Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

woensdag 22 juli 2020

De spiegel en het licht

Het laatste deel van de trilogie van Hilary Mantel over Thomas Cromwell de smidszoon die opklom tot Lord Chancellor en lid van de orde van de Kousenband aan het Engelse hof van Hendrik VIII.

De vertaling is afgelopen mei uitgekomen en ik las weer een digitale editie.
Anne Boleyn is aan het einde van het tweede deel ten prooi gevallen aan een scherprechter en onthoofd. In dit deel trouwt Hendrik  met Jane Seymour en ja, het wachten is op een troonopvolger die gelukkig ook komt. Het kost Jane wel haar leven.
Ondertussen regelt Cromwell voor zijn zoon ook een huwelijk met een zus van de koningin: Elisabeth Seymour. 

Het blijkt dat hij uit zijn tijd in Antwerpen er een dochter aan overgehouden heeft: Jenneke.
Na Elisabeth is hij nooit meer hertrouwd. ‘Wat heeft het voor zin, denkt hij. Ze zou doodgaan en ik achterblijven. Of ik zou doodgaan en zij zou achterblijven. Het is het niet waard. Niemand is het waard.’
Hilary noemt haar Jenneke maar via het www vond ik een dochter van Cromwell met de naam: Jane.
Een halfzus van  Gregory, en de overleden zusjes Grace en Anne.
(Ik schrijf altijd al tijdens het lezen. Achterin het boek wordt dit feit door de schrijfster ook vermeld.)

De sfeer in het boek is vertrouwd, sluit naadloos aan bij de vorigen. Toch lijkt Cromwell wat onzekerder te worden. Hij wordt ouder en wijzer en beseft dat hij als vertrouweling van de koning die plaats ook in no time kan verliezen. Zijn vijanden zitten niet stil.
Op de vraag van de koning of hij niet liever de keizer wil dienen zegt hij: ‘Wat zou ik moeten bij de keizer, al was hij de keizer van de hele wereld? Uwe majesteit is de enige ware vorst. De spiegel en het licht voor andere koningen’.  De verklaring voor de titel.
In dit boek kijkt hij meer terug naar zijn jeugd. Zakelijk, zonder emoties zoals we inmiddels van hem gewend zijn. Best knap om het op die manier te kunnen schrijven.

Wat me ook opviel: Cromwell was de initiator van het bijhouden van persoonlijke gegevens van de mensen. Het begin van een database. Waar iedereen natuurlijk tegen was. Want hoe zit het met de privacy? Wanneer het bekend en op papier stond wat iedereen bezat dan kon er overal belasting over worden geheven. Er is echt niets nieuws onder de zon.
Hij zorgde er ook voor dat in elke parochie een Bijbel kwam te liggen zodat het volk daar toegang toe kreeg.
En hij was zo slim om de nodige eigendomsbewijzen van zijn bezittingen op naam van zijn eerste kleinzoon (Henry) te zetten. Wanneer hij uit de gratie zou raken dan kon de koning in ieder geval niet al zijn bezittingen confisqueren. Want dat gebeurde namelijk met de bezittingen van hooggeplaatsten die in ongenade vielen en werden onthoofd of verbrand.

Hendrik VIII wordt wanneer je oppervlakkig leest, beschreven als een wispelturige koning; meer een groot, over het paard getild kind. Hij is in zijn leven twee keer bijna dood geweest en werd geplaagd door een open beenwond wat hem vaak sikkeneurig maakte. Hij was groot en werd ook nog eens veel te dik en impotent. Wat doet dat allemaal met een mensenbrein?
‘Als je Henry hoort praten zou je haast denken dat God dankbaar moet zijn voor alles wat Henry de afgelopen tien jaar voor Hem gedaan heeft in Engeland, voor de manier waarop hij Hem in het zadel heeft geholpen, Zijn grote boek heeft laten vertalen, ervoor heeft gezorgd dat iedereen over Hem sprak.’


Wanneer ik schilderijen zie van Hendrik VIII dan denk ik dat prins Harry, hertog  van Sussex misschien wel veel op hem lijkt.

In dit boek sterft Cromwell op het schavot, vlak nadat hij in de adelstand was verheven (graaf van Essex)  door Hendrik. Hij werd onthoofd met een bijl. Hij had de koning nog aan een nieuwe vrouw geholpen: Anna van Kleef, wat helaas helemaal verkeerd uitpakte en die na een paar maanden al van het hof werd gestuurd. Het triggerde waarschijnlijk zijn val. Terwijl Cromwell gevangen zat trouwde Hendrik met zijn vijfde vrouw: Catharina Howard.
Cromwell zag zijn val te laat aankomen en werd ook nog eens verraden door een paar vertrouwelingen – zo dacht hij – die hij ooit onder zijn hoede had genomen.
Thomas Wriothesley en Richard Rich. Zij zijn alle twee later Lord Chancelor geworden.  

Cromwell was duidelijk geen heilige. Er kleefde genoeg bloed aan zijn handen, wat voor de zestiende eeuw niet echt gek was.
Gewoon een mens met goede en slechte kanten.
Op de voorkant staat nu wel Cromwell. Een schilderij van de bekende 'hofschilder' Hans Holbein de Jongere maar bewerkt door Tessa Posthuma de Boer.
De hele trilogie is een leesfeestje voor iedereen die van geschiedenis houdt.

 

1e deel: Wolf Hall

maandag 13 juli 2020

Dat had je gedacht


Geschreven door Marc Slors in 2012.  Hij is hoogleraar cognitiefilosofie. Ik noemde het boek al eerder en ook dat ik het niet helemaal had gelezen. Nu wel want ik ben bezig met een paper over ‘de vrije wil’.

*Zucht* wat heb ik me weer op de hals gehaald. Had ik niet beter een wat minder omvangrijk onderwerp kunnen nemen? Maar ja, hierover heb ik al zoveel gelezen en nagedacht dat het me wel aardig leek. Maar hoe meer ik er – weer – induik, hoe complexer het lijkt te worden.
Zeker om de denkwijze van oudere, achttiende-eeuwse in combinatie met de denkwijze van eigentijdse  filosofen  allemaal overzichtelijk op ‘paper’ te krijgen. Want dat is de opdracht.


Maar eerst dit boek.
Marc Slors definieerde de vrije wil als volgt:
Er zijn twee voorwaarden om een wil vrij te laten zijn:
1. Er moeten keuzemogelijkheden zijn
2. De keuze moet uit het eigen authentieke ik voortkomen.
En gaat vervolgens voornamelijk op het laatste punt.  De vraag hoe vrij die wil dan is wanneer er voorwaarden aan verbonden worden blijft voor mij nog steeds onbeantwoord.
Wat is dat authentieke zelf?  Heeft dat toch te maken met je sekse, geboortejaar en plaats en sociale omgeving? Dan kan ik dat wel een klein beetje met hem eens zijn. Maar dat authentieke wordt toch mede bepaald door al die andere factoren?

Een paar dingen die mij opvielen:
1. Hij combineert de vrije wil voornamelijk met de neurowetenschap. Gezien het jaar van uitgifte begrijp ik dat wel. Het was in de tijd dat de boeken van Swaab en Lamme nogal wat stof deden opwaaien. In de context van de tijd lezen! *grinnik*
2. Hij beschrijft het confabuleren. Achteraf een reden bedenken om je onbewuste handelen redelijk te laten lijken. Is het niet voor een ander dan toch voor jezelf.
Volgens de wiki pagina is het een stoornis van je geheugen, maar ik ervaar het in lichte vorm ook bij medemensen. Ik zou het dan geen stoornis noemen maar een eigenaardigheidje wat toevallig een naam heeft.
3. Zijn ‘wil’ komt voornamelijk in één adem voor in combinatie met ‘handelen’.
Dat laatste verbaasde me wel. Het zijn toch twee verschillende dingen? Tenminste, bij Hannah Arendt wel. Eerst denken, dan willen en dan handelen. Waar wordt dat denken door beïnvloed? Want dat beïnvloed het willen gevolgd door het handelen. 

In zijn epiloog vond ik dan weer dingen waar ik het mee eens was. Een duidelijke definitie over de vrije wil bestaat (?) nog niet. We zijn minder vrij dan we denken; hebben slechts een ‘speelveld’.
De neurowetenschap heeft het voornamelijk over de rol van het bewustzijn en niet over een vrije wil. ‘Hun’ determinisme is gericht op het verleden, over de oorsprong van ons denken en handelen. Ik noem dat even omdat Thomas Muller het over het ‘indeterminisme’ heeft en waarmee in de zaak van de vrije wil geen rekening wordt gehouden. Maar dat moet ik nog allemaal uitvogelen.
Het feit dat onze handelingen vaak gedetermineerd zijn door genen e.d. hoeft geen bewaar te zijn want dat hoort bij je identiteit. Vrijheid moeten we dan definiëren in termen van ‘eigenheid’
Ja, dat snap ik allemaal, maar hoe beperkt is je identiteit? Beperktheid is naar mijn idee niet echt vrijheid.
Dus ja, wij handelen (!) ten dele vrij en ten dele onvrij. (P 186) Maar hoe zit het dan volgens hem met die Wil? Vind hij dat onze wil vrij is om te willen? Daar kom ik niet achter. 

Het uitvloeisel van dat handelen is de veranwoordelijkheidstelling. Daar liggen de echte problemen. De vraag is hoe die twee samengaan.
Duidelijk is ook dat Slors het metafysische determinisme welbewust buiten beschouwing laat. Het gaat hem om een bruikbare en praktische begrippen.  Een pragmaticus.

 

 

 


zaterdag 4 juli 2020

Het uur van de Waarheid

De maand van de filosofie is uitgesteld van april naar juni. Jaaa……vanwege het bekende.
Dus vorige maand dachten we na over het thema: ‘Het uur van de Waarheid’.
Een quote van de site:
‘Tijdens de Maand van de Filosofie 2020 vragen we ons af: wat is de status van waarheid, hoe komt waarheid tot stand, en is de waarheid voor iedereen hetzelfde? Wat kunnen filosofen ons leren over een constructieve en effectieve omgang met het begrip waarheid?’

Moet je natuurlijk wel weten wat Waarheid is.
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de waarheid en/of het zoeken daarnaar niet meer zo interessant is. Iedereen heeft zijn waarheid, dus wat moet je dan nog? Zeggen dat dat niet waar is?
Hannah Arendt heeft het ook al achter zich gelaten en ingeruild voor het zoeken naar zin.
Wetenschappelijk gezien is er, denk ik, geen waarheid. Daar is alleen maar een ‘waarheid tot-nu-toe’ en heeft meer te maken met de Werkelijkheid. Dat is iets anders dan Waarheid, al is er wel wat overlap. 
Uit mijn module Filosofie weet ik nu dat er een stroming is/was die bedacht heeft dat wat wij werkelijkheid noemen misschien wel een constructie is van onze geest. Het Constructivisme.
Daar is ook al meer over nagedacht en mee gespeeld, gezien de filmserie ‘the Matrix’.

Waarheid verandert steeds, dat is eigenlijk raar. Hoe waar is die waarheid dan?  Wanneer ik even terug denk aan de ‘Copernicaanse wending‘ van Immanuel Kant in de Filosofie dan heeft ook ons denkvermogen de Waarheid niet in pacht.
Even kort in eigen bewoordingen, ter herinnering voor mezelf: Vóór Kant ‘liepen’ de filosofen om de zaken heen om ze van alle kanten te bekijken en te bestuderen om zo aan waarheidsvinding te doen. Om het te visualiseren en beter te onthouden zag ik allemaal in het zwart geklede mannetjes met brilletjes en mapjes onder hun arm een beetje gebogen en interessant doenerig in een kringetjes om ‘iets’ heenlopen.
Kant nam een andere positie in en liet de werkelijkheid om hèm heen draaien; hoe doen de dingen zich aan mij voor. De Fenomenale wereld. (De fenomenologie als stroming is hier volgens mij al in de basis ontstaan ook al staat die officieel op Husserl’s naam.)  
Maar heeft dat te maken met de Waarheid? Nee, de Waarheid kunnen wij niet kennen, die bevindt zich in de ‘Noumenale wereld’. Dat is het ‘Ding an Sich’.
Nu ben ik wel nieuwsgierig naar wat Emanuel Rutten daarover te zeggen heeft in zijn boek 'contra Kant', maar dat moet even op de plank blijven wachten. Wanneer ik het goed heb begrepen gaat hij aan deze poten zagen.

Voorlopig denk ik ook dat Waarheid voor ons onkenbaar is. Dat ben ik eens met Kant. Maar het bestaat wel.
In het noumenale wat Kant noemt bevindt zich voor mij: God. En ik begrijp ook wel dat wanneer je voor ‘de hele wereld’ denkt en schrijft, je de naam van God beter niet expliciet kunt noemen want, zeker in deze tijd, diskwalificeer je jezelf meteen. Gelukkig kan ik het me permitteren om daar eenvoudigweg lak aan hebben.
Toch geloof ik dat wanneer je over Waarheid wilt spreken je dit alleen buiten deze werkelijkheid moet postuleren om het geloofwaardig te laten zijn. Dat geldt ook voor ongelovigen.
Binnen deze tijd en ruimte blijft waarheid altijd relatief.
Maar wanneer je de Waarheid buiten deze tijd en ruimte zoekt zul je Hem vinden.
Ooit was Hij drieëndertig jaar in de tijd.

 

 


maandag 15 juni 2020

Ik had je/u lief


Onverwacht kwam ik dit inhoudelijk mooie gedicht tegen van Alexander Poesjkin (1799 – 1837).  
De grootste dichter uit de Russische literatuur en naar men zegt zelfs één van de grootste uit de wereldliteratuur.
Met de Westerse Cultuurgeschiedenis zijn we nog niet zo ver en het is maar de vraag of hij daar genoemd gaat worden. Dus ik neem maar vast een voorschotje.
Poesjkin is het meest bekend geworden door zijn roman in dichtvorm 'Jevgeni Onegin'. 
En dit boek diende weer als inspiratiebron voor Tsjaikovski, die er zijn gelijknamige opera over schreef.
Alles in deze wereld hangt met elkaar samen, maar we zien de verbanden meestal niet.

Via het wereldwijdeweb kwam ik verschillende vertalingen tegen. En dat geeft nogal een verschil in sfeer.
De eerste vertaling is in het hedendaagse Nederlands en de tweede met wat ouderwetser taalgebruik. De tweede lijkt mij dan meer in de sfeer van Poesjkin.
Een ieder mag voor zichzelf bepalen wat hij/zij de mooiste vind.
De hoofdletters heb ik aangepast want de tekstverwerker geeft altijd automatisch elke nieuwe korte zin een hoofdletter.

Ik had je lief 

Ik had je lief: diep in mij weggeborgen
kan nog een restje over zijn.
Maar laat dat jou geen onrust meer bezorgen;
het laatste dat ik jou wil doen is pijn.

Ik had je lief, maar zweeg, m’n hoop vervlogen,
beschroomd, gekweld door afgunst nu en dan.
Ik had je lief, oprecht en zo bewogen,
God geve dat een ander dat ooit kan.

Vertaling: Vincent Fontane Pennock

Ik had u lief

Ik had u lief: en van die liefde gloren
misschien nog altijd sprankjes in mijn hart;
maar laat die liefde u niet langer storen;
laat mij geen oorzaak wezen van uw smart.

Ik had u lief, in stilte en gedreven,
van schuchterheid en jaloezie ontzind;
ik had u lief, oprecht en teer, God geve
dat iemand anders u ooit zo bemint.

Vertaling: Margriet Berg en Marja Wiebes 












vrijdag 12 juni 2020

Vernielzucht

Wat is dat in de mens, die vernielzucht?
Ooit maakte ik mij verschrikkelijk boos over de vernielingen die door IS in Palmyra (2016) werden aangericht. De tempel van Bel is grotendeels vernield.

