Uit een oud gedichtenbundeltje (rommelmarkt) ‘van passie en paschen’ een gedicht van Jo Kalmijn- Spierenburg.
Ze heeft – natuurlijk /sarcasm– geen wikipagina. Maar ze schreef tussen 1925 en 1963 volgens de dbnl-site.
Ook weer tekenend in dit bundeltje is de hoeveelheid ‘lijdensverzen’
tegenover de ’opstandingsverzen’. Namelijk 2:1.
We houden zo van narigheid. Neemt niet weg dat:
De glans van uwe oogen is gedoofd.
Gij buigt in opperst lijden ’t heilig hoofd.
De armen, die Gij teder had gestrekt,
zijn wreed gespalkt en gruwelijk uitgerekt.
De handen, die Gij zeeg’nend hadt gebeurd,
Zijn fel doorspijkerd en met bloed besmeurd,.
Uw hart, dat schreide om der menschen nood,
is nu verstild, gebroken in de dood.
O Jezus, voor wie boos en schuldig zijn
draag Gij geduldig deze bitt’re pijn.
Gij wilt zelfs wezen tot een toeverlaat,
die U nog hoonen in ’t verwond gelaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten