Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

zondag 17 februari 2013

Het geschonden geweten

Geschreven door Graham Greene (1901 – 1991) een Brits schrijver.
Oorspronkelijke titel: The Power and the Glory en voor het eerst uitgegeven in 1940. Ik las de uitgave uit, jawel alweer, de serie christelijke klassieken, uitgegeven in 2011.
Die oorspronkelijke titel is na het lezen toch wel doordacht. De titel ‘het geschonden geweten is erg op de priester gericht terwijl de Engelse titel een ruimere spanningswijdte heeft.
Het boek is gebaseerd op een waar verhaal van een priester die met gevaar voor eigen leven zijn plichten bleef vervullen in de moerassen van een communistisch staatje in Mexico, eerste helft 20ste eeuw.

Het boek begint met een paar mensen die ook aan het einde van het boek weer terug komen en zo een cirkel sluiten. De voortvluchtige priester probeert met een schip weg te komen naar Vera Cruz maar hij wordt bij een zieke geroepen. Plichtsgetrouw als hij is geeft hij gehoor aan de vraag en weet dat hij zijn schip zal missen.
Het boek beschrijft de dilemma’s waar de priesterlijke hoofdpersoon mee te maken krijgt. Hij is ‘the last of the Mohicans’ maar er is een prijs op zijn hoofd gezet. Eindeloos trekt hij met een ezel door bossen en moerassen in de hitte, in de nacht en tijdens donderbuien om zijn achtervolgers voor te blijven. De schaarse bevolking die hij tegenkomt heeft snel door dat hij een priester is en kloppen bij hem aan voor de biecht of het opdragen van een mis. Hij is heel plichtsgetrouw maar vindt van zichzelf dat hij maar een armzalige priester is met een drankprobleem en ergens een kind, een dochtertje.
Ook al vindt hij zichzelf een slechte priester; hij gaat door met het goede te doen, al weet hij dat het zijn einde zal betekenen. Met veel liefde doet hij het echter niet, dat komt pas later wanneer er echt geen weg terug meer is.
Zijn plichtsbesef gebiedt hem dat hij moet blijven anders zien de mensen en de kinderen niets meer van God. Maar hij heeft er moeite mee: “Hoe dikwijls had de priester zo’n zelfde biecht al niet gehoord? De mens was zo’n beperkt wezen; hij was zelfs niet scherpzinnig genoeg om een nieuwe zonde uit te vinden; de beesten wisten evenveel als hij”
Uiteindelijk wordt hij door een beroep op zijn plichtbesef in de val gelokt door de luitenant die hem al tijden op z’n hielen zit en raken de communist en de priester met elkaar in gesprek. Waarom is de priester gebleven terwijl anderen allemaal op de vlucht zijn geslagen? “Mijn eigenlijke drijfveer was trots en niet mijn liefde voor God. […… ] trots is de ergste van alle zonden. Ik vond mezelf een prachtkerel, omdat ik alleen was achtergebleven terwijl de anderen waren weggegaan”
Ook de luitenant heeft zo zijn argumenten tegen priesters: “U hebt altijd een antwoord klaar dat niets betekent” en “ ….. ik heb een hekel aan dat geredeneer van jullie [.. ] ik wil niet redeneren. Als jullie iemand pijn zien lijden, dan gaan jullie redeneren en nog eens redeneren. En dan zeggen jullie: misschien is die pijn wel goed voor hem, misschien zal hij er eens voordeel van hebben…..”
Ja, dat laatste gesprek is wel het mooiste deel van het boek. De luitenant heeft ook zijn agenda: …..’hij zou zijn woord houden, omdat het een triomf voor die oude, corrupte, van God bezeten wereld zou zijn als ze zich in enig opzicht de meerdere kon tonen – in moed, in waarheidsliefde of in gerechtigheid…..’
Toch blijkt religie niet uitroeibaar zoals de luitenant voorstaat want aan het einde van het boek meldt zich een nieuwe priester. God gaat kalmpjes door met Zijn werk. Glimpjes hoop in een harde wereld. Eigenlijk is dit blogje te klein om dit boek echt recht te doen. Een ieder leze zelf.

vrijdag 15 februari 2013

Een toepasselijke uitspraak in dit facebooktijdperk:

Iedereen noemt zich vriend; alleen een dwaas vertrouwt daarop: die naam is gewoon genoeg, maar niets is zeldzamer dan de zaak zelf.
Chacun se dit ami; mais fou qui s'y repose:/ Rien n'est plus commun que ce nom,/ Rien n'est plus rare que la chose.

Jean de la Fontaine 1621 - 1695
schrijver en poëet

vrijdag 8 februari 2013

De Val

Oorspronkelijke titel: La Chute
Geschreven door Albert Camus in 1956.
Ik las de digitale editie naar de zevende druk van 2004.
Tijdens een van de eerste pagina’s moest ik al grinniken: een Franse schrijver die schrijft over een bar in Amsterdam met de naam Mexico-City. Hoe kosmopolitisch wil je het hebben. En passant krijgt de prostitutie industrie er van langs.

Als Fransman beschrijft Camus de Hollanders hier en daar best komisch. ………”hun enige poëzie af en toe, onder breedgerande hoeden, is het bijwonen van een anatomische les.”
Het verhaal is een monoloog van Jean Baptiste Clamence, ex- advocaat en nu rechter in penitentie tegen een medemens die op de laatste pagina ook een advocaat blijkt te zijn. Hij woont in Amsterdam op de plaats ‘waar één van de grootste misdrijven in de geschiedenis heeft plaatsgevonden’ en de grachtengordels van Amsterdam lijken op de hellekringen van Dante. Dat vond ik wel aardig gevonden.
Deze boetvaardige rechter is verschrikkelijk met zichzelf ingenomen. Hij “genoot van mijn eigen aanleg”. “Van het leven en van mijn eigen verheven zijn.”
Die tirade duurt zo ongeveer het hele boek. Een Narcist/ Hedonist/ Farizeeër in optima forma. Camus beschrijft uitvergroot wat elk mens wel in zich heeft. Dat is af en toe best confronterend. Dat er in real life ook zulke mensen rond lopen geloof ik ook nog.
De rechter maakt ingewikkelde ‘breinige’ processen door. De aanleiding is een zelfmoord van een dame, die in Parijs s ’nachts in de Seine springt. Hij is er getuige van en doet niets.
Het heeft echter wel effect op zijn persoonlijkheid.
Er sluipt twijfel zijn geest binnen dat hij toch niet zo geweldig is als hij dacht. Hij verbeeldt zich dat anderen om hem gaan lachen en dan besluit hij om ze ook te laten lachen. Zo doet hij het voorkomen of hij alles steeds onder controle heeft. Hij moet zich op de een of ander manier zien vrij te pleiten en pakt dat op zijn eigen speciale manier aan.
Door voortdurend tegen iedereen in het openbaar te biechten, zichzelf verschrikkelijk te vernederen, maar daarin geraffineerd anderen meenemen en ze op die manier een spiegel voorhouden. Dan heeft hij vervolgens het recht, als rechter om anderen te veroordelen. Zo denkt hij dat hij door steeds zijn fouten op te biechten iedere keer weer opnieuw kan beginnen en dubbel kan genieten; van zijn eigen aanleg en van een “aller charmantst berouw”.
Zo heeft hij weer het geluk en de controle gevonden die bij hem passen.

Moord op de waarheid is wanneer je sterft met een geheim zonder het te hebben opgebiecht. Niet tegen God, dat heeft geen zin volgens de rechter/ Camus maar tegen een medemens.
In het boek verderop speelt de roof op de drie rechtvaardige rechters van de gebr. Van Eyk in 1934 ook een diepzinnige rol. In deze link las ik dat deze roof nooit is opgelost. Ene Arsène Goedertier heeft op zijn doodsbed beweerd dat hij de enige zegt te zijn die weet waar het paneel van de Rechtvaardige Rechters gebleven is. Ongetwijfeld doelde Camus hierop. Het ontbrekende gedeelte is dus in Amsterdam. *grinnik*
Fascinerende gedachten staan in dit boek over schuld en boete en menselijke trekken.
Gedachten over Jezus, die zich liet kruisigen omdat hij het niet meer aankon Rachels wenen over haar kinderen aan te horen waar hij de oorzaak van was. Dat raakt dan weer een beetje aan mijn gedachte dat Jezus zich ook liet kruisigen om alle verantwoordelijkheid te dragen.
De titel van het boek heeft achteraf wel een dubbele betekenis.
Het is een totaal ander boek dan de vorigen, maar niet minder boeiend vanwege de dubbele bodems. Soms vermoedde ik ook in de figuur van de rechter een hint naar Jezus; door het vernederen, vernederen, vernederen en dan tenslotte het recht te hebben om recht te kunnen spreken. Een kritisch atheistische noot?
Ach, een ieder oordele zelf.

Nog een mooie uitspraak:
‘Wie geen karakter heeft moet zich een methode aanmeten.’

woensdag 6 februari 2013

Kunst en Geloof

Weer eens naar een Hillegondadebat geweest.
Deze keer ging het over de relatie tussen beeldende kunst en geloof.
Sprekers waren Liesbeth Labeur alias Sela (sela .nl) en Janpeter Muilwijk. Beiden kunstenaars die de nodige prijzen op hun naam hebben staan.
Sela kende ik van verschillende fora, de Calvijnglossy, van haar expositie ‘de brede en de smalle weg’ (ballenbak) in Middelburg, de expositie ‘kunst en reformatorisch enzo’ in Dordrecht.
In het downloadbare magazine staat op pag 30 een prototype van ‘ons’ glasobject waarvan het de bedoeling is dat het dit jaar in één van onze kerken komt te hangen, maar dan op ware grootte.

Ons protestants ‘probleem’ is dat we sinds de beeldenstorm zeer terughoudend zijn met afbeeldingen maken van wat (vooral) boven is vanuit de tien geboden. Zo werd er gesteld.
Zelf heb ik dat eigenlijk niet. Voor mezelf lag de nadruk altijd op het ‘niet aanbidden’. Dat je God niet afbeeldt; kúnt afbeelden lijkt mij logisch.
Zo zei ds. Van der Linden dat naar zijn mening het doel van het verbod op het afbeelden lag in de fixatie. Wanneer je God afbeeldt fixeer je Hem in een beeld en dat kan niet. Dat vond ik wel een goede opmerking.
Maar oké, de kunstenaars herkenden die schroom kennelijk wel. Muilwijk ‘verpakte’ Jezus dan enigszins in bijvoorbeeld een dakloze met stigmata. Dat heeft natuurlijk een diepere betekenis, zie Matth. 25 laatste gedeelte.
Hij heeft duidelijk zijn eigen stijl gevonden in tegenstelling tot Sela die zoekende is. Persoonlijk vind ik zijn kunst wat zoetsappig. Wel leuk is zo’n eigentijdse annunciation. In de klassieke schilderkunst komt dit zo vaak naar voren.
Dankzij de cursus kunstgeschiedenis weet ik nu dat, traditioneel gezien Maria wordt afgebeeld in het blauw en dat er vaak witte lelies te zien zijn, symbool van de reinheid. Verder spreekt het lam, de duif en het kruis in het raam voor zich.
Muilwijk noemde als inspiratiebron Giotto. Nu weet ik ook dat hij degene was die als eerste emotie en ruimtelijkheid in zijn schilderijen probeerde te brengen. De cursus kunstgeschiedenis werpt zijn vruchten af!

Sela’s kunstuitingen zijn heftiger, ze experimenteert meer en ze raakten mij meer. Ze begon met een 'donderpreek' uit één van de psalmen. Ze bedoelde te zeggen dat onze ideeën veranderen maar fenomenen zoals de donder en de bliksem hetzelfde blijven. Waar ze naar toe wilde weet ik eigenlijk niet goed meer.

Ze zet zich af tegen de refocultus die mensen uitsluit. Dat kwam zeer duidelijk naar voren. Ze liet een stukje horen van een gemixte sound van een stem van een waarschuwende, galmende dominee met een stevig beat eronder. Ik herkende het uit 'de ballenbak' van Middelburg. Waardering had ik voor haar variant op de sola’s van de reformatie: het sola pictura.
Op een vraag uit het publiek of er grenzen zijn aan de religieuze kunst antwoorden beiden, na aarzelen, ontkennend. Wel geloofde de één, Muilwijk, dat kunst en religie kunnen en moeten samengaan terwijl Sela daar niet in geloofde. De wegen gaan volgens haar uit elkaar.
Waarschijnlijk heeft zij feitelijk gelijk omdat de gelovigen zich zo minimaal hebben ingelaten en nog steeds inlaten met kunst, maar ik denk net als Muilwijk dat een samengaan mogelijk en zelfs een heilige verplichting is. De hele kosmos is tenslotte eigendom van Christus.
Juist christenkunstenaars zouden, geïnspireerd door Gods Geest, de mooiste kunst van de wereld moeten kunnen maken.

donderdag 31 januari 2013

Ramsey Nasr

Vandaag treedt Ramsey Nasr terug als Dichter des Vaderlands.
Ik heb hem een beetje gevolgd en van hem genoten. Om de één of andere reden sprak hij mij aan.
Was het zijn zoeken? Was het zijn sarcasme? Zijn confronterende spiegel? Zijn spelen met woorden? Misschien was het wel de combinatie.
Met zijn ‘Psalm voor een afkomst’ bij de opening van het Calvijnjaar heb ik hem in mijn hart gesloten.

........

en ik vroeg: waar dan?
en de vaderen zegden:

hij woont aan de rand van het naderbare
maar zijn licht is over ons aanwezig
leesbaar zijn is het ware leven

daar staan zij nu
verzegeld tot de laatste dag
hun vlees en huiden weggeteerd
bijna abstract in hun zuivere vorm
wachtend op kieskeurige toorn

.........

Zijn laatste regels 'on duty' bij het afscheid van koningin Beatrix:

o, zoete onbereikbaarheid

als kind al bezat ik een zwak voor glinsterkwallen, keizerpinguïns: zwaar en ijl
maar zacht als paleizen stonden ze rechtop in water en ijs, als wachtkamers
op een uitkijk naar binnen – daarom wilde ik worden: koninginnen
eerst juliana, later de dame die full colour over haar heen kwam.

.................
envoi:
u bent mooi majesteit, soeverein en mooi, nu het verdriet om u heen komt bloeien
u bent mijn eigen aangetaste moeder, diep in haar vermoedde ik uw ijs, uw water
u was mijn jeugd, zoete onbereikbaarheid – en omdat dit mijn laatste verzen zijn
schenk ik ze u, om er onze prinses in terug te vinden: beginnend meisje van vijf.

maandag 28 januari 2013

Stilte

Geschreven door Shusaku Endo. Een Japanner (1923 – 1996), die op elf jarige leeftijd door omstandigheden Rooms Katholiek is gedoopt. Een oosterling met een westers geloof. Dat geeft spanning.
Het boek is er weer één uit de ‘Christelijke klassieken’. *Cathy is goed bezig - grinnik*
Het verhaal speelt zich af in de eerste helft van de zeventiende eeuw in en rond Nagasaki, een stad die toen volop in ontwikkeling was.
De eerste hoofdstukken zijn brieven van een Portugees priester die samen met twee anderen scheep gaan richting Macao om in Japan het Christendom te brengen. Er is daar in Japan ook iets vreemds met een andere gerenommeerde priester Ferreira die van zijn geloof zou zijn gevallen.
De tweede helft van het boek is vanuit een vertellersperspectief geschreven. In het laatste gedeelte staan wat dagboekaantekeningen van Jonassen, een employé van de Nederlandse factorij in Nagasaki. Deze aantekeningen completeren het verhaal. Het verhaal is op waarheid gebaseerd maar de schrijver heeft er zo zijn eigen boeiende draai aangegeven.

Vol goede moed vertrekken de drie: Santa Maria, Garpe en Sebastian Rodrigo, de schrijver van de brieven richting Japan om er de blijde boodschap te brengen en natuurlijk ook manmoedig te lijden en beproevingen te doorstaan vanwege vervolgingen die inmiddels na een korte bloeiperiode van het Christendom zijn losgebarsten.
Alles moet in het geheim gebeuren, dat is wel lastig maar gelukkig ontmoeten ze een Japanner, Kichijiro die Christen is al vertrouwen ze hem niet erg. De reis gaat met horten en stoten, Santa Maria moet al snel afhaken wegens ziekte. Garpe en Rodrigo gaan door o.l.v. Kichijiro. Er is verder geen keus dan deze onbetrouwbare man te volgen.
Hij deed mij denken aan Gollum uit ‘The Lord of the Rings’.
Ze belanden in Japan maar moeten zich schuilhouden.
Wat mij het meeste trof in het eerste gedeelte is de enorme hoogmoed van die priesteres die werkelijk geloven dat God niet zonder hen kan. Maar ze krijgen nog tijd genoeg om te leren. De Japanners zijn zo slim om de kleine Christelijke gemeenschappen van boeren lastig te vallen, ze te martelen en te doden om hen zo, maar ook vooral de priesters te bewegen hun geloof af te zweren. Als een priester dat doet blijven de andere gelovigen in leven.
Zo sterven de Japanse gelovigen voor priesters in plaats van andersom.
Ze worden op een goede dag toch gevangen genomen door toedoen van de ‘Judas’ Kichijiro en Rodrigo moet toezien dat zijn mede broeders en zusters sterven. Ook ziet hij hoe Garpe verdrinkt wanneer hij pogingen doet om mensen te redden. En het enige wat hij maar hoeft te doen is op de fumi-e trappen, een plank met de beeltenis van Jezus of van Maria met het kind. Op die manier zweer je het geloof af.
En al die tijd zwijgt God.
Antwoorden komen door het doormaken van een geestelijke ontwikkeling. Maar zijn dat wel antwoorden? Persoonlijk denk ik dat je op die manier ‘slechts’ wordt gevormd. Tegelijkertijd vraag ik me af of het niet op een andere manier kan, zeker wanneer ik denk aan vervolgde Christenen in b.v. Noord Korea.

“Maar als nou toevallig.....natuurlijk is het een kans van één op duizend, maar stel je voor”......fluisterde toen een ander stemmetje in mijn hart, ‘als er nu eens geen God bestaat....’
Dit was een vreselijk gedachte. Wat een grap zou het zijn als Hij niet bestond. Wat voor een absurd drama was het leven van Mokichi en Ichizo dan geweest, vastgebonden aan staken en gewassen door de zee! Wat voor een idiote illusie hadden de missionarissen dan nagejaagd, die er drie jaar voor nodig hadden om dit land te bereiken, over vele zeeën.” [..] “Als er geen God was hoe belachelijk was dan zijn leven geweest, waarin hij over talloze zeeën naar dit kleine onvruchtbare eiland was gekomen met zijn korreltje zaad. Belachelijk, het leven van de eenogige man wiens hoofd was afgeslagen midden op de dag terwijl de krekels tsjirpten. Een grap het leven van Garpe, die het bootje met gelovigen achterna was gegaan."


Uiteindelijk komt Rodrigo in aanraken met Ferreira die hem probeert over te halen op de fumi-e te trappen en zo mensen te redden. Dan is er al heel wat door zijn hoofd en hart gegaan en begint hij Ferreira te begrijpen. Ik denk dat zijn ego gebroken moet worden.
“Wil ik zo graag een held worden? Is datgene waar ik werkelijk op hoop, niet een martelaarschap dat zich heimelijk voltrekt, maar een dood om over op te scheppen? Dat ik door de gelovigen geprezen wordt en dat ze zullen zeggen: “Die padre was een heilige?”

Uiteindelijk bezwijkt Rodrigo nadat alles van hem is afgenomen en terwijl hij zijn voet optilt om op de fumi-e te trappen hoort hij eindelijk de stem van God/Jezus:
“Trap maar. Trap maar. Ik ken de pijn in je voet het allerbeste. Trap maar. Ik ben in deze wereld geboren om door jullie vertrapt te worden.”

Dat gaat door merg en been.



Toevoeging 29-01
Na deze twee boeken ('Stilte' en 'Dood van een non') valt het mij op dat ze eigenlijk over hetzelfde gaan. We maken ons een beeld van God. Dat beeld bepaalt ons leven, maar dat klopt niet met onze ervaring. Dan volgt een proces van verwarring en geestelijke verandering. In deze beide boeken krijgen de hoofdpersonen het in mijn ogen best zwaar te verduren.
In real life zie ik dat soms ook. Is dat een noodzakelijkheid? Kun je dat voorkomen door open te staan om je Godsbeeld te (laten) veranderen en bij te schaven? Dat heeft dan ook weer effect op je levenshouding en - beschouwing.
Ik begrijp dat je sommige dingen pas echt door narigheid heen leert omdat je dan pas de emoties voelt die bij dat lijden horen.
Ik heb lang geléden aan het on-lijden dankzij de predikant beschreven bij de ‘Dood van een non’, totdat ik mezelf tot de orde riep en besloot om het leven te waarderen, gewoon omdat het zo broos is. Het kan over een minuut over zijn….. Kreeg ik toen niet door die predikant een Godsbeeld opgedrongen? In hoeverre kan en mag je je daartegen verzetten? Openlijk of niet?
In ieder geval ben ik nog niet uitgedacht.
Het blijft ook een beetje stil om mij heen.

zaterdag 26 januari 2013

Dood van een non

Geschreven door Maria Rosseels in 1961.
Maria was een Belgisch, Rooms Katholieke journaliste en schrijver (1916 – 2005).
Dit boek is ook een uitgave van de christelijke klassieken, geinspireerd door het Christelijke gedachtegoed en staat in de canon van de Christelijke literatuur.
Zelf heb ik weinig met de zogenaamde Christelijke boeken. Ze zijn te vaak geschreven met een vooropgezet doel. Dit boek is echter wel de moeite waard, het verhaalt hoe een non dood gaat oftewel van haar geloof afvalt. Dan is het nog maar de vraag of ze dood gaat of juist tot leven komt.
Het geheel is een brief, geschreven aan haar broer Nicolas (Nikki) die het heeft ‘ge- bis- chopt’. (geschopt tot bischop) De proloog en de epiloog zijn vanuit zijn perspectief geschreven. Het verhaal speelt zich af in de eerste helft van de vorige eeuw.
Heel open worden gemoedstoestanden, gedachten en zielenroerselen beschreven. Het grootste onderliggende probleem is de zin van het lijden, doel en zingeving. Nu nog steeds actueel, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal er nooit een antwoord op komen en proberen we maar het beste ervan te maken wanneer we om die reden niet van het geloof vallen zoals zovelen.
Volgens mij kan dat helemaal niet; wél kun je van je eigengemaakte geloof vallen. Verder speelt eerlijkheid een grote rol. Eerlijk naar anderen maar meer nog naar jezelf.
Hoe ver durf je te gaan?
Hoofdpersoon is Sabine Arnauld. Jongste telg uit een oud adellijk geslacht met Jansenistische/Jansemische wortels. Ze groeit op met 3 broers en 2 zussen op een landgoed met kasteel. Dat sprak al tot mijn ver- beeld- ing. Om die reden heb ik Claudels ‘Alles waar ik spijt van heb’ weggelegd. Er ontstond geen film in mijn hoofd.
Sabine dus. Zij belandt door polio, zo denkt men, in een rolstoel. Maar gelovig als ze is, bidt en marchandeert ze met God en vraagt om genezing. Als een soort Jeftha biedt ze haar leven aan God aan en belooft dat ze non zal worden wanneer ze geneest.
Via een familievriend komt ze in contact met een arts die haar ervan weet te overtuigen dat ze niet verlamd is en beter kan worden. Dat gebeurt. Ze houdt zich echter niet aan haar belofte, trouwt met de familievriend Joris, krijgt een kind en verliest hen allebei aan de dood.
Dan komt het schuldgevoel. Door haar ongehoorzaamheid aan God heeft zijzelf hen gedood. Zo denkt ze.
Sabine treedt alsnog in het klooster van de zusters van Boetvaardigheid waar ook een zus non is geworden.
Daar is ze voortdurend bloedserieus bezig haar schuldgevoel af te kopen en haar eigen gecreëerde God te ‘pleasen’. Wat een verkapte hoogmoed.
Hoevelen in deze wereld zijn daar niet mee bezig. *Cathy keert even in zichzelf…….*.

Het idee dat we onszelf een God creëren komt dus langs, evenals de ‘opium’ van Karl Marx.
Dat maakt het allemaal voor mij toch wel herkenbaar. “Ik weet niet eens of er wel een God bestaat, of wij in Hem geen gestalte hebben gegeven aan onze meest primitieve vrees: de angst voor de dood, voor het definitieve ophouden-te-zijn.” Een bekend argument van atheïsten.
Een eyeopener las ik in de zinssnede: “Nu weet ik dat ze gelijk had; ook ik heb geleerd dat niet alle nonnen naar eenzelfde volmaaktheidspersoon kunnen worden gefatsoeneerd, dat sommige zusters geestelijk rijker worden naarmate hun lichaam door meer kwalen worden verteerd, terwijl anderen daarentegen zich slechts dan om dingen van de geest kunnen bekommeren als ze fysisch fit zijn en geen weet hebben van hun lichaam.” Nu weet ik het ook. Eigenlijk is het zo logisch. Ik vroeg het me altijd al af waarom anderen soms zo enorm moeten lijden en mijn leven tamelijk rimpelloos verloopt.
Volgens een predikant was ik dan de moeite voor God niet waard. Want ‘Hij kastijdt degenen die Hij liefheeft’.
Die predikant was achteraf gezien mijn grootste kastijding. Ik heb het hem vergeven.
Een ‘oplossing’ is er voor de theodicee: “het lijden en het kwaad getuigen veel meer van het bestaan van God dan de vreugde die een reden in zichzelf heeft. Het geluk vergt geen verklaring, de pijn en het verdriet wel: het deel roept om het geheel, het onvolmaakte om het volmaakte; het negatieve ontstaat door het contrast met het positieve.”[……………]”het eindige vraagt om het oneindige”.
Maar dan vraag ik me toch weer af of dit weer een doekje voor het bloeden is. Een geforceerde oplossing omdat we geen keus hebben.
De houding van Nicolas is in de zeer spaarzame zinnen wel fascinerend. Een soort oudste broer uit de welbekende gelijkenis van de verloren zoon. iemand die op zijn post blijft.
Omdat Sabine ook jaren in het verre oosten woont, komen ook de oosterse godsdiensten ter sprake.
Ook in mijn ervaring rekenen Japanners zich tot een godsdienst zonder dat het in het persoonlijke leven een rol speelt. Het hoort bij de traditie. Eens sprak ik een Japanner die van zichzelf vertelde dat hij Boeddhist was. Van de Dhammapada had hij echter nog nooit gehoord.
Een vriend van Sabine, Ichiro verbaast zich over de westerse manier van denken: “Jullie zijn erin geslaagd God kwetsbaar te maken. Meer nog, jullie hebben jezelf voor God onmisbaar gemaakt. Is er iets krankzinnigers denkbaar?”
Maar heeft God Zichzelf niet kwetsbaar gemaakt in de persoon van Jezus Christus?
"Ik ken U niet maar ik heb U lief."
Eén van Sabine ’s laatste zinnen.
Kun je van iemand houden die je niet kent? Ik denk dat ze niet verder meer durft te gaan.
Wanneer je God ontdoet van al je eigengemaakte ballast, blijft er dan niet over: JHWH? de 'Ik ben'?
Dan kun je Hem zelfs ‘laten gebeuren’. “God is een realiteit, geen sfeer.”
Het beminnen van God komt vaak voor in het boek. Voornamelijk in de ‘nonnenwereld’.
Het is een wereld die ik niet begrijp en ik realiseer me nu pas dat Jezus in het hele verhaal nauwelijks een rol van betekenis speelt.