Wat een stelletje cultuurbarbaren waren die IS-ers. Zo verschrikkelijk dòm om zich te vergrijpen aan cultureel erfgoed.
Tegelijkertijd schaamde ik me heel erg. Ik maakte me bozer over de verloren cultuurschatten dan over de mensen die door IS zijn vermoord. Ik maakte mij drukker over materie dan over mensen.
Hoe dat kan binnen een mens is mij nog steeds een raadsel.
Is dat omdat de tempel van Bel een oud bekend bouwwerk was en de vermoorden één grote grijze groep vormt? Wie het weet mag het zeggen.
Racistisch opgevoed ben ik niet. Ik had o.a. twee donkergekleurde poppen en later een bruine, type Barbie. Ik geloof dat het geen officiële Barbie was.  Het waren wel mijn favorieten. Best wel vooruitstrevend van mijn ouders.   

Nu zie ik beelden op het journaal van omvergehaalde standbeelden. Dat is eigenlijk hetzelfde. Een nieuwe beeldenstorm.  Net zo erg en net zo dom als die van 1566.
Ik maak me weer boos, enorm.  Wat een stelletje sukkels. 
Ja, ik maak me ook boos over racisme en ik maak me ook boos over dat machogedrag van de Amerikaanse politie wat mensenlevens kost.
Dat moet zeker heel rap veranderen.
Mijnheer Cathy kwam voor zijn werk wel eens in Amerika en had geen goed woord over voor het gedrag van  dat geüniformeerde deel der natie. Alsof zij Übermenschen waren, zo badinerend werden buitenlanders behandeld.

Maar waar blijven we wanneer we alles wat ons niet welgevallig is in de geschiedenis maar willen uitwissen?
Waarom denkt het gekleurde deel van ons volk dat alleen zij slachtoffer zijn? Geldt dat door de geschiedenis heen ook niet voor vrouwen, kinderen, homo’s en joden?
Wat heeft die laatste groep al niet meegemaakt?  

We kunnen met zijn allen wel de straat op gaan. En niet alleen tegen racisme maar ook tegen antisemitisme en voor feminisme.
Ik heb het boek van Storig nu  gelezen; ik denk dat ik het maar verbrand. 
Er komen geen vrouwelijk filosofen in voor. Hannah Arendt wordt één keer zijdelings genoemd. Geen woord over Aspasia van Milete, Hypatia van Alexandrië, Hildegard von Bingen, Christine de Pisan, Mechthild van Maagdenburg , Christina van Zweden, Simone de Beauvoir, Simone Weil, Susan Sontag, Martha Nussbaum en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Zij betekenden kennelijk ……niets.
Tegelijkertijd moet ik wel grinniken. Dacht Storig nu echt dat vrouwen niet konden en kunnen denken? Hoeveel van die beroemde mannen zijn met ideeën van vrouwen aan de haal gegaan om het op hun eigen conto bij te schrijven? Oké, misschien Kant niet.
Alles wordt toch bedacht in samenhang met andere mensen? Zelfs met vrouwen, homo’s, joden en minder witte mensen? Niemand staat op zichzelf.

Terug naar de beeldenstorm: al die standbeelden van mensen zijn beelden van mensen.
Met hun goede en slechte kanten. Mensen die iets betekenden voor onze culturele geschiedenis.  Tijdsmomenten. Tijdsmonumenten. Dat kun je vervolgens goed of fout vinden. Een kwestie van goede scholing.
Dat racisme alleen in blanke mensen zit geloof ik ook niet. Het zit in de mens. Van welke kleur ook. 
Dat we daar iets aan moet doen begrijp ik en sta ik volledig achter, maar op deze manier wordt er gepolariseerd; we gaan in ‘wij en zij’ denken en dat is heel fout.  Dat vraag om moeilijkheden.
Buiten dat moet iedereen, altijd met zijn tengels van andermans spullen afblijven of van spullen in het publieke domein. 
Er zijn andere manieren dan toe te geven aan vernielzuchtige onderbuikgevoelens. Richt een politieke partij op!
Ik moet ook opeens denken aan de gouden koets. Voor herstelwerkzaamheden uit de roulatie gehaald. Ik denk, nee, weet wel zeker dat we hem alleen nog maar terug zullen zien in een museum. Jammer.

Laten staan, al die ‘boeven’, tot leringhe ende vermaek.

woensdag 10 juni 2020

Westerse Cultuurgeschiedenis 1300 – 1500 IV b. Literatuur

Toch nog een blogje over de literatuur in de Westerse Cultuurgeschiedenis. De tweede; De eerste staat hier
Dat had ik al eerder willen schrijven maar er was een digitaal examen af te leggen, op locatie van mijn cursus ‘post HBO Filosofie’ wat ik gelukkig ook gehaald heb. Lastig typen trouwens met handschoenen aan. Jawel….vanwege jeweetwel.

In het eerste deel ging de aandacht vooral uit naar Italiaans grootheden, maar in Europa gebeurde natuurlijk meer.
In het Verenigd Koninkrijk was daar Geoffrey Chaucer .(ongeveer 1340 - 1400)
Hij werd tot vader van de Engelse literatuur gebombardeerd.
Zijn meest bekende werk is ‘The Canterbury Tales’. Geïnspireerd door Boccaccio.  Een raamvertelling, zoals dat heet. Ik kreeg vage associaties met mijn middelbare schooltijd. 
Een groep pelgrims die elkaar tijdens hun reis verhalen verteld.
De meest bekende raamvertellingen uit de middeleeuwen zijn: Decamerone van Boccaccio, The Canterbury Tales van Chaucer en de volksverhalen uit Duizend en één nacht. 

Een tweede grootheid was een Tsjech: Johannes von Tepl. (1350 – 1415) Een letterkundige in het Tsjechisch, Duits en Latijn.  
Hij schreef 'Der Ackermann ',  een boekje waarin een akkerbouwer uit de Bohemen de Dood vervloekt en ter verantwoording roept nadat zijn geliefde is overleden.  
De macht van het woord wordt belangrijker: Tepl schrijft: ‘Ik word een akkerman genoemd, van vogelgevederte is mijn ploeg’. Dat vogelgevederte is dan zijn ganzenveer.
Dat zijn vrouw Margaretha heette weten we ook omdat hij klaagt dat ‘de twaalfde letter, de toeverlaat van mijn vreugden, op zijn wreedst uit het alfabet gescheurd.’ (i en j zijn één letter, voor de tellers onder ons)
We weten dat dit van Tepl is omdat hij gebruik maakt van een Acrosichon; elke eerste letter van een alinea vormt zijn naam. 

Zo ook Sebastian Brant. (1458 – 1521) Een Duitser; humanist en theoloog. Bekend geworden door 'Das Narrenschiff'.
Een moralistische gedicht uit 1494 met in elke zin acht lettergrepen. In de vertaling valt dat natuurlijk weg. De moraal wordt al snel duidelijk:
‘Dann wer sich für eyn narren acht
Der ist bald zu’ eym wisen gemacht (zu en eym samentrekken)
Of:
Wie zichzelf voor een nar houdt
die is snel wijzer geworden.
Jeroen Bosch heeft daar weer een prachtig plaatje bij gemaakt. Let even op de monnik en de non die ook op dat schip zitten. De clerus kreeg kennelijk al niet zo veel respect meer.

 

Als laatste 'Elckerlijc'. Ook dit herkende ik van de middelbare school.
Ongeveer in 1496 geschreven maar de auteur is niet echt bekend. En ook niet of het nu een verhaal van Engelse bodem is of van de Nederlandse.  Maar daarom niet minder boeiend als tijdsbeeld.
Een moralistisch allegorisch spel wat over ‘Iedereen’ gaat.  

Toen ik de eerst zinnen las….

Ick sie boven uut mijn throne
Dat al dat is int smenschen persone,
Leeft uut vresen, onbekent.
Oec sie ic tvolc also verblent
In sonden, si en kennen mi niet voer God.
Opten aertschen scat sijn si versot.
Dien hebben si voer Gode vercoren,
Ende mi vergheten, die hier te voren
Die doot hebben geleden doer tsmenschen profijt.

‘Boven in mijn troon gezeten
zie Ik een mensheid, die niets wil weten
van religieus ontzag.
Ze zijn verblind vandaag de dag
en ze erkennen Mij niet meer:
het aards bezit is nu hun heer.
Het geld is in Mijn plaats getreden
en men vergeet hoe Ik heb geleden
aan het kruis, voor hun profijt.

…..dan is er in die vijfhonderd jaar niet veel veranderd!
Knappe vertaling trouwens. Ik weet niet van wie.

Mijn schrijfsel zijn weer niet een exact verslag van wat ik gehoord heb. Kijk de docenten er niet voor op aan.

donderdag 4 juni 2020

The Age of Innoncence

Een film uit 1993 van Martin Scorsese naar een boek van Edith Wharton. Ze kreeg er de Pulitzerprijs voor. 
De film speelt zich af in de hoogste kringen van het New York, eind negentiende eeuw. De kringen waaruit Wharton zelf ook stamt. 
Hoofrolspelers zijn Winona Ryder, Michelle Pfeiffer en Daniel Day- Lewis. Daniel Day- Lewis had ik eerder in de film ‘Last of the Mohicans’ gezien. De film die gemaakt is naar aanleiding van het bekende boek van James Fenimore Cooper. Wat een verschil: als een door het oerwoud rennende Indiaan of een zeer sophisticated advocaat en allebei overtuigend. 

De sfeer in de film wordt behalve door het kleurgebruik, verhoogd door het gebruik van een verteller. De personen zelf praten niet; zij spreken. Heel keurig en langzaam Engels zodat je de film zelfs zonder ondertiteling zou kunnen volgen. 
En er wordt veel aandacht gegeven aan kunstvormen van die dagen.

Waarom een blogje naar aanleiding van deze film? Omdat je in deze film meer zou moeten letten op wat er niet wordt gezegd. Maar dat zat ik mij achteraf te realiseren en vond ik wel fascinerend. 
Newland Archer behoort tot de aristocratie van New York en is verloofd met May (Winona Ryder). Alles kabbelt rustig voort en ieder gedraagt zich naar de sociale conventies die in die kringen gebruikelijke waren. Toch speelt er iets van onrust in zijn hart. 
Dan komt gravin Olenska (Michelle Pfeiffer) in beeld. Een vrijgevochten nicht van zijn toekomstige vrouw. Zij leeft gescheiden van haar man, een Russische graaf, en wil eigenlijk echt een scheiding, want dan heeft zij haar vrijheid weer terug. 
Newland ontfermd zich een beetje over haar, ontdekt enige zielsverwantschap en introduceert haar in die hoge kringen waar gescheiden levende vrouwen een onderwerp van roddel zijn. Newland, als advocaat raad een scheiding dan ook af om financiële redenen en om het feit dat zij dan zeker een outcast wordt. 
Hij wordt natuurlijk verliefd op haar maar hij blijft zich als heer gedragen, maar in zijn hart stormt het. Dat blijkt uit een shot met een gedeelte uit een gedicht 'The Kiss' van Dante Gabriel Rossettii.
( ik moest wel het beeld stilzetten om het te kunnen lezen.) 

"I was a child beneath her touch,–a man
When breast to breast we clung, even I and she,– 
A spirit when her spirit looked through me,– 
A god when all our life-breath met to fan 
Our life-blood, till love’s emulous ardours ran 
Fire within fire, desire in deity.” 

Newland trouwt keurig met May, krijgt kinderen en vervalt in het saaie, voorspelbare leven met alle oppervlakkigheid die van hem binnen die snobistische kringen wordt verwacht. 
Ach, wie voelt niet met hem mee? 
‘Groots en meeslepend’ willen we allemaal leven, maar niet op de manier van de aristocratie, ook al ziet dat er groots uit. Meer vrijgevochten. Maar wat is dat eigenlijk? 
Al snel blijkt dat we de voorspelbare paden hebben bewandeld en blijft er een gevoel van moedeloosheid over dat we niet assertiever zijn geweest om onze idealen te verwezenlijken. 
Achteraf zit ik me ook te realiseren dat er achter zijn rug om een spel is gespeeld wat hem in die richting duwde. Valt best eens over na te denken. 
Eens te meer word ik bevestigd in mijn idee dat die 'vrije wil' zo vrij niet is. 
En het boek moet ik ook eens lezen.