Tanks dreunen de tuinen in
de huizen schrikken zich dood
zij gaan meteen tot ontbinding over
er is ternauwernood
welke gelegenheid ook
voor eer, zelfs niet de laatste.
Men sterft in een raadsel.
Ben ik puin, ben ik roest,
ben ik tuin geweest,
een huis waarin men leest?
Gij die het paradijs
had ingericht
in het begin
en die de nieuwe Stad
liefhad….
Wij hebben u ondergeploegd
gebonden met rupsbanden
met puin uw ogen geperforeerd
met tankspitsen uw handen.
Sta op, de afgrond scheert
langs de wereld
het vacuĆ¼m fluit dicht.
Uw gezicht is verwoest
en grijs
Alles hangt ademloos af
(de vogeltjes en de bloemen
haar mond -mond, lieve behuwdmond
en het tedere gras van haar huid
de tufsteen van haar ogen)
alles hangt ademloos af
van uw opstanding uit
dit graf
Sta op Heer, dat het licht
van uw ogen, de eerste dag
op het eerste blad van het boek
weer invalt onder de hoek
van ons gezichtsvermogen.
Sla onze oogleden op.
Guillaume van der Graft (1920 – 2010)
uit: Verzamelde gedichten deel 1.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten