hetzelfde in het paradijs in ruil voor kennis?
En dat alles in meestal mooie literaire zinnen - Hij heeft meer met zinnen dan met zoenen - en heel veel humor.
‘Voor elk woord dat je schrijft, moet je de vraag kunnen beantwoorden wat het nut ervan is. […] Je mag en moet, als de omstandigheden daarom vragen, zinnen schrijven die weelderig om hun eigen as wapperen, als elk element van de duizelingwekkende complexe beweging maar helder, strak en zinvol is.’
Het was een leesfeestje.
Maar om mijn aversie tegen Nederlandse ‘literatoren’ te slechten is wel wat meer nodig. Want zelfs Pfeijffer vervalt af en toe in banaliteiten.

Ik moet wel iets opbiechten: ik heb het boek niet helemaal gelezen. Het hoofdstuk over voetbal was voor mij niet om door te komen. Sorry.
Maar vaak kreeg ik wel het gevoel van twee zielen, één gedachte. Bijvoorbeeld in zijn oordeel over Ouariachi. Dat is niks.
De gedichten van Joost Zwagerman. Best aardig. Zelf ben ik daarin iets enthousiaster maar daardoor ben ik wel een beetje van hem gaan houden.
Anderhalve centimeter ongeveer.
Via you tube heb ik zijn dankwoord beluisterd dat hij uitsprak bij de uitreiking van de Prijs van de KANTL voor Proza voor zijn roman 'La Superba' vorig jaar december in Gent.
Grappig is dat: ik lees nogal snel en dan denk je automatische dat de schrijver dus ook snel spreekt.
Dat doet hij niet. Hij spreekt heel weloverwogen.
Ik hoop één ding; dat hij nooit een Delila tegenkomt.

Deze laatste zin had ik al opgeschreven voordat ik aan het einde van het boek was aanbeland. Laat ie nou zelf ook die vergelijking maken.
Niet wat betreft zijn haren maar zijn alcoholisme. Zijn vriendin Stella ‘eist’ van hem dat ie alle alcohol zal laten staan en dan voelt hij zich als Simson, die zijn kracht kwijt raakt. Het beeld wat hij van zichzelf had gemaakt als vrolijke, flierefluitende bohemien moet hij opgeven. Een existentiële crisis.
Toch gaat hij ervoor.
Als het allemaal eerlijk is zoals hij meermalen betoogt: Chapeau!

donderdag 2 juli 2015

1q84


Een trilogie, geschreven door Haruki Murakami (1949) in 2009 maar het verhaal speelt zich af in 1984.
Na lang denken heb ik besloten dat 1q84 (qutienvierentachtig) staat voor een parallelle wereld. In die wereld staan er twee manen aan de lucht, lijken kraaien op drones en heeft het kwaad een andere vorm.
In dat jaar 1984, wat te maken heeft met Georg Orwell, ervaren de beide hoofdrolspelers een soort ‘twist’ in hun brein.
‘Dit jaar is het precies 1984. Ook de toekomst wordt eens werkelijkheid, en gaat dan weer meteen in het verleden over.[.. ] Door mensen van hun ware geschiedenis te beroven, beroof je ze van een deel van hun persoonlijkheid. Dat is misdadig. [.. ] Geschiedenis is een andere naam voor collectieve herinnering. Als je dat iemand afneemt of het herschrijft, maak je het hem onmogelijk om zijn eigen persoonlijkheid – de juiste persoonlijkheid die hij had moeten hebben – te handhaven.’


Het eerste deel van deze trilogie leest als een thriller. Aomame is een Japanse sportlerares en moordt op aanvraag. Tengo is een wiskundeleraar en leeft teruggetrokken. In zijn vrije tijd schrijft hij.
‘Wanneer hij als wiskundeonderwijzer voor de klas stond, stampte hij erbij zijn leerlingen in hoe gretig wiskunde naar logica verlangt. In de wiskunde heeft iets wat je niet kunt bewijzen ook niets te betekenen, maar als je eenmaal iets hebt kunnen bewijzen, vallen alle raadsels van de wereld je als malse oesters inde hand.’
En als schrijver: ‘in het bos der verhalen mag de onderlinge samenhang der dingen nog zo duidelijk zijn, maar je krijgt er nooit een duidelijk antwoord op je vragen. Dat was het grote verschil met wiskunde. Heel in het algemeen gezegd drukt een verhaal een probleem uit in een andere vorm.’
De hoofdstukken gaan om beurten over Aomame en Tengo, twee verhaallijnen die totaal los van elkaar lijken te lopen. Dat stoort niet. Ze blijven even spannend. Ik ging er wel op letten waar de mogelijke overlappingen zaten. Dat waren op een gegeven moment Janăĉeks Sinfonietta, de NHK, een organisatie die kijk- en luistergeld ophaalt en nog weer later een Jehovagetuigengebed.
Heel langzaam schuifelen de lijnen van Aomame en Tengo naar elkaar toe. Daar tussendoor speelt het herschrijven van een boek een zeer grote rol, Tengo fungeert als ‘ghostwriter’ van een boek (een pop (= cocon) van lucht) van een bijzondere zeventienjarige jongedame: Fukaeri en dat heeft veel gevolgen.
Welke rol speelt de ‘Oude Dame’? Wie zijn ‘The Little People’? (tegenhangers van Big Brother?)
Het eerste deel is gewoon heel spannend, zo spannend dat ik het af en toe even opzij moest leggen en weer in mijn eigen, ‘normale’ wereld moest rondkijken. Aan het einde was er even een ‘huh ’moment. Er gebeurde iets surrealistisch.

In de volgende delen wordt dat steeds meer. Wat zijn Mothers en Daughters, receivers en perceivers? Wie is wie en wanneer: in 1984 of in 1q84? Het wordt steeds complexer.
In het derde deel komt er een lijn bij van Ushikawa, een detective. Nee, hij brengt het niet tot een oplossing wat toch detectives eigen is.

Tussendoor merk je duidelijk dat Murakami heel bekend is met de Westerse cultuur. Veel linkjes naar boeken, muziek, actualiteiten en films. Hij is ouder dan ik want ik ken de film ‘The Thomas Crownaffair’ alleen maar met Pierce Brosnan en Rene Russo en niet met Faya Dunaway en Steve McQueen.
Ook schrijft hij hier en daar lekker filosofisch:
Als wij echt niet meer dan dragers zijn voor de genen, zoals de Oude Dame zegt, waarom leiden zovelen van ons dan zulke merkwaardige levens? Je zou denken dat de genen hun doel om hun DNA door te geven aan volgende generaties ruimschoots bereiken als alle mensen op een simpele manier een simpel bestaan konden leiden, zonder zich onnodig e zorgen te hoeven maken, en als ze zich rustig konden wijden aan de instandhouding en voortplanting van het leven. Maar nee, mensen leiden gecompliceerde en gebroken levens, soms zelfs leven die je met de beste wil van de wereld niet anders dan abnormaal kunt noemen. Zouden genen daarmee opschieten?
Mannen die er plezier aan beleven om pre puberale meisjes te verkrachten, uit de kluiten gewassen homoseksuele lijfwachten, vrome mensen die vrijwillig de dood kiezen door bloedtransfusies te weigeren, vrouwen die zelfmoord plegen als ze zes maanden zwanger zijn, vrouwen die problematische mannen vermoorden door een scherpe naald in hun nek te steken, mannen die vrouwen haten, vrouwen die mannen haten……wat hadden zulke genen aan zulke levens? Kregen ze soms een kick van zulke kronkelige levenspaden? Hadden ze een speciaal doel waar ze zulke levens voor gebruikten?
Aomame begreep er niets van, of het moest zijn dat het nu te laat was om een ander leven uit te kiezen. Er zit niks anders op: ik moet dit leven uitleven. Ik kan het niet terugbrengen naar de winkel om het te ruilen. Hoe raar en misvormd het ook mag zijn, ik ben er de drager van.


Kortom: een aanrader ondanks het feit dat ik (nog?) niet het gevoel heb dat alle stukjes op hun plaats zijn gevallen. Ja, ze krijgen elkaar maar dat deed mij eigenlijk weinig.