Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht weten en geloven. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht weten en geloven. Sorteren op datum Alle posts tonen

zaterdag 27 november 2021

Weten en Geloven

Omdat onze concerten nu al voor de tweede keer zijn gecanceld en om die narigheid naar de achtergrond te duwen moet ik mijn geest maar dwingen om denkvitaminen tot me te nemen al wordt dat in deze tijd voor mij wel steeds moeilijker. Het lijkt allemaal zo zinloos.

‘Ons weten stamt uit het Griekse denken, terwijl ons geloven voortkomt uit een Joods-Christelijke bron.
Dat laatste is meer gericht op de relatie met God terwijl het eerste meer gericht is op ordening en orde.’

Een zinsnede die ik vond in een artikel (uit 2016) van Palmyre Oomen (1947) en die mij toch weer prikkelde.

Ze legt in grote lijnen uit hoe het komt dat de wetenschap (weten) en de theologie (geloven)  bij Thomas van Aquino nog met elkaar door één deur konden maar later uit elkaar zijn gegroeid en hoe we tot een synthese kunnen komen.
Het nominalisme en deïsme waren twee stromingen die hieraan ten grondslag lagen.
1. Het nominalisme van Willem van Ockham die er van overtuigd was dat God eigenlijk te groot was om rekening mee te houden. Dat God ook te kennen is uit het boek van de natuur komt dan te vervallen. Alleen de Bijbel blijft over.  

2. Het deïsme komt voort uit de traagheidswet van Newton: ‘Een voorwerp waarop geen resulterende kracht werkt, is in rust of beweegt zich rechtlijnig met constante snelheid voort.

God heeft deze wereld in gang gezet en dan rolt het wel verder zonder Zijn ingrijpen. God kun je kennen uit de natuur, maar niet meer uit dat Boek. Het is niet zo dat God verdwijnt maar meer gaat samenvallen met de natuur en dan toch naar de achtergrond verdwijnt.

Fascinerend dat de leerstelligheden deze twee Godgeleerden hebben geleid naar het methodologische atheïsme en de wig tussen geloven en weten.
Terwijl, bezien vanuit de eerste quote van Palmyre Oomen de jood en de heiden zich beiden in het hart van iedere gelovige bevinden.
De heiden in de harten van deze twee theologen hebben iets in gang gezet wat ze waarschijnlijk zelf niet wilden en ook niet konden voorzien maar waar we nu nog mee te maken hebben.

In een volgend artikel zet Palmyre Oomen uiteen, geïnspireerd door de procestheologie van A. N. Whitehead, hoe er een synthese bereikt zou kunnen worden tussen theologie en wetenschap.

Het sympathieke van Oomen vind ik haar standpunt dat je als gelovige dit alles aan je voorbij kunt laten gaan omdat het de kern van je geloof niet aantast. Maar wanneer je verdieping zoekt kan dit helpen.  Fides quaerens intellectum (het geloof dat inzicht zoekt)
En wát ik tot nu toe gelezen heb over Whitehead bevalt me wel.

Het statische in de theologie wordt door Whitehead vervangen door het dynamische volgens Gijsbert van den Brink in ‘een publieke zaak’ (p332)
Het ‘worden’ i.p.v. ‘zijn’.  Eerder schreef ik  al dat wanneer je Genesis vertaalt met ‘wording’ i.p.v. ‘oorsprong’ het voor mij allemaal logischer wordt. 

Terug naar Oomen.
Vanuit de schepping kun je zeggen dat de natuurwetenschappen het fout zien, of dat alles poëtische is bedoeld of je neemt een derde afslag zoals Oomen (en Whitehead) doet.
God staat dan niet aan de ‘maak’ kant maar aan de ‘trek’ kant. Aan de kant van het appelleren en inspireren zoals een dirigent niets begint zonder orkest en een orkest niets zonder dirigent. Ze hebben elkaar nodig om tot het beoogde resultaat te komen. Ze zijn relationeel betrokken op elkaar.
‘God is ten aanzien van ieder particulier gebeuren actief, altijd en overal en steeds ánders in relatie tot andere omstandigheden.’
Dat gedachtengoed bevalt me wel al denk ik dat God óók aan de ‘maak’ kant staat.
Hij is dynamischer dan werd aangenomen en anticipeert veel meer op wat er in de wereld gebeurt. Laat mensen op de juiste ideeën komen om problemen te lijf te gaan.
Ik moet daar wat meer over gaan nadenken.

Een probleempje vond ik nog in het boek van van den Brink waar hij in een voetnoot de zinsnede van Whitehead aanhaalt:
‘God is the great companion- the fellow-sufferer who understands.' 
De God die ik tegenkwam in het boek van Harold Kushner en waar ik niets van moest hebben.
Palmyre ontkent dat. En ze is gepromoveerd op Whitehead.
In een ander artikel schrijft ze dat binnen het denken van Whitehead God een ‘condicio sine qua non’ voor verlossing uit lijden is. (voorwaarde zonder welke het gevolg niet ingetreden zou zijn)
Ik moet toch haar boek eens lezen: ‘Doet God ertoe’.

Dat er aan deze filosofie/theologie allerlei haken en ogen zitten zoals van den Brink ook  schrijft zal waar zijn maar geen enkel denkproces is ooit af. Hij moet dat als geen ander weten. Ook denkprocessen zijn ‘wordend’.
Je kunt je pad vinden door op weg te gaan net zoals de priesters uit Jozua 3.
Pas toen zij hun voeten in het water zetten ontstond er een pad. Een wijze les die ik mezelf altijd voorhou wanneer het moeilijk wordt. Dat geldt ook voor denkpaadjes.

maandag 30 juli 2012

Marginaal en missionair

‘Een kleine theologie’, geschreven door Wim Dekker, ‘voor een krimpende kerk’.
Eerste druk verschenen in 2011. Ik heb de vijfde uit 2012 gelezen.
Op de achterkant een samenvattende zin: analyse van de situatie in de kerk: er is sprake van een nieuw missionair verlangen, maar ook van een diepe geloofscrisis.
Het eerste deel is een wat beschouwend en analyserend gedeelte. Er staan veel dingen in die ik na een flink aantal jaren te hebben doorgebracht op verschillende fora wel opmerkelijk vind en herken. Bijvoorbeeld het feit dat heel veel gelovigen zijn afgeknapt op het instituut kerk. Dat er buiten de kerk vaak meer geloof is te vinden dan in de kerk. Hij signaleert ook het tekort aan kennis binnen de kerken en daar zal dan eerst iets aan gedaan moeten worden. Eerst van binnenuit een verdieping doormaken voordat we missionair kunnen zijn. Jammer vind ik hierbij dat hij zo consequent het woord kerk blijft gebruiken als hij de gelovige gemeente of gemeenschap bedoelt. Ik heb daar altijd moeite mee. Veel dominees doen dat.
Het tekort aan kennis is ook iets wat ik op atheistische fora ben tegengekomen. Vooral evangelen willen zo graag de blijde boodschap uitdragen maar missen veel kennis. Atheïsten of ietsisten weten vaak meer dan die goedbedoelende mensen omdat zij ook zeer wel weten waarom ze zijn afgeknapt en weten van daaruit zeer kritische vragen te stellen waar men dan geen antwoord op weet. Vaak zat ik met kromme tenen het gewurm en gedraai te lezen. Bepaald geen reclame voor het christelijke geloof. Dat waren geen schapen onder de wolven maar lammetjes en ze werden verscheurd. (Matt 10:16) Alleen de oprechten ontvingen enig respect.
En ja, dat heb ik zelf ook doorgemaakt. Daardoor ontdekte ik ook bij mijzelf een tekort aan basiskennis en een gebrek aan het doordenken van dogma’s en heb ik me op de apologetiek gestort. Als ik nu dingen van mijzelf teruglees moet ik vaak wel lachen. Ach, het is allemaal onderdeel van mijn levenspad.
Dekker houdt niet zo van de apologetiek. (laatste hoofdstuk) Ik kan dat wel begrijpen, je kunt geloven niet in een redeneerkader vatten maar ik heb inmiddels wel geleerd dat het zelden of/of is maar veel vaker en/en. Apologetiek is niet sluitend; het is een handvat. Geloven doe je met je hart én met je verstand.
In ieder geval: Het is niet prettig, zoals ook Dekker schrijft in zijn boek dat je voortdurend een gevoel van stil blijven staan ervaart in die gesprekken. (p 72) Mensen die het geloof vaarwel hebben gezegd hebben dat heel vaak zeer bewust en op voor hen goede gronden gedaan. Zo blijft het beeld actueel dat gelovigen eigenlijk niet van deze tijd zijn en verzuimen na te denken. Het is psychologisch best ingrijpend wanneer er zo badinerend tegen je wordt gedaan.
Zo herinner ik me nog een uitspraak van de ‘grote Kuitert’ tijdens een boekbespreking van hem (Zeker weten) dat hij door zijn toenmalige buurman, een natuurkundige, een beetje was uitgelachen toen hij hoorde dat hij, Kuitert nog in een zesdaagse schepping geloofde.
Ja, dat is echt al heel lang geleden. *grinnik*
Toch doet dat wel iets met je psyché. Ik zou nog altijd willen weten of en in welke mate dat Kuitert heeft getriggert en ik bestudeer mezelf om na te gaan wat het met mij heeft gedaan en soms nog doet. Aan de andere kant: voor veel atheïsten is het óók kwetsend wanneer gelovigen doen alsof zij ‘de trein missen’, geen moraal hebben en ook nog het lef hebben om aan te komen met eeuwig hellevuur.
Zo vind ik de opmerkingen in het boek van Dekker heel belangrijk wanneer hij zegt dat we op onze taal moeten letten. (rond p 130) We moeten leren om in eigentijdse woorden verantwoording af te leggen van het geloof in ons. Anders kun je niet missionair zijn en wordt de kloof tussen geloven en niet geloven steeds breder en dieper.
In het laatste gedeelte gaat hij in op verschillende vormen van kerk zijn, waarbij hij bedoelt: gemeente zijn. (denk ik) Op p 180 komt hij wat dat betreft toch tot de interessante uitspraak: “Voor velen is de kerk teveel historisch belast, terwijl ze best bereid zijn om over geloof na te denken. Koppel die twee dus niet direct aan elkaar.”
Hier slaat hij de spijker op de kop. Praat dan over ‘gemeente zijn’ en niet over ‘kerk zijn’ denk ik dan.
Veel in het boek gaat over het missionair zijn, wat logisch is gezien de titel, maar ik denk dat interne verdieping meer prioriteit moet hebben en daarin is hij m.i. weinig concreet al komt hij op p 180 toch tot een basisvraag: “ wat vind jij nu zo belangrijk, dat je dat graag met anderen zou willen delen?” Eerst daarover nadenken vóór men missionair wil zijn. Ik zou daar de volgende ‘overdenkvraag’ aan toe willen voegen: wat en in wie geloof ik nu eigenlijk en vooral waarom.

Nu ga ik me storten op de Amerikaan Stanley Hauerwas: ‘een Robuuste kerk’. Eens kijken of ik vanuit het positivistische Amerikaanse nog iets kan leren en of het veel verschilt met de Hollandse nuchterheid van Dekker. Dekker haalt hem ook hier en daar aan. Net als Charles Taylor, dus die moet ik ook nog eens lezen. Het valt me op dat er veel over dit onderwerp wordt geschreven de laatste tijd. Als het maar niet bij schrijven blijft………..

