Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

zondag 11 augustus 2019

Laat me nooit alleen


Geschreven door Kazuo Ishiguro (1954) in 2005.
Het boek is verfilmd en was genomineerd voor Oscars. Maar die film ken ik niet al had ik lezende weg wel het idee dat ik wel eens een onbegrijpelijk flard op tv heb gezien.
Eerder las ik van hem ‘Vergeten Reus’ en ‘Toen wij wezen waren’.

Het verhaal speelt zich af op het Engelse platteland. Eind twintigste eeuw, omstreeks de tijd dat de Walkmans hun intrede doen in de geschiedenis van de mensheid.
Het eerste deel in een soort Engelse kostschool ‘Hailsham’, het tweede in ‘the Cottages’ en het in het laatste deel is de hoofdrolspeelster Kathy, een verzorgende die kris kras door Engeland rijdt.
Het verhaal wordt verteld door deze Kathy H., al bijna twaalf jaar een verzorgende van ‘donoren’.
Zij was bewoonster van Hailsham en the Cottages en heel langzaam ontrolt het verhaal door middel van kleine flash-backs.

Heel veel van die flash-backs kan ze nu pas goed duiden. De gebeurtenissen die vroeger vreemd waren krijgen nu betekenis.
Wie heeft dat niet? Herinneringen aan voorvallen, gebeurtenissen of dingen die tegen je gezegd zijn, waarbij pas veel later de kwartjes vallen.
Op die manier schrijft Kazuo via Kathy H. zijn verhaal. Fascinerend.
Regelmatig komt het idee naar voren: wát als er anders zou zijn gereageerd of een andere beslissing zou zijn genomen.

Hoofdpersonen zijn Kathy, Ruth en Tommy. Ruth heeft een manipulatief karakter; Tommy is een goedsul met driftbuien en Kathy de waarnemer.
Nu ontkom ik er toch niet aan om het een en ander te verklappen: Hailsham is niet de enige inrichting. Verspreidt over Engeland zijn er meerdere. Het blijkt een rijks-donoren-programma te zijn.
Ze zijn klonen en bedoeld om hun organen wanneer dat nodig blijkt te zijn, te doneren. De hele groep wordt erop voorbereid om verzorgende en later donor te worden of meteen donor, wat je wilt. Dat is hun toekomstvisie. Donor worden is het hoogst haalbare in hun leven. Soms drie of vier keer. Daarna ben je wel zo’n beetje uit gedoneerd en ga je dood.
Prompt kreeg ik associaties met de film ‘The Island’ waar het ook over klonen en ‘donoren’ gaat.
Maar boek en film zijn beide uit 2005 dus van kruisbestuiving is, denk ik, geen sprake. Maar dit leeft kennelijk wel in de menselijke geest.

De Hailshamgroep is een bevoorrechte groep. Alle kinderen wonen in een groot huis in een beschermde omgeving, krijgen goed onderwijs en goed te eten. Het onderwijzend personeel, wat bestaat uit ‘gewone’ mensen, is lief voor hen al zijn ze af en toe streng.
Ik merkte nauwelijks dat er iets vreemds aan de hand was. Datgene wat ik hierboven al heb verklapt wist ik niet toen ik aan het boek begon.
Het zijn ook gewone kinderen met hun liefjes en leedjes. Zeer op elkaar aangewezen, dat wel. Er komen geen (groot) ouders of familieleden in beeld. Op een bepaalde leeftijd wordt seks belangrijk. Daar wordt ook niet moeilijk over gedaan want ze kunnen zich toch niet voortplanten. En hen wordt geleerd dat er ‘buiten’ toch anders tegenaan wordt gekeken.
Voor de kinderen is creatief zijn erg belangrijk, daar wordt ook zeer nadrukkelijk op gewezen.
Want, zo las ik aan het einde van het boek: ‘De kunst legt de ziel van de kunstenaar bloot.’
En het personeel van Hailsham heeft zo haar eigen missie: aantonen dat ook klonen een ziel hebben. Dat leerlingen, die in een ontwikkelde omgeving waren grootgebracht zich ook konden ontwikkelen tot gevoelige en intelligente wezens. Net als gewone mensen.
Daarom werden hun kunstwerken regelmatig opgehaald door ‘Madame’. Het kon dienen als ‘bewijsmateriaal’.

Maar het rijksprogramma werd afgeblazen vanwege James Mordingdale, een geleerde die teveel op zijn ego-toer ging. Hij wilde wezens klonen met superieure intelligentie en fysieke eigenschappen.
Waar ken ik dat toch van uit de wereldgeschiedenis? Zo komt Hitler op kousenvoeten via de achterdeur weer binnen.
Het werkte beangstigend.
Madame verwoordt het zo: ‘ik zag snel een nieuwe wereld ontstaan. Wetenschappelijker, efficiënt, jawel. Meer remedies tegen oude ziektes. Heel mooi allemaal. Maar ook een kille, wrede wereld.’

Dat is wel iets om over na te denken.
Hoever gaan we in de medische wereld. Het klinkt altijd heel mooi wanneer er gezegd wordt dat bepaalde ziektes tot het verleden zullen gaan behoren. Maar wat is het prijskaartje in ethische zin?
Het is een boek met toekomstvragen. Maar de toekomst is er eerder dan je denkt.

De oorspronkelijke titel: ‘Never let me go’ verwijst naar een liedje van Judy Bridgewater. Het speelt een rol in het verhaal en is te vinden op YouTube.


vrijdag 9 augustus 2019

Minister Bruins Bakt ze Bruin


Let op iedereen met een rijbewijs....
De minister gaat na de zomer een wet indienen waarin geregeld wordt dat als je je rijbewijs VOOR 2012 hebt behaald, je niet meer op turbo-rotondes, snelwegen en in de grote steden mag rijden met de auto, tenzij je een( verkorte) rijopleiding met examen of een rijtest doet bij het CBR.
Het maakt niet uit of je heel veel rijervaring hebt, slipcursussen, motorrijbewijs of andere aanvullende rijbewijzen hebt behaald. Het rijbewijs van voor 2012 is verouderd en niet meer geldig. Het verkeer is namelijk veel complexer geworden en ook de toename van moderne snufjes zoals cruise controle en navigatie zijn zo moeilijk dat je moet bewijzen dat je daar wel mee om kunt gaan.
Nu zul je denken.. Belachelijk!!! Zo ontwricht de hele maatschappij!!

Nou dat is precies wat er met de gezondheidszorg gaat gebeuren als de minister na de zomer wet BIG2 gaat indienen bij de kamer.
Verpleegkundigen met een opleiding MBO en HBO van VOOR 2012 moeten ondanks dat ze jaren lang allerlei cursussen en opleidingen hebben gevolgd bewijzen dat ze het werk wat ze vaak al jaren doen wel aankunnen. Of ze wel op het goede niveau kunnen presteren en anders moeten ze een opleiding (tot soms wel 3 jaar) volgen om uiteindelijk hetzelfde werk te mogen doen wat ze nu al doen. En dat is nog maar een deel van alle problemen waar de verpleegkundigen en de gezondheidszorg tegenaan gaat lopen. Wie gaat dat allemaal betalen en hoeveel verpleegkundigen ga je verliezen met deze onzin... Ik denk persoonlijk ontzettend veel en dat in een tijd dat er al zoveel tekorten zijn..
Dit gaat heel de gezondheidszorg kapot maken!!
Op dit moment zijn de verpleegkundigen uit alle sectoren zich aan het verenigen want dit gaan we niet zomaar pikken.. De Witte woede komt eraan!!!
Ook niet verpleegkundigen verdiep je in de materie van Wet Big 2 en steun ons!! Uiteindelijk gaat het om de zorg die wij verpleegkundigen aan je geven als die nodig is. Je wilt toch niet door onervaren ambulance verpleegkundige in een acute situatie geholpen worden??

Deze tekst komt van Facebook. Van wie het precies afkomstig is heb ik niet kunnen achterhalen.
Ik vond het wel een mooie vergelijking. Zelf heb ik me laten uitschrijven uit het Bigregister maar het raakt me toch.
Het kwam bij Jinek afgelopen woensdag ook aan de orde. Inservice- opgeleide verpleegkundigen, waartoe ik behoorde, worden bestempeld tot MBO-ers. Zelfs na allerlei bijscholingen en jarenlange ervaring en ondanks de in 2017 gestarte petitie.

Citaat van diezelfde minister:

“Zorg gaat in de eerste plaats over mensen. De zorg raakt iedereen, en vaak op de meest kwetsbare momenten in het leven. Dan is het belangrijk dat de zorg persoonlijk is en zo dichtbij huis als mogelijk. Voor de meer dan een miljoen mensen die met hart en ziel werken in de zorg, wil ik dat zij hun werk met plezier kunnen doen en zich gewaardeerd weten.”


Kan deze minister alstublieft bijgeschoold worden? En zo niet, per direct opstappen?




Madame Bovary



Geschreven door Gustave Flaubert in 1856. Het was zijn debuut.
Ik las een Amstelpaperback uitgave (1983) uit de kringloopwinkel.
Het is voorstelbaar dat het in die tijd nogal wat losmaakte. Ooit las ik ‘m al eens maar dat is zo lang geleden en wanneer je ouder wordt lees je toch weer anders en ben je het grootste deel vergeten.
Ik herinnerde me haar als een zielige, overgevoelige jongedame. Nu dacht ik tijdens het lezen: ‘Mens, doe normaal. Herpak jezelf en ga zielige mensen helpen.’ Egoïste.
Maar ook de schrijfstijl is prettig verhalend. Heel precies en filmisch.
(Er zijn ook verschillende films gemaakt)

De hoofdpersoon is Emma Rouault, geboren als boerendochter ergens in de buurt van Rouen op het Franse platteland.


Ze brengt een tijdje door in een klooster, maar trouwt met Charles Bovary, een huisarts zonder ambitie. Emma is nogal licht ontvlambaar wat de liefde betreft en het leven als vrouw van een huisarts in Yonville is ontzettend saai. Wat er te lezen valt voor een vrouw als zij, zijn alleen liefdesromannetjes waardoor ze een zeer vertekend beeld krijgt van de Liefde met hoofdletter.
Wat doe je wanneer je een gebrek aan aandacht hebt, een gebrek aan erkenning en bevestiging en geen zinvolle bezigheden omhanden?
Dan ga je leuke dingen en spanning zoeken. Ze deed me denken aan vrouwtje Piggelmee uit ‘het Tovervisje’ van de gebr. Grimm; altijd maar méér willen. Wanneer dat in de verschillende, overspelige liefdes niet echt wil vlotten dan ook maar in het materiële.
Het feestje van de Markies in het kasteel triggert haar in die ambities.
‘Ze had graag in hun levens willen binnendringen, meer van hen willen weten, één met hen worden.’
Ze wordt heel slim in het bedriegen van haar man. Wat de liefde betreft maar ook financieel.
Het wordt haar fataal.
En dan die apotheker, mijnheer Homais. Een prachtig type. Hij hoort natuurlijk tot de intelligentsia van het dorp en meet zich graag met dokter Bovary. Humor, zoals Flaubert dat beschrijft.

En dan nu 'de toepassing': Wat bepaalt of een boek tot de wereldliteratuur gaat behoren? Ik denk dat het bij iedereen, waar ook ter wereld, een diepe, menselijk snaar moet raken. En dat doet dit boek.
Iedereen kan zich herkennen in Madame Bovary. Zelfs de schrijver doet dat.
De sleur van het alledaagse, de hang naar iets groters, mooiers, intensers. De hang naar het paradijs, het volmaakte.
Dat heeft toch iedereen? Hoe suf en saai dat misschien ook zal blijken te zijn.
(zegt een aards mens, die er geen weet van heeft hoe dat zal voelen in een paradijs)

Een paar ‘tussendoor’ filosofische opmerkingen:
‘Het zelfvertrouwen is afhankelijk van de gezelschappen waarin men zich bevindt.’
En
‘Het besmeuren van datgene waarvan wij houden verwijdert ons er altijd enigszins van. Men moet afgodsbeelden niet aanraken; het verguldsel blijft aan de handen kleven.’

donderdag 1 augustus 2019

Geen God (?)


Een gedicht van de Duitser Heinz Kahlau (1931 - 2012)
Alleen...... ik geloof wel in God. Daarom hier alleen de strofen die mij, als wereldburger, aanspreken.

Geen God

I
Ik leef vandaag. Mijn dood valt te verwachten.
Daarna zal ik zo snel als gras vergaan.
Van mij blijft slechts wat anderen gebruiken
tot nut en tot vermaak voor hun bestaan.

Gedachten, verzen, een paar kleine spullen
die ik gemaakt heb, blijven overeind.
Een tijdlang zullen ze nog iemand dienen
tot dat, wat niemand nodig heeft, verdwijnt.


III
Ik ben gebonden aan de aard van mensen,
aan alle krachten voor en tegen mij.
Mijn wereld kent het goede en het kwade,
om ons verandert alles, weten wij.

Niets blijft gelijk. Wie zich durft vast te zetten,
die zet zich vast op vluchtige termijn.
In deze wereld, altijd in beweging,
kan ik niet anders dan beweging zijn.


VII
Zolang ik leef, kan werken en beminnen,
zolang mijn geest, mijn bloed zich nog beweegt,
zal ik het wezen van mijn tijd behelzen,
want mij beweegt wat ook mijn tijd beweegt.

Ik denk nog na en ben nog onderwijsbaar.
Ik zoek vol twijfel voort tot ik de reden ken
die ons tot mens maakt, wie zou mij beletten
de wereld lief te hebben tot ik niet meer ben.




02-08-19

Tijdens de rouwdienst van mijn laatste oom - nu zijn er nog zes tantes van mijn voorgeslacht - realiseerde ik me dat ik mijzelf moest corrigeren.
De regels: 'Wie zich durft vast te zetten, die zet zich vast op vluchtige termijn' geldt voor een gelovige niet.
Wanneer iemand zich vastzet op het fundament, de rots Christus, dan is dat niet 'vluchtig' maar heeft juist vastheid.
Niet alleen in deze wereld maar ook voor de eeuwigheid.



vrijdag 26 juli 2019

Camille Claudel


‘Een vrouw. Roman over een stormachtig leven.’
Geschreven door Anne Delbée (1946) in 1982.
Deze keer las ik een colibri uitgave dat is wat gemakkelijker op het strand met deze temperaturen.
Al eerder las ik dit boek en de naam Camille Claudel (1864 - 1943) met haar tragische geschiedenis is altijd blijven hangen in mijn hoofd.
Oudere zus van de veel beroemdere Paul Claudel, leerlinge, muze en minnares van Auguste Rodin, maar vooral beeldhouwer. Statuaire.
Wel grappig trouwens; het idee om iemands muze te zijn. Dan dien je nog een verheven doel.

Misschien raakte dit boek mij omdat ik denk dat de schrijfwijze net zo rommelig en chaotisch is als Camille waarschijnlijk was.
Tussen het heen en weer springen van scenes moet je zelf het chronologische verhaal weven.


Delbée kwam met haar in aanraking door de toneelstukken van Paul en het gegeven dat Camille dertig jaar in een inrichting heeft gezeten; daar ook is gestorven zonder nog maar iets te fabriceren. Het greep ook háár aan.
In het boek staan verspreid gedichten en zinnen van Paul, waar Delbée goed in thuis is en stukken uit de brieven van Camille, noodkreten uit het gesticht.
Camille beeldhouwde met klei, marmer en jade; Paul met woorden.
Beiden zeer begaafd.
Philippe Claudel (1962) moet, gezien zijn begaafdheid en zijn uiterlijk, familie zijn van Paul. Wellicht een kleinzoon?
Van hem las ik van alles.

Camille, tweede kind van Louis P. Claudel en Louise A. Cerceaux. Vóór haar een broertje dat jong stierf; na haar een zusje, Louise en daarna een broertje: Paul.
Ze had een slechte relatie met haar moeder en haar zusje. Met haar vader en Paul ging het beter. Ze was niet zo’n meisjesvrouw.
Maar wat ik er zo van begrijp was ze een wispelturig meisje. Beetje onberekenbaar en dat kan bedreigend zijn.
Een week na haar vaders dood, in maart 1913 werd Camille, toen 49 jaar uit haar huis in Parijs opgehaald en in een tehuis gestopt in Ville-Evrard. Ze wist niet eens dat haar vader, waar ze een goede band mee had en die haar heel goed begreep, overleden was. Later is ze overgeplaatst naar een gesticht in Montdevergue, vlakbij Avignon. Kwam dat uit de lucht vallen? Nee, ze was vereenzaamd, vervuild en berooid en leed aan achtervolgingswaanzin.
Ze is niet meer uit het gesticht gekomen.
Paul heeft haar nog een enkele keer bezocht. Moeder en zus nooit.
Ondanks de smeekbeden van Camille en ook de verzekering van de artsen dat ze het leven weer aankon, wilden haar moeder en Paul dat niet en is zij daar overleden in 1943 toen ze 79 jaar was.
‘Perseus,
hij die doodt zonder te kijken, hij die doodt zonder…..’.
(regels van Paul)
Hij heeft zich schuldig gevoeld, maar niet genoeg om daadkrachtig te handelen.

