Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

dinsdag 27 november 2018

Angst



Geschreven door Søren Kierkegaard (1813 - 1855) in 1844.

Eén van de weinige filosofen die over het begrip angst heeft geschreven. Ik was eigenlijk wel nieuwsgierig hoe dat nu door filosofen door de geschiedenis heen is gezien en verklaard. Want ik zie zoveel angst om mij heen en de vlucht daaruit. Maar helaas is Kierkegaard de eerste die de angst in woorden heeft proberen te verklaren en te vangen.
Zouden andere filosofen daarvoor te angstig zijn geweest? Want wanneer je daarover gaat nadenken word je wel met jezelf geconfronteerd.
In de tijd dat Kierkegaard dit boek schreef viel het vak psychologie nog onder de filosofie. Dat is wel handig om te weten want het is veel psychologie, wat ik lees.



In het eerste hoofdstuk worden de begrippen erfzonde, zondeval, onschuld besproken waarbij de angst voorondersteld wordt.
Onschuld is onwetendheid.
De zonde kwam door een zonde in de wereld. Plotseling. Met Adam (=mens) kwam de eerste zonde in de wereld, maar met ieder mens gebeurt dat weer opnieuw.
‘Evenals Adam de onschuld door de schuld verloor, verliest ieder mensch haar. Als hij haar niet door schuld verloor, dan was het ook geen onschuld, die hij verloor, en als hij niet onschuldig was, voor hij schuldig werd, dan werd hij ook nooit schuldig.’
Zie daar maar eens een speld tussen te krijgen……
Adam was eerst in een toestand van vrede en rust, hij was een dromende geest; ‘maar er is tevens nog iets anders wat echter geen onvrede of strijd is, aangezien er niets is om mee te strijden. Wat is er dan? Niets. Maar welke uitwerking heeft een niets? Het baart angst. Dat is het diepe geheim van de onschuld, dat zij tezelfdertijd angst is.’
Juist het verbod genereerde de zondeval. Dat is dan weer psychologie maar klopt die psychologie van de huidige, zondige mens ook bij een zeer goed mens zoals Adam was vóór de zondeval? Dat vraag ik mij af. Maar dat zal speculeren blijven. In ieder geval vind ik dit op zichzelf een zwak uitgangspunt maar wel sterk doordacht.

Wanneer een verbod de lust opwekt dan doet dat al een beroep op een mogelijkheid. Dat roept weer angst op want het was een onwetendheid over ‘niets’.
Adam begreep het niet, want hij kende het verschil niet tussen goed en kwaad; werd er toch door aangetrokken en dat roept angst op.
De mens is een synthese van ziel en lichaam die door zijn geest wordt gedragen. Hoe minder geest hoe minder angst.
Verder levert die slang die de mens verzoekt nog een probleem wat ik zelf al ontdekt had en waar ik ook eens met een dominee over gesproken heb zonder bevredigend antwoord. Maar misschien is dat er niet.
Het was het volgende: in de Jakobus brief staat dat God niemand verzoekt en zelf niet verzocht kan worden. Het verzocht worden komt uit de mens zelf. God beproeft de mens.
Voor mij is dat verschil flinterdun en ongrijpbaar. Voor Kierkegaard ook. De slang verzoekt de mens, van buiten de mens zelf en later de Mens Jezus, wel degelijk en is zeker in het OT geen op zichzelf staande identiteit. Hoe kan dat?
'want de aanslag van de slang op den mensch was tevens een indirecte verzoeking Gods, aangezien zij zich immers in de verhouding van den mensch wilde dringen; tenslotte komt men in strijd met deze uitspraak, dat een ieder door zichzelf verzocht wordt.'
Of de Jacobusbrief klopt niet of we begrijpen hem verkeerd.

Hoe kwam/komt die eerste zonde tot stand; hoe belanden we van de onschuld in de schuld?
Hoe van die dromende geest in een schuldige geest?
De mogelijkheid bestaat in het kunnen. De mogelijkheid gaat in de werkelijkheid over met als tussenschakel de angst. Angst bepaalt je bij de mogelijkheid van vrijheid en die vrijheid is het lege niets waarin je je zelf vorm kunt geven.
Je kijkt neer in de afgrond in jezelf en het duizelt je van de mogelijkheden die ook hun verantwoordelijkheden met zich meebrengen waarvoor je alleen zelf aansprakelijk bent.
Maar:
‘Logisch te willen verklaren hoe de zonde in de wereld is gekomen, is een onnoozelheid, die slechts bij menschen kan opkomen, die met den lachwekkende kommer rondloopen, het koste wat het wil, een verklaring te vinden.’
We moeten het volgens Kierkegaard dus niet bij de logica zoeken. Maar misschien zit er wel een logica achter die we nu echter nog niet zien.

Tweede hoofdstuk gaat over de angst die de erfzonde veroorzaakt.
‘De zonde kwam in de angst, maar de zonde voerde weer angst met zich.’ Kierkegaard verdeelt die angst in objectieve en subjectieve angst.
De objectieve is de angst ‘in welken de individu door den qualitatieven sprong de zonde stelt,’
en de tweede is ‘de angst , die met de zonde binnengekomen is en binnenkomt, en dus ook quantitatief bepaald in de wereld komt, zoo vaak een individu de zonde stelt.’

Die objectieve angst noemen we tegenwoordig de existentiële angst. De beste man heeft best wel veel invloed gehad.

Het derde over de angst als gevolg van die (erf?) zonde die in het uitblijven van het zondebewustzijn bestaat.
In heel veel ingewikkelde zinnen zegt Kierkegaard -volgens mij- het volgende:
De angst bij heidenen, dus zonder religie, komt voort uit het zich niet kunnen verhouden tot het noodlot. Want denkende heidenen (genieën) komen erachter dat ze niet alles in de hand hebben en er dus zoiets moet bestaan als een noodlot. De ‘belangrijkheid’ van zijn ‘zijn’ bestaat slechts uit ‘tijdelijke bepalingen’. Zoals het nastreven van eer, geluk, roem enz., maar er blijft een leegte.
Het religieuze genie, dat gelooft in God, die volmaakt heilig is, zal zich niet anders dan schuldig kunnen voelen ten opzichte van Hem.
‘wanneer de eindige geest God wil schouwen, moet hij beginnen met zich schuldig te voelen. Terwijl dit genie zich dus tot zichzelf richt, ontdekt het de schuld. Hoe groter het genie is, des te dieper ontdekt het de schuld.’
Laat ik díe logica nou niet snappen!
Waarom moet ik mij eerst schuldig voelen voordat ik met God in contact wil komen? Waarom kan ik niet met God in contact komen omdat ik niet weet naar wie ik anders moet gaan en omdat Hij woorden van tijdloosheid heeft? (of ‘woorden van eeuwig leven’ zoals Petrus in de Bijbel zegt)
Is het ook niet de Heilige Geest die de mens overtuigt van zonde, ons confronteert met de gerechtigheid en het oordeel?
Het is toch geen formule waarin Kierkegaard het probeert te vatten en die je jezelf kunt aanpraten?

Vierde hoofdstuk gaat over de angst van de zonde of de gevolgen daarvan en het demonische.
Een paar mooie zinnen:
‘Als men dus zegt, dat de mensch noodzakelijke zondigt, dan is dit een poging om den cirkel van den sprong in een rechte lijn uit te leggen. Dat een zoodanige onderneming velen zeer plausibel lijkt, vindt zijn oorsprong in het feit, dat de gedachteloosheid voor vele menschen de allernatuurlijkste zaak der wereld is….’
Hierin herken ik Hannah Ahrendt.
En:
‘Op dezelfde manier als de zonde in de wereld kwam, komt zij er nog altijd in, als zij niet tot staan wordt gebracht. Maar ieder harer herhalingen is geen simpel gevolg, maar een nieuwe sprong.’
Verder omschrijft Kierkegaard het demonische als angst voor het goede. Dat is er één om te onthouden.

Hoofdstuk vijf over de angst die met het geloof de verlossing brengt.
‘Eerst op het oogenblik, dat de verlossing werkelijk gesteld is, is de angst overwonnen’. […] Hij is niet vernietigd maar speelt nu een andere rol, mist hij op de juiste manier wordt gebruikt.’
En:
‘Wanneer nu de individu door de angst tot het geloof wordt gevormd, zal de angst juist datgene uitroeien, wat hij zelf voortbrengt’.
Of dat in deze tijd nog opgaat weet ik niet, al werkte het bij mij wel op die manier.
Maar juist vanwege dat aanpraten van die angst zijn er zovelen afgehaakt van het geloof en wordt het gezien als een manier om de mens te onderdrukken. En dat pikken we natuurlijk niet meer.
De mensen veranderen, de manieren om tot het geloof te bewegen dus ook.

De prachtige oude uitgave – met de teksten die ik bewust letterlijk heb overgetypt - in linnen band, van de kringloopwinkel, is uit 1931 van de uitgeversmaatschappij ‘de gulden ster’ uit Amsterdam en ooit verkocht via Harkema’s Boekhandel in Hilversum.

Via Filosofie.nl (helaas achter een betaalmuur) heb ik een testje gedaan in welke van de drie existentiële niveaus van Kierkegaard ik me zou bevinden. Het is weer eens de grijze middenmoot geworden van het ‘ethische leven’ maar ik ben goed op weg richting het religieuze niveau.
Er valt nog een weg te gaan. Dat is eigenlijk wel zo prettig.
Het onderweg zijn is al boeiend genoeg; over het eindpunt weet ik niks concreets behalve dat het mij geen angst inboezemt.

Een mens lijdt dikwijls 't meest
Door 't lijden dat hij vreest
Maar dat nooit op komt dagen.
Zo heeft hij meer te dragen
Dan God te dragen gééft.

Aan het eind schrijft Kierkegaard over de hypochonder die overal bang voor is maar of hij ooit van dit versje heft gehoord weet ik niet. De herkomst is onbekend.
Maar Montaigne (1533-1592) heeft zoiets al eens geformuleerd: 'Qui craint de souffrir, il souffre déjà de ce qu'il craint'
('Wie het lijden vreest, lijdt al door wat hij vreest')
Die is door Kierkegaard vast wel gelezen.


01-12-18
Lees ik deze week in de krant dat Martha Nussbaum een boek heeft geschreven over angst.
Helaas ik ben nog niet door haar 'Oplevingen van het denken' heen gekomen.
Wordt vervolgd.....mogelijk.
22-05-19
Martha's boek



Geen opmerkingen:

Een reactie posten