Ik heb meteen maar het boek ‘bekentenissen van een jonge romanschrijver’ van Umberto Eco achter ‘de Begraafplaats’ aan gelezen.
Een uitleg en handreikingen hoe je het aanpakt om een boek te schrijven. Tenminste, zoals hij dat doet. En dat doet hij nauwgezet.
Hij heeft bewezen een bestseller auteur te zijn dus het lijken mij waardevolle opmerkingen voor elke beginnende schrijver. Hij neemt de tijd voor een boek, gaat ter plaatse kijken waar hij besloten heeft het verhaal te situeren en maakt dan lijstjes van bijvoorbeeld plaats- en straatnamen, namen van cafés e.d. Hij is zelfs in de stille Zuidzee wezen kijken hoe de zon ondergaat op een bepaald tijdstip zodat hij dat natuurgetrouw kon weergeven. (In ‘het eiland van de vorige dag’) en geeft uitleg over enkele dubbele bodems die hij in zijn boeken heeft verwerkt. (en die ik natuurlijk weer niet had opgemerkt.)
Dan neem je je werk toch best wel serieus al vraag ik me stiekem wel af hoe groot je ego moet zijn om dit boek te schrijven.
Hij beschrijft ook het fenomeen (wat bijvoorbeeld schilders ook hebben) dat de lezers (en kijkers) er andere dingen in lezen (en zien) dan dat hij als schrijver er in heeft gelegd. Dat betekent loslaten, dat is de autonomie van de consument.
Wat ik ook belangrijk vind: hij kent zijn klassieken. Naar mijn mening een basiseis voor het schrijven van een (literair)boek.
nog weer nadenkend: waarom is het zo leuk dubbele bodems en stille verwijzingen te herkennen? Harry Mulish kon dat ook zo goed.
Ik denk omdat je dan een soort van stille verbondenheid voelt met de schrijver. Dat maakt het lezen extra leuk.
Een brede algemene kennis verhoogt het lezensplezier
Geen opmerkingen:
Een reactie posten