Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

woensdag 18 juli 2018

Twelve Angry Men



Wat is toeval.
Ik ben bezig in de boeken van journalist en schrijver Edward St. Aubyn; Patrick Melrose.
De VPRO zendt op dit moment de vijfdelige mini- tv-serie uit die erover is gemaakt.
Na de eerste aflevering heb ik mij voorgenomen om de boeken te gaan lezen. Nu lees ik vóór de tv-serie uit.
Patrick, de hoofdpersoon, gespeeld door Benedict Cumberbatch, heeft het af en toe over ‘de Mythe van Sisyphus’ , vanwege zijn zelfdestructieve neigingen en over de film ‘Twelve Angry Men’.
Die film heb ik, zonder dat ik dat wist, kortgeleden opgenomen van de Belgische TV en gisteravond bekeken omdat ik daar wel nieuwsgierig naar werd.

Een klassieker uit 1957, geregisseerd door Sidney Lumet.


Het is een zwart-wit film maar dat stoort helemaal niet want het gaat over een twaalfkoppige mannelijke jury die een oordeel moet vellen over een jongeman die de moord op zijn vader zou hebben gepleegd.
De film is bijna helemaal in één kamer opgenomen; twaalf mannen in donkere pakken met witte overhemden.... kleur mistte ik helemaal niet.
De gesprekken van die twaalf zijn boeiende genoeg en hebben nog niets aan actualiteit ingeboet.
De te veroordelen jongeman is van Indische afkomst. Dat zie je in één shot bij het begin van de film en alles lijkt uit te draaien op het vonnis: ‘guilty’. Dat zal de doodstraf als gevolg hebben.
Racisme komt naar voren en ook allerlei andere, akelig bekende en irritante vooroordelen passeren de revue.

De hoofdrol is voor Henry Fonda die, als enige in een licht pak, kiest voor ‘not guilty’. Niet omdat hij daarvan overtuigd is maar om zich er niet zo snel vanaf te maken en alles eens nader wil bespreken. Het gaat tenslotte om een mensenleven.
De hele club is tegen hem want alles is duidelijk, de jongeman heeft de moord gepleegd en over een paar uur begint een belangrijke honkbalwedstrijd.
Er wordt van hen echter een unaniem oordeel gevraagd.
Gaandeweg in de gesprekken ontstaat ‘gerede twijfel’ over het getuigenmateriaal omdat juryleden voor zichzelf gaan nadenken en zich bewust worden van hun kuddegedrag. Fonda, als nummer acht, bespeelt en manipuleert. Aan die indruk kon ik me niet onttrekken ook al vond ik het in dit geval terecht.
Het is bloedheet in die kamer, alle colbertjes zijn op een gegeven moment uit. Maar ik weet niet of daar bewust mee gespeeld is.
Het was wel een beetje voorspelbaar allemaal, maar toch. De redelijke mens, de gevoelsmens en de mens met zijn eigen projecties; er komt van alles aan bod.
Het is een boeiende film.


woensdag 11 juli 2018

De Mythe van Sisyphus


Geschreven door Albert Camus in 1942. De ondertitel: ‘een essay over het absurde’.
Ik las een vertaling uit 2013.
Van Camus las ik eerder ‘De val’, de Vreemdeling’ en ‘de Pest’.
Dat waren verhalen en deze keer is het een filosofische verhandeling over de (on)zin van het leven gebaseerd op de Mythe van Sisyphus die in Tartarus (het dodenrijk) voor straf steeds maar weer een steen tegen een berg moet oprollen die daarna weer naar beneden valt zodat Sisyphus weer opnieuw kan beginnen.
Dat vertaal ik persoonlijk in: fluitend je ding doen zonder hoop en zonder doel.
Zou ik dat kunnen? Want dan pas ben je een held volgen Camus. Zou hij wel door hebben gehad dat vanuit zijn ‘absurde’ optiek dat heldendom dan ook zonder enige betekenis is?

‘Er bestaat maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: de zelfmoord. Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden, is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie. AL het andere [..] komt pas daarna. Dat is maar spel; eerst moet men antwoord geven.’
Dat probeert hij te doen in de rest van het essay. ‘Het onderwerp van dit opstel is nu juist deze betrekking tussen het absurde en de zelfmoord, de nauwkeurige vaststelling in hoeverre de zelfmoord een oplossing van het absurde is.’

Wat hem dan vooral interesseert zijn de consequenties van de ontdekking van het absurde. (28)
Maar wat bedoelt hij met het absurde?
De wereld begrijpen, dat wil zeggen, tot één geheel zien te krijgen. Dan kan de geest pas tevreden zijn als hij haar tot de termen van het denken herleidt. (30)
Maar dat lukt nooit; de wereld is niet redelijk.
Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de mens die vraagt, en de wereld die op onredelijke wijze zwijgt.
Persoonlijk denk ik dat het andersom is; de wereld is tamelijk redelijk maar de menselijke geest meer flexibel dan alleen redelijk of wetmatig. Volgens Camus denkt Lev Sjestov ook op die manier. Moet ik eens nazoeken.
Kierkegaard is de enige – weer volgens Camus- die het absurdisme, in ieder geval in een gedeelte van zijn leven heeft ontdekt en doorleefd.

Ben je zover dan betekent denken niet langer meer tot eenheid brengen maar veel meer opnieuw leren zien, bewustwording en van ieder beeld iets bijzonders maken. Een extreme bewustheid. (41)
Onder deze druk is de keuze vluchten of blijven.
Voor Sjestov ligt de uitweg daar, waar naar menselijke maatstaven geen uitweg is. Jezelf tot God wenden.
Volgens Camus is voor Sjestov de aanvaarding van het absurde dus het absurde zelf en hij vermijdt hiermee de strijd. Het is een verkapte vlucht.
Ook Kierkegaard maakt die sprong met het verstand als offer. Dat geloof ik trouwens ook niet. Je hoeft je verstand niet op te offeren. Je erkent alleen maar dat er zaken zijn die daarboven uit gaan.
Het mist echter de logische zekerheid. Dat klopt ja, het is een sprong in geloof/vertrouwen. Totaal absurd voor een mens die alleen de rede erkent.
Hoe moet je dan leven, als je je nergens op kunt beroepen en je wijst zelfmoord toch maar af?
Antwoord: bewust, zo nodig in opstand, in vrijheid en hartstochtelijk.
Dat legt hij uit aan de hand van drie voorbeelden; die van Don Juan, van een acteur en van de veroveraar of avonturier.
De meest absurde mens is echter de kunstenaar omdat deze nergens naar vraagt of zoekt maar slechts het leven herhaalt in beelden/woorden.
De kunstenaar staat het hoogst op Camus elitaire ladder omdat hij – denk ik – het meest lijkt op het kind uit de metafoor van Nietzsche. Zijn invloed kom je erg regelmatig tegen.
Dat kind, na de kameel en de leeuw, staat open voor alles, legt tegen niemand verantwoording af, is onschuldig en zegt vol overtuiging ja tegen het leven. (vrij uit Zarathustra’s redevoeringen)
‘Absurde’ kunstwerken, zoals de boeken van Dostojewski, Kafka en natuurlijk de mythe van Sisyphus komen ook aan bod.

Nu zit ik mij af te vragen wat meer moed vereist: zin- en doelloos leven en het beste er maar van maken – wat geen enkel nut heeft - of de sprong in het geloof wagen.
Gaat het eigenlijk wel om moed. Beide keuzes hebben zo hun consequenties.
Redelijk gezien: was Blaise Pascal toch niet gewoon wijzer met zijn gok? (Pensées 2e serie 418) Wat die nieuwe atheïsten er ook van maken? Ik denk het wel.

Ik heb besloten dat ik meer van zijn verhalen hou.



woensdag 4 juli 2018

Boeken van Ken Follett


In de vakantie heb ik me gestort op Ken Follett. (1949)

Hij staat bekend als een succesvolle schrijver. Na bijna 2500 pagina’s (via e-reader) van hem te hebben gelezen; verdeeld over vijf boeken heb ik het echter wel gehad.
Ik ben begonnen met de ‘Pilaren van de aarde’ en ‘de Brug naar de hemel’.
Dat zijn historische romans die zich afspelen rond het fictieve plaatsje ‘Kingsbridge’ in Zuid Engeland in de twaalfde en veertiende eeuw.
Daarna nog drie thrillerachtige boeken: ‘Het Modigliani schandaal’, ‘Papiergeld’ en ‘De heren van de 16e juli’.
Dat laatste boek is gebaseerd op het verhaal van de grootste bankroof aller tijden: de inbraak - via de rioolbuizen - in de Société Generale te Nice in juli 1976.

Die historische romans zijn het meest bekend maar ik vond de spannende boeken beter.
Hij schrijft echt heel onderhoudend maar de historische boeken lijken net op het Archeon in Alphen aan den Rijn: duidelijk niet echt, soms wel fascinerend.
Hij gebruikt enkele waargebeurde geschiedenissen en echt bestaand hebbende personages.
In ‘Pilaren van de aarde’ is Tom Builder één van de hoofdpersonen, een bouwer - zoals zijn naam al zegt- van huizen maar liever kathedralen. Toen moest ik denken aan ‘Sarum’ van Edward Rutherford. Hij schreef ook een boek (1978) over de bouw van een kathedraal; die van Salisbury.
Zou Follett door hem ‘geïnspireerd’ zijn?
De andere hoofdpersoon is Philip, prior van een klooster. Een vroom, ambitieus man die Kingsbridge op de kaart wil zetten en een gotische kathedraal wil bouwen. Tom krijgt de opdracht en zijn stiefzoon Jack maakt hem af.
Follett gebruikt de geschiedenis van de schipbreuk van 'het witte schip' als basis maar geeft er een eigen draai aan: niet een slager overleefde de schipbreuk waarbij de kroonprins omkwam, maar een minstreel. Dat spreekt toch veel meer tot de verbeelding! En in het boek heet de halfzus van Hendrik I, Maud i.p.v. het meer bekende Mathilde.

In ‘Brug naar de Hemel’ zijn er vier kinderen die door omstandigheden aan elkaar verbonden blijven. Gwenda en vriendin Caris, de broers Merthin en Ralph die zo verschillend zijn.
Godwyn is inmiddels prior van Kingsbridge en Merthin als nazaat van Jack is een bouwer.
Je krijgt een beeld van het leven in die tijd; de adel die hun horigen onderdrukken; het ontstaan van gildes; het uitbreken van de pest en alweer de (her)bouw van een kathedraal.

Mijn kritiek: Mensen uit de vroege middeleeuwen die denken en spreken zoals de mensen uit de 21ste eeuw; met heel platte karakters. Met de goeden komt het (meestal) wel goed en met de slechteriken loopt het slecht af.
Ik kreeg niet het gevoel in de vroege middeleeuwen te zitten maar meer in een filmscenario óver de vroege middeleeuwen.
Steggelen over een betaalde vrije dag of een onbetaalde vrije dag en dat in de middeleeuwen? …..lijkt me sterk.
En Follett herhaalt zichzelf veel. Dat is voor zulke dikke boeken prettig wanneer je niet achter elkaar doorleest maar mij stoorde het regelmatig.
Naar het laatste deel: ‘Het eeuwige vuur’ ben ik dan ook niet nieuwsgierig.




Het is geen hoogstaande literatuur maar meer vakantielectuur.
Hetzelfde geldt voor de andere drie, meer eigentijdse en spannende boeken.



donderdag 7 juni 2018

Strong Son of God


Uit ‘In Memoriam’

STRONG Son of God, immortal Love,
Whom we, that have not seen thy face,
By faith, and faith alone, embrace,
Believing where we cannot prove;

Thine are these orbs of light and shade;
Thou madest Life in man and brute;
Thou madest Death; and lo, thy foot
Is on the skull which thou hast made.

Thou wilt not leave us in the dust:
Thou madest man, he knows not why;
He thinks he was not made to die;
And thou hast made him: thou art just.


De eerste drie coupletten van een langer gedicht van Lord Tennyson (1809 - 1892)
Gewoon....omdat het mooi is.
Net als 'Lost Love'

Georg Hegel

Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770 – 1831)was een protestant-van-het-Lutherse-type filosoof die voortborduurde op Kant.
Bij hem denk ik spontaan aan zijn dialectiek: these, antithese en synthese maar dat is helemaal niet ter sprake gekomen. Die begrippen komen trouwens al eerder voor in de filosofie. Bij Kant en Fichte. Hegel heeft dat ws. degelijker uitgewerkt.
De Franse revolutie van 1789 – 1799 bracht een scheiding teweeg in het denken. De monarchie werd afgeschaft en de ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ werden gevierd. Nog geen tien jaar later heerste keizer Napoleon als een absoluut monarch. Het kan verkeren.

Hegel probeerde de erfenis van de Verlichting nog een beetje te bewaren door de problemen die bij Kant waren gerezen op te lossen.
Die problemen waren:
1. De scheiding tussen natuur en moraal. (de fenomenale wereld en de noumenale; de ‘Erscheinung’ en het ‘Ding an sich’) Om tot kennis te komen zijn twee dingen nodig: het aanschouwen van het materiele en het ordenen door de menselijke geest.
2. De facticiteit; hij stelt meer dan hij bewijst; heeft zijn eigen programma niet consequent doordacht.
Hoe doet Hegel dat?
Er is geen scheiding tussen de natuur en de moraal; alles hangt met elkaar samen. Religie is een verbindende factor. (Monisme, Spinoza) Hij streeft met zijn dialectiek naar een totaalconcept. De menselijke geest is de absolute geest in wording in een dialectische beweging.
Veel wat we over Hegel weten komt van Heinrich Heine die een leerling van hem was en hem een man van karakter noemde. Karl Marx was ook leerling, maar die komt later.
Hegel is ook omstreden: Russell schrijft: ‘Zelfs wanneer (zoals ik zelf meen) vrijwel alle theorieën van Hegel onjuist zouden zijn, blijft hij toch van betekenis, en niet uitsluitend om historische redenen, als de beste vertegenwoordiger van een bepaalde vorm van filosofie, die bij niemand anders zo logisch en op allesomvattende wijze is doorgevoerd.’ (uit zijn: ‘de geschiedenis van de Westerse filosofie’)

Russell kan wel denken dat het allemaal onzin was van Hegel maar hij leerde ons toch mooi dat we met historisch besef de geschiedenis moesten bekijken. Daarvoor werd de werkelijkheid beschouwt als een complexe materie die verklaard kon worden; maar de werkelijkheid is in beweging. Er is een ontwikkeling gaande. Om nu iets goed of fout te kunnen bestempelen is historisch besef nodig.
"Das was ist zu begreifen, ist die Aufgabe der Philosophie, denn das was ist, ist die Vernunft. Was das Individuum betrifft, so ist ohnehin jedes ein Sohn seiner Zeit; so ist auch die Philosophie ihre Zeit in Gedanken erfasst.

Uit zijn filosofie kwamen een aantal stromingen voort: het hegelianisme en het marxisme die Hegels denkwijzen volgden en de tegenstromingen: het existentialisme (Kierkegaard en Sartre) en de analytische filosofie. (Russell en de filosofen van het Wiener Kreis)

Hegel zou die dialectiek vast hebben gewaardeerd. Uit zijn idealisme ontstond de antithese van het materialisme. Daar borduurde Marx weer verder op.
Er valt natuurlijk veel meer te zeggen over deze denker; bijvoorbeeld over het belang van arbeid en de heer – knecht verhouding maar ik ben al blij wanneer ik bepaalde inzichten kan onthouden en kan kijken welke invloed dat heeft gegeven door de latere jaren heen en welke verbanden er te leggen vallen.


Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na, lees er van alles naast en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.
Wat ik er zoal naast lees: Van Jostein Gaarder tot Russell; van Gijsbert van den Brink tot Donald Palmer en Bryan Magee en wat er op het web te vinden is.




donderdag 31 mei 2018

Hoe God verdween uit Jorwerd


Hoe God verdween uit Jorwerd
Geschreven door Geert Mak in 1996. Ik las de achttiende druk uit 2001.
Van hem las ik ooit ook ‘de eeuw van mijn vader’ en ‘in Europa’. Het zijn geschiedenis beschrijvende boeken. Ik weet nog dat ik het interessant vond maar ben alweer veel vergeten.

Dit boek gaat over de verandering binnen een halve eeuw (1945 -1995) in een dorp op het platteland van Friesland. Omdat ik zelf ook uit een plattelandsdorp kom, herkende ik veel.
De ontwikkelingen zijn in grote lijnen overal hetzelfde.
In eerste instantie waren die dorpen bijna zelfvoorzienend en was de sociale samenhang groot. Dat was ook wel noodgedwongen. Mij benauwde die sociale controle me regelmatig en was ik blij dat ik vanwege de ‘inservice-opleiding’ voor Verpleegkundigen in de stad kon gaan wonen. Als kind gingen ook wij af en toe naar ‘de stad’. Dat was een belevenis. Mijn vader, die op het kantoor van een garagebedrijf werkte leende een auto en hop, daar gingen we. Door de landerijen naar de grote stad. Ik kende ook maar één stad. Op dit moment is alles volgebouwd en zijn er alleen 'de andere kant op' nog weilanden te bekennen.

Grappig ook de passage over hoe de douche zijn intrede deed. ‘Als iemand zo driest was om daar een apart kamertje voor in te richten, dan ging je daarheen’.
Zelf herinner ik me nog het ‘badhuis’ in ons dorp. Toen we te groot werden voor de zinken teil voor de potkachel moesten we op vrijdagmiddag mee naar het badhuis. Dat heeft niet echt lang geduurd. Ook wij kregen een ‘badkamer’ met een ‘lavet’.
Ik herinner me ook nog ons eerste telefoonnummer: 647. Slechts drie cijfers.
De intrede van de televisie, wat door de dominee bij ons op het dorp steevast ‘het blauwe licht’ werd genoemd heeft volgens Mak ook gezorgd voor ‘de ontbinding van de dorpssolidariteit’. Ik ben het met hem eens.
Vroeger gingen mensen uit verveling de straat op en maakten overal praatjes. Iedereen wist alles van elkaar. In deze tijd zijn mensen verstoord wanneer je ’s avonds aanbelt. Alsof die televisie nog interessante dingen brengt. Het meeste is stompzinnige entertainment of wordt in die vorm gegoten.
Maar ja, geef het volk brood en spelen....

‘Dankzij de moderne techniek kregen de boeren de indruk dat ze de natuur steeds beter in de hand hadden. Dat deed hun angsten afnemen, maar het verminderde ook hun ontzag voor het Hogere. Ze hoefden niet meer tijdens de hooiweken gespannen naar ieder onweerswolkje te kijken. Er was nu immers kuilgras en dat kon wel een buitje verdragen. Angst voor muizenplagen bestond niet meer. Er waren immers bestrijdingsmiddelen. De oude bid- en dankgezangen voor het gewas hoefden niet meer zo nodig. Steeds vaker bleef het vee immers zomer en winter in de stal en werd het voer van buiten aangevoerd, weer of geen weer.’

Deze passage vat mooi samen hoe God verdween, niet alleen uit Jorwerd en niet alleen bij de boeren maar overal. De voortschrijdende mechanisering en schaalvergroting maakten en maakt de mens minder afhankelijk van de grillige natuur. De mens zal de behoefte om alles onder controle te krijgen nooit opgeven, en deels is dat terecht. Maar hij denkt daarmee te kunnen opklimmen om op de troon van God te gaan zitten.
En dat is naïef.
Wanneer ik bedenk hoe we ons afhankelijk maken van maar één energiebron: elektriciteit, dan slaat mij de schrik om het hart.
Ooit las ik dat ons zonnestelsel door ons melkwegstelsel beweegt met een snelheid van 800.000 km/uur. Het idee alleen al maakt mij duizelig.
Dat er niet meer botsingen met meteorieten plaatsvinden mag een wonder heten.
Dat we ons steeds onaantastbaarder voelen wil dan ook beslist niet zeggen dat het ook werkelijk zo is.

woensdag 30 mei 2018

Oorsprong


Geschreven door Dan Brown in 2017. Van hem heb ik al meerdere boeken gelezen. ( O.a. 'Inferno' ) en het concept is duidelijk.

Voeg theologie, filosofie en kunstgeschiedenis samen in culturele (hoofd) steden; voeg ingrediënten toe zoals een fysieke of mentale bedreiging voor de mensheid et voilà......
Het was weer een pageturner.

Theologie: waar komen we vandaan en waar gaan we naartoe.
In beeld gebracht door een schilderij van Paul Gauguin met de titel: D’où venons-nous? Que sommes-nous? Où allons-nous? (een schilderij wat je van rechts naar links moet ‘lezen’)
Filosofie: William Blake, Winston Churchill en een snufje Nietzsche.
Culturele steden: Bilbao met het Guggenheim, Barcelona met de Sacrada Familia en het Casa Mila en Madrid.
Mentale bedreiging: strijd tussen geloof en wetenschap en Artificiële Intelligentie (Ik herinner me uit een college dat Douglas R. Hofstadter over AI nogal wat heeft geschreven. Daar moet ik me ook eens in verdiepen.)
En natuurlijk: Robert Langdon met een vrouwelijke sidekick.

Edmond Kirsch is futuroloog; hij houdt zich dus bezig met de toekomst en heeft een paar zeer geavanceerde computers ontworpen waarvan één met de naam Winston. Dat die een erg grote rol zou spelen kreeg ik best snel door.
Daarom was de ontknoping niet helemaal een verrassing voor me. De ander computer is de E-wave.
En wat gewoon leuk was: wij zijn, behalve in Bilbao, op al die plekken geweest die hij noemt in zijn boek.
Ik heb zelfs nog een foto (via de spiegel) van de kettinkjes die Gaudi inspireerde voor de Sacrada uit het Casa Milà. Bovenste etage. In dit boek de plaats waar Edmund Kirsch woonde.

Wanneer je thuis bent in de materie is het geen probleem maar anders is het wel handig om wat kreten te kennen zoals o.a. de Turingtest, het Miller-Urey experiment en Abiogenese.
Verder heb ik op het www nog gezocht naar de uitspraak van William Blake die een rol speelt in het boek: ‘De duistere religies hebben afgedaan & het licht der wetenschap straalt.’


Die uitspraak heb ik niet kunnen vinden; wel deze:
‘Kunst is de boom van het leven. Wetenschap is de boom van de dood.’
(Art is the tree of life. Science is the tree of death.)
Die lijkt er behoorlijk tegenin te druisen.