Nu hebben we toch met ons tentje aan de Côte Vermeille gezeten. (en op andere plaatsen) Netjes
twee weken na onze tweede vaccinatie en op het moment dat Frankrijk ‘op geel’
ging zijn we vertrokken.
Wie weet voor het laatst; dat dringt zich steeds meer aan mij op. Zo basic kamperen
wordt er niet gemakkelijker op met het ouder worden en wat we nu loslaten komt
definitief niet meer terug.
Tegelijkertijd probeer ik te bedenken wat ik voor mijn geestesoog en oor wil
blijven zien en horen wanneer we in een bejaardentehuis zitten.
Is het het geluid van de tegen elkaar botsende ‘boules’ van
een potje petanque? De stemmen die in het vuur van het spel steeds luider
klinken wat niet verwonderlijk is na de vijf liter Rosé die onder een boom is
opgesteld?
Hoezo, één glas alcohol per dag; alleen in Nederlander zijn er zulke
mieperds.
Of is het het geluid van de zee? De in stereo komende en
gaande golven van de branding?
Of de kleuren? Zo mooi zeegroen en verderop diep blauw zoals alleen de ‘Méditeranée’
kan zijn?
Of is het de geur van de hoge dennen en eucalyptusbomen
boven onze tent en het zachte tapijt van de naalden onder mij op de camping in
Sorède die vaak ons eindpunt was in het zuidelijkste puntje van ‘la douce
France’? De uitbundige flora?
De zonneschijn door het tentdoek? Tenten kozen we altijd bewust in de kleur beige en niet in grijs omdat de kleur van de zon er dan vriendelijker doorheen scheen.
Het stokbrood of de 'pains au chocolat'
Het kan ook de huidige overbuurman zijn die mij, als het zo
uitkomt een genadig knikje toewerpt en die sprekend op Ilja Leonard Pfeijffer
lijkt met zijn lange grijze haren. Alleen twintig jaar ouder.
Of die keer dat we een wandeling maakte bij het Lac des Bouillouse in de
Pyreneeën en we een kudde wilde paarden tegenkwamen die zich dorstig en masse
op het water stortte. De grond dreunde ervan. Spannend en imponerend.
Meer terug in de tijd: dochter Cathy die zo precies de
fluitketel kon nabootsen waarop mijnheer Cathy steevast een duikvlucht maakte
op het brandertje om hem tot zwijgen te brengen tot grote hilariteit van de rest
van de familie. En hij tuinde er zo vaak in.
Of die koude meivakantie toen we vlakbij Parijs stonden met de tent; zo koud
dat we ons gingen warmen aan de kaarsjes in de kathedralen.
Diezelfde vakantie dat jongste zoon Cathy nog maar net zindelijk was, s ’nachts
plassen moest en mijnheer Cathy bij het optillen finaal onder plaste.
Of het gepuzzel met de metrolijnen en het met klotsende oksels rijden via de
periferique interieur?
Of zouden het toch de glooiende lavendelvelden zijn rondom
Sault met het oorverdovende orkest van insecten, of de velden met de goudgele
zonnebloemen waar ik altijd erg vrolijk van word.
De grotten van Lascaux, de tuinen van Monet, het onderkomen van Cézanne, de
route van van Gogh in Arles met zijn bekende bar bij avondlicht, (een
reproductie hangt boven de piano) de kastelen langs de Loire, het kanoën op de
rivier de Dordogne? De keer dat we in Avignon liepen en ik het vreemde gevoel had daar thuis te horen?
En nu heb ik het nog niet eens gehad over Italië, Spanje en
Portugal.
Volgens mij hebben we genoeg te herinneren wanneer het ons gegeven wordt.
Het belangrijkste vergat ik nog: ode aan de onvermoeibare mijnheer Cathy die mij altijd overal heen reed waar ik maar wilde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten