Amen. Ik heb gepreekt. Nu moet ik wel gaan schelden
en razen op die dwazen in mijn
koude kerk,
die zich bebeitlen laten met wat ik vertelde
met de gelaten slaafsheid van
een stenen zerk.
Kan ik het helpen dat ik alles niet kan zeggen?
Maar voelen jullie dan niet
iets van het geweld
van wat de duurste dominee niet uit kan leggen
en wat geen moeder aan haar
kinderen vertelt?
Van pure heerlijkheid is het niet uit te spreken,
kon ik maar onder aan de
preekstoel bij de trap
een hand aan Jezus geven en Hem laten preken,
en zeggen: pas op ’t deurtje,
want de ruimte is wat krap.
Ik zie de hele nacht die lege kerkgezichten
waar ’t Woord op afstoot naar
mijn lege hart retour.
en in de consistorie bij de nieuwsberichten
zeggen wij God, de koster en
elkaar bonjour.
De vrede ligt op sterven onder de genade.
’t Portaal ligt vol vertrapte
psalmen en de preek
ligt nu bij stukjes en bij beetjes in de paden,
de kostersvrouw kijkt rond:
het wordt een drukke week.
Dat Gij de hemel scheurdet en de nette kleren,
scheur al die maskers en de
muren en het dak!
laat hier eens dalen heel de heerlijkheid des Heren,
alsof de glazen zee door al
haar dijken brak!
Laat me alsjeblieft met rust! Kan niemand dan begrijpen,
dat preken leven is en sterven
tegelijk,
en dat ik bij het amen in mijn arm moet knijpen
of ik nu droom, dat ik zo arm
ben en zo rijk?
Mijn bidden is veel wijder dan de twee gebeden,
waarin mijn bijna-bidden met
mijn bidden spot.
En zo moet ik dan maar voor jullie plaats bekleden,
gaapkoppen, slaapkoppen,
domkoppen, kinderen van God.
Mijn armen zijn te zwaar voor ’n zwaar-geladen zegen.
en voor die grote Bijbel is
mijn hart te klein.
Och Here Jezus, Jezus, Jezus houd mij tegen, -
ik spring de preekstoel af, de
kerk wordt een ravijn.
Gij hebt de engel der gemeente willen schrijven,
en Zelf hebt Gij het
ondertekend met een snik:
“Houd je maar kalm, Ik zal het ook wel blijven.
en houd maar veel van deze
mensen – zoals Ik”.
Okke Jager (1928 – 1992)
Dit gedicht kwam ik tegen tijdens het opruimen van mijn kamer. Een beetje nostalgisch in deze tijd.
Wellicht snakken dominees er weer naar om een volle kerk met wit gepleisterde graven/ stenen zerken te kunnen zien om zich erover te kunnen opwinden.
gedeelte van een schilderij van Marius van Dokkum.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten