Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht Angst. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht Angst. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

zaterdag 19 oktober 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000 – 1300 IIa Theologie en Filosofie


Twee lessen over Geloof en Rede in dit tijdvak en dat toegespitst op Anselmus van Canterbury en Pierre Abélard, Averroes en Thomas van Aquino.
Zij behoorden tot de scholastiek.
Theologie en Filosofie behoorden in die tijd bij elkaar.

Anselmus, diegene van de ‘verzoening door voldoening’ is ook van het eerste ‘Godsbewijs’.
Zelf zie ik dat niet als bewijzen maar meer als argumenten. Bewijzen zijn attributen voor de bèta vakken.
Anselmus was Italiaan van geboorte en belandde in Canterbury, Engeland omdat Willem de Veroveraar in 1066 hele stukken van wat nu het Verenigd Koninkrijk is, annexeerde. De abdij van Bec, waar Anselmus inmiddels prior van was geworden had landgoederen in Engeland. Zo raakte hij daar verzeild en werd aartsbisschop van Canterbury in 1089 tot zijn dood in 1109.
De docente gaf interessante teksten van Anselmus (Uit ‘Proslogion’ in een vertaling van Carlos Steel ) en Abelard, (uit ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’ wat ik nog ongelezen op de plank heb staan) van Averroes en Thomas van Aquino.
Het boek ‘Proslogion’ is helaas niet – betaalbaar! en in het Nederlands - te vinden via het web. Jammer want daar ben ik wel nieuwsgierig naar geworden.

Anselmus redeneerde vanuit het geloof: ‘Ik probeer niet Heer, in Uw verhevenheid door te dringen, want ik acht mijn verstand geenszins te vergelijken. Maar ik verlang ernaar uw waarheid, die mijn hart gelooft en bemint, tot op zekere hoogte in te zien. Ik zoek immers niet in te zien om te geloven, maar ik geloof om in te zien. Want ook dit geloof ik dat ik niet zal inzien, tenzij ik geloofd zal hebben.’
Zijn ‘Godsbewijs’ had ik eerder geformuleerd: ‘bedenk het allergrootste en allervolmaaktste wat gedacht kan worden. Groter dan dit denkbare is God. God is iets waarboven niets groters gedacht kan worden. Het is beter te bestaan dan niet te bestaan. Een niet bestaande God is kleiner dan een bestaande dus bestaat God.’

Maar nu wat preciezer uit de ‘Proslogion’ uit 1077: ‘Welnu, wij geloven dat Gij iets zijt waarboven niets groters gedacht kan worden.[…] Zo dan wordt ook de dwaas ervan overtuigd dat ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ op zijn minst in het verstand is, omdat hij dat, wanneer hij het hoort, verstaat, en al wat verstaan wordt in het verstand is.
En zeker kan datgene ‘waarboven niets groters gedacht kan worden’ niet in het verstand alleen zijn. Want indien het uitsluitend in het verstand is, dan kan men denken dat het ook in werkelijkheid is, hetgeen groter is. [..] Bijgevolg bestaat zonder enige twijfel ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden’ zowel in het verstand als in werkelijkheid.’

Een Benedictijnse monnik uit Frankrijk, Gaunilo, is bekend geworden om zijn (eiland) kritiek op Anselmus maar die had volgens Anselmus nu juist het punt gemist. En dat denk ik ook.
Het gaat niet om iets werelds, iets materialistisch maar om een scheppend bewustzijn wat wij kunnen bedenken.

Een paar belangrijke ethische vraagstukken: de keuzevrijheid en het kwaad.
Volgens Anselmus is de vrije wil niet het vermogen om te kiezen tussen goed en kwaad, maar het door God gegeven vermogen om voor het goede te kiezen.
Het kwaad op zichzelf is ‘niets’.
‘Het kwaad dat ongerechtigheid is, is altijd niets; maar het kwaad dat één of ander nadeel is, is zonder twijfel soms niets, zoals blindheid, en soms iets zoals verdriet en pijn; wij hebben altijd een afkeer van deze nadelen die iets zijn. Wanneer wij dus het naamwoord ‘het kwaad’ horen, vrezen wij niet het kwaad dat niets is, maar het kwaad dat iets is, dat volgt uit de aanwezigheid van het goed.’
Maar waar komt het kwaad vandaan? Hoe komt het dat mensen of engelen (de engelenval, wat in principe hetzelfde is als de mensenval * ) kunnen kiezen voor het kwaad?
We lazen een paar stukken, opgesteld als vraag en antwoord van een leerling tot zijn meester uit een boek van Dom F. Schmitt. (denk ik)
De engel/ mens wilde ‘wat niet behoorde’ omdat hij kón willen. Maar dat is niet de enige reden. Hij wilde omdát hij wilde. Hij is zijn eigen werkende oorzaak en zijn eigen gevolg. [..] ‘Want het willen is niets anders dan het gebruik maken van het vermogen om te willen, zoals het spreken en het gebruik maken van het spreken ook hetzelfde zijn.’
‘Even’ over nadenken. *grinnik*
Ik heb Hannah Arendt er nog op nageslagen maar zij behandelt Anselmus niet.

Dan was er de Universalieënstrijd tussen de Realisten en Nominalisten. Even simplistisch: de ideeën van Plato versus die van Aristoteles. Plato was Realist en geloofde stellig in een hogere, niet-zintuigelijke werkelijkheid en Aristoteles is meer van de concrete werkelijkheid om ons heen, een Nominalist.
Anselmus was Realist zoals nog steeds vele gelovigen.
In de vroege middeleeuwen was de invloed van Plato veel groter omdat er - in het westen - veel van Aristoteles verloren was gegaan. Edoch: Averroes uit Cordoba (Al- Andalus) heeft veel Grieks- klassieke werken weten te vertalen vanuit het Syrisch en Arabisch waardoor langzamerhand ook Aristoteles meer invloed kreeg in het westen.
Hier voel je de scheiding van geesten al aankomen: de Theologie en de Filosofie.
Meister Eckhart en Willem van Ockham spelen daarin een rol.

Abelard (1079 – 1142) dacht precies andersom ten opzichte van Anselmus: eerst begrijpen en dan geloven. ‘Theologie’ is redeneren over het geloof volgens principes van de methodische twijfel. Niets kan geloofd worden voordat het wordt begrepen. (Niet: ‘bewezen’!)
Daar is ook wel iets voor te zeggen. Hij was meer nominalist en verschoof naar het conceptualisme.
Volgens Abelard bestaat er geen kwade wil; daden zijn op zichzelf neutraal. Het is de intentie waaruit ze voortkomen die daden goed of kwaad maken. Dat vereist zelfkennis.
Door Bernardus van Clairvaux(1090-1153) werd hij beschuldigt van ketterij want wanneer alleen intenties gelden kun je zondige daden niet meer veroordelen. Welke macht heeft de kerk dan nog? Abelard denkt dat hij God door de rede volledig zou kunnen begrijpen volgens Clairvaux.
Dit alles was reden genoeg om hem de mond te snoeren. In 1141 werd Abelard veroordeeld tot zwijgen.

Iets, voor mij, boeiends uit het boek ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’:
‘Hij (Gregorius de Grote) zegt: ‘het geloof heeft geen enkele verdienste, als de menselijke rede daarvoor het bewijs levert.’
Omdat mensen uit uw kring niet argumenterend kunnen spreken over het geloof dat ze belijden, nemen ze onmiddellijk als troost voor hun onwetendheid hun toevlucht tot de woorden van Gregorius. Wat betekent dat in hun gedachtegang anders dan dat we elke vorm van geloofsverkondiging, dom of verstandig, in gelijk mate moeten aanvaarden? Want als over het geloof niet mag worden nagedacht, uit angst de verdienste ervan kwijt te raken, en als datgene wat men moet geloven, niet aan een kritisch oordeel mag worden onderworpen, maar meteen moet worden ingestemd met datgene wat wordt verkondigd, ongeacht de dwalingen die die verkondiging teweeg brengt, dan betekent het niets om dit geloof te aanvaarden. Als het niet is toegestaan om het verstand te gebruiken, dan mag men met het verstand ook niets afwijzen. [..] De christen blokkeert zelf volledig redelijke argumenten en staat iemand anders niet toe om fatsoenlijk over het geloof te discussiëren omdat hij dat zichzelf absoluut niet toestaat.’

De rest van dit boek moet ik dringend gaan lezen.

Abelard werd verder ook nog bekend omdat hij de helft was van een heel beroemd, maar tragisch liefdespaar.
Abélard en Heloïse hebben mensen geïnspireerd tot liederen, boeken, toneelstukken en films.

De twee heren, Averroes en Aquino komen, vanwege de lengte van dit bericht in een volgend blogje.


*Nu ik er nog een over nadenk is de engelenval toch anders dan de val van de mens. We weten bijna niets van die engelenval, als ie al plaatsgevonden heeft.
Maar daarvan uitgaande komt de engelenval uit de engel zelf voort en de val van de mens wordt van buiten hem/haar veroorzaakt. Als dat klopt is het een interessant verschil.




Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.

dinsdag 2 juli 2019

Het Spel van de Engel


Geschreven door Carlos Ruiz Zafón (1964) in 2008 en is een ‘prequel’ (voorloper) op ‘De schaduw van de wind’ uit 2001. Dat boek had ik al eens gelezen.
Het geheel bestaat uit vier boeken – heet dat een quatrologie? - onder de naam: ‘het Kerkhof der Vergeten Boeken’.

Dit verhaal speelt zich af in het interbellum in Barcelona en is David Martin de hoofdpersoon. Hij is journalist bij een krant en krijgt via zijn beste vriend Don Pedro Vidal de kans om op contractbasis een aantal verhalen te schrijven, onder pseudoniem, die een succes worden.
Van zijn eerste geld koopt hij een mysterieus huis en een typemachine.
Ondertussen herschrijft hij samen met Cristine, zijn vriendin, het boek van Vidal zodat het een bestseller wordt terwijl zijn eigen boek, onder eigen naam flopt.
Hij heeft geen goede herinneringen aan zijn jeugd. Zijn moeder liet het gezin al snel in de steek en zijn vader, een oorlogsveteraan, had losse handjes en wordt later vermoord.
Al jong bezoekt hij de boekwinkel van de familie Sempere (die spelen ook een rol in ‘de schaduw van de wind’) en krijgt af en toe een boek toegeschoven van de oude Sempere.
Wanneer hij succes heeft met schrijven doemt er een wonderlijke figuur op en vraagt David om een religieus boek voor hem te schrijven dat als basis kan dienen voor een nieuwe religie.
Het voorschot van 100.000 Fr. Francs dat als een worst voor zijn neus wordt gehouden is moeilijk te weerstaan.
Deze Andreas Corelli fungeert als een ‘Faust-type’ en zegelt zijn brieven met een engelfiguur. De gesprekken met deze Franse uitgever vond ik het interessantste deel van het boek.

‘Prikkelt het u niet om een geschiedenis te creëren waarvoor mensen in staat zijn te leven en te sterven, waarvoor ze in staat zijn te doden en zich te laten doden, waarvoor ze zich opofferen en tot de hel gedoemd zijn en hun ziel willen uitleveren? Bestaat er voor een schrijver een grotere uitdaging dan het scheppen van zo’n machtige geschiedenis die de fictie overstijgt en verandert in geopenbaarde waarheid?’

Allerlei verhaallijnen lopen door elkaar. Wie was die Diego Marlasca die vóór hem in dat mysterieuze huis heeft gewoond en ook al een religieus werk schreef? Wat weet die politieagent Ricardo nog van de zaak.
Waarom is Cristina, zijn geliefde met Vidal getrouwd? Hoe zit dat met die foto?
Wat moet hij aan met Isabella die bij hem in de ‘schrijvers-leer’ is gekomen?
Waarom gebeuren er allerlei nare dingen wanneer andere zaken zijn aandacht afleiden van het te schrijven boek?
Op een gegeven moment dacht ik echt dat David een geesteszieke man was en dat alles aan zijn fantasie was ontsproten. Magisch realisme heet dat volgens wiki.
In de epiloog wordt de cirkel gesloten. Dat had ik liever wat realistischer gezien.

Uit alle mooie zinnen en prikkelende ideeën was het lastig keuzes te maken.
Een paar:

‘Martin, fabels behoren tot de interessantste procedés die bedacht zijn. Weet u wat ze ons leren? Morele lessen?, Nee, ze leren ons dat mensen grote ideeën leren begrijpen aan de hand van vertellingen, verhalen, niet dank zij schoolmeesterslessen of theoretische verhandelingen.’

‘De waarheid wordt in principe aan alle mensen geopenbaard, maar al snel treden er individuen naar voren die zich het gezag en de plicht toe-eigenen om de waarheid in naam van het algemeen welzijn te behoeden, uit te leggen en in voorkomende gevallen te veranderen. Met dit doel vestigen ze een machtige en potentieel repressieve organisatie. Dit fenomeen, dat typerend is voor elk in groepsverband levend dier, zoals de biologie ons leert, maakt van de leer spoedig een werktuig van controle en politiek strijd. Schisma’s en oorlogen zijn onvermijdelijk het gevolg. Vroeg of laat wordt het woord vlees en het vlees bloedt.’

‘De eerste stap tot gepassioneerd geloven is angst. Angst om onze identiteit, ons leven, onze rang of onze overtuigingen te verliezen. Angst is het buskruit en haat is de lont. In laatste instantie is het dogma slechts een brandende lucifer.’

Nu moet ik ‘de Gevangene van de Hemel’ en ‘het Labyrint der Geesten’ ook nog maar eens lezen.
Ik las ook meteen zijn ‘De nevelprins’. Een jeugdboek.
Naar mijn smaak té magisch. Daar hou ik niet zo van want het wordt dan al snel ongeloofwaardig.


woensdag 22 mei 2019

Het Koninkrijk van de Angst


Ondertitel: een filosofische blik op angst als politieke emotie.
Geschreven door Martha Nussbaum (1947) in 2018. Zij is filosofe en hoogleraar rechtsfilosofie en ethiek in Chicago.

Angst intrigeert me. Waarom zijn we zo angstig, zeker in deze tijd. Waar komt dat vandaan en wat kunnen we er aan doen.
Heeft de mens de angst ‘uitgevonden’ om te kunnen overleven en is het evolutionair bepaald? Of is er toch meer aan de hand?
Nussbaum heeft een heel andere aanvliegroute dan Kierkegaard.
Beide zijn waardevol.

De aanleiding voor dit boek was de verkiezing van dhr. T. in Amerika in 2016.
Want angst is een onderbuikgevoel; blokkeert het rationele denken en heeft een slecht invloed op de hoop. Wanneer de angst het rationele denken overneemt wordt het een probleem en belemmert het de samenwerking.
Maar nadenken is lastig, bang zijn of bang maken en anderen beschuldigen is gemakkelijker. Zo weten de populisten onder ons.
Angst is de vroegste en meest gedeelde emotie die te maken heeft met informatieverwerking over het welzijn. Daarover is consensus.
Aristoteles definieerde angst als ‘een gevoel van pijn en onrust, voortvloeiend uit de voorstelling van een naderend onheil dat verwoesting of leed veroorzaakt, samen met het gevoel dat je niet bij machte bent het af te wenden.’
Dat voldoet nog steeds.

Angst is een basisemotie die al begint in de wieg. Ik denk echter dat het mogelijk is dat het in de baarmoeder al begint. Wanneer een zwangere vlagen van stress kent, waardoor bloedvaten samentrekken en de baby mogelijk heel even minder zuurstof krijgt geeft dat ook bij de foetus al stress…..en een vorm van angst. Baby’s laten huilen is daarom een slecht idee, vind ik. Door er meteen bij te zijn schep je vertrouwen.
Een pasgeboren baby is best heel lang overgeleverd aan de zorg van anderen om te overleven. Veel langer dan andere ‘zoogdieren’.
Heel langzaamaan leert een kind op eigen benen te staan. Persoonlijk denk ik dat je die ontwikkeling aan het kind zelf moet overlaten. Het moet vertrouwen krijgen in de omgeving en vanuit dat vertrouwen het cirkeltje steeds groter durven maken met de ervaring dat er een vertrouwde persoon op de achtergrond aanwezig is.
Zo zag ik dat tenminste gebeuren bij mijn eigen kinderen.

Dan is er de angst voor de dood, die pas later ervaren wordt. Een baby is zich daar niet van bewust.
Volgens Lucretius, die door Nussbaum veel wordt aangehaald, is de doodsangst de oorzaak van alle angsten in het leven.
Wanneer dat de gedachten uit de oudheid zijn begrijp ik de woorden van Jezus uit Mattheus 16 nog beter: ‘Want wie zijn leven zal willen behouden – dus doodsangst - , die zal het verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal, om Mijnentwil, die zal het juist vinden.’
Het is een ‘breinig’ proces om die doodsangst los te laten, over te laten aan die Ene.
Wanneer dat je gegeven word kun je pas echt gaan leven.

Uit de angst, die zeer narcistisch is, komen woede, walging en afgunst voort. Dat beargumenteert ze allemaal in verschillende hoofdstukken.
Alleen ben ik het niet met haar eens dat aan alle woede, angst ten grondslag ligt. Er bestaat ook woede die niet voortkomt uit angst maar uit een rechtvaardigheidsgevoel die niet op jezelf is gericht.
Kinderlijke, infantiele woede gaat aan de haal met een gevoel van verontwaardiging en protest en dat kan omslaan in een verlangen naar vergelding of afgunst bewerkstelligen.
Vier fouten worden in woede gemaakt
1. Voor de hand liggende fouten zoals wanneer woede is gebaseerd op onjuiste informatie
2. De statusfout, het raakt je ego en dan is het moeilijk om objectief te denken. Dit maak ik ervan, want ik denk zeker dat dit heel vaak voorkomt maar haar argumenten vind ik te vaag.
3. De vergeldingsfout. Oog voor een oog, tand voor een tand terwijl Jezus ons ook al opriep om zo niet te handelen.
4. De schuld geven aan mensen of groepen uit onmachtige woede. Bijvoorbeeld een arts.

Zij legt haar focus in combinatie met de politiek. Angst is monarchaal en ‘moet’ omgebogen worden naar de democratische wederkerigheid.
Wanneer, een op bescherming van de vrijheid gerichte democratie, de samenleving een faciliterend omgeving biedt zouden mensen zich kunnen ontplooien tot volwassen mensen die vertrouwen, hoop en liefde hebben voor elkaar.
Want zij gelooft niet dat arme mensen lui zijn, maar dat slechte voeding, slecht sanitair en miserabele werkomstandigheden alle perspectieven, en op den duur ook het verlangen naar verbetering, blokkeren.
Haar grote helden zijn Gandhi, Nelson Mandela en Martin Luther King. Geweldloze mannen die vooral de rede gebruikten om misstanden om te buigen, niet naar vergelding zochten en niet verbitterd raakten.

Voor de walging die uit angst voorkomt haalt zij de groepen aan als joden, moslims, homo’s en transgenders, die ons bedreigen omdat ze anders zijn, anders doen, anders ruiken, anders eten en daar houden wij instinctief niet zo van.

De afgunst is ook zo’n emotie die voortkomt uit angst. Er zit vijandigheid en destructiviteit in. We kennen het allemaal want het is een kinderlijke emotie en het kost inzicht en moeite om dat altijd en overal te overwinnen.
Het concentreert zich op de voordelen van anderen en het vergelijken.
Daarin benoemt zij drie dingen:
1. Emulatie: het streven om de ander te overtreffen of minstens gelijk te worden. Dat hoeft niet per definitie fout te zijn. Je kunt een ander tenslotte ook als nastrevend voorbeeld gebruiken.
Maar er bestaat ook een negatieve manier. Een afgunstige manier.
2. Jaloezie: en dan met name een jaloezie die angst heeft voor het verliezen van iets.
3. De gekrenkte status. We kennen allemaal mensen die krenkingen verzinnen om zelf beter uit de verf te komen. Dat kan direct of indirect gebeuren. Meestal voel ik die dingen wel aan. Het bezorgt mij eerlijk gezegd binnenpret.
Nussbaum betrekt dit ook allemaal op de Amerikaanse politiek. Vast heel waardevol maar voor mij iets minder interessant. De psychologie achter al deze zaken boeit mij het meest.

Als laatste een hoofdstuk over angst wat voortkomt uit seksisme en misogynie. Thierry Baudet met zijn essay over een boek van Houellebecq afgelopen maandag is daar een mooi voorbeeld van.
Wat ligt eraan en grondslag?
Vrouwen gaan langzamerhand een grotere rol spelen. Heel terecht denk ik. Het verraste mij ook om te lezen dan juist in de oosterse landen als Bahrein, Koeweit, Libanon en de Verenigde Arabische Emiraten er meer vrouwelijk studenten zijn dan mannelijke. Ze kunnen er na hun studie niet veel mee, maar toch.
Dat kan allemaal heel bedreigend zijn voor de ‘boze, witte man’ zoals bijvoorbeeld dhr. T. lijkt te zijn.

Als oplossingen tegen de huidige angsten roept zij op tot hoop, geloof en liefde. Hoop is het tegenovergestelde van angst. Zij zoekt het in de kunsten, filosofie en religie.
Juist religieuze groeperingen zijn oefenruimtes voor de liefdevolle hoop.

Op 23 april stond in de Trouw een interview met de Belgisch- Albanese filosoof Bleri Lleshi. Hij schreef ook een boek over de angst: ‘Liefde in tijden van angst’.
Hij komt uit op de soortgelijke drieslag: moed, actieve hoop en liefde.

Angst is kennelijk ‘hot’.

vrijdag 15 februari 2019

Hoe overleef ik moeilijke mensen



Geschreven door Jörg Berger (Duitser) in het afgelopen jaar.
Ooit las ik een boek van Les Parrott (Amerikaan) uit 1996. Ook over deze materie. Heel veel komt overeen. (Moeilijke mensen, hoe ga je daarmee om?)

Mooi dat ook religiositeit in beide boeken erbij betrokken wordt omdat heel veel mensen een religieuze achtergrond hebben en daarin hebben geleerd om altijd klaar te staan voor anderen, de ander belangrijker te achten dan jezelf, altijd moeten vergeven en…zo….voort.
Dan loop je op een gegeven moment vast.
Ik denk dat ik dat in mijn leven ook verkeerd heb gedaan. Zeker in de (langdurige) verpleging. Mensen waren ‘mankerende’ dus kregen ze alle aandacht zonder dat ik iets terug verwachtte.
Een van mijn werkgevers stuurde mij altijd naar moeilijke mensen toe en dat vond ik niet erg. Het was voor mij een uitdaging. Toen kon ik niet inschatten of voorspellen dat het zo’n wissel zou trekken op mijn eigen geestelijk gezondheid.
Wanneer je privéleven dan daarmee niet in balans is gaat het verkeerd. En ja, ik kreeg een soort angst voor nieuwe contacten. Bang dat ik nog meer energieslurpers om me heen zou verzamelen in plaats van leveranciers.

Kort geleden had ik het alweer in een winkel. Iemand begon zomaar een gesprek en voor ik het wist was ik betrokken in andermans misère. Nu durfde ik het wel te zeggen: ‘sorry, ik was eigenlijk uit op een nieuwe koekenpan’, maar zonder schuldgevoel lukt dat niet. Wie weet had zij thuis geen luisterend oor. Of het was (weer) zo’n bodemloze put waarvan ik vroeger dacht: als je er maar voldoende aandacht en liefde instopt dan dempt ie op een goede dag wel.
Die illusie ben ik wel kwijt.
Energieverslinders zijn het, Sponzen, Rupsjes Nooitgenoeg.
‘Run away and hide from everyone’…..

Dit boek is niet bedoeld voor moeilijke mensen maar juist voor mensen die daaronder lijden en beide schrijvers geven adviezen hoe daarmee om te gaan. Ze geven ook wat achtergrond informatie hoe het komt dat mensen zo kunnen worden.
Er gaat altijd iets aan vooraf. Dat begrijp ik ook wel en natuurlijk herkende ik ook best trekjes van mijzelf. Genoeg om aan te werken. Tegen de tijd dat ik volmaakt leef met al mijn naasten wordt het waarschijnlijk tijd om afscheid te nemen.
In deze boeken staan handvaten om er op een tactische manier iets tegen te doen. Dat deed ik nooit. Tenslotte heeft iedere gek zijn gebrek zo dacht ik. Leven en laten leven.
Al die moeilijke mensen hebben zowaar ook hun positieve kanten. Deze boeken helpen om ook dat in te zien.

Berger onderscheidt de

Negatieveling, Praatjesmaker, Grensoverschrijder
Vermijder, Dominante, Energieverslinder en Wreker

Parrett is uitgebreider en heeft vijftien groepen:
De Muggenzifter, Martelaar, Domper, Stoomwals,
Roddelaar, Gluiperd, IJspegel, Octopus, Afgunstige,
Vulkaan, Spons, Streber, Werkpaard, Flirt en Kameleon.

Bij alle types kun je je wel een voorstelling maken en dat een beetje in het extreme trekken. En dan zijn er ook nog de combinaties.

dinsdag 27 november 2018

Angst



Geschreven door Søren Kierkegaard (1813 - 1855) in 1844.

Eén van de weinige filosofen die over het begrip angst heeft geschreven. Ik was eigenlijk wel nieuwsgierig hoe dat nu door filosofen door de geschiedenis heen is gezien en verklaard. Want ik zie zoveel angst om mij heen en de vlucht daaruit. Maar helaas is Kierkegaard de eerste die de angst in woorden heeft proberen te verklaren en te vangen.
Zouden andere filosofen daarvoor te angstig zijn geweest? Want wanneer je daarover gaat nadenken word je wel met jezelf geconfronteerd.
In de tijd dat Kierkegaard dit boek schreef viel het vak psychologie nog onder de filosofie. Dat is wel handig om te weten want het is veel psychologie, wat ik lees.



In het eerste hoofdstuk worden de begrippen erfzonde, zondeval, onschuld besproken waarbij de angst voorondersteld wordt.
Onschuld is onwetendheid.
De zonde kwam door een zonde in de wereld. Plotseling. Met Adam (=mens) kwam de eerste zonde in de wereld, maar met ieder mens gebeurt dat weer opnieuw.
‘Evenals Adam de onschuld door de schuld verloor, verliest ieder mensch haar. Als hij haar niet door schuld verloor, dan was het ook geen onschuld, die hij verloor, en als hij niet onschuldig was, voor hij schuldig werd, dan werd hij ook nooit schuldig.’
Zie daar maar eens een speld tussen te krijgen……
Adam was eerst in een toestand van vrede en rust, hij was een dromende geest; ‘maar er is tevens nog iets anders wat echter geen onvrede of strijd is, aangezien er niets is om mee te strijden. Wat is er dan? Niets. Maar welke uitwerking heeft een niets? Het baart angst. Dat is het diepe geheim van de onschuld, dat zij tezelfdertijd angst is.’
Juist het verbod genereerde de zondeval. Dat is dan weer psychologie maar klopt die psychologie van de huidige, zondige mens ook bij een zeer goed mens zoals Adam was vóór de zondeval? Dat vraag ik mij af. Maar dat zal speculeren blijven. In ieder geval vind ik dit op zichzelf een zwak uitgangspunt maar wel sterk doordacht.

Wanneer een verbod de lust opwekt dan doet dat al een beroep op een mogelijkheid. Dat roept weer angst op want het was een onwetendheid over ‘niets’.
Adam begreep het niet, want hij kende het verschil niet tussen goed en kwaad; werd er toch door aangetrokken en dat roept angst op.
De mens is een synthese van ziel en lichaam die door zijn geest wordt gedragen. Hoe minder geest hoe minder angst.
Verder levert die slang die de mens verzoekt nog een probleem wat ik zelf al ontdekt had en waar ik ook eens met een dominee over gesproken heb zonder bevredigend antwoord. Maar misschien is dat er niet.
Het was het volgende: in de Jakobus brief staat dat God niemand verzoekt en zelf niet verzocht kan worden. Het verzocht worden komt uit de mens zelf. God beproeft de mens.
Voor mij is dat verschil flinterdun en ongrijpbaar. Voor Kierkegaard ook. De slang verzoekt de mens, van buiten de mens zelf en later de Mens Jezus, wel degelijk en is zeker in het OT geen op zichzelf staande identiteit. Hoe kan dat?
'want de aanslag van de slang op den mensch was tevens een indirecte verzoeking Gods, aangezien zij zich immers in de verhouding van den mensch wilde dringen; tenslotte komt men in strijd met deze uitspraak, dat een ieder door zichzelf verzocht wordt.'
Of de Jacobusbrief klopt niet of we begrijpen hem verkeerd.

Hoe kwam/komt die eerste zonde tot stand; hoe belanden we van de onschuld in de schuld?
Hoe van die dromende geest in een schuldige geest?
De mogelijkheid bestaat in het kunnen. De mogelijkheid gaat in de werkelijkheid over met als tussenschakel de angst. Angst bepaalt je bij de mogelijkheid van vrijheid en die vrijheid is het lege niets waarin je je zelf vorm kunt geven.
Je kijkt neer in de afgrond in jezelf en het duizelt je van de mogelijkheden die ook hun verantwoordelijkheden met zich meebrengen waarvoor je alleen zelf aansprakelijk bent.
Maar:
‘Logisch te willen verklaren hoe de zonde in de wereld is gekomen, is een onnoozelheid, die slechts bij menschen kan opkomen, die met den lachwekkende kommer rondloopen, het koste wat het wil, een verklaring te vinden.’
We moeten het volgens Kierkegaard dus niet bij de logica zoeken. Maar misschien zit er wel een logica achter die we nu echter nog niet zien.

Tweede hoofdstuk gaat over de angst die de erfzonde veroorzaakt.
‘De zonde kwam in de angst, maar de zonde voerde weer angst met zich.’ Kierkegaard verdeelt die angst in objectieve en subjectieve angst.
De objectieve is de angst ‘in welken de individu door den qualitatieven sprong de zonde stelt,’
en de tweede is ‘de angst , die met de zonde binnengekomen is en binnenkomt, en dus ook quantitatief bepaald in de wereld komt, zoo vaak een individu de zonde stelt.’

Die objectieve angst noemen we tegenwoordig de existentiële angst. De beste man heeft best wel veel invloed gehad.

Het derde over de angst als gevolg van die (erf?) zonde die in het uitblijven van het zondebewustzijn bestaat.
In heel veel ingewikkelde zinnen zegt Kierkegaard -volgens mij- het volgende:
De angst bij heidenen, dus zonder religie, komt voort uit het zich niet kunnen verhouden tot het noodlot. Want denkende heidenen (genieën) komen erachter dat ze niet alles in de hand hebben en er dus zoiets moet bestaan als een noodlot. De ‘belangrijkheid’ van zijn ‘zijn’ bestaat slechts uit ‘tijdelijke bepalingen’. Zoals het nastreven van eer, geluk, roem enz., maar er blijft een leegte.
Het religieuze genie, dat gelooft in God, die volmaakt heilig is, zal zich niet anders dan schuldig kunnen voelen ten opzichte van Hem.
‘wanneer de eindige geest God wil schouwen, moet hij beginnen met zich schuldig te voelen. Terwijl dit genie zich dus tot zichzelf richt, ontdekt het de schuld. Hoe groter het genie is, des te dieper ontdekt het de schuld.’
Laat ik díe logica nou niet snappen!
Waarom moet ik mij eerst schuldig voelen voordat ik met God in contact wil komen? Waarom kan ik niet met God in contact komen omdat ik niet weet naar wie ik anders moet gaan en omdat Hij woorden van tijdloosheid heeft? (of ‘woorden van eeuwig leven’ zoals Petrus in de Bijbel zegt)
Is het ook niet de Heilige Geest die de mens overtuigt van zonde, ons confronteert met de gerechtigheid en het oordeel?
Het is toch geen formule waarin Kierkegaard het probeert te vatten en die je jezelf kunt aanpraten?

Vierde hoofdstuk gaat over de angst van de zonde of de gevolgen daarvan en het demonische.
Een paar mooie zinnen:
‘Als men dus zegt, dat de mensch noodzakelijke zondigt, dan is dit een poging om den cirkel van den sprong in een rechte lijn uit te leggen. Dat een zoodanige onderneming velen zeer plausibel lijkt, vindt zijn oorsprong in het feit, dat de gedachteloosheid voor vele menschen de allernatuurlijkste zaak der wereld is….’
Hierin herken ik Hannah Ahrendt.
En:
‘Op dezelfde manier als de zonde in de wereld kwam, komt zij er nog altijd in, als zij niet tot staan wordt gebracht. Maar ieder harer herhalingen is geen simpel gevolg, maar een nieuwe sprong.’
Verder omschrijft Kierkegaard het demonische als angst voor het goede. Dat is er één om te onthouden.

Hoofdstuk vijf over de angst die met het geloof de verlossing brengt.
‘Eerst op het oogenblik, dat de verlossing werkelijk gesteld is, is de angst overwonnen’. […] Hij is niet vernietigd maar speelt nu een andere rol, mist hij op de juiste manier wordt gebruikt.’
En:
‘Wanneer nu de individu door de angst tot het geloof wordt gevormd, zal de angst juist datgene uitroeien, wat hij zelf voortbrengt’.
Of dat in deze tijd nog opgaat weet ik niet, al werkte het bij mij wel op die manier.
Maar juist vanwege dat aanpraten van die angst zijn er zovelen afgehaakt van het geloof en wordt het gezien als een manier om de mens te onderdrukken. En dat pikken we natuurlijk niet meer.
De mensen veranderen, de manieren om tot het geloof te bewegen dus ook.

De prachtige oude uitgave – met de teksten die ik bewust letterlijk heb overgetypt - in linnen band, van de kringloopwinkel, is uit 1931 van de uitgeversmaatschappij ‘de gulden ster’ uit Amsterdam en ooit verkocht via Harkema’s Boekhandel in Hilversum.

Via Filosofie.nl (helaas achter een betaalmuur) heb ik een testje gedaan in welke van de drie existentiële niveaus van Kierkegaard ik me zou bevinden. Het is weer eens de grijze middenmoot geworden van het ‘ethische leven’ maar ik ben goed op weg richting het religieuze niveau.
Er valt nog een weg te gaan. Dat is eigenlijk wel zo prettig.
Het onderweg zijn is al boeiend genoeg; over het eindpunt weet ik niks concreets behalve dat het mij geen angst inboezemt.

Een mens lijdt dikwijls 't meest
Door 't lijden dat hij vreest
Maar dat nooit op komt dagen.
Zo heeft hij meer te dragen
Dan God te dragen gééft.

Aan het eind schrijft Kierkegaard over de hypochonder die overal bang voor is maar of hij ooit van dit versje heft gehoord weet ik niet. De herkomst is onbekend.
Maar Montaigne (1533-1592) heeft zoiets al eens geformuleerd: 'Qui craint de souffrir, il souffre déjà de ce qu'il craint'
('Wie het lijden vreest, lijdt al door wat hij vreest')
Die is door Kierkegaard vast wel gelezen.


