Toch nog een blogje over de literatuur in de Westerse
Cultuurgeschiedenis. De tweede; De eerste staat hier.
Dat had ik al eerder willen schrijven maar er was een digitaal
examen af te leggen, op locatie van mijn cursus ‘post HBO Filosofie’ wat ik
gelukkig ook gehaald heb. Lastig typen trouwens met handschoenen aan. Jawel….vanwege
jeweetwel.
In het eerste deel ging de aandacht vooral uit naar Italiaans
grootheden, maar in Europa gebeurde natuurlijk meer.
In het Verenigd Koninkrijk was daar Geoffrey Chaucer .(ongeveer 1340 - 1400)
Hij werd tot vader van de Engelse literatuur gebombardeerd.
Zijn meest bekende werk is ‘The Canterbury Tales’. Geïnspireerd door Boccaccio. Een raamvertelling, zoals dat heet. Ik kreeg
vage associaties met mijn middelbare schooltijd.
Een groep pelgrims die elkaar tijdens hun reis verhalen verteld.
De meest bekende raamvertellingen uit de middeleeuwen zijn: Decamerone van
Boccaccio, The Canterbury Tales van Chaucer en de volksverhalen uit Duizend en één
nacht.
Een tweede grootheid was een Tsjech: Johannes von Tepl. (1350
– 1415) Een letterkundige in het Tsjechisch, Duits en Latijn.
Hij schreef 'Der Ackermann ', een boekje
waarin een akkerbouwer uit de Bohemen de Dood vervloekt en ter verantwoording roept
nadat zijn geliefde is overleden.
De macht van het woord wordt belangrijker: Tepl schrijft: ‘Ik word een
akkerman genoemd, van vogelgevederte is mijn ploeg’. Dat vogelgevederte is
dan zijn ganzenveer.
Dat zijn vrouw Margaretha heette weten we ook omdat hij klaagt dat ‘de
twaalfde letter, de toeverlaat van mijn vreugden, op zijn wreedst uit het
alfabet gescheurd.’ (i en j zijn één letter, voor de tellers onder ons)
We weten dat dit van Tepl is omdat hij gebruik maakt van een Acrosichon; elke
eerste letter van een alinea vormt zijn naam.
Zo ook Sebastian Brant. (1458 – 1521) Een Duitser; humanist en theoloog. Bekend
geworden door 'Das Narrenschiff'.
Een moralistische gedicht uit 1494 met in elke zin acht lettergrepen. In de
vertaling valt dat natuurlijk weg. De moraal wordt al snel duidelijk:
‘Dann wer sich für eyn narren acht
Der ist bald zu’ eym wisen gemacht (zu en eym samentrekken)
Of:
Wie zichzelf voor een nar houdt
die is snel wijzer geworden.
Jeroen Bosch heeft daar weer een prachtig plaatje bij gemaakt. Let even op de monnik
en de non die ook op dat schip zitten. De clerus kreeg kennelijk al niet zo
veel respect meer.
Als laatste 'Elckerlijc'. Ook dit herkende ik van de
middelbare school.
Ongeveer in 1496 geschreven maar de auteur is niet echt bekend. En ook niet of
het nu een verhaal van Engelse bodem is of van de Nederlandse. Maar daarom niet minder boeiend als tijdsbeeld.
Een moralistisch allegorisch spel wat over ‘Iedereen’ gaat.
Toen ik de eerst zinnen las….
Ick sie boven uut mijn throne
Dat al dat is int smenschen persone,
Leeft uut vresen, onbekent.
Oec sie ic tvolc also verblent
In sonden, si en kennen mi niet voer God.
Opten aertschen scat sijn si versot.
Dien hebben si voer Gode vercoren,
Ende mi vergheten, die hier te voren
Die doot hebben geleden doer tsmenschen profijt.
‘Boven in mijn troon gezeten
zie Ik een mensheid, die niets wil weten
van religieus ontzag.
Ze zijn verblind vandaag de dag
en ze erkennen Mij niet meer:
het aards bezit is nu hun heer.
Het geld is in Mijn plaats getreden
en men vergeet hoe Ik heb geleden
aan het kruis, voor hun profijt.
…..dan is er in die vijfhonderd jaar niet veel veranderd!
Knappe vertaling trouwens. Ik weet niet van wie.
Mijn schrijfsel zijn weer niet een exact verslag van wat ik gehoord heb. Kijk de docenten er niet voor op aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten