Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

donderdag 17 september 2020

Kloosterleven

De zon scheen schuin door de hoge kerkramen en botsten tegen de non met de zwaaiende wierookbrander. De rook daaruit kringelde als symbool van onze gedachten en gebeden naar boven en doorkruisten de goudgele septemberzonnestralen, verder richting de gans Andere.
De geur van de wierook vulde mijn neus. Lekker.


Een paar dagen meedoen aan het leven in een klooster van Benedictijnessen. Het was een hele ervaring. Losgemaakt van en uitgetild worden boven het ‘gewone’ aardse leven. Meedoen in een strak dagritme. Tussendoor seminars over het boek van de Grieks orthodoxe theoloog Ioannis Zizioulas (1931): ‘Gemeenschap en andersheid’.
Maar daarover komt een ander blogje wanneer ik door het hele boek ben gespit en dat kan nog wel even duren want hij schrijft heel ‘ingedikt’ en vaak moet je zinnen een paar keer lezen.




Een heel bijzondere wereld, dat kloosterleven. Het dagritme wordt bepaald door o.a. de Metten, Lauden, Vespers en Completen. Namen die mij herinnerden aan het boek (en film) van Umberto Eco: ‘De naam van de roos’. (Gelukkig ontbraken de lijken.)
De zusters zingen a-capella.  Hoge stemmen die de ruimte vullen en op maat begeleidt door de gracieuze bewegingen van de rechterhand van zuster Hildegard. Ja, zij is vernoemd naar Hildegard von Bingen (1098 - 1179) ook een Benedictijnse. 
Het zingen neigt naar het Gregoriaans maar dat is wel logisch binnen die hoge muren in die galmende leegte. Rachmaninov in die akoestiek loslaten zou niet werken.
Bijzonder vond ik de eerbied voor de Bijbel als het Woord van God, de buigingen en het zitten en weer opstaan waarin ik geen logica kon ontdekken. Alles even rustig en beheerst.

En dit gebeurt al eeuwenlang in alle kloosters over de hele wereld. De lofprijzing, de vierentwintig uren per dag rond en de gebeden voor alle mensen op deze aardkloot en speciaal voor de mensen die het moeilijk hebben uit de actualiteit. 
Misschien leven wij nog wel, en is deze wereld geen hel dankzij hun inspanningen en opofferingen.




  

maandag 7 september 2020

Over levenskunst

Een verplicht nummer in mijn vorderende cursus filosofie. Ik kreeg een goed cijfer voor mijn verslag over de ‘vrije wil?’ Dit is een boek over levenskunst; wat is een goede manier van leven. Dat is al een oude vraag; hij wordt gesteld sinds mensenheugenis.

Joep Dohmen heeft inspirerende teksten bijeengebracht in deze uitgave. (2018) Teksten die op deze vraag vanuit alle tijden door verschillende filosofen een antwoord is geformuleerd.
Net als het boek van H. J. Storig was ook dit weer een heel plezierig boek om te lezen.

Wat is levenskunst? Het leven overkomt je. Ben je zelf verantwoordelijk voor de vorm waarin jouw leven zich bevindt? Of is mensen wijsmaken dat ze zelf de kracht tot veranderen bezitten, als ze maar hard genoeg willen, misplaatst voluntarisme? Zoals Jan Verplaetse ergens schreef? 


Is vrije zelfbeschikking nog steeds het grote ideaal of zien we dat het toch ook niet lekker werkt. Kunnen we die vrijheid wel aan? Of bewijzen de vluchten in thrillers, Netflix en de spirituele zoektochten naar zingeving dat we daar toch met z’n allen moeite mee hebben?
‘De tijd verdrijven in plaats van aandachtig leven’ volgens Montaigne.
Ik moet zeggen dat ik me daar schuldig aan maak. Deze wereld is niet echt meer een plaats waar ik wil zijn. Achteraf vraag ik mij af of ik dat al niet van kinds af aan heb gehad en daarom vluchtte in boeken. Die werelden waren steeds wisselend, leuker en spannender.

Hoe zit het met die ziekelijke schreeuw om aandacht? Heeft moraal daar iets mee te maken? Volgens Plato wel: levenskunst is zorg voor zichzelf en daarmee fundamenteel moreel van aard. Of van karkatervorming zoals Aristoteles betoogt. Of heeft levenskunst misschien toch meer met liefde te maken? Daar breken  Erich Fromm (1900 - 1980) en Luc Ferry (1951) een lans voor. Ferry zelfs voor het christendom ook al gelooft hij zelf niet.

Het boek begint bij Plato en eindigt met Ruut Veenhoven. En zo hebben ze allemaal hun ideeën. Een reis door de levenskunstideeën.
Soms moet je het leven gewoon laten gebeuren: Paul van Tongeren
Ondanks dat er ook een paar vrouwen naar voren komen: Simone de Beauvoir en Martha Nussbaum sprak Erich Fromm mij het meeste aan. Hij is heel concreet.
De beoefening van een kunst – dus ook levenskunst – vergt discipline, concentratie, geduld en toewijding.
En dat volhouden.
‘Als we de verschillende kunsten met elkaar vergelijken, wordt het wel duidelijk dat in de kunst der liefde het dilettantisme hoogtij viert.’
Jammer dat hij het in dit boek niet verder uitwerkt.

Niet teveel toegeven aan spannende romans of films. Ai……lastig voor mij al laat ik boeken thrillers links liggen. Maar zo’n heerlijke spionagefilm waarbij de adrenaline door je lijf giert vind ik wel errug leuk, zo nu en dan.
De belangrijkste stap naar concentratie is: leren alleen met jezelf te zijn. Dat vind ik  dan weer minder moeilijk. Volgens Fromm is dit een eerste voorwaarde voor het vermogen tot liefhebben. Die kan ik afvinken.   /sarcasm

Hij noemt ook nog dat, om zich te leren concentreren, het noodzakelijk is om onbeduidende conversatie te mijden. Dan heb ik wel binnenpret.

Hij benoemt het feit van de belangrijkheid van rolmodellen in je leven. Dat kan dan belangrijk zijn maar wat doe je wanneer die er niet zijn? Ik kan me er niet één herinneren. Ik had meer rolmodellen in negatieve zin. Van: zo wil ik het absoluut niet.
Misschien is dat ook mijn aard. Liever zelf nadenken en het allemaal zelf uitzoeken.
Fromm eindigt met een zin om over na te denken: ‘Onze traditie is niet in de eerste plaats gebouwd op kennis en vaardigheden maar op karakteristieke menselijke waarden. Als de volgende generaties niet meer in staat zullen zijn contact te krijgen met deze klassieke humanistische waarden, zal een cultuur van vijftig eeuwen te gronde gaan, zelfs als de erfenis aan wetenschap en techniek zou worden aanvaard en verder ontwikkeld.’

De rolmodellen die men in deze tijd heeft zijn de Face-bookers, Influencers en Instagrammers.
Ondertussen verkommeren onze zielen.
Wie weet het te stoppen?

 


 

donderdag 3 september 2020

Simone de Beauvoir, een leven.


Een biografie, geschreven door Kate Kirkpatrick in 2019. De Nederlandse vertaling is van maart 2020
De Engelse titel vind ik weer eens beter: ‘Becoming Beauvoir’.  Dat drukt meer uit hoe ze  geworden is door de tijd, háár tijd en door haar omgeving.
Het wórden neemt ook een grote plaats in in haar denken. Sinds ik ergens gelezen heb dat je Genesis ook mag vertalen met ‘Wording’ ben ik gaan inzien hoe belangrijk dat is, die beweging. Simone bevestigde mij daarin. Filosofie moet worden geleefd; we zijn onderweg.

Haar bekendste uitspraak:
"Je bent niet als vrouw geboren, maar je wordt (tot) vrouw (gemaakt)": "On ne naît pas femme, on le devient”,  zou je ook vriendelijker kunnen interpreteren dan dat zij – volgens mij – heeft bedoeld.
Later zegt ze namelijk over mannen hetzelfde. (in mijn e-reader p. 356)
Je bent het bij de geboorte nog niet; je wordt vrouw/man door het leven al werden vrouwen wel vaak in een rol geduwd.
“De  vrouw is geen voltooide en vaststaande realiteit, maar een wording. En in die wording moet men haar vergelijken met de man: dat wil zeggen, men moet haar definiëren naar haar mogelijkheden.”

Kirkpatrick zal nooit de Nobelprijs voor de literatuur krijgen maar het boek leest wel prettig en makkelijk weg. Zij kan putten, niet alleen uit vorige biografieën maar ook uit pas (2018) geopenbaarde brieven en dagboeken van de Beauvoir.