Ze is er overleden en begraven, zonder dat haar familie daarbij was en toen later de familie van Paul haar alsnog een nette begrafenis wilde geven was haar graf al geruimd.
Wanneer je daar allemaal goed over nadenkt krijg je pijn in je hart.
En ik heb echt geprobeerd om het ook van een andere kant te bekijken. Camille was onberekenbaar, raakte gedesoriënteerd, had misschien wel een bipolaire stoornis. En de tijden waren heel anders.
Ook mijn ‘schoon-oma’ is na haar vierde kind opgenomen in een inrichting met mogelijk een kraambedpsychose en is er nooit meer uit gekomen. Nu vinden we dat onmenselijk. Toen was dat kennelijk heel gewoon. Of je nu begaafd bent of niet.
Maar tragisch blijft het.

Haar leven in vogelvlucht: altijd heel aards, wil al jong beeldhouwer worden. ‘Het eerste waar God aan dacht toen Hij de wereld schiep was vormgeving!’
Vader werkt mee en ze komt terecht in Parijs. Maar vrouwen werden niet toegelaten tot de École des Beaux-Arts en zij belandde in een privékunstacademie, Académie Colarossi, onder leiding van Alfred Boucher (1850-1934). Wanneer Boucher naar Italië vertrekt laat hij de leiding over aan Auguste Rodin.
Rodin onderkent haar talent en zij mag bij hem komen werken. Ze wordt zijn muze en minnares maar op een gegeven moment vindt Camille dat zij meer tijd en ruimte nodig heeft voor haar eigen ideeën en begint als zzp-er. Maar als vrouw in die tijd kost dat dubbele energie. Het gaat dan ook met hoogte en dieptepunten en eindigt in een dieptepunt.

‘Mais le temps remettra tout en place’
Want nu heb ik een (replica) sculpture van haar in huis. Van ‘La Valse’.
En ik blijf ernaar kijken. Dat was de aanleiding om dit boek weer eens te lezen. Ik ga ook eens op zoek naar de werken van Paul Claudel. Ook al minacht ik hem voor wat hij heeft gedaan en vooral heeft nagelaten.

Er zijn verschillende films gemaakt over Camille en er komt weer een boek over haar uit van Karin Haanappel. Dat volg ik via Facebook.

Maar wat maakt nu dat de werken van Camille mij zo aanspreken? Daar moest ik ook over nadenken maar het is de ‘beweging’ en de emotie in haar werken.
Net als bij Bernini, wiens werken ze ongetwijfeld gekend heeft.
Bij Kees Verkade (1941) vind je dat ook vaak. Die werken spreken me ook aan, maar roepen bij mij minder emotie op.



vrijdag 19 juli 2019

De acht bergen



Geschreven door Paolo Cognetti (1978) in 2016. Ik las een digitale editie naar de eerste druk.
De hoofdpersoon Pietro is een jongen uit Milaan. Enig kind van twee zeer verschillende mensen met een gezamenlijke hobby: bergen beklimmen.
Pietro is echt een mix van die twee.
Op een dag ontdekken ze een huisje in het dorp Grana waar ze zich willen settelen, althans in de zomermaanden. Vooral moeder, de horizontale, wil dat graag; de zwijgzame vader, de verticale, is meer geïnteresseerd in het afvinken van ‘toppen’ die hij heeft gehaald. Waarbij elke berg een gevecht is met zichzelf.
De dan 11-jarige Pietro ontmoet daar de even oude Bruno, een bergkind die er alle geheimen kent en het wordt een vriendschap voor het leven.
Een ingewikkelde vader- zoon relatie wordt beschreven.


Pietro leert veel van zijn vader Giovanni maar kiest toch zijn eigen weg terwijl Bruno, zijn vriend, meer beantwoord aan het beeld dat de vader van een zoon heeft.
Dat ontdekt Pietro wanneer hij na de plotselinge dood van zijn vader letterlijk naar zijn voetsporen zoekt.
Bij de erfenis zit een stuk grond, hoog in de bergen, waar zijn vader ooit hoopte te gaan wonen. Pietro en Bruno bouwen samen daar alsnog een huis/hut. Het is de gelukkigste tijd van hun leven.

Het zijn alle drie einzelgängers. Ieder op zijn eigen wijze.
Vader en Bruno zijn het liefst alleen in de bergen; Pietro is ook graag alleen maar is rustelozer en trekt de wereld in als documentairemaker. Hij beland op de Annapurna in Nepal en ontdekt dan bij zichzelf toch ook de bergbewoner die hij in zijn hart is.
Leuk, op de Annapurna hebben wij ook gewandeld toen we in Nepal waren.
Daar leert hij de levensles over de acht bergen met de vraag: ‘Wie zal meer hebben geleerd, (dus niet bereikt!) hij die de tocht langs de acht bergen heeft gemaakt of hij die de top van de berg Sumeru heeft bereikt?’
Mij lijkt het antwoord duidelijk maar dat geldt vast niet voor iedereen. Ach, we hebben elkaar allemaal nodig, ter aanvulling.

Het boek is gedeeltelijk autobiografisch. Cognetti heeft vele zomers doorgebracht in de bergen ten noordwesten van Milaan. Dat merk je. Hij schrijft er zo mooi over dat je ook gaat verlangen naar een leven dat zo oer-achtig is; zo authentiek in combinatie met de natuur. Los van al dat gejaagde. Dat ‘moeten’. Maar ook eenzaam wat naar mijn idee niet negatief hoeft te zijn.
Ik verbeeld me dat ik er ook zou kunnen wonen mits mijn boeken, muziek en een wifiverbinding meekunnen. *grinnik*
Is niet iedereen in de kern alleen en is het gevoel van eenzaamheid niet bij iedereen verschillend en is dat dan altijd negatief?
Op het wereldwijdeweb wordt eenzaamheid gezien als iets waar nodig iets aan gedaan moet worden. Het wordt ingedeeld in emotionele eenzaamheid, sociale eenzaamheid en existentiële eenzaamheid
In de meeste gevallen zal er wel iets aan gedaan moeten worden maar, mijzelf kennende, niet per definitie.
De terechte vraag van Giovanni aan de moeder, wanneer zij Bruno meent te moeten redden van het leven op de berg is dan ook of Bruno wel gered wil worden.
Ik moet denken aan de titel van het boek wat koningin Wilhelmina schreef: ‘Eenzaam maar niet alleen’. Zij had ook wel door dat het twee verschillende zaken zijn.
En ik denk ook aan een vriendin die altijd maar klaagt dat er zo weinig mensen naar haar omkijken; ze krijgt meer bezoek dan ik.

‘Als het punt waarin je je in een rivier onderdompelt het heden is, dacht ik, dan is het verleden het water dat langs je heen is gespoeld, dat verder stroomafwaarts gaat, waar er niets meer voor je is, terwijl de toekomst het water is dat van boven komt en dat gevaren en verrassingen met zich mee brengt. Het verleden is dalwaarts, de toekomst bergopwaarts.’

Maar op de top aangekomen, waar rivieren ontstaan als smalle watergeultjes, kun je alleen nog maar naar beneden kijken.

donderdag 18 juli 2019

De vrije wil bestaat (niet)



Wat is de techniek toch schitterend. Lees ik op een Italiaanse camping mijn mail en zie de aanbieding van filosofie.nl van een Filosofie magazine ‘special’ over de vrije wil. Dat is toch wel interessant…
Via mijn slimme phone betalen en bij thuiskomst ligt ie op me te wachten.

Verschillende hotemetototen doen hun zegje en als conclusie kom ik weer tot de ontdekking dat er vóór en tegenstanders zijn van de vrije wil en dat ik de argumenten van de tegenstanders overtuigender vind.
In het hele magazine ben ik de naam van Schopenhauer niet tegengekomen. Wel zijn gedachtengoed wat mij zo aansprak.




