Geschreven door Geert Mak in 1996. Ik las de achttiende druk uit 2001.
Van hem las ik ooit ook ‘de eeuw van mijn vader’ en ‘in Europa’. Het zijn geschiedenis beschrijvende boeken. Ik weet nog dat ik het interessant vond maar ben alweer veel vergeten.
Dit boek gaat over de verandering binnen een halve eeuw (1945 -1995) in een dorp op het platteland van Friesland. Omdat ik zelf ook uit een plattelandsdorp kom, herkende ik veel.
De ontwikkelingen zijn in grote lijnen overal hetzelfde.
In eerste instantie waren die dorpen bijna zelfvoorzienend en was de sociale samenhang groot. Dat was ook wel noodgedwongen. Mij benauwde die sociale controle me regelmatig en was ik blij dat ik vanwege de ‘inservice-opleiding’ voor Verpleegkundigen in de stad kon gaan wonen. Als kind gingen ook wij af en toe naar ‘de stad’. Dat was een belevenis. Mijn vader, die op het kantoor van een garagebedrijf werkte leende een auto en hop, daar gingen we. Door de landerijen naar de grote stad. Ik kende ook maar één stad. Op dit moment is alles volgebouwd en zijn er alleen 'de andere kant op' nog weilanden te bekennen.
Grappig ook de passage over hoe de douche zijn intrede deed. ‘Als iemand zo driest was om daar een apart kamertje voor in te richten, dan ging je daarheen’.
Zelf herinner ik me nog het ‘badhuis’ in ons dorp. Toen we te groot werden voor de zinken teil voor de potkachel moesten we op vrijdagmiddag mee naar het badhuis. Dat heeft niet echt lang geduurd. Ook wij kregen een ‘badkamer’ met een ‘lavet’.
Ik herinner me ook nog ons eerste telefoonnummer: 647. Slechts drie cijfers.
De intrede van de televisie, wat door de dominee bij ons op het dorp steevast ‘het blauwe licht’ werd genoemd heeft volgens Mak ook gezorgd voor ‘de ontbinding van de dorpssolidariteit’. Ik ben het met hem eens.
Vroeger gingen mensen uit verveling de straat op en maakten overal praatjes. Iedereen wist alles van elkaar. In deze tijd zijn mensen verstoord wanneer je ’s avonds aanbelt. Alsof die televisie nog interessante dingen brengt. Het meeste is stompzinnige entertainment of wordt in die vorm gegoten.
Maar ja, geef het volk brood en spelen....
‘Dankzij de moderne techniek kregen de boeren de indruk dat ze de natuur steeds beter in de hand hadden. Dat deed hun angsten afnemen, maar het verminderde ook hun ontzag voor het Hogere. Ze hoefden niet meer tijdens de hooiweken gespannen naar ieder onweerswolkje te kijken. Er was nu immers kuilgras en dat kon wel een buitje verdragen. Angst voor muizenplagen bestond niet meer. Er waren immers bestrijdingsmiddelen. De oude bid- en dankgezangen voor het gewas hoefden niet meer zo nodig. Steeds vaker bleef het vee immers zomer en winter in de stal en werd het voer van buiten aangevoerd, weer of geen weer.’
Deze passage vat mooi samen hoe God verdween, niet alleen uit Jorwerd en niet alleen bij de boeren maar overal. De voortschrijdende mechanisering en schaalvergroting maakten en maakt de mens minder afhankelijk van de grillige natuur. De mens zal de behoefte om alles onder controle te krijgen nooit opgeven, en deels is dat terecht. Maar hij denkt daarmee te kunnen opklimmen om op de troon van God te gaan zitten.
En dat is naïef.
Wanneer ik bedenk hoe we ons afhankelijk maken van maar één energiebron: elektriciteit, dan slaat mij de schrik om het hart.
Ooit las ik dat ons zonnestelsel door ons melkwegstelsel beweegt met een snelheid van 800.000 km/uur. Het idee alleen al maakt mij duizelig.
Dat er niet meer botsingen met meteorieten plaatsvinden mag een wonder heten.
Dat we ons steeds onaantastbaarder voelen wil dan ook beslist niet zeggen dat het ook werkelijk zo is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten