Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

maandag 27 januari 2020

Holocaust Memorial Day.


27 januari,
dit jaar de herdenking van het feit dat het vijfenzeventig jaar geleden is dat kamp Auschwitz werd bevrijd.
In de kranten staan allerlei artikelen; er zijn programma’s op TV en er is een apart journaal over die laatste dagen.
En ik heb al zo’n moeite met die jaarlijkse 5 mei herdenkingen.
Niet dat ik er tegen ben, want zolang er ook maar één overlevende is van die hele oorlog heeft dat bestaansrecht.
Daarna zal het ook wel blijven want we houden wel van tradities, die verbreken we niet zomaar.

Maar hoe hiermee om te gaan? Met zoveel ellende wat niet in woorden te vangen is?
Met het bedenken dat de geschiedenis ons leert dat we niets van de geschiedenis leren?
Die machteloosheid.
Er zijn er die het op hun eigen manier proberen. Zo spreken mij de sarcastische woorden van Peter Nieuwendijk mij wel aan die ik op het wereldwijdeweb vond:

'Waar eens barakken stonden
Is nu een sterrenrestaurant
Met aan de rand
zonwering zitjes
met uitzicht
Op 't voormalig kamp.'


Of het met de feiten klopt weet ik niet, maar de strekking is duidelijk.

Nog mooier vind ik Vasalis met haar diskwalificatie van de hele mensheid:

De zomerwei des ochtends vroeg.
En op een zuchtje dat hem droeg
vliegt een geel vlindertje voorbij.

Heer, had het hierbij maar gelaten.


Vanwege de Engelse titel van dit blogbericht heb ik dit gedicht vertaald. Vier regels is nog te overzien:

The summer meadow early in the morning.
And a sigh whitch carried him
a yellow butterfly passed.

Lord, if only You had left it that way.


M. Vasalis (1909 – 1998)






donderdag 16 januari 2020

Source Code


Een SF- thriller uit 2011 van de regisseur Duncan Jones, zoon van David Bowie.
Leuk hoor, weer een film die met de dimensie ‘tijd’ speelt. En met het principe dat er na je sterven nog voor ongeveer acht minuten lang activiteiten zijn in het brein. Wel bij normale temperaturen. Bij lagere temperaturen kan het langer zijn.
Colter Stevens, (Jake Gyllenhaal) is een omgekomen Afghanistanveteraan die zich ergens in een soort kist bevindt. Maar hij neemt door kwantummechanismen het brein over van Sean Fentress, een leraar die in een trein zit op weg naar Chicago tegenover een aantrekkelijke vrouw, Christine. (Michelle Monaghan.)

De trein ontploft echter en nu moet Colter Stevens met het brein van Fentress en met behulp van die laatste acht minuten zien uit te vogelen wat er is gebeurt en wie de bom heeft geplaatst om op termijn erger te kunnen voorkomen.
Dat gebeurt in opdracht van een geheime organisatie waaraan hij verslag moet uitbrengen. Wanneer het Stevens lukt zal hij afgekoppeld worden om definitief te sterven.
Het lukt niet allemaal in één keer acht minuten. Dus die trein ontploft verschillende keren en Stevens wordt steeds weer teruggestuurd voordat hij echt door heeft wat er allemaal aan de hand is. Bij elke poging, die dus acht minuten duurt komt hij wat meer te weten over de bom en de bommenlegger en leert hij zijn medepassagiers beter kennen en daarop te anticiperen.
Wanneer het uiteindelijk lukt sterft hij natuurlijk niet maar mag, na soebatten, in een parallelle wereld verder leven met Christine waarin de trein niet ontploft.

Het spelen met de dimensie tijd en parallelle universa heeft al velen beziggehouden. Sinds die dimensie er is vermoed ik. *grinnik*
Wat mij zo te binnen schiet behalve de films van Christopher Nolan: ‘Alice in Wonderland’ van Lewis Caroll, De Narnia-serie van C. S. Lewis en van Jorge Luis Borges het verhaal van ‘de tuin met zich splitsende paden’.
Ook de Netflix serie ‘Outlander’ triggert de fantasie wanneer Claire met haar medische en historische kennis van 1945 teruggaat in de tijd naar 1745.
Kun je dan met de wetenschap die je hebt de geschiedenis veranderen?
In Outlander lukt het Claire en Jamie niet om de slag van Culloden te voorkomen; de bloederige veldslag die het einde inluidde van de Schotse Hooglanders cultuur.
Natuurlijk lukte dat niet; het stond al in de geschiedenisboeken. De geschiedenis verloopt zoals ie verloopt.

Of moet je maar tot de conclusie komen dat al je handelingen, of ze nou goed of niet goed zijn, per definitie de geschiedenis beïnvloeden omdat je eenvoudig niet wéét hoe het anders zou zijn verlopen?
Wat zegt het ‘gehypothetiseer’ over parallelle universa over de mensheid zelf?
Een grote behoefte om je eigen leven en dus de geschiedenis te kunnen corrigeren? Nieuwe kansen willen hebben of om zelfs de tijd te kunnen beheersen?
Wat een film al niet teweeg kan brengen.

woensdag 8 januari 2020

Lichaam en Geest van Christus


Geschreven door < Prof.Dr. A. van de Beek (1946) in 2011. Ondertitel: De theologie van de kerk en de Heilige Geest. Het is deel vier van de serie: ‘Spreken over God’.
Ik zag dat in mei 2020 er een verkorte uitgave komt van deze zesdelige serie.
De titels van de delen zijn: ‘Jezus Kurios’, ‘De kring om de Messias’, ‘God doet recht’, ‘Lichaam en Geest van Christus’ , ‘Lichtkring om het kruis’ en ‘Mijn Vader, uw Vader’.

Deze hoogleraar heb ik leren kennen via een briefwisseling in de Waarheidsvriend (2006) tussen hem en ds. Kieskamp. De onderwerpen waren: ‘God kan geen kwaad gedogen’ en ‘Schepping en zonde’.
Voor mij was het zo’n interessante discussie dat ik de postbode bijna stond op te wachten om het blad uit zijn handen te grissen.
Daar was iemand (van de Beek) die eerlijk durfde te zijn. Die vragen, die ook in mij leefden durfde te benoemen. Het was een openbaring.
In preken kreeg ik vaak antwoorden op vragen die ik helemaal niet stelde. En nu….ik heb de briefwisseling altijd bewaard.
Daarna heb ik verschillende boeken van hem gelezen; vóór mijn blogtijd en ze hebben mij ongetwijfeld beïnvloed. Zoals zovele ander boeken natuurlijk.
Wie of wat bepaalt eigenlijk wat je onthoudt? Mmmmm.....dat is een ander onderwerp.

Dit boek is, zoals alle goede preken, in drieën gedeeld:
1. ‘de kerk’,
2. ‘de kerk bij Christus bewaren’ en
3. ‘en in de Heilige Geest’.
Driekwart gaat over het lichaam en één kwart over de Heilige Geest, maar verder is het lastig samen te vatten; er zijn zoveel sub paragrafen. Dus daarom alleen wat mij aanspreekt.
De basis voor dit boek is de theologie van de eerste drie eeuwen over de kerk en over de Heilige Geest in gesprek met de theologen van nu.
Dat lichaam.
Zijn dat de Christenen of zijn de Christenen de bruid van Christus? Dat was iets wat steeds in mijn achterhoofd rondwaarde en waarvan ik mij had voorgenomen om dat eens uit te zoeken. Dat heeft van de Beek al gedaan: het wordt door elkaar gebruikt in de Bijbel. In Rom. 12: 4,5 en 1 Kor. 12: 12-31 bijvoorbeeld zijn de gelovigen het lichaam en in Op. 21: 2, 19 en 22: 17 de bruid.
Maar ik vind de verwijzingen naar het boek Openbaringen niet sterk. Het blijven natuurlijk beelden, zoals ook bijvoorbeeld ‘kudde’ maar ik hou het erop dat gelovigen Zijn lichaam zijn, (ook Ef 4) zoals van de Beek het verder doet.
In de vroege kerk werd de kerk als moeder gezien. ‘Niemand kan God als Vader hebben die niet de kerk als moeder heeft.’
Bij van de Beek valt het lichaam ook samen met de kerk.
Misschien ben ik te postmodernistisch maar dan vraag ik mij af of we God zo mogen beperken. Ik ken namelijk al vele gelovigen die zich hebben laten uitschrijven uit dit instituut.
Wanneer die trend zich voortzet blijft er geen lichaam meer over. En dat geloof ik niet.
Daarom geef ik de voorkeur aan het woord ‘Gemeente’ in plaats van ‘Kerk’. Dat valt in mijn geest minder samen met het instituut.
Wat natuurlijk wel verdrietig is, is dat het lichaam van Christus zo verdeeld is en steeds maar verder lijkt te scheuren.
De ecclesiologie (kerkleer) is inderdaad een verdrietig onderwerp .
Het woord ketterijen moet men niet te snel in de mond nemen. Ik denk ook dat ketterijen niet zo heel erg zijn, die houden de boel scherp mits zij geen verkeerde dingen over God zeggen. (p 215)

Door de kerk (het lichaam) zijn we met Christus (het hoofd) verbonden en dat rechtvaardigt de ecclesiologie als centrale punt in de theologie.
Vandaar ook dat het grootste gedeelte van het boek over het lichaam gaat. Dat zijn wijzelf en daar kunnen we nu eenmaal het meest over zeggen.
De ‘kerk’ streeft ook niet naar een andere maatschappij; zij is een alternatieve gemeenschap. (Verg. Hauerwas wat van de Beek ook doet)
De kerk draag het lijden van de wereld in zich mee en in die kerk woont de Geest. Door de doop ga je tot de kerk behoren.
Wanneer je het zo strak doordenkt klopt dat allemaal wel. Maar toch geeft het mij dat benauwend gevoel van beperktheid.
Het lichaam is heilig, in de zin van apart gezet en niet ‘moreel goed’ en is katholiek omdat ze wereldwijd is, de gehele leer omvat voor alle typen mensen, alle mogelijke zonden vergeeft en alle deugden en gaven bezit.
Denominaties die hun eigen regels stellen en zich niets aantrekken van de Katholieke (algemene) kerk verdienen het woord kerk niet.
Dan blijft er niet veel meer over. /sarcasm

De kerk bij Christus bewaren gebeurt door de ambten, de Bijbel en de symbolen.
Het gedeelte over de ambten vond ik erg taai en ben er snel doorheen gegaan. Voor mij als vrouw toch niet relevant. /sarcasm
De canon werd al weer interessanter. Maar welke? De Joodse TeNaCH, de Septuagint of de mix van het protestantisme? Tot Augustinus was de Hebreeuwse canon gangbaar en daarna voornamelijk de Septuagint.
Er is een mechanische en een organische inspiratie.
Mechanische; alles wat in de Bijbels staat klopt want het is het Woord van God. Fundamentalisme dus, met als mogelijke oorzaak een gevoel van veiligheid. Maar dan vertrouw je op iets in jezelf. Terwijl er dingen in de Bijbel staan die aantoonbaar niet kloppen.
Dat zullen best schrijffouten zijn maar toch. Zoals de leeftijd van Ahazia. Vergelijk 2 Kon. 8:26 en 2 Kron. 22:2.
Moslims en atheïsten weten die fouten meestal feilloos te vinden. *grinnik*
De organisch inspiratie spreekt mij ook meer aan: een dynamische lezing. De mensen door wie de Bijbel geschreven is waren heel verschillend en dat komt tot uiting in hun manier van schrijven. Het waren geen robotten. Ik vind het prettig om te bedenken dat hun eigenheid werd ingeschakeld.

Voor de symbolen moet je invullen: het Credo, ofwel de belijdenisgeschriften en dan met name die van Nicea. Om de één of andere reden heb ik daar ook altijd een voorkeur voor gehad, boven het Apostolicum. Naar mijn gevoel blijft het mysterie, wat God toch altijd blijft, hierin meer intact.
Van de Beek zelf past een eenvoudige hermeneutische regel toe: lezen in Christologisch perspectief. Jezus Kurios is het vertrekpunt (zo heet dan ook zijn eerste boek in deze reeks)
Zo opent de kerk de Schrift en zo gaat de Schrift open voor de kerk.
Dat geldt ook voor het OT. Dat ben ik met hem eens. Ik heb ooit eens naar overeenkomsten gezocht tussen Jozef en Jezus. Wanneer je dat soort dingen gaan opvallen dan kun je niet anders dan de hele Bijbel Christologisch lezen.
Maar ieder leest vanuit zijn/haar eigen perspectief en sociale achtergrond. De contextualiteit. Best belangrijk om je daarvan bewust te zijn.
Ooit las ik ‘The Many Faces of Jezus Christ’ van Volker Küster. Het was een eye-opener.

Het laatste deel gaat over de geest van Christus die de Heilige Geest is. De pneumatologie.
‘De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zó is een ieder die uit de Geest geboren is.’ (Joh 3:8)
Gelovig worden is ongrijpbaar. Het komt van buiten jezelf. Dat is ook mijn ervaring. De menselijke ‘vrijheid’ sluit de onweerstaanbaarheid van het maken van bepaalde keuzes niet uit. (aanhalingstekens van mij)
De Heilige Geest is de eerste gave van een ander leven, een eeuwig leven. Dat begint met het kindschap, dan blijdschap, vrijheid, dankbaarheid en in waarheid.
Dat nieuwe leven krijgt de gestalte van het kruis en dan niet per definitie als lijden maar als dienstbaarheid. (p 467)
Ook de gaven van de geest komen aan bod. Het cessationisme (leer die stelt dat de gaven van de Geest alleen bij de eerste gemeenten voorkwam om het apostolische gezag te onderbouwen) vind van de Beek ook te strikt. Het beperkt het werk van de Geest.
Wanneer ze nu voorkomen hebben ze als doel om hen die ‘buiten’ staan te overtuigen en tot opbouw van de gemeente en altijd tot eer van God.

Dat van de Beek teruggrijpt op de vroege kerk, begrijp ik. Die mensen stonden het meest dichtbij de ooggetuigen of leerlingen van die ooggetuigen.
Toch begrijp ik niet goed waarom hij zo flirt met de Rooms Katholieke kerk. Zelf zou ik liever verbinding zoeken met de Joden. Zij kennen ‘hun Boek’ nu eenmaal het beste. Zeker de Messias belijdende Joden zouden ons veel kunnen leren omdat ze een beter overzicht hebben.
Wanneer ik aan de Rooms Katholieke kerk denk, komen alleen de misstanden maar naar boven. Niet alleen van de laatste tijd maar denk even aan de Borgia’s, het gekonkel, de hypocrisie en aan de problemen die Luther had zoals de aflaten. Volgens van de Beek allemaal passé. Maar de gemiddelde Rooms katholieke medemens kent de Bijbel nauwelijks.
Wanneer van de Beek dan neigt naar het teruggaan naar…… nou nee. Liever niet. Ook al zijn de kathedralen vele malen mooier dan onze protestantse kerken.
Dat het lichaam gedeeld is, is afschuwelijk en dat je het wilt ‘herstellen’ begrijp ik ook nog. Dat is misschien wel een heilig moeten of minstens streven. Maar dat hebben wij niet in onze hand. Dat kunnen we vol vertrouwen aan hoger Hand overlaten.
We worden in Christus bewaard door de Heilige Geest.
Kerk-zijn in de eenentwintigste eeuw is de gezamenlijke herdenking van zijn dood in de eucharistie.

Aansprekende puntjes:

1. ook volgens van de Beek is het Koninkrijk van God in Jezus zichtbaar geworden. ‘Wie nu nog gaat spreken over het komende Koninkrijk neemt de stervende Jezus niet serieus en neemt dus ook de opgestane en verheerlijkte Christus niet serieus.’ (p 129) Ja, hij is nogal recht voor zijn raap, maar dat vind ik dan ook het boeiende. Je hoeft niet te raden naar wat hij eventueel nog meer zou kunnen bedoelen. Het prikkelt tot nadenken wanneer je het niet met hem eens bent.
2. Er is verschil tussen profetisch en apocalyptisch. De profeten uit het OT spraken profetisch over bijvoorbeeld een stro etende leeuw .
Apocalyptisch is het daadwerkelijk tot een einde komen van de wereld en het eindoordeel van God.

Er valt natuurlijk veel meer te zeggen; iedere keer wanneer ik terugblader zijn er weer dingen die ik zou willen opschrijven.
Maar mijn samenvatting is alweer lang genoeg geworden.

vrijdag 3 januari 2020

Lezen en laten lezen



Geschreven door Arnold Huijgen (1978) in mei 2019.
Ondertitel: ‘gelovig omgaan met de Bijbel’.
De titel is een spannende variatie op het ‘leven en laten leven’. Ik was nieuwsgierig naar dit boek omdat ik van mezelf merk dat ik soms heel verstandelijk omga met de Bijbel. Ik lees wel maar laat ik mij ook (de les) lezen? Ik lees wel met mijn hoofd maar doe ik dat ook met mijn hart? Dat komt waarschijnlijk ook door de jaren dat ik op fora actief was. Daar waren discussies belangrijk.
Wat het geloof of de Bijbel met jezelf deed kon vaak wel geventileerd worden maar waren ondergeschikt omdat het geen discussiepunten waren.
Het boek heeft zeven hoofdstukken die weer onderverdeeld zijn in paragrafen. Elk hoofdstuk sluit af met een conclusie. In het vierde gaat Huijgen in op de (filosofische) voorgeschiedenis. Hoe is het zo gekomen dat we alleen nog maar zo verstandelijk met de Bijbel lijken om te gaan? Descartes lijkt in deze ‘the Bad Guy’.

Huijgen pleit voor een meer bevindelijk lezen van de Bijbel. Daarin komt hij de rechterflank tegemoet, lijkt mij, daar lezen ze heel bevindelijk. Maar wanneer ik sommige reacties ut die hoek lees zien zij in Huijgen eerder een ‘tegenstander’.
Ik begrijp er niets van.

Centrale stelling van het boek: bij het lezen van de Schriften gaat het om een zaak van ontvankelijkheid van wat God ons te zeggen heeft op een wederkerige manier.
Je leest (actief) en je laat je lezen (passief).
Dat doe je niet alleen, maar samen met de kerk van alle tijden en plaatsen.
Hoe kom je tot een verborgen omgang met God? Hoe raak je afgestemd en kun je resoneren op de grondtonen van de Bijbel die we toch zien als de Woorden Gods.
Want de afgelopen tijd lijkt het dat we alleen nog maar geïnteresseerd zijn in de hermeneutiek van bepaalde vraagstukken: de vrouw in het ambt, homo’s in de kerk, schepping of evolutie.
Wat natuurlijk grotendeels mannenproblemen zijn. *gniffel*
Het Rationalisme viert hoogtij in het benaderen van de Bijbel en dat duwt een gelovig omgaan met de Bijbel naar de achtergrond.
God spreekt. Daar begint de Bijbel al mee. Dat woord is in de tijd en ruimte gekomen; mens geworden.
Dat luisteren betekent vooral goed lezen. De tijd nemen om het gelezene tot je door te laten dringen en niet meteen al nadenken wat je er zelf op te zeggen hebt.
Luisteren; daar hebben veel mensen moeite mee. Zo heb ik al lang geleden ontdekt.

Wat is waarheid? Welke waarheid. Hij gaat in op het ( ook in mijn ogen valse) argument dat wanneer je de historische feitelijkheid op één punt loslaat, de hele zaak gaat schuiven.
Dat is echt nonsens. Niet alles heeft evenveel gewicht.
In het OT staat ‘waarheid’ tegenover ‘onrecht’ en niet tegenover ‘onjuistheid’. Waarheid gaat over betrouwbaarheid.
Daar had ik zelf al eerder ook over geschreven.

In het NT ligt de Waarheid/ betrouwbaarheid in het feit dat Jezus is opgestaan uit de dood. En het vertrouwen dat Hij komt.
De Bijbel is geen doel in zichzelf maar een middel om Christus te leren kennen.
In het derde hoofdstuk gaat Huijgen in op een drieslag van Maarten Luther: gebed, meditatie en aanvechting. (oratio, meditatio, tentatio)
Op deze manier zouden wij ons kunnen ‘laten lezen’. De Bijbel lezen en erin worden ‘opgenomen’. Laten resoneren in de klankkast van de ziel.
In het vierde hoofdstuk gaat Huijgen terug naar de wortels van ons moderne denken en komt uit bij Descartes. Ook al wilde deze filosoof nog vrome kaders handhaven, de historisch-kritische methode ging als gevolg van de Verlichting ‘redelijke’ vragen stellen aan de Bijbel. Daardoor relativeerde de waarheid van de Bijbel maar daar is de Bijbel niet voor bedoeld.
Zo maken creationisten ook diezelfde fout door in de ‘redelijke’ verdediging te schieten.
Drie effecten van het ‘redelijke denken’:
1. de vraag naar de feitelijkheid van de Bijbel is belangrijker geworden dan ooit.
2. De methodische benadering van de Bijbel als object. Luisteren naar God stem is daardoor moeilijker geworden.
3. Het dualisme van subject en object, wat in bevindelijke kringen zo gerationaliseerd wordt dat het de ‘toe-eigening’ in de weg kan staan.

Uit de historisch kritische methode is, geloof ik (ja dus) de ‘de Amsterdamse school’ ontstaan. Wanneer je al die lijnen ziet lopen valt er zoveel te begrijpen.
In het vijfde komt aan de orde dat de feiten uit de Bijbel méér zijn dan kale feiten zoals ook muziek méér is dan een rijtje noten en een kunstwerk méér is dan alleen verf of klei.
Huijgen benoemt het anders lezen van de Westerse mens t.o.v. het schrijven van de Oosterse. Wij zijn gericht op precisie, wat voor de Oosterse van veel minder belang is; daar gaat het om de inhoud. Ik ben het geheel met hem eens.
Als laatste kijkt Huijgen naar de manier van omgaan met de Bijbel bij Bonhoeffer en Noordmans en bij zichzelf.
Noordmans grijpt terug op iets wat kennelijk aan Origenes wordt toegeschreven maar toch wel verdacht veel lijkt op de Joods manier van omgang met de TeNaCH: lezen op de PaRDeS methode. Hier heet het Quadriga.

Vervolgens bespreekt hij zelf 1 Petrus 3: 1-7; een lastig stuk over het christelijk huwelijk en over onderdanigheid enzo. Hij benadert de materie vanuit zijn eigen leven en culturele gevoeligheid.
Een eyeopener voor mij was dat Petrus in zijn brief steeds het vergankelijke tegenover het onvergankelijke zet en dat hij vrouwen aanspreekt op hun sociale kwetsbaarheid en niet op hun fysieke.
Jammer dat hij het ook weer over het gelijkheidsdenken heeft en niet over het gelijkwaardigheidsdenken. Dat is voor mij toch echt een heel verschil.

Geloven is geen kwestie van proberen maar van stoppen met proberen. Wie wacht op God zal merken dat Jezus Christus daadwerkelijk is opgestaan, dat Hij leeft.
Goddank is dat ook mijn ervaring. Jezelf loslaten, de controle over jezelf uit handen geven aan een hogere Instantie. Dat is best moeilijk maar noodzakelijk. En het werkt zo bevrijdend.
Maar dat zie en voel je allemaal pas achteraf.




dinsdag 31 december 2019


Laat het afgelopen jaar zakken in het stille voorportaal van het verleden.
Laat het los want het was onvolmaakt, en dank God dat het kan gaan.

Brooks Atkinson. (1894 - 1984)













maandag 30 december 2019

Het Zwanenmeer 4+



Een kinderspecial in de Doelen, Rotterdam.
Weer een poging ondernomen om twee kleinkinderen enthousiast te maken voor de klassieke muziek. ‘Oma’s muziek’.
Een eerdere poging op 16 december 2017 met de oudste, strandde enigszins. Hij weet het nog.



Op zaterdag 28 dec waren er twee uitvoeringen. Alle twee nagenoeg uitverkocht. Aangezien ik een beetje laat was met bestellen van kaarten konden we alleen nog vier plaatsen naast elkaar krijgen helemaal op de hoogste rij. We hadden een prachtig overzicht.
Voor alle zekerheid toch maar mijn oordoppen meegenomen. De oudste heeft ze heel even gebruikt maar durfde het op een gegeven moment toch zonder.
Met die twee (en hun vader) de stad in was al een belevenis. Eerst de bus, dan de metro en vervolgens door die feestelijke stad met al die lichtjes. Dan ook nog die grote zaal met die vele kinderen met al die (groot) ouders.

Het was geen ballet zoals het oorspronkelijke Zwanenmeer, maar meer een toneeluitvoering met personages en beeldanimaties. Het was een succes.
Voor mijzelf natuurlijk de muziek van Tsjajkovski door het Rotterdams Philharmonisch maar ook het meebeleven van de kinderen met Odette, Siegfried en Roodbaard.
De dirigent was Corinna Niemeyer. Zij is sinds 2018 assistent dirigent naast Lahav Shani en wat mij betreft was ook zij een succes.






donderdag 26 december 2019

Waarom laat God ons lijden?


Geschreven door Karl Rahner (1904 – 1984)
Deze RK theoloog uit de orde van de Jezuïeten heeft dit als voordracht gehouden in 1980 en 1982. Daarvan is dit boekje een samenvatting. Hij gaat hier bijvoorbeeld niet in op het verschil van het natuurlijke kwaad of het morele.
Het is een dun boekje maar met één van de grootste vragen die de mens kan bezighouden. Mij tenminste wel. De Theodicee.
Waarom laat God ons lijden?
Het was lang een reden voor mij om geen christen te worden. In het dorp waar ik opgroeide zag en hoorde ik, dat wanneer je christen werd, je ook allerlei beproevingen werden toebedeeld.
Je verloor je man, vrouw of kinderen of je gezondheid. Net als bij Job. Allemaal om je geloof te testen. Nou, daar bedankte ik voor. Ik vond en vind het niet eerlijk wanneer God over de rug van anderen mijn geloof zou willen ‘beproeven’. Gek eigenlijk dat juist zulke dingen dan blijven hangen in een omgeving waar ook veel over God werd gesproken op een positieve manier. Nu denk ik: angst.

Zo heb ik God ooit voorgehouden....ja ja, lekker aanmatigend..... dat wanneer ik toch christen zou worden, ik het niet zou accepteren dat ik geliefden zou moeten missen. Dan zou ik Hem meteen mijn rug toekeren.
Ik moet zeggen dat het; behalve op de ‘natuurlijke’ manier van ouderdom, tot nu toe niet is gebeurd.
Een verklaring heb ik daar niet voor maar ik ben Hem er echt enorm dankbaar voor.
Heb ik mezelf daarmee levenslessen ontzegd? Dat zij dan maar zo.
Bij Maria Rosseels herkende ik de gedachten dat lijden niet per definitie betere gelovigen oplevert. Rahner schrijft daarover in zijn derde argument.

Het vervelende van dit geschrift is dat er eigenlijk ook geen antwoord komt op deze existentiële vraag. Verwachtte ik dat dan? Nee, niet echt.
Ik vermoed dat in dit leven er nooit een afdoend antwoord zal komen maar ik verwachtte wel handvaten. En eigenlijk geeft hij die wel maar niet één die ik wil horen. Misschien moet ik geestelijk verder groeien.

Het prettige is dat ook Rahner geen genoegen neemt met de bekende argumenten.
Hij neemt ze allemaal wel zeer serieus; ze hebben ook wel een bepaalde geldigheid, maar ze voldoen voor hem net zomin als voor mij.
Hij brengt het verschil in ‘toelaten’ en ‘bewerkstelligen’ naar voren. Dat lijkt een heel verschil maar is het in feite niet. Want wat betekenen toelaten of bewerkstelligen wanneer dit van een God wordt gezegd die Zelf oorzaak en grond van de realiteit is?
Mijn idee: Mogelijk vinden wij dat verschil belangrijk in een poging het lijden een beetje te kunnen plaatsen en begrijpen. Alsof toelaten minder erg is dan bewerkstelligen ofzo. Maar toelaten en er niets tegen doen is net zo 'erg' als bewerkstelligen.

Rahner benoemt vier klassieke argumenten maar vooraf zegt hij dat het geen zin heeft om de schuld op andere creaturen te schuiven zoals engelen of demonen. Daar schieten we niets mee op. Dat ben ik geheel met hem eens. In de Evangelische wereld is dat nogal eens het geval. Het kwaad werd/wordt dan vooral buiten zichzelf gezocht en dat is een grote misvatting.
De scheidslijn tussen goed en kwaad loopt dwars door ieder mensenhart. Hier heb ik wat meer gedachten daarover geschreven.

Rahner houdt zich verre van de dialectiek van het dualisme; dat er kwaad moet zijn om het goede te kunnen zien. Dat er donker moet zijn om het licht te kennen.
Ik ben ook bang dat je daarmee in het heidense Zoroastristische moeras verdwijnt ook al is op zo’n manier denken heel aantrekkelijk.
Dan zou er toch niet in de Bijbel staan dat God het kwaad heeft geschapen? Het was niet een kwestie van het Zich terugtrekken om zo ruimte te maken voor het ‘on-licht‘ .
Het kwaad kwam erbij en kreeg een plek. Dan heeft dat ook een bedoeling lijkt mij.

De argumenten die Rahner behandelt:
1. Lijden als natuurlijk bijverschijnsel van de zich ontwikkelende wereld.
Het eten en gegeten worden. De één zijn dood is de ander zijn brood. Logisch gedacht want anders zou de aarde veel te vol worden. Maar dat betekent het bagatelliseren van de wreedheid tussen mensen onderling.
Het verklaart niet de vraag.

2. Lijden vanwege de vrijheid van het creatuur en de daaruit volgende schuld.
Alles is terug te voeren op de keuze voor het kwaad van het schepsel. Oftewel de zondenval.
Maar dat negeert het feit dat de menselijke vrijheid omvat wordt door Gods soevereine beschikking. Zo werd en wordt binnen de Christelijk theologie beleden.
Indirect is Rahner ook geen voorstander van de vrije wil.
‘Maar dit alles verandert niets aan de fundamentele overtuiging van alle Christelijke theologie dat een dergelijke verabsolutering en autonomie van onze vrijheid in tegenspraak is met het christelijke godsbegrip’.
Dan zou het lijden dat voortkomt uit die vrijheid slechts informatie zijn die weer verdwijnt in de Goddelijke wil.
Is de mens verantwoordelijk? Jawel, en hoe dat spoort met de verantwoordelijkheid van God blijft een mysterie. Dus ook dit is geen sluitend antwoord.

3. Lijden als beproeving en vorming.
Dat heb ik ook lang gedacht. En dat wordt ook veel gedacht. Lijden als ‘Soulmaking’.
Ook al zou dat zo zijn….. hoe is het dan te verklaren dat jonge kinderen sterven; dat ouderen gaan dementeren? Dat er zovelen zijn die niet tot morele rijping komen?
En er valt zonder lijden toch ook genoeg te leren?
Ook dit argument is ontoereikend.

4. Lijden met als verwijzing het eeuwige leven waar geen dood of rouw meer zal zijn.
Is lijden dan een noodzakelijk middel tot het eeuwige leven? Biedt dit troost? Hoe zal men vanuit het hiernamaals terugkijken? Ook dit rechtvaardigt het lijden niet.

Dan komt Rahner tot zijn ‘conclusie’: het lijden is onbegrijpelijk en past bij een onbegrijpelijke God. Het is zaak je zelf in onvoorwaardelijke, aanbiddende liefde over te geven aan deze God.
Zo systematisch rationeel als Rahner is in het weerleggen van de argumenten; zo spiritueel is zijn conclusie.

Natuurlijk heeft hij gelijk maar dáárvoor hoefde hij zich deze vraag niet te stellen.