Vaak wanneer ik mijn beschouwing over een boek heb geschreven ga ik via Google kijken wat er door anderen over is geschreven om een beetje te vergelijken. Of ik geen grote dingen heb gemist b.v. Grappig is dan om te zien hoe iedereen vanuit zijn/haar eigen referentiekader heeft gelezen en geschreven. Er wordt ook over dit boek zo verschillend geschreven dat ik denk dat er nog wel een bescheiden beschouwing bij kan.

zaterdag 11 augustus 2018

Mendels erfenis


Het debuut van Marcel Möring, geschreven in 1990. Hij kreeg er de Geertjan Lubberhuizenprijs voor.
Ik wist niet eens dat die bestond maar een debuutprijs prijs is terecht.
Eerder las ik ‘Louteringsberg’, ‘Lijdenslust’ en ‘Het grote verlangen’.

Een boeiend boek. Soms wel lastig te volgen; wat is heden, wat is verleden, wat zijn dromen en wat is de werkelijkheid. Het loopt allemaal door elkaar.
Mendel Adenauer is zoon van Ruth en kleinzoon van Wolf en Lena. Vader onbekend en blijft dat.
Een Asjkenazisch joodse familie die de Holocaust, ieder op zijn/haar manier heeft overleefd.
‘Het stof dat in je kleren is blijven hangen, onderweg, dat je voorouders hebben meegenomen, blijft bij je’.


Mendel is van na de oorlog maar voelt zich een einzelgänger en dat is ie ook. Zijn grootouders sterven kort na elkaar, zijn moeder vertrekt naar Israël, rijdt daar op een landmijn en sterft ook.
Zijn vriend Wessel vertrekt naar Engeland en zo blijft Mendel alleen met zijn contactgestoordheid maar met een rijk geestesleven en weet eigenlijk niet wat hij met zijn leven aan moet ook al wilde hij als kind ‘a mensch’ worden.
‘Het is alleen dat ik niet weet waarom alles is zoals het is. En ik moet weten waarom het is zoals het is.’
Hoe herkenbaar. Alleen…. Ik moet niet weten maar ik wil weten en weet meteen dat ik het nooit zal weten.

Anna, een schoolvriendin uit een heel ander nest probeert hem te helpen wanneer hij bij een psychiater belandt. Zij woont in een groot huis midden in het bos; toen moest ik aan ‘Louteringsberg’ denken. Grote huizen in bossen geven rust.
Het denken neemt een grote plaats in. God is schepper omdat Hij denkt, zo denkt Mendel. Maar zo denkt hij zelf ook. Hij denkt dat door het denken de dingen bestaan. Lena heeft het door omdat Wolf ook zo is:
‘ Jullie geloven dat het genoeg is als je iets denkt, dat de wereld dan jullie wel begrijpt, jullie vertellen niets.’
Waarom zou je ook iets vertellen wanneer er geen mensen zijn die luisteren? Dat snap ik wel.
Wolf schrijft veel dingen op en na zijn dood vindt Mendel zijn notities die eindigen met ‘negentientachtig’.
Later ontdekt hij dat hij is opgenomen in een sanatorium met als intakedatum 1980.
Dus heb ik me suf gepeinsd wat Moring daarmee bedoelde. Mogelijk dat opa’s leven daar eindigde en Mendels leven daar begon? 'Je moet voelen.'

Nog een, voor mij, boeiend thema:
Het Christendom is voor Mendel een probleem.
‘Het is een leengeloof, een op religieuze kolonisatie gebaseerde cultuur. Heeft u zich ooit afgevraagd hoe het voor een jood moet zijn om christenen te horen spreken over ‘onze aartsvaders’, de ‘heilige Jakob’, ‘onze lieve Heer’?
Het is alsof er op een avond wordt gebeld. Je doet de voordeur open en op de stoep staan vier, vijf mensen, van jouw leeftijd. Je hebt ze nooit gezien. Ze lopen naar binnen [….]Ze nemen plaats in de kamer en behandelen jouw huis als dat van hen, jouw ouders als hun biologische ouders, jouw leven en jouw geschiedenis als hun onvervreemdbare leven en geschiedenis’.
[…]
Waarom moeten zij (de joden) zich eeuw na eeuw onthouden van fundamentele kritiek op hun eigen ontvoerde, vervormde geloof? Waarom worden zij, die zoveel meer kennis hebben van de oorsprong en diepte van dit geloof, waarom worden zij niet gehoord als zij wijzen op incongruenties, fouten, barsten, breuken en dat bastaardgeloof?

Hier kan ik het alleen maar mee eens zijn. Hard maar duidelijk.
Als christenen zou ons een bescheidener opstelling niet misstaan. Ik hoor nog steeds in kerken en op verenigingen dat wij joden tot jaloersheid moeten wekken volgens Paulus in Rom 11:11.
Op de betweterige manier die wij, als christenheid tot nu toe gehanteerd hebben, hebben we gefaald en zullen dat, als we niet veranderen, blijven doen.


Tijdens het lezen schoot dit refrein door mijn hoofd:

We're two of a kind
Silence and I
We need a chance to talk things over
Two of a kind
Silence and I
We'll find a way to work it out

(Alan Parson’s Project: Silence and I)

donderdag 29 maart 2018

Immanuel Kant

Immanuel Kant (1724 – 1804) is toch wel een echt kopstuk in de filosofie. Lastig om hem in een blogberichtje recht te doen. Zijn invloed rijkt tot op de dag van vandaag. Hij legde de fundering van de huidige filosofie die de mens met zijn denken weer centraal stelt. Hij is een systeem bouwer.

De vroegere filosofie liep met de rede om de dingen heen maar Kant liet de rede stilstaan en de fenomenen er om heen draaien. Een soort van Copernicaanse wending.
Ruimte en tijd, zo bedacht hij, zijn niet absoluut, maar 'aanschouwingsvormen' van ons eigen verstand.

En naar mijn mening is dit het begin van de fenomenologie ook al staat die op naam van Edmund Husserl.
Hij is het meest beroemd geworden om zijn ‘kritieken’.
Die van de zuivere rede, waarin hij de grenzen van het verstand, van dat wat we kunnen weten, vaststelde, en waarin hij duidelijk maakte wat er mis gaat als we die grenzen overschrijden.
De praktische rede: over de moraal. Wanneer er s’ nachts ‘ Immanuel Kant’ tegen me wordt geroepen dan reageer ik direct met ‘categorisch imperatief’! Zoveel wist ik nog wel van hem.
Handel alsof de norm van je handelen door je wil tot een algemene natuurwet zou kunnen worden.
(Ik moet er nog over nadenken of het veel verschilt met de uitspraak ut de Bijbel: behandel de ander zoals je zelf behandeld zou willen worden.)
Het oordeelsvermogen: daarin verbindt hij het theoretisch kennen en praktisch handelen.
Bij Kant komen de twee stromingen: empirisme en rationalisme weer samen: “Alle kennis begint vanuit de ervaring, maar ontspruit niet noodzakelijkerwijs aan de ervaring”.
Je kunt verstand en zintuiglijkheid niet van elkaar onderscheiden. Ze werken samen in het proces van het opdoen van kennis. Maar het ‘Ding-an-sich’ blijft onkenbaar.
Er is ‘a-priorische’ kennis: vooronderstelde kennis. Niks geen ‘tabula rasa’ maar die kennis wordt wel weer door de ervaring bevestigd.
Dat ‘onbeschreven blad’ heb ik ook altijd onzin gevonden.
Mensen komen op een bepaalde manier voorgeprogrammeerd ter wereld met hun genenpakketje.

Zijn belangrijkste vragen waren:
1. wat kan ik weten (met behulp van de rede);
2. wat moet ik doen;
3. wat mag ik hopen en daaruit volgt
4. wat de mens is.
De eerste vraag wordt beantwoord door de metafysica; de tweede door de moraal; de derde door de religie en de vierde door de antropologie.

Een filosoof moet ook kunnen beargumenteren:
1. Wat is de bron van het menselijke weten
2. De omvang van wat mogelijk en noodzakelijk gebruik is van al het weten en
3. De grenzen van het vernuft

Dan is er nog het onderscheid tussen a-priorische en a-posteriorische kennis; tussen synthetische en analytische kennis met de vraag: Hoe is synthetische kennis a-priorisch mogelijk?

De werking van de menselijk geest is synthetisch door middel van de zintuigen, verstand en rede.
En dan zijn er nog twaalf categorieën; een soort stambegrippen en dan ........gaat het mij duizelen.
Eerst maar een tijdje laten bezinken.

Kant wordt vaak als atheïst gezien maar daar heb ik mijn twijfels over. Hij stelt grenzen aan de (empirische) kennis. God is niet proefondervindelijk te kennen dus hij laat 'geloven' voor wat het is. Het valt buiten het kenvermogen zoals hij dat heeft geformuleerd maar daarin zegt hij niets over het wel of niet bestaan van God.
Bij nazoeken op het www kwam ik deze site tegen die het één en ander verduidelijkt.

30-03

Na nog weer denken en lezen: Volgens Kant bestaat er geen werkelijkheid buiten onszelf. Alles ‘bedenken’ we met onze geest: de wiskunde, menselijke gelijkheid, moraalfilosofie en zo ook God als het hoogste goed.
Maar dat zegt weer niets over Zijn bestaan maar alleen over onze denkstructuren.


Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na, lees er van alles naast en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.







maandag 8 december 2014

De Bijbel voor ongelovigen deel 2


Na deel 1 wat mij zeer boeide heb ik nu ook deel twee van Guus Kuijer gelezen in een digitale versie naar de eerste druk uit 2013.

Dit deel gaat voornamelijk over de Exodus; de uit- en intocht en nog wat verhalen uit het boek Richteren. De Exodus wordt beschreven vanuit het perspectief van de inmiddels oud geworden Egyptische prinses die Mozes uit het water viste. Deze prinses Thermutis, ze wordt later door Jochebed tot Bitja omgedoopt, sluit zich, vanwege haar liefde tot haar pleegzoon en Mered (ik ben de dwaas, die in zijn hart zegt: er is geen God.), aan bij de Israëlieten wanneer die Egypte verlaten.
Dat klopt ook warempel met 1 Kronieken 4 :18 waar staat: …….en die zijn kinderen van Bitja, de dochter van Farao, die Mered genomen had…… nooit geweten.
Bij Kuijer is Mered één van de twee verspieders.
De vrijheid van de schrijver zullen we maar denken.

Voortdurend kom je zijn cynisme tegen: ‘Het deed pijn om mijn land te verlaten [..] Ik mocht niet klagen, zei men, het was mijn eigen keus, maar het is de vraag hoeveel keus de mens heeft en hoeveel door de goden vooraf is bepaald. Terwijl we denken dat we vrij zijn, voeren we gehoorzaam hun opdrachten uit tot de dood erop volgt. De Israëlieten trokken juichend de vrijheid in om vervolgens de slaaf te worden van hun God. De mens leeft in illusies en zelfbedrog, zoveel is zeker.’

Het wonderlijke verhaal van Mouses/Mozes, wanneer God hem probeert te doden in Ex 4:24 krijgt een plaats. Je voelt de vraagtekens van de schrijver. Die heb ik ook. Volgens de studiebijbel die ik sinds kort heb, grijpt dit terug op Gen 17:14. Alles wat mannelijk was moest besneden worden, zo niet dan moest hij van zijn volksgenoten worden afgesneden. En Mozes had (één van?) zijn zonen niet besneden. Maar waarom hem dan eerst roepen en vervolgens proberen te doden?
Bij deze passage kwam het scepticisme van Kuijer ook heel duidelijk naar voren. Wanneer Zippora tegen Mouses roept: “Als God je wilt vermoorden, verzet je dan! Heeft Jakob niet tegen Hem gevochten?” “Niet echt,” kreunde Mouses, “dat verhaal moet je symbolisch opvatten. [..] Alles wat niet kan moet je symbolisch opvatten”.
‘Toen Mouses me dit vertelde ging me een licht op. Als je iets niet kunt geloven is het gewoon symbolisch bedoeld! Dat is de oplossing voor alles wat de mensen je proberen wijs te maken. Symbolisch kan alles, niets is onmogelijk! Wat een vondst! Neem het mee, steek het in je zak en elke vorm van waanzin is aanvaardbaar.’


De verhalen van de Rechters worden verteld bij monde van Jaël, de vrouw die Sisera een tentharing door zijn hersenpan joeg. ‘Ik wilde hem pas doden nadat hij had bewezen dat hij mij liefhad. Hij kuste me. Is onze liefde niet altijd gedeeltelijk angst? Hebben we God niet lief uit vrees?’
Niet alle rechters krijgen aandacht. Ehud, Debora en Barak, Gideon, Jeftha en Simson passeren de revue.

Ja, Kuijer kent de Bijbel wel. Maar niet goed genoeg. Zelfs Kuijer kan zich vergissen.
In het verhaal van Gideon laat hij de driehonderd man die Gideon uiteindelijk overhoudt, het water opslurpen met hun mond. (p 372) In mijn Bijbel staat dat het juist de mannen die het water met hun handen uit het water schepten en opdronken tot de famous bende van driehonderd behoorden. (Rich 7)
Of heeft hij dit bewust gedaan?
Ik zie hem er voor op aan want hij schrijft ergens in het verhaal van Simson: ‘U mag geloven wat u wilt, maar bedenk dat vertellers door God worden geïnspireerd en dus nooit liegen. Ze kunnen zich hoogstens vergissen hier of daar.’
Alweer volgens mijn kersverse Studiebijbel heeft deze willekeurige keus tussen de manschappen van Gideon geen betekenis. Dat betwijfel ik dan weer. Niets staat zomaar in de Bijbel. We weten het alleen nog niet.

Hoewel ik dit boek ook weer bijna in één ruk heb gelezen en ervan heb genoten want heus er staan weer mooie dingen in, in die zin dat de verhalen meer gaan leven. Wanneer je de prinses door de kikkers ‘ziet’ waden en glibberen besef je de impact van de plagen. Maar, zo vraag ik mij alweer af wat is de bedoeling van de schrijver? De verhalen levend houden, oké maar met welk doel wanneer ze steeds verder van ons dreigen af te drijven omdat ze letterlijk gezien steeds moeilijker te geloven vallen en er naar een diepere betekenis niet wordt gezocht?
Want daar doet Kuijer niet aan. Uit zijn woorden straalt soms een sarcastische kilheid.
‘Ehud was niet van het weekhartige soort, hij schuwde het geweld niet, hij was een man naar Gods hart.’
En ‘God houdt alleen van mensen die in Hem geloven, de rest moet dood, op welke manier dan ook. Onthoud dat, knoop het in uw oren, vergeet het nooit.’

Zo kom ik weer tot de conclusie dat wanneer je niet gelooft dat de Bijbel Goddelijk is geïnspireerd, een openbaring is en je de verhalen alleen maar als verhalen ziet, je dan tot een heel ander (wereld)beeld komt. Goddelijke inspiratie betekent dat niet alleen de letterlijk betekenis van belang is. Juist niet!
Wanneer je rationeel denkt dat religie door mensen is ‘bedacht’: al het spreken over God komt van beneden enz., dan ben je naar mijn gevoel een grens gepasseerd. Waarom zou je dan überhaupt nog geloven in een Opperwezen? Vanuit een hang naar nostalgie of om ervaringen die buiten je begripsvermogen liggen een plaatsje te geven? Zin geven aan wat esoterische behoeften?
Voor mij is dat in de kern zinloos, nutteloos en doelloos.
Ik ben er vast van overtuigd dat er een Kracht is die wij God noemen. Die hebben wij niet geschapen maar Hij heeft ons geschapen. Mijn geloof in Hem komt niet uit mezelf maar van Hem, van buiten mijzelf. Dat is mijn ervaring.
Wanneer ik daar niet meer van overtuigd zou zijn heeft geloven geen zin meer en moet ik de zin van mijn leven zelf bedenken en maken zoals zovelen dat ook prima kunnen. Ogenschijnlijk tenminste.
Voor mij zou dan de grote vraag zijn: hoe hou ik mezelf gemotiveerd? Waar haal ik mijn inspiratie en mijn bevestiging vandaan?
Van andere mensen? Hoeveel is dat waard?


zaterdag 19 oktober 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000 – 1300 IIa Theologie en Filosofie


Twee lessen over Geloof en Rede in dit tijdvak en dat toegespitst op Anselmus van Canterbury en Pierre Abélard, Averroes en Thomas van Aquino.
Zij behoorden tot de scholastiek.
Theologie en Filosofie behoorden in die tijd bij elkaar.

Anselmus, diegene van de ‘verzoening door voldoening’ is ook van het eerste ‘Godsbewijs’.
Zelf zie ik dat niet als bewijzen maar meer als argumenten. Bewijzen zijn attributen voor de bèta vakken.
Anselmus was Italiaan van geboorte en belandde in Canterbury, Engeland omdat Willem de Veroveraar in 1066 hele stukken van wat nu het Verenigd Koninkrijk is, annexeerde. De abdij van Bec, waar Anselmus inmiddels prior van was geworden had landgoederen in Engeland. Zo raakte hij daar verzeild en werd aartsbisschop van Canterbury in 1089 tot zijn dood in 1109.
De docente gaf interessante teksten van Anselmus (Uit ‘Proslogion’ in een vertaling van Carlos Steel ) en Abelard, (uit ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’ wat ik nog ongelezen op de plank heb staan) van Averroes en Thomas van Aquino.
Het boek ‘Proslogion’ is helaas niet – betaalbaar! en in het Nederlands - te vinden via het web. Jammer want daar ben ik wel nieuwsgierig naar geworden.

Anselmus redeneerde vanuit het geloof: ‘Ik probeer niet Heer, in Uw verhevenheid door te dringen, want ik acht mijn verstand geenszins te vergelijken. Maar ik verlang ernaar uw waarheid, die mijn hart gelooft en bemint, tot op zekere hoogte in te zien. Ik zoek immers niet in te zien om te geloven, maar ik geloof om in te zien. Want ook dit geloof ik dat ik niet zal inzien, tenzij ik geloofd zal hebben.’
Zijn ‘Godsbewijs’ had ik eerder geformuleerd: ‘bedenk het allergrootste en allervolmaaktste wat gedacht kan worden. Groter dan dit denkbare is God. God is iets waarboven niets groters gedacht kan worden. Het is beter te bestaan dan niet te bestaan. Een niet bestaande God is kleiner dan een bestaande dus bestaat God.’

Maar nu wat preciezer uit de ‘Proslogion’ uit 1077: ‘Welnu, wij geloven dat Gij iets zijt waarboven niets groters gedacht kan worden.[…] Zo dan wordt ook de dwaas ervan overtuigd dat ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ op zijn minst in het verstand is, omdat hij dat, wanneer hij het hoort, verstaat, en al wat verstaan wordt in het verstand is.
En zeker kan datgene ‘waarboven niets groters gedacht kan worden’ niet in het verstand alleen zijn. Want indien het uitsluitend in het verstand is, dan kan men denken dat het ook in werkelijkheid is, hetgeen groter is. [..] Bijgevolg bestaat zonder enige twijfel ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ zowel in het verstand als in werkelijkheid.’

Een Benedictijnse monnik uit Frankrijk, Gaunilo, is bekend geworden om zijn (eiland) kritiek op Anselmus maar die had volgens Anselmus nu juist het punt gemist. En dat denk ik ook.
Het gaat niet om iets werelds, iets materialistisch maar om een scheppend bewustzijn wat wij kunnen bedenken.

Een paar belangrijke ethische vraagstukken: de keuzevrijheid en het kwaad.
Volgens Anselmus is de vrije wil niet het vermogen om te kiezen tussen goed en kwaad, maar het door God gegeven vermogen om voor het goede te kiezen.
Het kwaad op zichzelf is ‘niets’.
‘Het kwaad dat ongerechtigheid is, is altijd niets; maar het kwaad dat één of ander nadeel is, is zonder twijfel soms niets, zoals blindheid, en soms iets zoals verdriet en pijn; wij hebben altijd een afkeer van deze nadelen die iets zijn. Wanneer wij dus het naamwoord ‘het kwaad’ horen, vrezen wij niet het kwaad dat niets is, maar het kwaad dat iets is, dat volgt uit de aanwezigheid van het goed.’
Maar waar komt het kwaad vandaan? Hoe komt het dat mensen of engelen (de engelenval, wat in principe hetzelfde is als de mensenval * ) kunnen kiezen voor het kwaad?
We lazen een paar stukken, opgesteld als vraag en antwoord van een leerling tot zijn meester uit een boek van Dom F. Schmitt. (denk ik)
De engel/ mens wilde ‘wat niet behoorde’ omdat hij kón willen. Maar dat is niet de enige reden. Hij wilde omdát hij wilde. Hij is zijn eigen werkende oorzaak en zijn eigen gevolg. [..] ‘Want het willen is niets anders dan het gebruik maken van het vermogen om te willen, zoals het spreken en het gebruik maken van het spreken ook hetzelfde zijn.’
‘Even’ over nadenken. *grinnik*
Ik heb Hannah Arendt er nog op nageslagen maar zij behandelt Anselmus niet.

Dan was er de Universalieënstrijd tussen de Realisten en Nominalisten. Even simplistisch: de ideeën van Plato versus die van Aristoteles. Plato was Realist en geloofde stellig in een hogere, niet-zintuigelijke werkelijkheid en Aristoteles is meer van de concrete werkelijkheid om ons heen, een Nominalist.
Anselmus was Realist zoals nog steeds vele gelovigen.
In de vroege middeleeuwen was de invloed van Plato veel groter omdat er - in het westen - veel van Aristoteles verloren was gegaan. Edoch: Averroes uit Cordoba (Al- Andalus) heeft veel Grieks- klassieke werken weten te vertalen vanuit het Syrisch en Arabisch waardoor langzamerhand ook Aristoteles meer invloed kreeg in het westen.
Hier voel je de scheiding van geesten al aankomen: de Theologie en de Filosofie.
Meister Eckhart en Willem van Ockham spelen daarin een rol.

Abelard (1079 – 1142) dacht precies andersom ten opzichte van Anselmus: eerst begrijpen en dan geloven. ‘Theologie’ is redeneren over het geloof volgens principes van de methodische twijfel. Niets kan geloofd worden voordat het wordt begrepen. (Niet: ‘bewezen’!)
Daar is ook wel iets voor te zeggen. Hij was meer nominalist en verschoof naar het conceptualisme.
Volgens Abelard bestaat er geen kwade wil; daden zijn op zichzelf neutraal. Het is de intentie waaruit ze voortkomen die daden goed of kwaad maken. Dat vereist zelfkennis.
Door Bernardus van Clairvaux(1090-1153) werd hij beschuldigt van ketterij want wanneer alleen intenties gelden kun je zondige daden niet meer veroordelen. Welke macht heeft de kerk dan nog? Abelard denkt dat hij God door de rede volledig zou kunnen begrijpen volgens Clairvaux.
Dit alles was reden genoeg om hem de mond te snoeren. In 1141 werd Abelard veroordeeld tot zwijgen.

Iets, voor mij, boeiends uit het boek ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’:
‘Hij (Gregorius de Grote) zegt: ‘het geloof heeft geen enkele verdienste, als de menselijke rede daarvoor het bewijs levert.’
Omdat mensen uit uw kring niet argumenterend kunnen spreken over het geloof dat ze belijden, nemen ze onmiddellijk als troost voor hun onwetendheid hun toevlucht tot de woorden van Gregorius. Wat betekent dat in hun gedachtegang anders dan dat we elke vorm van geloofsverkondiging, dom of verstandig, in gelijk mate moeten aanvaarden? Want als over het geloof niet mag worden nagedacht, uit angst de verdienste ervan kwijt te raken, en als datgene wat men moet geloven, niet aan een kritisch oordeel mag worden onderworpen, maar meteen moet worden ingestemd met datgene wat wordt verkondigd, ongeacht de dwalingen die die verkondiging teweeg brengt, dan betekent het niets om dit geloof te aanvaarden. Als het niet is toegestaan om het verstand te gebruiken, dan mag men met het verstand ook niets afwijzen. [..] De christen blokkeert zelf volledig redelijke argumenten en staat iemand anders niet toe om fatsoenlijk over het geloof te discussiëren omdat hij dat zichzelf absoluut niet toestaat.’

De rest van dit boek moet ik dringend gaan lezen.

Abelard werd verder ook nog bekend omdat hij de helft was van een heel beroemd, maar tragisch liefdespaar.
Abélard en Heloïse hebben mensen geïnspireerd tot liederen, boeken, toneelstukken en films.

De twee heren, Averroes en Aquino komen, vanwege de lengte van dit bericht in een volgend blogje.


*Nu ik er nog een over nadenk is de engelenval toch anders dan de val van de mens. We weten bijna niets van die engelenval, als ie al plaatsgevonden heeft.
Maar daarvan uitgaande komt de engelenval uit de engel zelf voort en de val van de mens wordt van buiten hem/haar veroorzaakt. Als dat klopt is het een interessant verschil.




Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.

vrijdag 17 mei 2013

Stille Zaterdag

Geschreven door Désanne van Brederode in 2011. Ik las de digitale editie naar de eerste druk.
Ze heeft filosofie gestudeerd en dat merk je. Eh….ík merkte het omdat ik ook geïnteresseerd ben in de filosofie.
Over de titel heb ik lang moeten nadenken. De rozenblaadjes waren duidelijker. Waarom ‘stille zaterdag’?
Wanneer je niet weet dat de Opstandingsdag daarop volgt zoals de discipelen van Jezus, dan is stille zaterdag een dag om terug te kijken, om te verwerken, om te evalueren in en met al je verdriet.
Zo ook de doodse stille zaterdag in het boek. Maar omkijken is niet zonder risico. Zie de vrouw van Lot en Orpheus en Eurydice

Het boek begint met het mooie gedicht van Gerrit Achterberg: “Verschijning”
Op die zaterdag verongelukt Sara Mijland, doordat ze, kijkend op haar mobieltje de straat oversteekt en de naderende auto niet opmerkt.
Via flash backs door de twee hoofdpersonen wordt duidelijk hoe het zover is gekomen.
Sara is streng gereformeerd opgevoed en heeft het toch tot burgemeester van Amsterdam weten te schoppen. Ze moet als gelovige, vechten tegen haar bekrompen en brave imago. Gelovigen zijn gek. Als burgemeester bezoekt ze de kerken van alle richtingen. Ze heeft haar eigen weg gevonden in het geloof. “wanneer je christelijk wordt opgevoed heb je later heel veel in te halen” Mits je een brede interesse hebt, ja. Ik hoop dat ik mijn kinderen méér heb meegegeven dan alleen het belangrijkste.
Ze komt in contact met Maurice Benders, een kunstcriticus die op jonge leeftijd een godservaring had en Rooms Katholiek is geworden en die op dezelfde manier denkt als Sara:
“Hij was slim genoeg om te beseffen dat een lidmaatschap van de katholieke kerk hem veeleer overal buiten zou plaatsen [..] Zo jong als hij was had hij de vijandigheid al kunnen beluisteren, zelfs in uithalen die hij niet werkelijk snapte. De onverschillige minachtende toon. De giftige meewarigheid. En meestal hapte de gekwetste christenen snel toe, wat het pesten waarschijnlijk erg aantrekkelijk maakte.”
Het klikt tussen die twee. Ze kunnen met elkaar praten over kunst, geloof en moraal en de liefde bloeit op.
Tegelijkertijd weten ze allebei dat het een onmogelijke liefde is want ze hebben allebei een partner (en kinderen) waar ze niet zó mee kunnen praten maar die ze ook niet in de steek willen laten. Het geloof en de trouw staan bij allebei hoog in het vaandel.
Zo blijven ze op een geremde manier om elkaar heen draaien en voeren zij in hun binnenste ieder hun eigen strijd.
“Alles waar ze in haar leven tot dan toe afscheid had moeten nemen [] bleek nog te bestaan, in haar. Haar lichaam. Iets gronderigs en stoffigs was er omgevormd tot iets onbedorven hemels, en al mocht ze geloven dat Rodins kunstwerk het gevoel had losgetrild, ze besefte goed dat het meer nog dan dit beeld, een stem was geweest. Zijn stem.”
Totdat Maurice op een gegeven moment de (platonische) relatie verbreekt omdat hij zich als praatpaal ge/misbruikt voelt door de verhalen over haar werk. Sara reageert daar laconiek op maar beiden lijden onder de breuk.
Op een cruciaal moment verongelukt Sara.

Hoe belangrijk is het om vriendschappen die van beide kanten energie levert te koesteren. Hoe dan ook. Het kan op een dag zomaar voorbij zijn.
Mooie bespiegelingen over een opspattende druppel, via deze druppel naar Golgotha. Over ‘de kus’ van Rodin. Over het Avondmaal, het testament van Jezus. Er komt van alles aan de orde. Misschien wel een beetje teveel.
Nog iets:
De proloog heeft als ondertitel ‘lood’, dat is grijs en zwaar
boek 1 purper en oranje
boek 2 wit en zwart en
boek 3 rood en groen
Het zal wel een betekenis hebben maar daar kom ik als protestants meisje niet helemaal uit.

Bij het rondstruinen op het wereldwijde web naar wat anderen van het boek vonden kwam ik een recensie tegen van Barbara Trappenburg op rkk.nl.
“Met Stille zaterdag schreef Van Brederode een contemplatieve roman. De romance tussen Maurice en Sara is voor de lezer moeilijk mee te beleven. Het geloof maakt hun liefde minder universeel en daardoor minder herkenbaar. Als lezer geloof je wel dat hun keuzes zwaar wegen, maar het echt voelen, nee. Jammer is dat.”
Dat kan voor haar jammer zijn maar ten eerste moet je zelf gelovig zijn en misschien moet je het ook zelf meemaken of meegemaakt hebben om deze roman op juiste waarden weten te schatten.


dinsdag 27 september 2022

Hierna


Ondertitel: een cultuurgeschiedenis van de hemel.
Geschreven door Catherine Wolff, vorig jaar september. In het Engels: ‘Beyond: How Humankind Thinks About Heaven’.
Deze dame heeft geen klinkende titels voor haar naam staan (of ze negeert ze) maar duidelijk is dat ze weet waar ze het over heeft en dat ze veel onderzoek heeft gedaan.
“Het is”, zo schrijft ze, “haar eigen zoektocht naar kennis van en hoop op een voortzetting van het leven”.

Nee, dit is geen boek over hoe de hemel eruit ziet maar hoe mensen door de eeuwen heen erover hebben gedacht en geschreven en op andere manieren zich hebben geuit.
Boeiende materie want iedereen denkt daar wel eens over; wat komt er na de dood, bestaat er überhaupt een hemel - en hel -   en hoe zien die er dan uit.



De gedachten over het hiernamaals uit alle grote religies komen langs: het Hindoeïsme en Boeddhisme, het Jodendom, de Islam en het Christendom. Plus wat kleinere bewegingen zoals het spiritisme waar Sir Arthur Conan Doyle een bekende aanhanger van was. Het boek ‘Arthur en George’ van Finch gaat daarover.

Psychedelica en wetenschappelijk onderzoek. Parapsychologie, de Godspot en BDE ervaringen.

Wanneer ik zo lees over alle religies merk ik dat overal en altijd het verlangen naar voren komt naar gerechtigheid, volmaaktheid en voortbestaan. Soms in de vorm van reïncarnatie.  
Elke religie heeft zo haar eigen beelden, woorden en vormen maar deze behoeftes zijn universeel en kun je daarin teruglezen.
Dat is best wonderlijk.

De echte oorsprong van religie blijft in nevelen gehuld. En dat verbaast me eigenlijk niet.
Wolff noemt wel de vijf stadia van John Lubbock: Atheïsme,  Fetisjisme (god in een voorwerp),  Totemisme( in de natuur zijn goede en kwade geesten)en Sjamanisme (de goden leven in een afzonderlijk rijk) en de afgoderij. (het maken van goden in menselijke gedaanten). Daar zouden volgens mij de Dromers van de Aboriginals (p28 ) nog tussen gepast moeten worden maar die waren mogelijk niet bekend bij Lubbock.
Ach, zo’n lijstje is ook weer aan veranderingen onderhevig. Merlin Donald dacht er honderd jaar later weer anders over.
Hij gaat voor een ‘mimetische’ cultuur bij primaten. Gebaseerd op gebaren en nabootsen waar dan weer rituelen uit voort vloeiden.

De oorsprong van religie kan liggen in het gevoel van betekenis geven wat zich bij de bewustwording mee ontwikkelde; de overweldigende krachten van de natuur en de daarmee gepaard gaande angsten. Of het geloof in een voortzetting van dit leven na de dood wat kennelijk toch universeel lijkt te zijn.
Maar dán moet er logischerwijs in de mens iets zijn wat ‘on-lichamelijk’ is denk ik. We noemen dat nu de ziel.
Wellicht is het een combinatie van al deze factoren. Hóe je in het hier en nu leeft is wel van belang. Ook een universeel idee.

In het Jodendom gaf God zijn wetten aan de joden voor het leven maar er werd weinig over de dood of wat erna komt gesproken. Er ontwikkelde zich wel een idee over het hiernamaals, de Sjeool.  In het Grieks: Hades

En volgens mij van de 'Olam Haba' de toekomende wereld. De tijd van de Messias. Maar oké, dat is in het hier en nu.
In het Christendom, meer gebaseerd op het Nieuwe Testament,  golfde het geloven in hemel en hel wat heen en weer. Jezus verkondigde het Koninkrijk de Hemelen en sprak over de levende doden in Matt 22: 29, 31-32. In Matt 25 spreekt Hij over het laatste oordeel waarin de mensen die rechtvaardigheid verspreiden, hongerigen voeden, zorgen voor de armen en verdrukten en de vreemdeling welkom heten. Zij zullen in heerlijkheid worden opgenomen.
Paulus sprak over een transformatie van gelovigen die steeds meer op Jezus zouden gaan lijken en hij verwachtte een spoedige wederkomst met daaraan verbonden een eeuwig leven.
Dat bleek niet te kloppen want we zijn nu tweeduizend jaar verder, dus moet er geherinterpreteerd worden.

In de vroege tijd en middeleeuwen ontstonden levendige beelden over het leven hierna: denk aan Jeroen Bosch, Dante Alighieri en Michelangelo. Dat was wel zo handig om de grote groep van ongeletterde gelovigen in het gareel te houden.
Na de reformatie en contrareformatie gingen de ideeën en meningen uit elkaar lopen.
Mystici en pragmatici ontwikkelden allemaal hun eigen ideeën; er zijn er inmiddels net zoveel als er kerkverbanden zijn.
Op een dag zullen we het weten (of nooit, wanneer er niets is maar dat geloof ik niet) want tot nu toe is er ‘niemand die met een verifieerbaar verslag uit het hiernamaals is teruggekomen.’

In de andere religies zijn ook allerlei gedachten over het leven hier en hierna. De overkoepelende ideeën zijn dat je goed leeft en dan beloond zult worden.
'Wat gij niet wilt dat u geschied....'
Daartussen is het Christendom toch uniek.
Omdat we niets hoeven te doen voor een leven in de hemel of op de vernieuwde aarde; het is allemaal voor ons gedaan. We hoeven het alleen maar te geloven.
Eerst de overgave in geloof en dan zul je het zien. Dan ga je anders denken en anders willen. Meer in overeenstemming met de Goddelijke wil die Hij kenbaar heeft gemaakt in zijn leefregels. Ehm…wel met vallen en opstaan. Helaas.
Nu was er nog iets wat ik wilde melden maar dat floepte mijn brein weer uit.

In ieder geval geeft een leven na dit leven hoop aan talloze mensen al is het niet aan iedereen. Er  zijn er die beslist geen leven na dit leven ambiëren.
Langzamerhand raak ik er ook van overtuigd dat a(nti)theïsten een vorm van angst kennen. Een angst van een ‘Olam Haba’ die niet onder controle te krijgen is, nu niet en ‘morgen’ ook niet in tegenstelling tot het geloof in de wetenschap. De wetenschap heeft de pretentie en illusie om alles op een dag onder controle te hebben. Dat was in ieder geval het streven van Stephen Hawking.
Bij zoiets vaags als een hiernamaals zal dat nooit lukken en het roept vaak angst op wanneer je niet weet waar je aan toe bent.

Wat moet je met een ‘Lichtstad met uw paarlen poorten…’ ?
Ik moet altijd een beetje  grinniken wanneer dit gezongen wordt. Zeker, het is hoopgevend maar of het realistische is blijft wel de vraag.
Het komt uit de Openbaringen van Johannes, het laatste Bijbelboek. Maar in zijn visioenen  komen zoveel wonderlijke beelden naar voren dat ik ze niet meer letterlijk kan nemen.
Het is ook duizend keer boeiender om naar betekenissen te zoeken.

Iets waar ik bijvoorbeeld steeds weer tegenaan loop is dat Hemelse Jeruzalem waar zij, die Zijn geboden doen naar binnen mogen. (Openb 22: 14, 15)  Ontuchtplegers, moordenaars en leugenaars mogen die stad niet in. Maar, zo vraag ik mij dan af: zijn die daar dan nog?  Zijn zij niet allang geoordeeld en weg?
Misschien moet ik het geestelijk allemaal eens in elkaar zien te passen. Werk aan de winkel.

Al met al is het boek een aanrader ook al valt het mij op dat ze weinig schrijft over de hel.

 

…Who Wants to Live Forever?....

dinsdag 13 december 2011

De begraafplaats van Praag.

Het was weer smullen van de nieuwste van Umberto Eco. Het gevoel wat blijft hangen is: in hoeverre worden we in deze wereld voorgelogen en door wie? Hoe eerlijk en integer zijn mensen nu eigenlijk. Of waren ze alleen in de negentiende eeuw zo corrupt? Of is het toch maar een heel klein percentage wat zo is, maar dat kan dan verregaande gevolgen hebben zoals de vleugelslag van een vlinder die aan de andere kant van de wereld een storm kan veroorzaken.
Het verhaal wordt weergegeven vanuit drie perspectieven: Een verteller, Dhr. Simonini, een jurist maar ook vervalser en abt Dalla Piccola. Heel handig is dat er verschillende lettertypen worden gebruikt wanneer deze mensen aan het woord zijn zodat je op een gegeven moment aan het lettertype kunt zien wie er aan het woord is. Anders wordt het toch wel onoverzichtelijk.
Verder moet je van geschiedenis houden. Een gedeelte speelt zich af in Italië en het grootste gedeelte in het Parijs van de negentiende eeuw.
Op een gegeven moment ging ik via Google dingen controleren en tot mijn verrassing gaat het dus over waar gebeurde feiten……..voor zover we weten….en als ze niet vervalst zijn…
De zaak Dreyfus komt voorbij en de uiteindelijke vraag is wie nu eigenlijk die Protocollen van de wijzen van Zion* schreef, waardoor het antisemitisme afschuwelijk groteske vormen kon aannemen.
Simonini is door opvoeding een antisemiet ook al heeft hij er in zijn jeugd nooit één ontmoet. Hij heeft er zelfs een moord voor over om te voorkomen dat hij mogelijk joods nageslacht verwekt heeft.
De riolen van Parijs die onder zijn huis doorlopen zijn een handige bergplaats.
Verder spelen het satanisme, de jezuïeten, de vrijmetselarij en allerlei spionage- en oplichtinggeschiedenissen een rol. Ook de Franse en Russische geheime diensten van die tijd blijven niet onbetuigd. De hele geschiedenis wordt verteld m.b.v. flashbacks want na het eerste hoofdstuk van de Verteller komt Simonini aan het woord en hij weet niet meer wie hij is. Op aanraden van ene dr. Froid (*hi-hi*) die hij in een restaurant tegenkomt gaat hij alles opschrijven en langzamerhand komt er weer van alles bovenborrelen.
Ik hou van die stille verwijzingen zoals deze:
“Veel mensen gingen vroeger naar Chez Magny om van een afstandje toen al beroemde schrijvers als Gautier en Flaubert te bewonderen, en daar vóór die tuberculeuze Poolse pianist die onderhouden werd door een dégénérée die rondliep in een broek.” (Chopin en Georg Sand) Ongetwijfeld zal ik verschillende verwijzingen niet hebben opgepikt.
De nodige humor is aanwezig: “…Monet is een kladderaar van wie ik wat schilderijen heb gezien waarop het net lijkt alsof hij met waterige ogen naar de wereld kijkt.”
Nog wat wijsheden: “Als ik ooit de onthulling van een samenzwering aan iemand zou moeten verkopen, dan moet ik niet met iets oorspronkelijks komen, maar uitsluitend met iets wat hij of al wist, of gemakkelijk ook via andere wegen zou kunnen vernemen. Mensen geloven alleen hetgeen ze al weten, dat was de schoonheid van de Oervorm van de Samenzwering.”
En: “ Als je explosieve informatie in één keer toedient, slaat die weliswaar in als een bom, maar zijn de mensen alles binnen de kortste keren weer vergeten. Je moet de berichten daarom mondjesmaat verstrekken, want dan zal elk nieuw bericht het voorgaande weer in herinnering roepen.”


* http://nl.wikipedia.org/wiki/Protocollen_van_de_wijzen_van_Sion

donderdag 13 september 2012

Het Godsinstinct

Geschreven door Jesse Bering met als ondertitel: Waarom mensen geloven. Oorspronkelijke titel: The Belief Instinct. The Psychology of Souls, Destiny and the Meaning of Life. Bering is evolutionair psycholoog en atheïst en probeert een verklaring te vinden voor religie en het geloof in een hiernamaals. Ik las de Nederlandse vertaling uit 2011.
Hij stelt de volgende vragen: Is er echt een God die om ons geeft, zijn we hier echt om een bijzondere reden, leeft onze ziel voort als we overleden zijn? Of – het alternatief – zijn God, de ziel en het hiernamaals niet meer dan een stel cognitieve illusies? Het antwoord kun je al een beetje raden, maar hoe hij tot antwoorden komt is boeiend.

‘God kwam uit een ei.’ Een boek dat zo begint kun je als blasfemisch in een hoek smijten of je kunt, zoals ik, pas echt nieuwsgierig worden naar het vervolg. Het zet wel de toon van het boek. Het is toegankelijk en helder met veel aansprekende voorbeelden geschreven. Er staan veel noten achterin voor verdere studie of onderzoek. De vragen die hij stelt zijn levensvragen. Met als ultieme vraag waarom de zin-van-het-leven-vraag ons ondanks alle wetenschappelijke logica zo blijft verleiden. (p 58) Dat is een vraag die mij ook bezig houdt. Wanneer evolutie geen doel heeft en alles gebeurt volgens onbewuste natuurlijke processen hoe komt het dan dat wij, mensen ons bezig houden met een (levens)doel? Hoe zijn we dan in vredesnaam op het idee gekomen dat er een doel moet zijn? (intentioneel denken en teleofunctionaliteit)
Volgens Bering is het omdat in het evolutieproces onze overlevingskansen werden vergroot wanneer we ons moreel netjes gedroegen. Dat deden we wanneer we het idee hadden dat er Iemand met ons meekeek en ons uiteindelijk beoordeelde en zo nodig veroordeelde. Dat heeft zich als een cognitieve illusie in ons brein vastgezet door de ontwikkeling van onze Theory of Mind (ToM) Wij hebben de mogelijkheid, althans de meeste van ons, om in te schatten en te begrijpen wat andere mensen (ook God) weten, denken of voelen. (verbeeldingskracht) Dat het ook behoorlijk fout kan uitpakken is evident.
Toch is deze verklaring me te gemakkelijk. Opvallend voor mij was het onderzoek onder kleine kinderen die van nature in een hiernamaals geloven. (p 133). Gelovigen doen dat ook niet uit de ‘wens-vervullingstheorie’ zoals ik vaak van atheïsten hoorde. Deze verklaring schiet zelfs voor Bering tekort. (p 138) Helaas leiden de nu beschikbare resultaten van onderzoeken nog tot vraagtekens.
Gelovigen indoctrineren hun kinderen dus niet maar bevestigen, sturen en geven invulling aan dat geloven denk ik dan. Of die invulling juist is en klopt met de (bovennatuurlijke)werkelijkheid blijft ook een vraag voor mij.
Bering komt tot de conclusie dat de geest is wat hersenen doen. Houden bij de dood de hersenen op te bestaan, dan ook de geest. Dat is mij ook weer te gemakkelijk geconcludeerd. De geest is meer dan de hersenen zoals muziek meer is dan een regiment noten in een bepaalde volgorde.
Wanneer we geconfronteerd worden met onverwachte zaken of gedrag wordt onze ToM geprikkeld om daar betekenissen bij te zoeken. Dat leren kinderen al jong, zo na hun 6e jaar. Voorbeelden genoeg zoals een tsunami als een straf van God zien. Daarmee denken we dat we in Gods Hoofd kunnen kijken. Dat is terecht onzin. Bering vindt dat echter op andere gronden dan ik dat vind.
Ik ben niet zo’n betekeniszoeker; ben er ook niet mee opgevoed maar een aantal jaren geleden overleed een kennis aan een septische shock na een wespensteek. Hij heeft een week lang in coma gelegen en omdat er geen hersenactiviteit was hebben artsen en familie besloten om ‘de stekker’ eruit te halen. Op de begrafenis, op een mooie zomerse dag, die druk werd bezocht was het wel heel wonderlijk dat er geen vliegje, mugje of vlinder te bekennen was maar dat op een gegeven moment wel een wesp boven het open graf en over de hoofden van de belangstellenden danste. Tot nu toe weet ik dit niet te duiden maar blijft het haken in mijn brein. Bering zal het toeval noemen, maar dat geloof ik niet. Het was te toevallig.

Bering weidt ook een hoofdstuk aan de theodicee. Een theodicee probeert een logische verklaring te geven voor het feit dat God goed is en toch het kwade toelaat. Ooit heb ik ook een poging gedaan een theodicee te schrijven. Lastige materie. Gaandeweg ben ik gaan beseffen dat wat wij goed of fout vinden bij God zo niet hoeft te zijn. Het relativeert maar lost niet op.
In ieder geval heeft het zoeken van een verklaring te maken met causaal denken en ons idee van uniciteit in het universum. Dit is helaas nog te weinig onderzocht. (p 142) Grappig om dat gevoel van uniciteit beschreven te zien. Ooit hoorde ik wijlen Prinses Diana in een interview zeggen dat zij van kinds af aan al het gevoel had dat zij bijzonder was. Inwendig moest ik grinniken en dacht bij mij zelf: Ja ja, jij kunt dat mooi zeggen, het is uitgekomen maar elke mier in deze mierenhoop die aarde heet, denkt hetzelfde van zichzelf.
Volgens Bering denken we daarom dat er nare dingen zijn die ons speciaal overkomen en dat we dan ook een verantwoordelijke zoeken in God, die dan verrassend dichtbij is. God als stoplap.
Daar ben ik het natuurlijk niet mee eens. God is er voor mij niet alleen in narigheid, juist ook in tijden van geluk en voorspoed. Dat ziet Bering even over het hoofd. Al is het wel weer zo dat in gelovige kringen die uniciteit wordt benadrukt. Je bent uniek, God heeft een plan met jouw leven enz. Ik moet dat plan nog steeds ontdekken………....misschien is dat plan voor mij juist wel om een kleine grijze mier te zijn aan de rand van die grote hoop. *grinnik*

Allerlei verklaringen die soms heel logisch klinken brengen Bering tot de conclusie dat God een illusie is en een onlosmakelijk deel van ons cognitieve brein is geworden door de ontwikkeling van de ToM. Wie definitief van Hem verlost wil worden "heeft een neurochirurg nodig". Die illusies van God en een hiernamaals hebben hun doel gehad in het verleden maar zijn nu niet meer nodig. Helaas zijn die illusies niet uit te roeien.
Dat God op deze manier misschien wel eens zou kunnen werken, zoals ook Alvin Plantinga (noot 39) denkt vindt Bering ‘gênant wanhopig’. (p 203)
Maar ja, dat zegt mij dan weer niets.
Er blijven nog veel vragen over en nog lang niet alles van het brein is goed onderzocht. Dus om tot harde conclusies te komen is het volgens mij nog veel te vroeg en dan nog vraag ik me net als Bering af of je God/religie kunt gaan buitensluiten.
Lezendeweg realiseerde ik me wel hoe weinig sommige mensen van de Bijbelse boodschap begrijpen áls ze er al kennis van genomen hebben.
Ik begrijp dat Bering in algemeenheden over religies schrijft, maar wat hij op p 200 beweert gaat juist voor het christendom niet op.
“Bedenk ook dat zolang groepsleden werkelijke geloven dat andermans tegenslagen worden veroorzaakt door zijn of haar zonden, deze misvatting genoeg angst aanjaagt om de rest van de groep op het rechte pad te houden.”

Men leze psalm 103.

vrijdag 20 mei 2016

The Lost World of Adam and Eve


Geschreven door John H. Walton in 2015.
Walton is hoogleraar Oude Testament. (systematische theologie noemt hij ergens)

Het boek heeft als ondertitel: Genesis 2-3 and the Human Origins Debate
Omdat ik dit boek graag wilde lezen en er geen Nederlandse versie beschikbaar is, moest ik mijn luiheid en gemakzucht maar overwinnen en het in het Engels lezen.
Het is prettig dat het boek uit korte hoofdstukjes bestaat.
Walton heeft een eigen kijk op de eerste hoofdstukken van Genesis en wil de Bijbel vooral zelf laten spreken maar dan vooral in de context van de vroege Midden-Oosten cultuur. En dat kunnen we omdat we nu veel meer daarover weten.
Hij gaat dus niet in discussie met de wetenschap.
Aan (bijna) het einde van het boek illustreert hij dat met behulp van een schilderij van van Gogh en een foto gemaakt door de Hubble telescoop.
Allebei vertellen ze waarheid maar op een totaal verschillende manier.

Na het bestuderen van de oude teksten die we hebben komt hij tot de conclusie dat creëren in de Bijbel te maken heeft met het ordenen van de materie.
Duisternis en zee en materie zijn ‘in den beginne’ ongeordend. Er is niets functioneels. (vanuit het Goddelijke point of view neem ik aan)
Met creëren wordt bedoeld dat het de ongeordendheid oplost. En niet dat er niets zou zijn.
Dat komt overeen met het Enuma Elisj; het scheppingsverhaal van de Babyloniërs waarvan de oudste vondsten van 2000 BC dateren.

Ik heb een uitgave van dat scheppingsverhaal van Selma Schepel uit 2002. Ik moest wel grinniken toen ik de prijs zag bij Bolcom. Ik heb het ooit uit de ramsj gevist bij Donner. 5 euro. Hier volgen de eerste zinnen:
‘Toen boven de hemelen nog niet genoemd waren,
het land beneden nog geen naam had,
Apsu, de allereerste, hun verwekker,
en oermoeder Tiamat, hun aller moeder,
hun wateren zich mengden,
het grasland niet gebonden was,
het rietland niet gevlochten, toen geen van de goden was verschenen,
nog niet bij naam genoemd, geen lot bepaald, …
toen werden goden gevormd in hun diepte,
ontstonden Lahmu en Lahamu, werden bij naam genoemd.’


Wanneer je Genesis 1 leest in het Hebreeuws zijn er verschillende woorden voor scheppen: bara en asah. Bara heeft te maken met ordenen en het verlenen van een functie; asah met het bezig zijn met materie.
Zelf vond ik het ook wonderlijk dat ‘bara’ voorkomt in het eerste vers en dan pas weer in het 21ste vers. (‘tools’ en ‘interlineair’ aanklikken bij het bewuste vers en verder gebruik maken van Strongs numbers)
De verklaring van Walton: In het oude oosten was de zee het terrein van chaosmachten. God geeft hier een functie aan de dieren in de zee. De vijfde dag was weer een dag waarop de focus lag op ordenen en een functie geven: wordt talrijk naar je aard.
Een paar jaar geleden kreeg Ellen van Wolde de volle laag toen zij opmerkte dat ‘bara’ ook ‘scheiden’ kon betekenen. Ook zij vergeleek e.e.a. met Mesopotamische teksten.
Zij komt tot de volgende vertaling: ‘In het begin waarop God de hemel en de aarde scheidde, en de aarde ongegrond was en zonder fundament, en duisternis over de diepte lag, en Gods adem zwevende was over de wateren, zei God: ‘Er zij licht’.
Dat er niet te verwaarlozen invloeden zijn tussen de Mesopotamische geschriften en de Bijbel blijkt uit het feit dat ook in de Bijbel wordt gesproken over deze goden: Tammuz in Ezechiel 8:14.
Tammuz, de (Sumerische) god van de vruchtbaarheid.

De ‘schepping’ van de mens in vs 27 was dan ook meer het toebedelen van een functie: dienen als vice-regenten van God in een heilige, geordende ruimte/tempeltuin (Sacred Space) en daarmee het proces van ordenen voortzetten naar de volmaaktheid.
In die zin was het goed/tov.
Wij zijn geschapen naar Zijn beeld en hebben de functie verkregen om te onderwerpen en te heersen.
Wij representeren Hem in deze wereld. Ik kan daar in meekomen; er staat niet voor niets dat God hen de levensadem inblies (Gen 2:7)
Walton ventileert hetzelfde type ideeën die ik ooit las bij Pé de Bruin in ‘Geen geloof zonder bewijs’ uit 1983 en waarin ik in die tijd heel wat eye-openers las en wat mij leerde ook eens met andere ogen te lezen in plaats van met ‘voorgeprogrammeerde ogen’.
God regelde voor de mens een ‘house’; een omgeving en gaf hem de opdracht er een ‘home’ van te maken; een plek om te leven met God. Een heilige ruimte.
Helaas faalde deze eerste bijzondere mensen en stelden zichzelf in het centrum waardoor de bedoelde orde werd verstoord. Sindsdien is er wat dat betreft niet veel veranderd.

Hier komt ook een verschil naar voren met de andere oude scheppingsverhalen: In de Bijbel zijn de zon en de maan gewoon lichten. In andere culturen zijn het goden.
Nog een belangrijk verschil: de Bijbelse God maakt alles ten behoeve van de mens. In andere culturen doen de goden alles ter ere van zichzelf en laten zich niets gelegen liggen aan de mens.
Oude culturen hebben afbeeldingen van goden; Wij zijn het beeld van God
en het unieke van de Bijbelse JHWH God is dat Hij een relatie wil met mensen.

De naam Adam wordt in de Bijbel vaak gebruikt als archetype en niet als die specifieke mens.
Het woord formeren of vormen heeft niet altijd te maken met materiaal.
Bijvoorbeeld Zach 12:1: daar formeerde (yatsar) God de geest van de mens.
Eva werd niet gemaakt van een rib maar werd weggenomen uit de zijde van Adam. Dit is ook ‘archetyperend’ bedoelt. Wanneer je de juiste wederhelft tegenkomt maakt het weer één geheel. Wat ik al lang dacht. Zouden er echt nog mensen rondlopen die geloven dat Adam rond liep met een rib minder dan zijn nazaten?

Die slang. Wat moeten we daar mee. Veel heeft Walton uit de oude Egyptische geschiedenis. Slangen komen uit de chaoswereld; de non-order. Hadden slangen voorheen pootjes? Nee, dat een slang op zijn buik moet kruipen wil aantonen dat hij voor ons nu niet meer gevaarlijk is. Hij is zijn aanvallende positie kwijtgeraakt. Farao’s hadden soms nog wel een slang op hun hoofdtooi in opgerichte, aanvallende houding.
Stof eten is ook niet echt normaal voor een slang. Daarmee wordt bedoeld dat de slang wordt verbannen naar de onderwereld.
Er schijnt een afbeelding te zijn van Horus, die de kop van een slang plet met de hiel van zijn voet. Dat maakte voor die tijd duidelijk wie de macht had. Zie ook psalm 8 in een goede vertaling.
Walton spreekt veel over orde, non-orde en wanorde. (order, non-order en disorder)
Ik kan daarin wel meekomen. Het paradijs was een ‘vooruitgeschoven post’ van heilige ruimte van orde in een (al langer bestaande) ‘non-order’ wereld. Adam en Eva kregen de opdracht de orde uit te bouwen. Zij faalden en faciliteerden op die manier ‘disorder’.
Het heilige der heilige in tabernakel en tempel waren ook zulke ‘posten’. Plaatsen waar de hemel de aarde ontmoette.
Jezus, de zoon van God bevocht de wanorde met meer succes: genas mensen, stilde de storm en overwon de dood. Na Pinksteren is elke gelovige zo’n ‘post’. Hoe meer posten hoe meer orde. Althans; zo zou het moeten en kunnen zijn.
Het boek Openbaringen spreekt erover dat in de nieuwe wereld de zee er niet meer zal zijn, dat betekent dat er geen 'non-order' meer zal zijn. Geen chaosmachten meer.

De relevante teksten uit de brieven van Paulus over deze materie worden in dit boek door N.T. Wright (Nieuw- Testamenticus) behandeld in een excurs.
Eén ding hierover wat mij aansprak: zoals God zich ooit een mens uitkoos uit Ur der Chaldeeën en vervolgens een joods volk uit de vele volkeren op aarde, zo koos God ook die (eerste) twee mensen uit, uit de velen op aarde. Ze kregen een speciale taak maar faalden. Op die manier moeten we ook Paulus lezen. ‘Wanneer we Genesis en de menselijk oorsprong bestuderen zonder de oproep dat wij, naar Gods beeld en gelijkenis geschapen mensen zijn die vernieuwd zijn door Jezus Christus, dan missen we het punt.’
Dat denk ik ook. God startte de heilsgeschiedenis met dit koppel. Dat is iets anders dan wereldgeschiedenis.

Ik vond het lastig om er een samenhangend verhaal van te maken; hij zegt ook zoveel.
Iedereen zou dit boek moeten lezen. Ik hoop dat er snel een Nederlandse vertaling komt. Dan wil ik het nog eens lezen want ja, het gevoel dat ik misschien toch weer dingen heb gemist blijft aanwezig.





dinsdag 19 januari 2021

Genesis


Geschreven door Jonathan Sacks, maar wanneer precies weet ik niet. Dit eerste deel gaat over individuen en families, in tegenstelling tot Exodus wat over de geboorte van een volk gaat.
Dit boek bestaat ook weer uit twaalf parasjot.   Letterlijke betekenis: gedeelte. 

In een wekelijkse parasja  die ik toegestuurd krijg van het CIS (Centrum voor Israël studies) wordt de vraag gesteld waarom de Bijbel niet begint met Exodus.
Dat geldt toch als het begin van het Joodse volk en het begin van de Joodse kalender? 'Deze maand zal voor u het begin van de maanden zijn. Hij zal voor u de eerste zijn van de maanden van het jaar. ' (Ex. 12:2).

De grote geleerde Nachmanides (1194-1270) geeft op deze vraag het volgende antwoord: 'Het is noodzakelijk de Thora te beginnen met 'In den beginne schiep G'd den hemel en de aarde' (Gen. 1:1), want dit is de basis van het geloof (Hebr. 'Emoena'). Je zult eerst in G'd als Schepper van deze wereld moeten geloven, voor je Zijn geboden in acht kunt nemen. Het geloof in G'd gaat aan al het andere vooraf.'
Ook Sacks komt tot deze conclusie.

De Thora is een boek over hoe te leven.
Wat moet ik doen, hoe behoor ik te leven en wat voor type mens moet ik proberen te worden. Dus geen wetenschappelijk boek. Hij gaat dan ook voorbij aan de discussies over al dan niet letterlijk lezen. Belangrijker is dat uit de verhalen levenslessen te trekken zijn voor alle tijden en plaatsen. Hij maakt, net als in Exodus, rijkelijk gebruik van de Midrasjiem.
Sacks sluit aan bij de ‘rede over de menselijke waardigheid’ van Pico della Mirandola uit de vijftiende eeuw. De mens moet zichzelf scheppen.
Deze rede betekende een breuk met de christelijke leer dat de mens ongeneeslijk bedorven zou zijn en de Platoonse gedachte dat de mens aan onveranderlijke vormen gebonden zou zijn.

God heeft geen beeld dus waarnaar is de mens dan geschapen?  Wel: naar een vrijheid die niet is ingeperkt door natuurwetten – waar wel wat op af te dingen valt volgens mij - en met het vermogen tot spreken en scheppen. Tot verantwoordelijkheid en terughoudendheid.
Het karakter van het jodendom bestaat uit het idee dat sterfelijkheid te overwinnen is in het krijgen van kinderen om behalve onze genen ook onze ideeën en idealen te laten voortleven tot het einde der tijden. (p 38)
Ondertussen moeten we in het hier en nu verantwoord leven.  Het goede doen omdat het goed is. 

Wat viel mij verder op en wat wil ik onthouden:

In de eerste hoofdstukken wordt God Elohiem genoemd; de Kracht der Krachten terwijl het tetragammaton (of Yahweh), hier Hasjeem genoemd wijst naar een persoon, een Gij. De God die we ontmoeten in de openbaring. Eva noemt God bij de geboorte van Kain voor het eerst Hasjeem zonder Elohiem. De menselijke waarneming veranderde.

Noach was een Tsaddiek vóór de vloed. Daarna wordt hij niet meer zo genoemd. Waarom?
Noach was te gehoorzaam. Het was blinde gehoorzaamheid en hij had geen eigen initiatief.
Volgens vele (zondag)schooljuffen en meesters zou Noach terwijl hij de ark bouwde wel hebben geëvangeliseerd en de mensen hebben gewaarschuwd, maar daarover staat niets in de Bijbel. Noach redde alleen  zichzelf en zijn gezin. Geloof is meer dan gehoorzaamheid, het is ook de moed om te scheppen.
Noach wandelde met God maar tegen Abraham werd gezegd: wandel voor mijn aangezicht en wees onberispelijk.
Hoe het komt dat Noach wist van reine en onreine dieren terwijl dat pas op de Sinaï bekend werd, daar schrijft Sacks niets over. Niet belangrijk denk ik. Dat zijn van die Westerse spitsvondigheden die er helemaal niet toe doen.

De verhalen van Adam en Eva, Kain en Abel, Noach en de torenbouw van Babel tonen  resp. steeds een nieuwe stap in het volwassen worden van de mensheid.  Adam door het ontkennen van persoonlijke verantwoordelijkheid, daarna Kain door het ontkennen van de morele verantwoordelijkheid, Noach ontkende de collectieve verantwoordelijkheid en de torenbouwers de ontologische.

Abraham was de eerste aartsvader die zijn verantwoordelijkheid op alle vlakken nam.
Hij daagde God uit in een rechtvaardigheids kwestie. Later deden Mozes en Job dat ook.
Maar is het niet zo dat God eigenlijk de mens uitdaagt? Tot een weerwoord om beide kanten te horen?
Zo heb ik jaren geleden besloten – het was een wilsbesluit – om niet meer in een eeuwigdurende hel te geloven. Ik vond en vind het niet eerlijk dat tegenover pakweg 80 jaar leven hier op aarde, waarbij je overgeleverd bent aan genen en omstandigheden, mogelijk een eeuwigheid van narigheid te wachten staat. Hoe kan dat rechtvaardig zijn?
Nog weer later ontdekte ik dat ik zo niet meer over God wilde denken en schaamde ik me dat ik het ooit had gedaan.

De verschillen in de aartsvaders: Abraham, Izak en Jakob.
Abraham de vriendelijke, die zijn verantwoordelijkheid nam. Hij symboliseert de morgen; bij hem begint een nieuw religieus bewustzijn. Een zoektocht.
Izak de stille en weinig originele maar wel heel volhardend in het geloof, de moed hebbend om door te gaan en niet op te geven wanneer het tegen zit.  Hij symboliseert de middag; de dialoog wanneer hij in het veld loopt en mijmert.
Jacob is weer heel anders: een ‘lover’ en strijder. In de nacht krijgt hij een visioen. Hij stuit op God. Een onverwachte ontmoeting tussen de menselijke ziel en God.

Jakob was iemand die er vandoor ging met de zegen die bedoeld was voor een ander. Een zegen van rijkdom en macht. Die was voor Ezau bedoeld. Wanneer hij vlucht voor Ezau zegent Izak hem alsnog met de juiste zegen: die van kinderen en land. De verbondszegeningen.
Waarom wilde Jacob zo graag als Ezau zijn? Die een man van de natuur was?
Waarom willen wij vaak als een ander zijn? Het kost Jakob de rest van zijn leven om te ontdekken dat hij is zoals hij is en zo ook mag zijn. En het niet verwachten moet van macht en rijkdom. Zoals het joodse volk nu.
Toen pas kon hij zeggen: ik heb alles.

Het verhaal van Jozef, die toch niet de belangrijkste zoon was. Dat waren de zonen van de minder geliefde Lea: Levi en Juda.
Uit Levi komen de priesters voort en uit Juda de koningen en zal de Messias voortkomen. Ook geeft Juda zijn naam aan het volk, de zuidelijke stammen wel te verstaan. De Noordelijke stammen worden weggevoerd en assimileren in de wereldbevolking.
Juda maakt ook de grootste ontwikkeling door. Van een pragmaticus die zijn broer Jozef verkoopt tot de boeteling. Degenen die in staat zijn tot verandering en groei zijn in het jodendom groter dan degenen die altijd al deugdzaam leven. Ik moet meteen denken aan de gelijkenis van de verloren zoon.
Haten in de Bijbel is niet het haten wat wij doen maar het minder geliefd zijn. Ezau werd niet door God gehaat, maar minder geliefd.
Van Jozef vroeg ik mij altijd af waarom hij bij de apotheose uitroept: ‘Ik ben Jozef, leeft mijn vader nog?’
Dat had hij net gehoord van Juda. Waarom stelde hij dan die vraag? Helaas geeft Sacks daar geen antwoord op.
Er komen meer dingen aan de orde waarvan ik weet dat ze in het Nieuwe Testament weer worden aangehaald.
Dat Jozef bijvoorbeeld een type van Jezus is, is voor mij glashelder, maar daarover rept Sacks vanzelfsprekend niet.

Het belang van ‘tesjoeva’ bespreekt hij uitgebreid. Het opbiechten van zonde, het voornemen om het niet meer te doen, ook niet wanneer de gelegenheid daar is. De kracht om te vergeven wat juist degene verheft die vergeeft.
Dat vrede boven waarheid gaat. Dat vond ik ook wel een mooie. Want wat weten wij nu van waarheid? Er zijn de meest verschrikkelijke dingen gebeurt uit naam van de waarheid terwijl er maar Eén is die de Waarheid in pacht heeft en dat zijn wij niet.
Er staan teveel mooie dingen in.

Ik ga me op Leviticus verheugen.


dinsdag 23 februari 2016

De Levenseindekliniek.


Een documentaire, vorige week maandag (15-02) in de ‘week van de euthanasie’ die nogal wat losmaakte.
Marcel Ouddeken en Hans Kema filmden anderhalf jaar lang patiënten en medewerkers bij de keus en het euthanasietraject, wat ingegaan werd door drie personen.
Eén mijnheer was een psychiatrische patiënt van 60 jaar met al vanaf zijn vijfde jaar dwangneuroses; tot het zichzelf met messen bewerken toe. Hij zat op een gesloten afdeling maar wilde niet meer. De rek was eruit. Alles was al geprobeerd; hij was ‘uit behandeld’.
Helaas ben ik dan weer nieuwsgierig en had ik willen weten of hij ook bijvoorbeeld een elektroshock heeft gehad. Daar kwam ik niet achter. Ik heb alleen de uitzending gezien via uitzending gemist.