Daniel Dennett bijvoorbeeld: ‘Ik ben het met Lamme en Swaab eens dat een vrije wil die losstaat van de keten van oorzaken niet bestaat’.
Maar om pragmatische redenen moeten mensen er toch maar in blijven geloven. Omdat wanneer het geloof in de vrije wil afneemt, mensen eerder geneigd zijn om ‘vals te spelen’ en het verzwakt hun vermogen om het lot over hun leven in eigen handen te nemen.
Moraalfilosoof Jan Verplaetse vindt dat weer flauw. Je kunt niet geloven in iets dat er aantoonbaar niet is. Hij pleit voor de afschaffing van de schuld.
Hij is meer van het laten zien wat de consequenties zijn van bepaald gedrag en het zoeken naar maatregelen. Het is geen straf meer wat volgt op schuld maar we nemen maatregelen om te voorkomen dat het nog een keer gebeurt.
Ik vraag me af of dit geen verzachtend woordspelletje is en ook of ons strafrecht al niet die kant op gaat.
Wat ik bij hem ook uit het gedachtengoed van Schopenhauer herkende: ‘Als de vrije wil zou bestaan, zou er ergens iets moeten zijn dat niet aan die touwtjes vasthaakt. Maar daar is geen enkele aanwijzing voor.’
Met ‘touwtjes’ bedoelt hij iemands genen, opvoeding, neurale processen en omgevingsinvloeden.
En nog iets wat me wel aansprak: ‘Mensen wijsmaken dat ze zelf de kracht tot veranderen bezitten, als ze maar hard genoeg willen is misplaatst voluntarisme, even ergerlijk als mensen die alle schuld en verantwoordelijkheid op anderen afschuiven.’
Het lijkt wel Christelijk gedachtengoed. *grinnik*
Ik weet helemaal niets over Verplaetse maar het is wel geinig wanneer men los van religieus gedachtengoed tot dezelfde conclusies komt. Je had je een hoop tijd kunnen besparen, denk ik dan.

Volgens Sam Harris : 'Wanneer we niet geloven in een vrije wil vermindert dat onze wreedheid en voelen we meer mededogen.'
Hij noemt vijf voorbeelden van gebeurtenissen waarbij een vrouw wordt doodgeschoten.
1. Door een 4- jarige die speelt met het pistool van zijn vader.
2. Door een 12- jarige die slachtoffer is van lichamelijke en emotionele mishandeling.
3. Door een 25- jarige die als kind ook werd mishandeld en nu zijn vriendin doodt als zij hem in de steek laat voor een ander; een ‘crime passionel’
4. Door een 25- jarige met prima opvoeding die een, voor hem onbekende vrouw doodschiet omdat hij dat leuk vindt.
5. Door een 25- jarige met prima opvoeding die een, voor hem onbekende vrouw doodschiet om dat hij dat leuk vindt maar een hersentumor heeft in zijn mediale prefrontale cortex.

In al deze gevallen oordelen we anders. We oordelen het hardst wanneer iemand de bewuste intentie heeft om een ander pijn te doen. Maar kan iemand er wat aan doen dat hij met een psychopathische inslag geboren wordt?
Een reclasseringsvriend zei het eens zo: het verschil tussen een crimineel en mijzelf is flinterdun. En hij kneep zijn duim en wijsvinger tegen elkaar. Hij begreep.
We hebben vaak zo’n drang tot vergelding dat we onderliggende oorzaken van het menselijk gedrag wensen te negeren. Maar Harris geeft ook toe dat vergelding een moeilijke, diep ingewortelde psychologische behoefte is.
‘Het lijkt in elk geval duidelijk dat een verlangen naar vergelding, voortkomend uit het idee dat ieder individu een vrije doener is die zelfstandig denkt en handelt, gebaseerd is op een cognitieve en emotionele illusie – en een morele illusie in stand houdt.’

Verder in het magazine nog een interview met vrije wil aanhanger Marc Slors, waarvan ik het boek ‘dat had je gedacht’ in mijn boekenkast heb staan. Gezien de streepjes ben ik er ook in begonnen maar ze houden al snel op, dus heb ik het niet uitgelezen. Wel heb ik nog nagekeken of Schopenhauer in zijn ‘noten’ voorkomt voor één of andere boeiende weerlegging. Helaas.
Er staan nog meer leuke essays en interviews in over creatief zijn, over het onbewuste, over het al dan niet bestaan van de ziel, over mannen en vrouwenbreinen en veel tips voor boeken over deze materie.