01-12-18
Lees ik deze week in de krant dat Martha Nussbaum een boek heeft geschreven over angst.
Helaas ik ben nog niet door haar 'Oplevingen van het denken' heen gekomen.
Wordt vervolgd.....mogelijk.
22-05-19
Martha's boek



zondag 29 juli 2018

De stad der blinden



Geschreven door Jose Saramago in 1995. Ik las een vijfde druk uit 1999 die ik in de kringloopwinkel vond.
Eerder las ik van hem ‘de stad der zienden’ en ‘Kain’.


Ik wist dat zijn interpunctie beroerd was maar ik moest er toch weer even aan wennen.
Het is een allegorie. In een stad worden van het één op het andere moment mensen blind. Niet zwart blind maar wit blind; ze kijken in ‘melk’. De witte ziekte.
Wat te doen? Is het besmettelijk misschien? De eersten die blind zijn geworden worden apart gezet in een leegstaand gekkenhuis. De mensen die met hen aanraking zijn geweest worden in een andere vleugel in quarantaine geplaatst. Wie daar alsnog blind wordt moet ‘overlopen’.


De regering geeft beloftes af voor de eerste levensbehoeften en soldaten bewaken de boel.
In een zaal van het gekkenhuis ontstaat een groepje blinden van het eerste uur. De eerste blinde; later wordt zijn vrouw toegevoegd, een oogarts die die eerste blinde heeft onderzocht en ook blind werd. Een vrouw met een oogontsteking en daarom een zonnebril draagt; zij ontfermt zich weer over een blind, scheel jochie dat zijn moeder is kwijtgeraakt.
Een man met maar één oog en voor het andere oog een zwart lapje draagt. En zo nog een paar. Op die manier blijft Saramago hen ook noemen.
Stel je dat eens voor: een groepje mensen die plotsklaps blind zijn geworden en in een vreemde omgeving worden gedumpt. Dat wordt een zooitje. Toiletten die niet op tijd worden gevonden, zieken waar geen hulp voor is, een dame die ongesteld moet worden.
Alles wordt zeer realistische beschreven door Samarago.

Maar voor de groep uit deze eerste zaal is er een lichtpuntje: de vrouw van de oogarts is niet blind maar heeft alleen maar gezégd dat ze blind werd om zo bij haar man te kunnen blijven.
‘Wie ogen heeft die kijke. Wie zien kan neme waar.’
Dat wordt de redding voor deze groep want in het land der blinden is éénoog al koning, laat staan iemand met twee ogen.
Ze moet echter wel oppassen dat niemand anders dat merkt.
Dan beschrijft Saramago heel kleurrijk, soms heel heftig en vaak met ironie wat het met mensen doet die aan zichzelf zijn over geleverd. Iemand moet bijvoorbeeld de leiding nemen. Over één zaal gaat dat nog wel maar wanneer er veel meer mensen komen van andere zalen en het eten wordt zo nu en dan op een grote hoop gedumpt en moet over alle zalen verdeeld worden dan komt leiden in last.
Wanneer dan een leider van een andere zaal ook nog eens een pistool heeft...en dus de macht.
Tel uit je winst. Mensen verworden tot dieren.
De vrouw van de oogarts is een moreel hoogstaand mens en blijft haar best doen voor haar groepje. Bijna tot ze er zelf bij neervalt.

Ik moest denken aan ‘Lord of the Flies’ van William Golding. Een boekje dat we vroeger moesten lezen in onze lessen Engelse literatuur.
Ook dat gaat over machtsstructuren en wat het doet met mensen.
Je wordt er niet vrolijk van. Er zijn inderdaad mensen die kwaad doen om het kwaad zoals Safranski al betoogde en wat Saramago in dit boek ook beschrijft.

Af en toe is hij lekker filosofisch, bjvoorbeeld wanneer het voormalig gekkenhuis in de fik vliegt:
‘Gelukkig, zo heeft de geschiedenis van de mensheid aangetoond gebeurt het niet zelden dat iets slechts iets goeds met zich meebrengt, over de slechte dingen die door goede worden meegebracht wordt minder gesproken, onze wereld hangt van zulke tegenstrijdigheden aan elkaar.’

En humoristisch:
‘Ze blijven dicht op elkaar gedrukt als een kudde, niemand van hen wil het verloren schaap zijn want ze weten op voorhand dat geen enkele herder hen zal gaan zoeken.’

En heel vaak met onderkoelde ironie:
‘De twee soldaten van de escorte, die op het bordes waren gebleven, reageerden voorbeeldig op het gevaar. Hoe en waarom weet alleen God, maar ze bedwongen hun terechte angst, stapten naar de drempel van de deur en schoten hun magazijnen leeg.’



woensdag 25 juli 2018

Hoeveel waarheid heeft de mens nodig


Geschreven door Rudiger Safranski (1945) in 1990. Ik las een E-book uit 2017.
Ondertitel: ‘over het denkbare en het leefbare’.
Eerder las ik zijn boek ‘Het kwaad’ en ontdekte dat hij heel prettig schrijft en dingen weet uit te leggen.

De titel was een ander aantrekkelijk gegeven. Hoeveel waarheid heeft de mens nodig. Heeft de mens waarheid nodig om te kunnen leven? Moet een mens niet gewoon in waarheid leven? En wat is dan waarheid? Pilatus wist het al niet, weten wij het nu wel? Kunnen we het na tweeduizend jaar filosofie omschrijven? Zoeken we nog steeds?
Dat waren zo de vragen die bij mij opborrelden.
De titel van het boek is een vraag van Nietzsche zo blijkt uit het boek.

In een Chinees sprookje verdwijnt de schilder in zijn eigen schilderij. De omstanders blijven achter. Dat is de utopie van de waarheid: het samenvallen van het zelf met de wereld.
Safranski stelt de vraag: 'hoe kun je leven in een wereld die niet van jezelf is, met een vrijheid waarvan je niet precies weet of ze een vloek of een zegen is'. Niet je ‘zijn’ stelt waarheidsvragen maar je bewustzijn.
Volgens Safranski bestaat de Waarheid niet. Elke vorm van waarheid is relatief, omdat de waarheid niet in de dingen zelf ligt, maar in het geloof dat een bepaalde theorie waar is.

Hoe deden Rousseau, Kleist en Nietzsche dat? Welke overeenkomst hebben deze drie mannenbroeders.
Hij schetst hun eigenzinnige denkbeelden maar helaas liep het met alle drie niet goed af.
Het blijkt dat geloof in absolute waarheden eigenlijk een uiting is van `angst voor de vrijheid'.
Wanneer die absolute waarheden onderuitgaan wat hou je dan over?

Rousseau gaat ervan uit van de waarheid dat de mens in principe goed is, dan is het een kwestie van zoeken naar een zuivere houding ten opzichte van jezelf, binnen, en naar ‘buiten’; de natuur. Maar die ander, die zo anders is, is er ook nog. Het ‘zijn’ van de ander is een ondoordringbaar en bedreigend ‘buiten’.
Kleist is ook zo’n getormenteerde ziel. Vertrouwend op de waarheid van de wetenschap, maar wordt hierin volgens hemzelf gestoord door de filosofieën van Immanuel Kant waarin hij aantoont – weer volgens Kleist en dat weer volgens Safranski - dat we alles alleen door de bril van onze subjectiviteit zien en er dus geen objectieve waarheid kan bestaan. De waarheid van Kleist stort in elkaar en hij verlangt naar rust maar wordt hierin dwarsgezeten door zijn ambitie om toch iets te betekenen in de buitenwereld. Hij is eerzuchtig.
Hij stort zich op de kunst; zijn verbeeldingskracht en schrijft o.a. tragedies en gedichten.
Uiteindelijk neemt hij wraak op het leven door middel van zijn laatste geënsceneerde stuk: zijn zelfmoord samen met Henriette Vogel.
Over Nietzsche schrijft Safranski: ‘Nietzsche wilde het leven vinden met behulp van het denken en heeft daarbij een denken uitgevonden dat het leven verwoest.’
Het gaat in grote lijnen bij alle drie op dezelfde manier: het omkomen in zelfgemaakte beelden en waarheden. Zij hebben zich in zichzelf begraven.
Dat leidt dus tot niets.

Dan gaat Safranski verder met een globale lezing van de traditionele metafysica die ook uitnodigt om te ‘verdwijnen’ maar dan naar een gemeenschappelijk thuis. Niet alleen de schilder moet in het schilderij verdwijnen maar ook de omstanders.
De metafysica wil het denken stimuleren door een stap verder te zetten; de fysica boezemt de mens angst in maar er is een ‘andere wereld’, die van het geestesoog en het geestesoor.
Er is iets hogers dat ons draagt. God is de absolute vrijheid en liefde.
En De Waarheid volgens mij. Er kan maar één waarheid bestaan, los van wat wij als mensen er van maken.
Dat is, lijkt mij, een rots waar je op kunt bouwen.
In het kielzog hiervan is in de christelijke metafysica de mens niet iemand die kennis nodig heeft maar veeleer liefde. ‘Liefgehad-worden is een voorwaarde om te kunnen bestaan’.
Maar hoe zit dat dan met de natuur waarvan we nu weten dat die zo is ingericht dat ze zichzelf zonder liefde in stand houdt?

Zo ontstaat het moderne wereldbeeld na de scheiding van geloof en rede. Ingezet bij Descartes – de enige zekerheid is de daad van het denken – via Kant – de rede kent haar grenzen niet; kan er alleen maar over reflecteren en we conformeren de werkelijkheid aan onszelf - en het Duitse idealisme; dat toch weer streeft naar een eenheid van de tweedeling. Tussen uiterlijk en innerlijk mag geen fundamenteel verschil bestaan. (Fichte, Schelling, Hegel)
Na een hoofdstuk over de metafysica en misdaad met Hitler en Goebbels in de hoofdrol ook een mooi stuk over Franz Kafka en de hoofdrolspelers in zijn boeken.

Voor Kafka is vrijheid nu juist het zich terugtrekken in zijn eigen wereld. Daarin vind hij zijn overeenstemming met zichzelf en de wereld. Dat sprak me wel aan. Sociale conventies kunnen zo vervelend zijn.

Tot slot heeft de politiek alleen maar de opdracht om vrijheid te faciliteren, voor vrede en welvaart te zorgen. Het buiten.
En niet zoals het Nationaal socialisme voorstond een (politiek) kunstmatig binnen te creëren in de vorm van het Duitse Rijk en het buiten als vijand te zien.
De cultuur kent de hartstochten, de liefde en de verlossing. Het binnen, zoals bij Kafka.
In deze twee werelden kunnen leven, met gescheiden waarheidssferen, is een levenskunst.

Een (lange) zin om over na te denken:

‘Het gebod om consequent te zijn, dat het denkbare en het leefbare in een eenheid zonder tegenspraak wil omzetten, kan tot verarming of verwoesting van het leven leiden. Het leven verarmt als je onder invloed van het gebod om consequent te zijn alleen durft te denken wat je ook meent te kunnen leven. En aangezien het leven altijd een leven met andere mensen is, en daarom op compromisvorming blijft aangewezen, zul je alle compromissen, alle overeenkomsten die je in het sociale verkeer sluit, ook al aan je eigen denken opleggen. Zo komt het tot deze paradoxale situatie: niemand is zichzelf, iedereen is als de ander. Het leven wordt verwoest als je, onder invloed van het gebod om tot elke prijs consequent te zijn, ook als het tot verwoesting leidt, iets wilt leven alleen omdat je het bedacht hebt.’


donderdag 31 mei 2018

Hoe God verdween uit Jorwerd


Hoe God verdween uit Jorwerd
Geschreven door Geert Mak in 1996. Ik las de achttiende druk uit 2001.
Van hem las ik ooit ook ‘de eeuw van mijn vader’ en ‘in Europa’. Het zijn geschiedenis beschrijvende boeken. Ik weet nog dat ik het interessant vond maar ben alweer veel vergeten.