Eén mevrouw leed aan een vorm van Alzheimer en had direct na het stellen van de diagnose een formulier getekend dat ze euthanasie wilde wanneer ze niet meer normaal kon doen, mensen niet meer herkennen e.d. Het vervelende was dat haar vorm van semantische dementie haar spraakvermogen had aangetast zodat zij te pas en te onpas ‘huppakee weg’ zei. Dat klonk dan nog best vrolijk en bagatelliseerde onbedoeld de ernst van de zaak.
(Ooit had ik een patiënte met een CVA die alleen nog maar ‘dodo’ kon zeggen. Dat vergt veel van de familie/omstanders.)
Ik kon haar eigen huisarts ook begrijpen dat het voor hem niet voldoende duidelijk was wat zij nu eigenlijk wilde en zich hieraan niet wilde branden.
Wat mij ook stoorde was dat zij een dag voor haar dood haar autootje bestuurde naar een schaatswedstrijd in Heereveen en haar echtgenoot volledig rustig naast haar zat, haar de weg wees en haar vertrouwde.
Deze mijnheer sprak aan het begin de zin uit: ‘......Kiezen voor de mens en niet voor jezelf’.......
Tsja, vaak heb ik meegemaakt dat de vraag om euthanasie kwam van de familie en/of omstanders die het lijden niet meer konden aanzien terwijl ‘de mens’ het nog best leek aan te kunnen.
Het werkelijke probleem lag dan bij de familie/omstanders en ik kon me niet aan de indruk onttrekken dat dit hier ook het geval was.
Maar dat kan natuurlijk ook liggen aan de noodzakelijke beknoptheid van een documentaire.
Indringend waren haar laatste woorden: 'het is verschrikkelijk'.

En een mevrouw van honderd jaar die het ook wel voor gezien hield.
Met haar had ik de meeste moeite. Zij was duidelijk een intelligente vrouw en liet het woord ‘eentonig’ vallen.
Naar mijn bescheiden mening was het bij haar te voorkomen geweest door haar brein te prikkelen.
Zij verveelde zich duidelijk een slag in de rondte en dáárdoor drongen de ouderdomskwaaltjes zich aan haar brein op.
Daar ben ik zelf ook het meeste bang voor; zit je daar afhankelijk te zijn en komen er - ongetwijfeld goedbedoelende - hulpen die het over het weer hebben of andere onbenulligheden.

Wat is het onderliggende 'probleem' van euthanasievragers?
Is het echt het uitzichtloze lijden? Is het angst voor pijn? Angst voor aftakeling? Of is het de drang om alles, tot en met de dood onder controle te houden en niet voor verrassingen komen te staan? Of een combinatie van dit alles?
In onderstaand schrijfsel van mijzelf uit 2003 was het voor die mevrouw de angst voor verdere aftakeling; het verlies van een menswaardig leven.
Wat dat dan ook moge betekenen.
Het was een trotse vrouw, gesteld op luxe, gemak en schoonheid. Maar ja, dat ben ik ook.
Wat mij toen al verbaasde was het gemak waarmee artsen instemde met haar verzoek. En wat mij uitermate stoorde was dat zij had gekozen voor een moment vlak voor kerst. Met name voor haar familie. Was er iets te vereffenen? Tussen kerst en oud en nieuw is zij begraven.

17 dec 2003
Vanavond en morgenochtend ga ik naar m'n cliënte, ze heeft M.S. en is een jaar ouder dan ik.
Een mooie Keltische vrouw zonder kinderen; haar man overleed vorig jaar, plotseling.
Twee en een half jaar heb ik haar, als verpleegkundige, intensief verzorgd; morgenochtend is het voor het laatst, daarna krijgt zij haar 'final shot'.
Ik weet dit sinds ruim een week, ze heeft het zo lang mogelijk voor mij verborgen gehouden omdat ik 'gelovig' ben, en er een andere mening op na hou.
Is haar lijden uitzichtloos? ja.
Is het ondraaglijk? In mijn ogen niet, ze zit in een rolstoel, heeft geen pijn, kan haar handen nog steeds iets gebruiken, is intelligent, en heeft haar familie en de vele vrienden nog zoveel te bieden.
Maar mijn ogen tellen niet, dit is haar keus. Zij vindt haar leven ondraaglijk geworden.
Geloven dat er na dit leven iets is, doet ze niet meer. Ze heeft in haar leven teveel meegemaakt om nog te geloven dat er een God is…..zegt ze.
Daar hebben we in het verleden wel gesprekken over gehad.
Nu voel ik me toch tekortschieten en sta ik daar, en weet niet waar ik goed aan doe, en wat ik nog kan zeggen.

Ik veroordeel haar niet om haar keus, maar ik begrijp het niet. Dat heb ik haar wel gezegd.
Respect opbrengen voor deze keus kan ik dan ook (nog?) niet.
C’est ça


Hoe meer ik erover nadenk hoe minder respect ik eigenlijk heb voor mensen die er ‘voortijdig’ willen uitstappen.
Respect heb ik voor mensen die de levensbeker tot op de bodem leeg drinken. Respect heb ik voor de mensen die er op een positieve manier omheen staan om deze mensen te helpen en te begeleiden waar ze kunnen. Ook al duurt het jaren.
Respect heb ik voor degenen die zich ontfermen over het zwakke en zwakker wordende leven en die dáár met respect mee omgaan.
Psychiatrische patiënten vallen voor mij in een andere categorie. Het 'wij zijn ons brein' heeft op mij ook zo zijn invloed gehad.

Maar of met dit programma euthanasie meer geaccepteerd zal gaan worden?
Ik heb mijn twijfels, waarschijnlijk werkt het averechts. En misschien moeten we daar dan juist blij mee zijn.

maandag 15 oktober 2018

Ik wil dat jij bent



Geschreven door Tomáš Halík (1948)in 2012. Ondertitel: Over de God van de liefde. Ik las een derde druk uit 2018.
Eerder las ik van hem ´Geduld met God´; over geloven.

Dit boek gaat over de verhouding tussen geloven en liefde en het is al net zo moeilijk samen te vatten als dat andere boek.
Nu is liefde wel een wijd verbreid begrip en dient naar mijn mening preciezer te worden geformuleerd. Helaas staat het boek ‘de vier liefdes’ van C.S. Lewis niet in zijn lijstje.
Meestal heeft hij het echter over de ‘agapè’; de onbaatzuchtige gevende liefde die het dichtst benaderd kan worden door de liefde tussen moeder en kind. Op dat punt viel Lewis mij tegen; bij hem viel dat onder genegenheid. Dat krijg je ervan als je zelf geen kinderen hebt gekregen. Het vertekent je beeld.


‘God houdt niet van ons omdat we goed zijn, God houdt van ons omdat Hij goed is.’ (p176)
Prachtig citaat van Richard Rohr; ja, Halik citeert er weer lustig op los.
Hij is al net zo allergisch als ik voor de goedkope ‘liefde’ uit liedjes en literatuur die niets te maken hebben met de diepste zin van dat woord.
Wat is die diepste zin dan? Wat is liefde eigenlijk?
Liefde voor God en liefde voor de vijand. (p 17)
Dat betekent je eigen egoïsme afzweren en over je eigen schaduw heenstappen richting
1. het absolute mysterie wat wij God noemen en
2. de dreigende realiteit van de buitenwereld.
Dat zijn wegen vol onzekerheid.
Ik ben het wel met hem eens dat de wegen onzeker zijn maar het eindpunt, zeker voor wat betreft het eerst punt, is dat niet.
Liefde gaat boven geloven uit volgens Halik. Dat had ik al begrepen uit het andere boek toen hij schreef over Theresia van Lisieux. Daar moest ik achteraf heel veel over nadenken. En ik ben het wel met hem eens maar met de restrictie dat het uitmaakt wat de bron van die liefde is.
Dan klopt die Bijbeltekst gelukkig toch. *grinnik*
In dit boek maakt hij meer verschil tussen het seculier humanisme en het christelijk humanisme wat zijn oorsprong vindt in God.

Ik moest wel weer glimlachen toen ik las: ‘God gebeurt dáár waar we mensen liefhebben, onze naasten.’
Is dat niet net zoiets als de ‘atheïstische predikant’ Klaas Hendrikse verklaarde en waar heel rechts Nederland over viel? En wat trouwens al – volgens Halik - door Thomas van Aquino werd benoemd? (‘wij weten niet wat ‘zijn’ of ‘bestaan’ in het geval van God betekent omdat God niet op dezelfde manier ‘is’ of ‘bestaat’ zoals de dingen ‘zijn’ of ‘bestaan’.)

Wat Halik ook naar voren brengt en waar ik ook wel mee zit: Hoe kan ik houden van iemand die ik niet ken. En waarom zou ik iemand leren kennen als ik niet weet of ik van hem kan houden.
In dit geval: God.
Dat komt kennelijk ook bij Augustinus vandaan maar Halik (of de vertaler) formuleert dat heel irritant waardoor de essentie volgens mij verdwijnt: ‘Hoe kan ik houden van iets dat ik niet ken en hoe kan ik iets leren kennen als ik er niet van hou’.
Ik weet ook niet hoe Augustinus dat geformuleerd heeft.
Volgens Halik: ‘liefde zonder kennis is geen echte liefde en kennis zonder liefde is geen echte kennis’.
Ik geloof dat ik dan toch meer heb met het antwoord van Aquino wat Halik ook noemt: Liefde is een daad van de wil en kennis is een vrucht van de ratio.

Een van de mooiste confronterende dingen die hij schrijft is over de titel van het boek: ik wil dat jij bent. Toegeschreven aan Augustinus.
Wíl ik eigenlijk wel dat die ander er is? Wil ik dat God er is? Of toch maar liever niet omdat ik vast zit in mijn narcisme? God wil kennelijk wèl dat ik er ben.
En áls ik dan wil dat Hij er is, betekent dat ook Hem toelaten in mijn eigen vrijheid en God God laten zijn.
Liefde heeft toch wel heel veel met vertrouwen te maken.
Levinas wordt uitgebreid aangehaald. God spreekt tot mij via het gelaat van de ander. Volgens Halik ligt de nadruk bij Levinas op de asymmetrie van de verhouding; asymmetrie ten gunste van de ander.
Ik weet niet of Levinas en Halik het hebben meegemaakt om totaal leeggezogen te worden door ‘de anderen’ in een asymmetrische verhouding. Dat gaat je echt niet ‘in de koue kleren zitten’.
Mooie theorie maar praktisch gezien een aanslag op je emotionele leven. Dat hou je niet vol.

Nietzsche wordt besproken en daarin ga ik met hem mee. Dezelfde gedachten als ook Gabriel Marcel had die ook wordt aangehaald.
Definitie van de liefde volgens Halik: ‘Wat wij bereid zijn boven ons te stellen, hebben wij werkelijk lief.’
Niet ‘wat’, denk ik dan weer, maar ‘wie’!

Hoe zit dat met die vijanden? Ik heb namelijk geen vijanden voor zover ik weet. Volgens Halik is dat positief en weiger ik dan om me vijandig te gedragen. Nou dat klopt wel. Er valt toch altijd te praten? Ik ben altijd nieuwsgierig hoe de ander denkt en tot zijn/haar standpunten komt of wat hem/haar dwarszit.
‘Liefde is de enige kracht die kan verenigen zonder te vernietigen’. Teilhard de Chardin.
Als je dus weet te verenigen in plaats van te vernietigen is dat liefde. Dat vind ik best een troostvolle gedachte omdat ik de laatste tijd een gevoel heb dat ik liefde tekort kom. Om weg te geven bedoel ik.
Hoe kun je over een liefde volle God spreken na Auschwitz en zo ….
Kort samengevat; Als God God is dan overstijgt Hij alle menselijk voorstellingen, inclusief onze voorstellingen over goed en kwaad. Voor veel mensen een dooddoener maar ik denk ook dat het niet anders is.

Ik ben me ervan bewust dat het een hapsnap verslag is geworden is maar zo is het boek ook een beetje. Er zit geen rode draad in. Aan de hand van veertien hoofdstukken wordt er veel behandeld. Het staat ook weer vol potloodstreepjes en als ik die terug lees hebben ze weinig met elkaar te maken.
Desondanks een aanrader.