Simone (1908 - 1986) groeit op in Parijs met vader, moeder en zus Hélène. Ze had niet een echt gemakkelijke jeugd. Het gezin leefde in een 'soort half- armoede'. Simone is slim en haar vader roemt haar: ‘Simone heeft de hersens van een man. Ze denkt als een man. Simone is een man.’
En toch werd ze behandeld als meisje. Dat was vreemd.
De tijden zijn veranderd. Mijn ideeën ook.  Ik zou dat nu, in tegenstelling tot vroeger beslist geen compliment meer willen noemen.
Grappig om te lezen dat Jo March, uit ‘Onder moeders vleugels’ zo’n inspirerend voorbeeld voor haar was.  Voor mij was zij ook de interessantste uit dat boek. Lekker eigenzinnig.

Simone las veel en wilde al jong filosofie gaan studeren, tegen de wil van vooral haar moeder in.
Omdat ze als vrouw in 1925 geen toegang had tot Ecole Normale Supérieure, moest ze dat via een omweg doen. Ze behaalde certificaten voor wiskunde, Franse literatuur en Latijn.
Later ook voor geschiedenis van de filosofie en algemene filosofie en Grieks. Samen met Simone Weil en Merleau -Ponty.
Ze raakte bevriend met Zaza, de stille geliefde van Merleau-Ponty en haalde in 1928 ook nog certificaten voor ethiek en psychologie.
Heel dat Franse onderwijs is een ingewikkelde kluwen. Op deze site site staat e.e.a. uitgelegd over de studieroute van een Franse filosoof.
De dood van Zaza in 1929 was denk ik wel een katalysator om God vaarwel te zeggen. Terwijl Maurice Merleau-Ponty een gelovig/religieus mens bleef.
René Maheu was degene die Simone haar bijnaam “Castor’ gaf en haar in contact bracht met Jean Paul Sartre.

Simone heeft haar eigenzinnigheid haar hele leven volgehouden en dat heeft haar veel opgeleverd maar ook veel gekost.
Haar relatie met Sartre was voer voor veel journalisten. Terwijl ik denk dat zij in hem haar ‘soulmate’ had gevonden. Ze konden alles met elkaar bespreken, elkaar scherpen en elkaar beïnvloeden, wat duidelijk over en weer gebeurde. Het was beslist geen eenrichtingsverkeer van Sartre richting de Beauvoir zoals zo vaak werd gedacht.  Er was een gelijkwaardige 'wederkerigheid' zoals Simone dat noemde. Met recht een 'tegenover'. Wanneer ik kritisch om mij heen kijk dan ontbreekt dat in veel relaties.
Dat zij allebei daarnaast nog een ‘love-life’ hadden, werd in die tijd niet begrepen. En ik begrijp nu ook niet dat het zo ‘breedvoerig’ moest zijn. Ik weet even geen ander woord.

Ze heeft verschrikkelijk veel geschreven. Haar beroemdste werk is ‘De tweede sekse’ (1949). Dat was een baanbrekend feministisch werk wat over de hele wereld veel invloed heeft gehad.
Haar bekendste roman is ‘de Mandarijnen’ (1954). Die staat nog bij mij op de plank te wachten.
Ik herinner me nu nog dat de vader van een vriendinnetje dat zat te lezen. Ik keek tegen hem op; het was zo’n intelligente man. Het was vast een moeilijk boek wat over die oranje vruchten ging. 
Nu word ik zelf pas echt nieuwsgierig.


 

donderdag 27 augustus 2020

Schimmenspel

 

nu begint dat andere taaie ongerief
dat van de ouderdom van ik had je zo lief
moeder wereld knekelhuis en zonder baten
blaat je alleen nog verminkte citaten
waarmee je de legende van jezelf kruidt en bederft
en het wordt later en later

en dan de conversatie zeg maar geklets
elke aanspraak valt als een pot erwten in je oor
in je wanhoop zet je daar dan een dikke deur voor
en achter grendels achter het al vagere gekeuvel
draag je hijgend zand aan voor een hoge heuvel
die je dan met wankele tred beklimt tot de top
daar aangekomen stijg je langzaam op
in mist en stilte verdwijnt je oude kop

Lucebert (1924 - 1994)

 



Een gedicht van Louche Bert zoals ik hem altijd in gedachten noem. Misschien heeft hij het wel zo bedoeld, denk ik dan met een binnenpretje.
Tijdens de aflevering zomergasten met Ilja Leonard Pfeiffer deed mij dit de oren spitsen.
Bij de zin ‘en dan de conversatie, zeg maar geklets’  schrok ik echt wakker.
Wat heerlijk wanneer iemand zoiets zo mooi en raak kan verwoorden.

Een poosje geleden waren we op zo’n avond. Netjes op afstand van elkaar. Het leek gezellig te worden maar een persoon nam het woord en liet het nauwelijks meer los.
Geklets, small-talk, borrelpraat, vaag gekeuvel. En ook nog eens overal dwars doorheen.



Ik weet dat ik dan voor mijn eigen good-feeling een onderwerp in dat gesprek moet lanceren wat mij interesseert en wat met het uitwisselen van gedachten mij energie zou kunnen geven, maar het is niet goed gelukt.
Ik weet het, ik geef te snel op. Maar ik ben ook te netjes opgevoed om mensen steeds in de rede te vallen. Het is vechten tegen windmolens. Vermoeid achterover zakkend laat ik de avond verder maar gebeuren en ga met een kater naar huis.
Je zou er mensenschuw van worden.
Lezend in de biografie van Simone de Beauvoir word ik ook nog eens stinkend jaloers op haar. Zij had een club om zich heen die openstond en sprak over zinnige dingen en ideeën.

Maar dat is onterecht. Ik heb ook een club mensen om mij heen die dieper en verder willen en durven denken. Maar het is vanwege die Corona al zolang geleden dat we elkaar hebben ontmoet. Ik mis hen.

 

dinsdag 25 augustus 2020

De kolibrie


Geschreven door Sandro Veronesi (1959) in 2019.

Waarom kwam ik nu weer op dit boek? Ik denk door een positieve recensie in de krant ofzo.
Een wonderlijk boek. Zeer eigentijds denk ik. Het springt heen en weer in tijd, in brieven, e-mails en telefoongesprekken en o ja, ook nog een gewone verhaallijn.
Dat moeten vermoeide mensen als ik dan zomaar allemaal kunnen volgen en meemaken….nee dus. Ik werd er een beetje onrustig van. Vertel gewoon je verhaal en sleep mij mee zoals Elisabeth Howard maar liever niet op zo’n  ADHD-erige manier.
Aan het einde gaat dat wel wat beter.



De Kolibrie is de bijnaam voor Marco Carrera, een oftalmoloog oftewel: oogspecialist. Zijn moeder noemde hem vroeger kolibrie omdat hij een groeistoornis had, die in zijn pubertijd verholpen werd.

Maar de naam heeft meer betekenissen. Kolibries kunnen heel stil op hun plaats blijven hangen en het leven op die manier volhouden totdat ze in beweging moeten komen.
Marco hééft een moeizaam leven met broer en zus. Hun ouders moet hij, nee, wil hij verzorgen omdat zijn zus overleden is en zijn broer geëmigreerd.
Zijn vrouw is een psychisch wrak, dat resulteert in een scheiding  en hun enige dochter Adele verongelukt bij het bergbeklimmen. Maar zij laat hem een kleindochter na die de vreugde van zijn leven wordt. Volgens Marco hét antwoord op de grote ‘waarom’ vraag.  Dat vind ik zelf ook de mooiste vraag die er bestaat al bevredigt Veronesi hier niet.
Elk mens is een ‘nieuw begin’ en verandert de wereld een heel klein ietsepietsie. Dat is volgens mij niet voorbehouden aan één of ander wonderkind wat Miraijin lijkt te zijn.
Er is nogal wat kommer en kwel. Tussendoor nog een platonische liefde met Luisa. Toch wordt Veronesi nergens melodramatisch en kan hij soms filosofisch schrijven over bijvoorbeeld de lijdensweg van de ouders van Marco. Hij vergelijkt dat met de ‘via crusis’. Een kruisweg, opgedeeld in staties en vaak in veel meer dan veertien.

Hij schrijft over oogcontact – wel leuk voor een oogarts - met mensen en wat dat allemaal zou kunnen betekenen en welke gevolgen dat zou kunnen hebben.

Maar op een dag  moet hij toch in beweging komen en besluit hij, na de diagnose pancreaskanker, het leven voor gezien te houden. Dan is het inmiddels 2030 en is hij een jaar of zeventig.
Wat vond ik ervan.
Een ‘druk’ boek, met gewone spreekzinnen. Geen literatuur naar mijn smaak. Soms met dingen om te overdenken maar verder niet echt diepgravend.  Een zwak betoog vond ik de euthanasieregeling in 2030. Die leek meer uit 2010 te komen, zo omzichtig moest het kennelijk worden uitgevoerd.
En wanneer Ilja Leonard Pfeiffer bij zomergasten het geheim verklapt van een goede roman: de sfeer, het decor……dan moet ik zeggen dat dit boek geen prettige sfeer heeft en niet een wereld schept waarin ik zou willen blijven.
Ik denk niet dat ik snel nog een boek van hem zal pakken.

 

 

  

dinsdag 18 augustus 2020

Dark


Een Netflixserie over tijdreizen. Dus science fiction. Altijd leuk, al vond ik dit wel een moeilijk te volgen verhaal. 

De geschiedenis speelt zich af in het stadje ‘Winden’ ergens in Duitsland. (neem ik aan want ze spreken Duits)  Er zijn vier families die de hoofdrol spelen en dat is al lastig genoeg; zeker wanneer er ook nog cyclussen van 33 jaar opgevoerd worden. Het jaar 2019, 1986 en 1953 met hun personen in verschillende leeftijdscategorieën .
‘Het einde is het begin en het begin is het einde.’
Het zijn de families Khanwald, Nielsen, Tiedemann en Doppler.
In dat stadje staat een kerncentrale. Gebouwd in 1953.



Het verhaal begint met de zelfmoord van de vader van Jonas Kahnwald gevolgd door het verdwijnen van Mikkel Nielsen in 2019. Mikkel is het broertje van Martha en Magnus.
Drieëndertig jaar eerder is er ook al een jongen verdwenen: Mads Nielsen, zijn ‘oom’; broertje van zijn vader Ulrich. Het blijft Ulrich steeds maar dwars zitten en is politieagent geworden om dit soort zaken beter te kunnen aanpakken.
Dit alles gelardeerd met regen en een sombere sfeer die versterkt wordt door de muziek.
De kerncentrale is gebouwd in 1953 boven een heel gangenstelsel waar nu o.a. afval is opgeslagen.

Kinderen spelen daar graag, lekker spannend. Jonas vindt tekeningen daarvan met allerlei vreemde aanwijzingen en gaat op onderzoek uit. Er blijkt een deur met tekens te zitten. Een rood koord ( de draad van Ariadne?) wat je kunt volgen en dan blijkt dat je via het koord, door de deur in een andere tijd kunt komen. Dan wordt het nog boeiender want dan kun je gebeurtenissen in de tijd gaan beïnvloeden.  Kan Jonas bijvoorbeeld de zelfmoord van zijn vader voorkomen? Kan de klokkenmaker met zijn eigen gebouwde apparatuur zijn verongelukte zoon, schoondochter en kleinkind kan terughalen? Kan Ulrich zijn broertje vinden?
Iedereen heeft wel iets wat hij/zij graag anders zou willen hebben zien gaan.

Dat is denk ik de rode draad in het verhaal: kun je, teruggaand in het verleden, het heden beïnvloeden? Maar wordt het dan beter? Zijn wij mensen daartoe in staat?
Dan is er nog de dreiging van de Apocalyps op 27 juni 2020 en Noah die in opdracht van Adam een schimmige rol speelt.
Adam, de oude Jonas wil alles vernietigen, de mensheid is slecht;  ‘Eva’, de oude Martha is daar faliekant tegen. Ze leven in twee werelden, maar komen erachter dat ergens gezamenlijk je schouders onder zetten toch wel handiger is.
Hoe de oude Jonas = Adam aan dat gezicht vol littekens komt wordt niet duidelijk.

Er komen ook filosofische kwesties naar voren. Dat is wel leuk. Het derde seizoen begint met een quote van Schopenhauer: “De mens kan doen wat hij wil maar hij kan niet willen wat hij wil.”

Het is een ingewikkeld verhaal en er zitten nogal wat lossen eindjes aan. En een zeer storende fout die niet hersteld wordt. Of ik begrijp het niet, dat kan ook. Maar het is toch vreemd wanneer Elizabeth Doppler doof is en zich uitdrukt in gebarentaal en in een andere, na-apocalyptische tijd – die ik ook niet snap-  gewoon kan praten en haar zus Franziska in gebarentaal spreekt.

Dan is er nog iets met muntjes waar de heilige Christoffel opstaat. De beschermheilige van  reizigers.
Ook de gele regenjas, in de eerste helft van de serie gedragen door Jonas; de tweede helft door Martha zal wel iets te zeggen hebben wat mij ontgaat.
De verwondingen van de vermiste kinderen, die op een gegeven moment gevonden worden, begrijp ik ook niet.
Het roze huis waarin alles begint heeft de trap naar boven de ene keer links en de andere keer rechts zitten. Ik heb nog gepoogd of dat ligt aan de familie die er woont, maar dat werd niks. Dan mis je weer teveel van het verhaal.
Lastig is ook die verschillende leeftijden van de personages, die door andere acteurs worden gespeeld. Ze hebben wel geprobeerd om het duidelijk te maken in haardracht en schrammen maar dat is maar gedeeltelijk gelukt.
Ik concludeer dat er teveel ingestopt is om het echt bevredigend te kunnen volgen.

Es war alles ziemlich dunkel.

Gelukkig kunnen we wel concluderen dat die Apocalyps op 27 juni niet doorgegaan is.

zondag 16 augustus 2020

Welbeschouwd

Een roman, geschreven door Elizabeth Jane Howard (1923 -2014)  in 1956.

Pas dit jaar in een Nederlandse vertaling uitgegeven.  Welbeschouwd is de vertaling van  ‘The Long View’.
Een boek wat speelt met de tijd. Het is achterstevoren geschreven, in die zin dat je per hoofdstuk terug in de tijd gaat tot je weer in de tijd bent waar je was gebleven. Zoiets als de film 'Memento'.
Eigenlijk best bijzonder voor die tijd.

In het eerste hoofdstuk weet je al dat Mw. (Antonia) Fleming gescheiden is en een kleinkind krijgt via haar dochter van negentien zonder officiële schoonzoon. Alleen….wanneer je gewoon begint te lezen zoals in elk ander boek dan weet je niet wat je allemaal moet onthouden en op waarde moet schatten. Dus toen ik het boek uit had heb ik het eerste hoofdstuk weer gelezen om alles beter te begrijpen.
In vijf hoofdstukken ontvouwd zich het verhaal. Steeds een stap terug en in mooie zinnen. Aan het einde de ontmoeting met Conrad Fleming na allerlei ervaringen die zo kenmerkend kunnen zijn voor die leeftijd, gewoon…omdat je niet door hebt hoe het leven en de mensheid in elkaar steekt.
Met vallen en opstaan word je groot, moet je maar denken.

Hoe kan het dat een huwelijk zo loopt zoals het loopt. Dat een man er plezier in heeft om zijn vrouw zo te kleineren terwijl ze helemaal niet dom is. Uit een soort minderwaardigheidscomplex, maar juist vandaaruit op alles en iedereen neerkijkend.  Dat zie ik wel meer gebeuren in mijn omgeving. Psychologenvoer.
‘Ze was een aardig, onwetend, ongerust, fantasieloos meisje in een keurslijf dat er gewoon  voor gemaakt was om zich voort te planten, en terwijl meneer Fleming haar opnam vond hij het moeilijk om in The Origin of Species te geloven.’
In deze tijd zou hij een stickertje krijgen, regelmatig kreeg ik associaties met Sheldon uit ‘the Big Bang’.

En een vrouw als Antonia die dit alles maar slikt. Vrouwen in die tijd konden ook niet veel anders.
‘Ze herinnerde zich dat ze in haar jeugd altijd was gemaand om te denken aan de anderen die niet zo gelukkig waren als zij; betrekkelijkheid was door haar familie bij elke tegenslag ingezet als een succesvol afleidingsmiddel.’

Ik weet niet hoe het in het Verenigd Koninkrijk was maar in Nederland bleven vrouwen tot 1956 handelingsonbekwaam.
Mooi hoe ze onwennig reageert wanneer ze een man tegenkomt die haar ‘gewoon’ behandeld. Maar voor wie ze niet meer is dan gezellig tijdverdrijf.

Bijzonder boek, mooie zinnen, aansprekende sfeer. Heerlijk om af en toe zoiets tegen te komen.

O ja, deze was ook mooi:
‘Maar op dat moment kwamen de mannen binnen: teruggekeerd van de raadselachtige technische gesprekken over geld, over seks, over de moordzuchtige eigenschappen van de Noord-Koreanen – waarbij ze de belangrijke zaken even oppervlakkig hadden besproken als de vrouwen in de salon de oppervlakkige zaken grondig hadden besproken.’