Dit boek gaat over de verandering binnen een halve eeuw (1945 -1995) in een dorp op het platteland van Friesland. Omdat ik zelf ook uit een plattelandsdorp kom, herkende ik veel.
De ontwikkelingen zijn in grote lijnen overal hetzelfde.
In eerste instantie waren die dorpen bijna zelfvoorzienend en was de sociale samenhang groot. Dat was ook wel noodgedwongen. Mij benauwde die sociale controle me regelmatig en was ik blij dat ik vanwege de ‘inservice-opleiding’ voor Verpleegkundigen in de stad kon gaan wonen. Als kind gingen ook wij af en toe naar ‘de stad’. Dat was een belevenis. Mijn vader, die op het kantoor van een garagebedrijf werkte leende een auto en hop, daar gingen we. Door de landerijen naar de grote stad. Ik kende ook maar één stad. Op dit moment is alles volgebouwd en zijn er alleen 'de andere kant op' nog weilanden te bekennen.

Grappig ook de passage over hoe de douche zijn intrede deed. ‘Als iemand zo driest was om daar een apart kamertje voor in te richten, dan ging je daarheen’.
Zelf herinner ik me nog het ‘badhuis’ in ons dorp. Toen we te groot werden voor de zinken teil voor de potkachel moesten we op vrijdagmiddag mee naar het badhuis. Dat heeft niet echt lang geduurd. Ook wij kregen een ‘badkamer’ met een ‘lavet’.
Ik herinner me ook nog ons eerste telefoonnummer: 647. Slechts drie cijfers.
De intrede van de televisie, wat door de dominee bij ons op het dorp steevast ‘het blauwe licht’ werd genoemd heeft volgens Mak ook gezorgd voor ‘de ontbinding van de dorpssolidariteit’. Ik ben het met hem eens.
Vroeger gingen mensen uit verveling de straat op en maakten overal praatjes. Iedereen wist alles van elkaar. In deze tijd zijn mensen verstoord wanneer je ’s avonds aanbelt. Alsof die televisie nog interessante dingen brengt. Het meeste is stompzinnige entertainment of wordt in die vorm gegoten.
Maar ja, geef het volk brood en spelen....

‘Dankzij de moderne techniek kregen de boeren de indruk dat ze de natuur steeds beter in de hand hadden. Dat deed hun angsten afnemen, maar het verminderde ook hun ontzag voor het Hogere. Ze hoefden niet meer tijdens de hooiweken gespannen naar ieder onweerswolkje te kijken. Er was nu immers kuilgras en dat kon wel een buitje verdragen. Angst voor muizenplagen bestond niet meer. Er waren immers bestrijdingsmiddelen. De oude bid- en dankgezangen voor het gewas hoefden niet meer zo nodig. Steeds vaker bleef het vee immers zomer en winter in de stal en werd het voer van buiten aangevoerd, weer of geen weer.’

Deze passage vat mooi samen hoe God verdween, niet alleen uit Jorwerd en niet alleen bij de boeren maar overal. De voortschrijdende mechanisering en schaalvergroting maakten en maakt de mens minder afhankelijk van de grillige natuur. De mens zal de behoefte om alles onder controle te krijgen nooit opgeven, en deels is dat terecht. Maar hij denkt daarmee te kunnen opklimmen om op de troon van God te gaan zitten.
En dat is naïef.
Wanneer ik bedenk hoe we ons afhankelijk maken van maar één energiebron: elektriciteit, dan slaat mij de schrik om het hart.
Ooit las ik dat ons zonnestelsel door ons melkwegstelsel beweegt met een snelheid van 800.000 km/uur. Het idee alleen al maakt mij duizelig.
Dat er niet meer botsingen met meteorieten plaatsvinden mag een wonder heten.
Dat we ons steeds onaantastbaarder voelen wil dan ook beslist niet zeggen dat het ook werkelijk zo is.

donderdag 15 februari 2018

Een vrouw op de vlucht voor een bericht


Geschreven door David Grossman in 2007. Ik las eerder van hem ‘de stem van Tamar’ en ‘Leeuwenhoning’.
Een boek met een wonderlijke lange titel, maar al snel begreep ik hem.

‘Maar deze voordeur zou morgen, overmorgen, over een week en over twee weken voor ze gesloten blijven, en dat bericht van ze zou niet worden overgebracht, want voor een bericht waren altijd twee partijen nodig, dacht Ora, één die het overbrengt en één die het ontvangt, en dit bericht zal door niemand worden ontvangen en daarom zal het ook niet worden overgebracht.’

Ik las het boek digitaal omdat het zo’n dikke pil is van bijna 700 pagina’s en s ’avonds in bed is dat toch best lastig. Het mooie van dit boek was dat ik naar mijn bed-met-boek ging verlangen om te lezen hoe het de steeds meer vertrouwde hoofdpersonen zou vergaan.

In de proloog, die je in je achterhoofd moet houden wordt het één en ander uit de doeken gedaan. Je moet trouwens constant je hoofd erbij houden want perspectieven en tijden wisselen zonder aankondiging. Je duikelt van de ene tijd naar de andere en van het ene brein in het andere. Toch stoort het niet.
In die proloog ontmoeten Ora, Avram en Ilan elkaar op de isoleerafdeling van een ziekenhuis in Jeruzalem, in het donker, tijdens de oorlog van 1967. Ze hebben iets besmettelijks, geelzucht oftewel Hepatitis A, daarom zijn zij daar als laatste overgebleven.
Het zijn pubers en sluiten vriendschap voor het leven.
Dan komt er een grote sprong in de tijd.

Ora is van plan met haar jongste zoon, Ofer, een trektocht door Galilea te maken. Haar zoon is net afgezwaaid uit militaire dienst, maar..... hij wordt opgeroepen om een maand bij te tekenen in verband met de situatie in Israël op dat moment.
‘Hij lachte en zei: ‘Mama, het is geen spelletje, het is oorlog,’ en vanwege die neerbuigendheid van hem – en ook van zijn vader en zijn broer, dat aanmatigende gehuppel op haar meest ontstoken allergieplekken – beet ze onmiddellijk terug en zei dat ze er nog niet van overtuigd was dat er in de mannelijke hersens een duidelijk onderscheid bestond tussen oorlog en een spelletje.’

Dan neemt Ora uit angst en onmacht het besluit om alleen te vertrekken. Ze haalt Avram, de vader van Ofer over om mee te gaan en zo geschiedt. Ilan, officieel haar man, is met de oudste zoon Adam aan een tocht in Zuid Amerika bezig.
Toen besloot ik bijna met lezen te stoppen. Die twee waren knettergek en ik had even geen zin om me te verdiepen in twee psychisch gestoorde mensen.
Totdat Grossman iets explicieter werd en verhaalde over datgene wat zij veel eerder hadden moeten doorstaan. Toen besloot ik alsnog om verder te lezen. Daar ben ik achteraf blij om.

Tijdens de wandeling van Ora en Avram komt het verleden tot leven. En zij tweeën ook. Maar vooral Avram. Ora vertelt hem over het wel en wee van haar gezin om hem er eindelijk ook bij te betrekken.
En, heel bijgelovig, in een poging om Ofer te beschermen wanneer er over hem wordt gesproken.
Eerst wil Avram niets weten over zijn zoon Ofer die onder de vaderlijke leiding van Ilan is opgegroeid omdat hijzelf als psychisch wrak uit Egyptische krijgsgevangenschap is gekomen. In 1973 denk ik.
‘Ze vertelt het verhaal en daarna is het afgelopen. Een verhaal kan niet eeuwig duren. Ik kan ondertussen aan allerlei dingen denken. Zij praat toch door. Het is maar een verhaal. Een woord en nog een woord.’
Maar de wandelingen in de buitenlucht, het basicgedoe van slapen in de openlucht doet hen goed, ze komen steeds meer tot zichzelf en krijgen allebei ook steeds meer oog voor de omgeving die daar inderdaad erg mooi is.
Ik was er zelf in 2009, rond het meer van Galilea en op de Golanhoogte.
Ook hun liefde bloeit weer op.

De gevolgen van (jeugd) trauma’s zijn indrukwekkend en worden indirect heel boeiend en liefdevol beschreven.
Wat in het boek doorklinkt is de mogelijkheid voor iedere Israëlische ouder om op een dag zo’n bericht te krijgen. Is het niet vanuit een oorlog dan wel door een bomaanslag of iets dergelijks.
De dreiging is altijd aanwezig.
Grossman weet het uit ervaring. Hij verloor een zoon in 2006 tijdens het schrijven van dit boek.









zondag 31 december 2017

Bericht uit het hiernamaals

Geschreven door Simon Vestdijk (1898- 1971) in 1963. Ik las een digitale editie naar de vierde druk uit 1982.
Vestdijk is weer zo’n naam die ik uit de lessen Nederlandse literatuur van mijn middelbare schooljaren herinner.
Ik heb nooit iets van hem gelezen. Terwijl hij zo’n enorm oeuvre heeft nagelaten.
Wel kwam hij tijdens de cursus ‘kruisbestuiving muziek en literatuur’ regelmatig langs. Vestdijk schreef betrekkelijk vaak over muziek.
In dit boek niet.

Boeken over het hiernamaals hebben mijn belangstelling ook al kunnen we er niets over weten, het is leuk om erover te filosoferen. Alweer, wat een armoede als je er niet in gelooft; wanneer je enkel overtuigd bent van de werkelijkheid die we waarnemen en verder niet.
Nooit rekening houden met een extra dimensie waar de ziel van de mens heengaat na de dood.
Vlak voor kerst heb ik nog iemand op straat gereanimeerd. Een oude baas die – plop – met fiets en al om viel na zijn kerstboodschapjes te hebben gedaan.
Soms leken onze inspanningen succes te hebben en werd zijn gelaatskleur weer bijna normaal. We hebben hem overgedragen aan het ambulancepersoneel maar hij heeft het niet gered zag ik later in de streekkrant. *
Kan zo'n ziel, geest zomaar weg zijn? Daar bedoel ik mee: Verschwunden; opgelost in het niets.
Ik geloof daar toch niet in.
Enfin, dit was een lange aanloop naar......

Vier collegae leraren zijn overleden en in het hiernamaals beland: Theo de Vije, ook wel Ukkie genoemd met zijn vrouw Charlotte, Minderbragt, Drakestein en Dr. G.H. Hildevoort, bioloog.
De laatste is gestorven in 1910 en is de verteller/ zender van de teksten aan de ‘luistervrienden’.
Zij beginnen namelijk een telepathisch project.
‘Wat is telepathie? Hoe werkt het? Waardoor wordt het begunstigd, hoe kan het belemmerd worden?’
En ze stellen vast dat zowel woorden als woordloze gedachten overgeseind kunnen worden.
Maar het stuit op tegenstand want met de hardheid van hun telepathische uitzendingen verstoren ze de rust van de anderen.
Die anderen zijn trouwens allemaal mensen die na 1820 hebben geleefd. Van daarvóór is er niemand en dat zorgt ook voor vraagtekens. Voorlopig houd Hildevoort het erop dat zij zijn ‘uitgedoofd’.
Er moet natuurlijk ook empirisch worden vastgesteld of de bevindingen kloppen en daarvoor wordt Charlotte erop uitgestuurd om te testen. De heren hebben berekend dat ze er vijf uren over zou doen om in ‘de buitenste duisternis der Yankees’ te komen.
Lijkt mij vreemd. Wanneer je uit de tijd bent ben je toch ook uit de ruimte? Dat was in 1963 toch ook al wel bekend?
In ieder geval: Charlotte ontmoet een, op de elektrische stoel geëxecuteerde Amerikaan, die terug wil naar de aarde om nog een keer gestraft te worden want die eerste keer deugde niet.
Hieruit ontstaat de gedachte dat Hildevoort, die zich inmiddels heeft ontwikkeld tot expert in de telepathie, misschien ook wel naar de aarde zouden kunnen seinen.
Dan kunnen ze de mensheid geruststellen over het stervensproces.
Een Postmortaal Manifest. Dertig keer uit te zenden.
Maar dan waait er een vreemde wind door de zielen: een wind van angst en schuldgevoel.
Een ‘ruimteziekte’. Is dat het, wat in 1820 ook al eens is gebeurt?
Maar de uitzendingen naar de aarde moeten doorgaan. Maar waarom antwoord er niemand?
Hildevoort filosofeert over van alles. Vooral over de ‘ruimte’, wanneer ‘de geest zelf ruimte creëert en alles zich tot in het oneindige zal herhalen’.

Het laatste deel van het boek bevat de bevindingen van Dr. L.O. Valewink die ook bioloog is. Het is een wetenschappelijk analyserend betoog wat in 1998 is gesitueerd. Voor Vestdijk - in 1963 - science fiction.
Dus: in 1963 geschreven. In 1998 het laatste gedeelte gesitueerd en het eerste gedeelte in de taal van 1910.
Best wel knap eigenlijk.
Ik heb nog zitten zoeken of hij misschien Rooms Katholiek is opgevoed want het verhaal deed mij denken aan een ‘voorgeborchte’ wat in Protestantse kringen onbekend is. Maar daar kon ik niets over vinden. Dit verhaal zegt mij, als protestants meisje, inhoudelijk eigenlijk weinig.
Een paar quotes voor de sfeer:

Misschien, heel misschien is liefde niet bestaanbaar zonder de begeleidende voortekenen van een wederkerig verlies. Misschien bemint men minder de persoon zelf dan de mogelijkheid van zijn of haar verdwijnen.

Vrouwen komen er beroerd vanaf; Hildevoort had ook een hekel aan Charlotte:
‘Tegen vrouwen heb ik niets; […] Het valt echter moeilijk te ontkennen dat in ons hiernamaals de vrouw in de verkeerde helft terecht is gekomen. Met het spoorloos verdwijnen van het lichaam verloor zij meer dan één functie: niet alleen die der voortplanting en de lasten en veraangenamingen daarvan, maar ook het koken en kokkerellen, kleren verstellen( en dragen), de geheime kunsten beoefenen van het toilet, en vooral het knuffelig of snibbig opvoeden, want wat wil een moeder beginnen met een kind dat haar niet zien kan? Ons bestaan is nu eenmaal sterk verschoven naar het abstracte, en in overeenstemming daarmee moet de vrouw tekortkomen.’


De volledig tekst is trouwens te vinden op de site van De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. (DBNL)



*12-01-2018

Gisteravond ben ik langs geweest bij de zoon en schoondochter van deze mijnheer. Er deden foute geruchten de ronde en misschien kon ik nog wat toevoegen over de – naar mijn idee toen – laatste minuten van hun (schoon) vader.
De geruchten bleken gebaseerd op het verhaal van een politieagent in burger. Hij had zich ingebeeld dat hij er als eerst bij was en eiste ‘het succes’ van de reanimatie voor zichzelf op. Terwijl ik met een andere mevrouw zeker de eerste vijf/acht minuten heb zitten reanimeren voordat hij het van mij overnam.
Je zult maar overgeleverd zijn aan de eerzuchtige perceptie van een wetsdienaar.
Mijnheer Cathy was erbij. Hij is mijn getuige.
Van de politie had ik gehoord (twee weken later) dat mijnheer een lekkende de hartklep had. Dat was ook alweer verkeerde informatie. Van de familie hoorde ik gisteravond dat hij een infarct had, naar het ziekenhuis is vervoerd en later geopereerd. Er is een stent geplaatst. Helaas is hij s’ avonds alsnog overleden.
Toch was ik daar een heel klein beetje blij mee. We hadden het kennelijk toch ‘goed’ gedaan.
Het was een prettig, gemoedelijk gesprek.






maandag 16 oktober 2017

Doorleven


De debatten over het levenseinde blijven de gemoederen bezig houden. Vooral over wat te doen bij dementerende ouderen die eerder hebben aangegeven niet te willen verder leven wanneer ze de controle over zichzelf verliezen.
Al eerder schreef ik over euthanasie.

Zaterdag in de krant een ingezonden brief van een ervaringsdeskundige. Deze mevrouw had samen met haar man ook alle denkbare formulieren ingevuld voor een ‘waardig’ einde.
Nu was het dan zover. Haar man is inmiddels totaal wilsonbekwaam.
Deze mevrouw sluit haar ingezonden brief af met de woorden:
‘Wanneer mij nu om toestemming gevraagd zou worden om het leven van mijn inmiddels volledig wilsonbekwame man te beëindigen, dan zou ik nee zeggen. Waarbij goede afspraken over niet behandelen en palliatieve zorg in geval van fysieke verslechtering zonder meer van groot belang zijn.
Maar als daar geen sprake van is, dan zou die toestemming vooral voelen als een beëindiging van míjn lijden, dat bovendien beslist niet alleen maar lijden is. Het is ook leren, over kwetsbaarheid, over verbondenheid, over liefhebben en loslaten, kortom: over het leven zelf.’

Wat heeft ze dat mooi omschreven en wat ben ik het met haar eens. Het zal niet gemakkelijk zijn, maar het leven is niet bedoeld om gemakkelijk te zijn. Het is bedoeld om te leren, inzicht te verwerven en daardoor de Schepper te eren.
Om de volgende generatie te leren waardig te leven en te sterven. Ook al is dat in totale afhankelijkheid van medemensen.
Ik hoor de kritiek al: in volle bewustzijn afscheid nemen is ook waardig. Dat is zo. Dat gebeurt ook door mensen die zijn uitbehandeld. Of mensen die afzien van een chemo-lijdensweg. Maar dat gebeurt op dat moment in die omstandigheden. Dat is toch iets anders dan van te voren je plan klaarleggen ‘voor het geval dat’ om toch vooral de controle te willen houden.
Dat komt voort uit angst en we weten dat angst een hele slechte raadgever is.

Ik kan dan ook niet goed uit de voeten met die 57- jarige man in zijn gesprek met Pechthold.
Hij was afgelopen week bij ‘Pauw’. Hij leeft dus nog steeds; is al langer dan een half jaar lid van de organisatie ‘Coöperatie Laatste Wil’ die ‘een middel ter dood’ heeft wanneer je minimaal een half jaar lid bent. Hij gaat er een einde aan maken maar weet niet wanneer.
Nu denk ik wel dat dit een heel bijzonder breinig mens is, maar dan nog. Begrijpen doe ik dat niet.
Waarom zo ingewikkeld doen; de publiciteit zoeken wanneer het zo eenvoudig is om niet meer te eten en te drinken? Mogelijk heeft hij nu in die publiciteit een doel gevonden? En kan hij zichzelf nu motiveren om nog even te blijven. Ik weet het niet en de gesprekken die erover gevoerd worden zijn daarvoor te kort.




vrijdag 6 oktober 2017

Straf?


Een bekende kreet binnen de gereformeerde theologie is ‘verzoening door voldoening’.
Volgens kenners is deze leer ontwikkeld door Anselmus van Canterbury in de elfde eeuw. De satisfactietheorie.

In het kort gezegd: de mens heeft gezondigd en verdient straf. De rekening moet vereffend worden.
Maar de mens is niet instaat die straf te dragen en daarom heeft God zijn Zoon Jezus gestuurd en Hij heeft die straf plaatsvervangend gedragen voor een ieder die dat gelooft.
Geloof je niet dan moet je zelf de consequenties van je gedrag dragen. Er moet betaald worden; er moet bloed vloeien. Zonder bloedstorting geen vergeving. (Hebr 9:22)
Of zoals de Heidelbergse Catechsimus formuleert:
God is wel barmhartig , maar Hij is ook rechtvaardig : daarom zo eist zijn gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is, met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde.
Vóór Anselmus nam men eenvoudig aan dat Jezus het kwaad had overwonnen.

Wordt er niet te vaak en te veel de nadruk gelegd op die genoegdoening? Op die zonde die zo verschrikkelijk is en waarvoor betaald moet worden. Jezus Christus heeft die de straf op zich genomen in onze plaats. De toorn van God werd op deze manier gestild. En daaruit blijkt de liefde van God. Dat wordt vaak bepreekt. Alsof we dat niet allang weten.
Maar wanneer mensen in staat zijn om een ander te vergeven zonder straf en boetedoening, juist en vooral door het erkennen van het foute gedrag door die ander waarom God dan niet?
Terwijl Hij dat zelf van ons vraagt om de ander ‘eindeloos’ te vergeven. Vertroebelt dat toch niet het beeld van een liefdevolle God?
God wil toch alleen liefde? Geen offers? (Hos. 6:6 Ps. 40, 51)
Heeft God het echt nódig om te straffen? Heeft Hij echt een zondenbok nodig?
Volgens Thomas van Aquino kan God best zonder straf vergeven. Dat doet niets af aan zijn rechtvaardigheid. Er staat nergens dat God aan Zijn rechtvaardigheid verplicht is om te straffen. Dat maken wij ervan.
“Ook volgens Aquino gaat het bij het kruis niet om genoegdoening maar om verlossing met als vrucht vergeving en de overwinning op het kwaad.”
(eigen bewoordingen uit H.J.M. Schoot; jaarboek 2013; Thomas instituut universiteit Tilburg)
Vaak wordt Jesaja 53:5 in dit verband aangehaald. ‘De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem……’ Het vers in 1 Petrus 2:24 wat teruggrijpt op dit vers heeft het niet over de straf maar over de zonden.
Straf zou een gevolg zijn terwijl het om de oorzaken gaat.

De verhouding tussen God en mens is geen juridische - of contractuele relatie zoals het bij Anselmus lijkt te zijn maar een verbondsrelatie. En wanneer ik verder denk zou dat straffen van God ook wel heel wonderlijk zijn wanneer je bedenkt dat alles al van te voren bij God bekend is. In de brief aan de Efeziërs schrijft Paulus dat voor de grondlegging van de wereld alles al door God is bedacht. Hij wist dat de mensheid in zonden zou vallen. Hij liet het gebeuren.
Om dan over straffen te spreken, voldoet niet.
Tomas Halik had er ook moeite mee zo schreef ik al eerder:
‘Verzoening door voldoening: helaas voor Halík en mij staat het toch echt letterlijk in de Bijbel.
Bijvoorbeeld Rom. 5: 11; 2 Kor 5:18 en 19; Hebr. 9:15; 1 Joh. 2:2; 1 Joh. 4:10.’

Dr. A. van de Beek schrijft in zijn boek ‘Jezus Kurios’: ‘We kunnen niet zeggen dat het ontwerp van Anselmus niet deugt. Het is één manier om over Christus te spreken. Het is ook een manier die zijn wortels al heeft in het Nieuwe Testament. Maar het is niet de enige manier’. (p. 194)
Ik denk dat ik het daar mee eens ben. Het is niet de enige manier.
Maar welke manieren zijn er dan nog meer? In de Romeinenbrief wordt ook veel geschreven over gerechtigheid. Recht.
In de brief wordt ook wel geschreven over de ‘toorn’, de boosheid van God maar daar schrijft Paulus er ergens meteen achteraan dat hij in menselijke bewoordingen schrijft. (Rom. 3: 5) Lijkt mij ook logisch. Doordat Jezus vrijwillig zijn leven gaf is alles rechtgetrokken. Recht gemaakt. Geheeld. Hersteld.
Zelfs het feit dat de mensheid de Zoon van God aan het kruis heeft gespijkerd; het feit dat wij God hebben vermoord. Met als doel: vrede en heiliging.
We zouden zelfs verlost moeten zijn van het denken in vergeldingsmotieven. Daartoe worden we meerdere malen in de Bijbel opgeroepen. Maar dat houdt nog steeds hardnekkig stand.

Jezus wordt vergeleken met het paaslam/Pascha, (1 Kor. 5:7) maar dat was helemaal geen brand- of schuldoffer, of een zondenbok die de woestijn in werd gestuurd.
Het was gelinkt aan de bevrijding/verlossing uit Egypte en werd opgegeten!
Ons Avondmaal/Eucharistie verwijst daarnaar.
Zonder Pesach(lam) geen Pesach. De (geestelijke) dood gaat ons voorbij.

Waarom er vroeger, en soms nog zo eenzijdig met hel en verdoemenis en die toorn van God werd gedreigd snap ik niet. Ja, het is handig om de mens een beetje onder de duim te houden.
Maar de liefde zou de boventoon moeten voeren. Het geloof in een toornig God levert geen bevrijde mensen op. Alleen bange en onrustige. Dat heb ik met eigen ogen wel gezien aan de verschillende sterfbedden waar ik stond. Gelukkig zag ik het ook vaak anders.
Trouwens: echte liefde bant de vrees/angst uit. (1 Joh. 4: 18.)
Die toorn komt wel een keer. Later. (1 Thess. 1: 10)

Waar kwam Jezus voor? Was het om de straf te dragen? Ook, maar dat is lang niet alles.
• God openbaarde Zichzelf via Jezus. Wij leren God kennen door naar Jezus te kijken.(Rom. 5: 8, Joh. 14: 7-10);
• Hij verzoende alle dingen (kosmos), inclusief de mens, met Zichzelf (2 Kor. 5: 18-19; Kol. 1: 20-22), dan niet in de vorm van genoegdoening maar in de vorm van vrede sluiten, herenigen. Het kwaad werd overwonnen. (Joh. 16:33; Kol. 2: 9,10; 1 Kor. 15:57)
• Hij vergeeft ons onze zonden en reinigt ons en maakt ons rechtvaardig (Hand.13:38; 1 Joh. 1:7; 1 Joh. 1:9; Hebr. 9:13,14; Hebr. 10:22; 1 Pet. 2:24)
• Hij ‘zorgt ervoor’ (weet even geen ander woord) dat zijn Geest in ons kan komen om te helpen in dat nieuwe denken en geeft ons die relationele mogelijkheid om met Hem te leven (Rom. 8: 2-16)
• Hij geeft ons een voorbeeld van hoe het eruit ziet wanneer we leven in het Koninkrijk van God wat er volgens mij nu al is. Alleen nog niet zichtbaar. (Ef. 5: 1-2; 1 Pet. 2:21).
• Hij droeg ‘en plein public’ de verantwoordelijkheid over deze kosmos. Hij is de Alpha en Omega; Begin en Einde dus alles valt binnen zijn verantwoordelijkheid. (Op. 1:8; 21:6)

God stuurde zijn Zoon om de wereld te behouden. (Joh 3:17)
‘Zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt’. (Joh 1:29)


donderdag 14 september 2017

Onrust


In de krant van 2 september een bericht over de ‘Coöperatie Laatste Wil’ die een goedkoop, legaal middel zegt te hebben gevonden waarmee ouderen en eigenlijk iedereen boven de achttien jaar zelf een einde aan hun leven zouden kunnen maken.
Het zou een veilig middel zijn die de mensen rust geeft.
Dat impliceert onrust.
Waarom zijn mensen onrustig?
Het hele tweede deel van het boek van Gabriël Marcel is daaraan gewijd.

De mens is koortsachtig aan het ‘doen’ om maar niet te hoeven denken. Dat gaat zich wreken bij het ouder worden. Wanneer je niet meer zoveel kunt doen omdat het lichaam dat niet toestaat raak je aan jezelf overgeleverd. En wanneer je niet hebt geleerd te denken slaat de onrust toe.
‘Als wij in rust zijn, dan zien wij ons haast onvermijdelijk gesteld voor onze inwendige leegte, en in werkelijkheid is juist deze leegte ondragelijk voor ons. [..] Daarom hebben we afleiding nodig: ‘De mensen die van nature gewaar worden in welke toestand zij zich bevinden, vermijden niets zozeer als rust, zij laten niets na om het zichzelf moeilijk te maken. Ze hebben een heimelijk instinct dat hen ertoe drijft, afleiding en bezigheden buiten zichzelf te zoeken, en dit komt omdat zij iets van hun ellende aanvoelen’. (Pascal, geciteerd door Gabriël Marcel)
Terwijl de mens wéét dat geluk ligt in rust en niet in ongedurigheid!
Mensen zouden hun rust moeten kunnen zoeken in zichzelf en niet in een poedertje of pilletje. Goethe zocht het in de kunst. (Volgens Safranski en Marcel)
Dan is onrust toch op een bepaalde manier vruchtbaar. Maar dat is maar enkelen gegeven.
Frans de Waal haalde het aan in het programma ‘zomergasten’: We weten niet of dieren een zodanig bewustzijn hebben dat ze een besef van eindigheid hebben.
Mensen hebben dat wel maar duwen het met alle geweld zo ver mogelijk weg.

Klopt dat met die grote groep mensen die vragen naar een potje of pilletje? Die de eindigheid van het leven helemaal niet wegduwen maar juist onder ogen zien? Zij zoeken juist de rust in dat potje of pilletje op dat nachtkastje.
Ik denk dat het iets dieper gaat. Mensen zijn vooral bang om de controle over hun leven te verliezen. Zo’n potje of pilletje geeft hen het gevoel dat ze de controle kunnen houden. Dát geeft hen rust.
Eigenlijk denken ze de angst voor het lijden/de dood te kunnen bezweren met een conserveringsmiddel of Drion.
Hoe lang zouden ze dat voor zichzelf kunnen volhouden?

Gabriël Marcel komt tot dezelfde conclusie als Augustinus. En ik weet – uit ervaring - ook dat het de enige ‘oplossing’ is. ‘Onrustig is het hart totdat het rust vindt in U’. In God.
Onrust is niet te vermijden maar is wel te overwinnen door geloof, hoop, liefde en het gebed.



woensdag 23 augustus 2017

De mens zichzelf een vraagstuk.


Geschreven door de Franse filosoof Gabriël Marcel (1889 – 1973)in 1956.
Oorspronkelijke titel: L’ Homme problematique. Ik las een derde druk uit 1969.
Hij wordt samen met Kierkegaard een christelijke existentialist genoemd en daardoor trok hij al mijn aandacht in het boek ‘de Existentialisten’ van Sarah Bakewell waar hij een keer werd genoemd.

Hij is onbekend; in geen van mijn filosofieboeken heeft hij een eigen lemma. In ‘Oriëntatie in de filosofie’ van Gijsbert van den Brink wordt hij één keer genoemd en in ‘de Denkers’, een uitgave van Filosofie Magazine bij uitgeverij ‘Contact’ wordt hij als iemand beschreven die aandacht heeft gevraagd voor het existentiële, het metafysische en het spirituele in de mens. Maar hij deed dat liever via het schrijven van toneelstukken om zo meer mensen te kunnen bereiken.
Paul Ricoeur (1913 -2005) is een bekendere naam en was een leerling van Marcel die zijn gedachtengoed levendig hield. Die moet ik dan ook dringend eens gaan lezen.

Zelf vindt Marcel zich geen existentialist maar meer een neo-socraat.
'Er zijn mensen die mij op zeer gekunstelde wijze trachten in te delen bij wat zij het existentialisme noemen[…] heb ik hen weersproken en heb ik verklaard, de benaming neo-socratisme veel toepasselijker te achten op de soms wat struikelende gedachtegang, welk ik heb gevolgd, van het ogenblik af dat ik zelfstandig ben gaan denken'. (p 67)
Marcel spreekt over abstracte en existentiële denkers. Abstracte denkers zoals Kant denken diepzinnig na over van alles, maar los van de menselijke emoties. Existentiële denkers doen dat juist vanuit hun emoties. Beetje kort door de bocht denk ik, maar wel helder.
In het eerste deel legt hij uit hoe de mens zich een vraagstuk werd en in het tweede deel gaat hij de onrust, vrees en angst via het gedachtengoed van verschillende filosofen te lijf.
De mens heeft zich altijd de vragen gesteld die betrekking hadden op zijn oorsprong, zijn ‘zijn’ en zijn bestemming. Maar in vroegere dagen was dat niet zo verontrustend. Veel was vanzelfsprekend en lag vast in de tradities.
Maar hoe verder de mens zich ontwikkelde hoe meer hij zich bewust werd van het niet zo vanzelfsprekende. De mens komt steeds vreemder tegenover zichzelf te staan. Dat komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de beeldende kunst.
We leven in betonnen blokken, werken van 9 – 5 en raken los van de aarde. Vervreemding. Ontworteld.
Dit noemt hij ‘de barakkenmens’. (naar de Duitse wijsgeer Hans Zehrer)
‘Wie ben ik, waarom leef ik en wat voor zin heeft dit alles’. Dit worden steeds nijpender vragen waarop men een antwoord gaat zoeken. Maar nu los van het vroegere referentiekader.
We zitten in systemen gevangen; hoe is dat zo gekomen. Het Nationalisme (geboren uit de Franse Revolutie) en de Industriële Revolutie noemt hij als boosdoeners. (p 27-28)

De barakkenmens vertoont een afstervingsproces maar de werkelijke oorzaak zoekt Marcel in het metafysische.
‘Wanneer wij aan de woorden precies de betekenis hechten welke Nietzsche hun gegeven heeft, ligt dan soms de dood van God niet ten grondslag aan het feit, dat de mens voor zichzelf een vraag zonder antwoord is geworden?’
Wanneer hij over Nietzsche spreekt, lees ik voor mij veel herkenbaars. Nietzsche was niet zo’n kwaaie pier. Ik heb hem op een forum, na anderhalf boek van hem te hebben gelezen, wel eens een HSP- er genoemd. Een etiketje wat we hem nu waarschijnlijk zouden geven maar wat toen totaal onbekend was.
Hij was iemand die bijna profetisch de tijd aanvoelde en probeerde dat onder woorden te brengen, te waarschuwen en een oplossing te zoeken.
Dat laatste op een verkeerde manier, dat wel.
‘Alles wat hechtheid en waarde had in het christendom was voorgewend. Van het ogenblik af dat dit doorzien wordt, verzinkt het leven derhalve in een niets zoals de mens er nog nooit één gekend heeft.’ (uit Karl Jaspers ‘Nietzsche’)

Het Nihilisme werd geboren als slotfase van het ontbindingsproces. (p 45) Op het terrein van de geest, wel te verstaan. Wanneer je om je heen kijkt zie je dat dat klopt. Mensen denken niet meer, durven het niet meer, zijn er bang voor. Men is alleen maar koortsachtig bezig met ‘doen’ om maar niet te hoeven denken.
Vanuit een innerlijke houding hebben we echter de vrijheid om aan dat nihilisme toe te geven of niet. We kunnen aanvoeren dat al het vroegere slechts denkbeelden waren maar je kunt je geestelijk, je ‘zijn’ weer openstellen aan die goede waarden van weleer.
De mens als ‘herder van het zijn’. (van Heidegger, die volgens Marcel beslist geen atheïst was, hoogstens een agnost)
Het existentialisme als totale vrijheid zoals Sartre propageerde leidt naar anarchisme omdat het geen fundament heeft.
Marcel is er van overtuigd dat de menselijke vrijheid in haar diepten enkel kan worden beschreven in betrekking tot de genade. Maar hierin vind ik hem lastig te volgen

Het tweede deel gaat over de onrust, de vrees en de angst van de mens. De begrippen legt hij heel kort en precies uit. Via de stoïcijnen, naar Pascal, Kierkegaard, Nietzsche, Heidegger, Sartre, Goethe en André Gide trekt hij de lijnen.
De conclusie die hij trekt is dat wij ons veel meer dan die oudere denkers moeten richten op de toekomst van de mensheid.
We moeten afscheid nemen van het eilandje in onszelf waarin we de vrijheid nemen om ons terug te trekken als gevolg van het individualisme.
Want ‘door overal de vrijheid te stellen komt Sartre, zonder dat hij zich hier rekenschap van geeft, er tenslotte wellicht toe haar geheel op te heffen’. (p 151)
Onrust, die gepaard kan gaan aan het nederige en het heilige, kan wellicht nog positief zijn maar angst is dat niet.
Onrust in het geloof kenmerkt zich door een voortdurende vindingrijkheid en dat doet zich niet voor bij angst.
Ook stipt hij de ‘functionaliteit’ aan.
‘Van een wereld waarin alles om functionaliteit draait, gaat een indruk van verstikkende droefgeestigheid uit.’ […] is uitgeleverd aan de wanhoop, omdat deze wereld in werkelijkheid leeg is, omdat zij hol klinkt’.
Dat ben ik geheel met hem eens. In verband met de milieuproblematiek zie ik het belang daarvan wel in maar het mag geen allesoverheersende attitude worden.
Ik ben wel weer een voorstander van functioneel denken als tegenhanger van piekeren. Wanneer je dat kunt is het juist heerlijk om stil te zitten (liefst in de zon) en zien hoe ver je kunt denken en of daar nog weer 'rek' in zit. 'Het rekbare brein'
Mmmm.... misschien wel een leuke boektitel.

Voor Marcel geldt dat het vlak waarop men de vrede werkelijk kan dienen, het vlak van het geloof, hoop en de liefde is.
‘Want alleen de liefde zal, onder overigens maar heel moeilijk voorstelbare omstandigheden, de eenheid van allen in allen verzekeren’.



15.15 uur
Met afgrijzen heb ik gisteravond naar Jinek zitten kijken. Behalve gewoon bewegen moeten we nu ook aan krachttrainingen gaan doen. Daardoor versterk je je spieren enzo.... Dan leef je weer langer zeggen ze.
Dan leef ik maar liever wat korter in plaats van zo 'leeg' bezig te zijn.
Nu lees ik net via mijn Bijbelrooster iets dat aansluit bij mijn functionele denken:
'Lichaamsoefening is niet zo nuttig, maar de oefening van de geest is juist wel erg nuttig, het heeft een goede uitwerking op alles wat je doet. Dat zal je niet alleen in dit leven helpen maar ook in het toekomstige'.



woensdag 7 juni 2017

De Lof der Zotheid


Geschreven in 1509 door Desiderius Erasmus. Ik las een digitale editie uit 2009. Wel bijzonder eigenlijk: Erasmus zou waarschijnlijk van zijn stoel vallen van verbazing wanneer hij zou kunnen zien dat zijn werk 500 jaar later door een gniffelende huisvrouw op een e-reader met verlichting, liggend in bed zou worden gelezen. Erasmus hield niet zo van vrouwen.
Helaas staan in deze digitale editie geen plaatjes van Hans Holbein, Den Jongeren.

Het is een ‘ode’ aan de dwaasheid en het meest bekende werk van Erasmus. Regelmatig moest ik wel grinniken. Je weet soms niet of ie nou serieus is of niet. Maar dat geeft de kracht van het werk aan.

De Zotheid is geboren op de eilanden der gelukzaligen, gezoogd door Methe =dronkenschap en Apaedia= onwetendheid.
Haar gevolg bestaat uit allerlei negatieve eigenschappen: eigenliefde, vleierij, genotzucht en onverstand.
De zotheid van vriendschap, van liefde, van oorlog en de nadelen van wijsheid; alles krijgt een veeg uit de pan.
‘Als de stervelingen allen omgang met de wijsheid geheel vermeden en hun leven in onafgebroken verkeer met mij doorbrachten, dan zou er zelfs geen ziekte als ouderdom bestaan, maar zij zouden het geluk smaken van een eeuwige jeugd. Ziet gij dan niet, dat die sombere zwaarhoofden, die hun leven deels aan wijsgerige studiën, deels aan ernstige en moeilijke zaken gewijd hebben, meestal, voordat zij geheel volwassen zijn, reeds den last des ouderdoms gevoelen, blijkbaar, omdat zorgen en onafgebroken ernstig nadenken langzaam maar zeker hun geest en hun edelste levenssappen uitputten?’
Maar ook personen moeten het ontgelden: van dichters tot rechtsgeleerden, van taalmeesters tot monniken en theologen.
Rechtsgeleerden zijn zelfingenomen, wijsgeren denken dat zij alleen wijs zijn en godgeleerden zijn laatdunkend en prikkelbaar en staan altijd klaar om iedereen angst aan te jagen.
Alles en iedereen wordt op de hak genomen vanuit de blik van ‘Zotheid’.
Wanneer je die bril op hebt kan ik mij voorstellen dat er van alles nogal ridicuul op een mens kan overkomen.
‘In heel zijn leven ontvlucht de vrome de dingen, welke met het lichaam verwant zijn, en voelt zich met onweerstaanbare macht tot het eeuwige, het onzichtbare, het geestelijke getrokken. Het natuurlijk gevolg van het hemelsbreed verschil van gevoelen tusschen dezen en genen omtrent alle dingen is, dat volgens de eene partij de andere aan waanzin lijdt, hoewel deze benaming met meer recht aan de vromen toekomt dan aan de groote menigte, als ik tenminste goed zie.’

Erasmus verwijst heel vaak naar al dan niet wijze personen uit het verleden. Die worden allemaal in noten vermeld. Veel van hen zeggen me niet zoveel.
Zelfs verwijst hij een keer naar zijn eigen geschrift de ‘Adagia’: een verzameling van Griekse en Latijnse spreekwoorden. In hoofdstuk LXI. Hij gebruikt in dit boek ook nogal veel spreekwoorden en gezegdes.
Regelmatig kwam ik de naam ‘Scotus’ tegen en ik neem aan dat hij Duns Scotus daarmee bedoelde.
Ik heb niet alle nootjes nagevlooid.

Dat Erasmus geen hoge dunk heeft van vrouwen bewijst hij in zijn ‘besluit'.
‘Zijt gij soms van oordeel, dat ik in mijn spreken wat al te uitgelaten of al te lang van stof geweest ben, bedenkt dan, dat het niet alleen de Zotheid, maar ook een vrouw was, die het woord heeft gevoerd. Doch herinnert U desnietttemin ook dit Grieksch spreekwoord: een gek kan ook dikwijls een woordje, dat van pas is , spreken, tenzij ge soms mocht van oordeel zijn, dat dit volstrekt niet op vrouwen slaat.’

Klopt ja, het is vrouwe dwaasheid ('ivveleth in het Hebreeuws) maar ook vrouwe wijsheid (chokmah).
Helaas heeft vrouwe Zotheid ook van wijsheid geen hoge pet op. Zo dwaas is zij.

dinsdag 30 mei 2017

De hemel passé?


In de Letter&Geest bijlage van 27 mei staat een essay van Frits de Lange, hoogleraar ethiek, over de hemel. Hij gelooft er niet meer in als bestemming, als doel.

Hij gebruikt het voorbeeld van Jean-Christophe Rufin die teleurgesteld is wanneer hij, wandelend naar Santiago de Compostella, op zijn bestemming, het reisdoel is aangekomen. Het is daar een kermis.
Daar aankomen was het einde van het verlangen.
“Een bestemming kiezen is een goed excuus om op reis te gaan. Haar bereiken is niet de vervulling van, maar het eind aan het verlangen.”
Er is maar één leven en dat is dit. “Eeuwig leven stelt hij zich voor als een overweldigende intensivering van het besef in leven te zijn, de ervaring van de rijkdom van het volle leven.[..]
Eeuwig leven is geen eindeloze tijd, maar is juist in een absoluut ogenblik de onderbreking ervan.”
Eeuwig leven is geen eindeloze tijd. Dat klopt.
Eeuwig leven staat buiten de dimensie tijd en heeft daar niets meer mee te maken.
Vroeger zeiden de mensen dat zo mooi wanneer iemand was overleden: hij/zij is uit de tijd.

Kennelijk verkeert hij in de comfortabele positie dat hij er zich bij kan neerleggen dat er geen hemel is. Hij wordt niet onderdrukt en heeft het kennelijk niet moeilijk met onrecht en het kwaad in de wereld. Hij zit plezierig als hoogleraar in een vrij land met mensen om hem heen die hem hoogachten. Dan heb je geen toekomstperspectief meer nodig en kun je genoeg hebben aan je ‘zijn’, hier en nu. Hij is kennelijk gearriveerd en heeft geen verlangen meer.
Dat de hemel vele eeuwen als beloning is gebruikt en de hel als straf is zeker waar. Dat maakte dat het inderdaad gebruikt/ misbruikt werd om de ellende hier veel te veel te relativeren en om angst aan te jagen om toch maar vooral binnen de lijntjes te kleuren.
Ik geloof ook niet dat dat de bedoeling is.
Via mijn ‘dagelijkse tekst’ las ik vanmorgen over de liefde tot God: ‘In de liefde is geen plaats voor angst. Integendeel, de volmaakte liefde verdrijft de angst. Angst houdt altijd verband met straf. Wie nog angst kent, kent de volmaakte liefde nog niet.’ (1 Joh 4:18)

Maar het artikel lezende overviel mij het gevoel dat er iets niet klopte. Zijn bestemming en doel wel hetzelfde en uitwisselbaar? Mijn gevoel zegt van niet in tegenstelling tot ‘synoniemen.net’
Volgens mij is ons doel om in dit leven te leren en waardig geacht te worden om op onze hemelse bestemming aan te komen. Maar: Sola Fide, alleen door geloof.
Als dat het einde van het verlangen is; so what?
Dan is God alles in allen. Ik kan me er geen voorstelling van maken maar het is vast ‘compleet’.

Stel je voor dat er geen eeuwige bestemming zou zijn. Dat alles in het hier en nu moet gebeuren.
Geen perspectief meer. Het argument van de Lange dat extremisten mensen doden vanwege de beloning die hen wacht is halfslachtig. Mijn vermoeden is dat er nog veel meer gemoord gaat worden wanneer het toch allemaal niet uitmaakt.
Dan bouwen we ongebreideld verder aan de ‘Babelse torens’ van Economische, Technologische en Wetenschappelijke machten. Dat zal ten koste gaan van de hele wereld. En de kosmos erbij.
‘Als er geen God is, is alles geoorloofd’. De woorden van Dostojewski borrelen op.
Ik weet dat mijn persoonlijke moraal zo hoogstaand zou moeten zijn dat ik dan nog fatsoenlijk zou moeten leven, maar ik ben bang dat ik niet zo’n moreel hoogstaand mens ben en ik ben bang dat heel velen dat niet zijn.
Het ‘Amor fati’ van Nietzsche schemert door het essay heen. Omarm het leven, dat is eeuwig leven.
Hij overtuigt me niet.


Alice: ‘zou u mij alstublieft kunnen vertellen welke kant ik nu uit moet gaan?’
‘Dat hangt in hoge mate af van waar je heen wilt’, zei de Kat.
‘Het kan me niet veel schelen waarheen’, zei Alice.
‘Dan maakt het niet uit welke kant je op gaat’, zei de Kat.

Uit: ‘Alice in Wonderland’ van Lewis Carroll.