Geschreven door Gustave Flaubert in 1856. Het was zijn debuut.
Ik las een Amstelpaperback uitgave (1983) uit de kringloopwinkel.
Het is voorstelbaar dat het in die tijd nogal wat losmaakte. Ooit las ik ‘m al eens maar dat is zo lang geleden en wanneer je ouder wordt lees je toch weer anders en ben je het grootste deel vergeten.
Ik herinnerde me haar als een zielige, overgevoelige jongedame. Nu dacht ik tijdens het lezen: ‘Mens, doe normaal. Herpak jezelf en ga zielige mensen helpen.’ Egoïste.
Maar ook de schrijfstijl is prettig verhalend. Heel precies en filmisch.
(Er zijn ook verschillende films gemaakt)
De hoofdpersoon is Emma Rouault, geboren als boerendochter ergens in de buurt van Rouen op het Franse platteland.
Ze brengt een tijdje door in een klooster, maar trouwt met Charles Bovary, een huisarts zonder ambitie. Emma is nogal licht ontvlambaar wat de liefde betreft en het leven als vrouw van een huisarts in Yonville is ontzettend saai. Wat er te lezen valt voor een vrouw als zij, zijn alleen liefdesromannetjes waardoor ze een zeer vertekend beeld krijgt van de Liefde met hoofdletter.
Wat doe je wanneer je een gebrek aan aandacht hebt, een gebrek aan erkenning en bevestiging en geen zinvolle bezigheden omhanden?
Dan ga je leuke dingen en spanning zoeken. Ze deed me denken aan vrouwtje Piggelmee uit ‘het Tovervisje’ van de gebr. Grimm; altijd maar méér willen. Wanneer dat in de verschillende, overspelige liefdes niet echt wil vlotten dan ook maar in het materiële.
Het feestje van de Markies in het kasteel triggert haar in die ambities.
‘Ze had graag in hun levens willen binnendringen, meer van hen willen weten, één met hen worden.’
Ze wordt heel slim in het bedriegen van haar man. Wat de liefde betreft maar ook financieel.
Het wordt haar fataal.
En dan die apotheker, mijnheer Homais. Een prachtig type. Hij hoort natuurlijk tot de intelligentsia van het dorp en meet zich graag met dokter Bovary. Humor, zoals Flaubert dat beschrijft.
En dan nu 'de toepassing': Wat bepaalt of een boek tot de wereldliteratuur gaat behoren? Ik denk dat het bij iedereen, waar ook ter wereld, een diepe, menselijk snaar moet raken. En dat doet dit boek.
Iedereen kan zich herkennen in Madame Bovary. Zelfs de schrijver doet dat.
De sleur van het alledaagse, de hang naar iets groters, mooiers, intensers. De hang naar het paradijs, het volmaakte.
Dat heeft toch iedereen? Hoe suf en saai dat misschien ook zal blijken te zijn.
(zegt een aards mens, die er geen weet van heeft hoe dat zal voelen in een paradijs)
Een paar ‘tussendoor’ filosofische opmerkingen:
‘Het zelfvertrouwen is afhankelijk van de gezelschappen waarin men zich bevindt.’
En
‘Het besmeuren van datgene waarvan wij houden verwijdert ons er altijd enigszins van. Men moet afgodsbeelden niet aanraken; het verguldsel blijft aan de handen kleven.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten