Oftewel: een tekst in het geheel waarin hij staat lezen en pogen het met de ogen van toen te doen.
De laatste jaren zijn er mij dingen opgevallen die met de berijming van de psalmen toch niet helemaal goed zijn gegaan.
Het eerste vond ik in psalm 9:9; 110:2
Dat gaat over het getrapt worden op de nek of dat de nek als een voetenbank dienst doet.
Volgens mij is dat een Romeins gebruik en ten tijde van de psalmdichter nog nauwelijks bekend. (Alleen in Jozua 10 staat iets wat er op lijkt.)
Wel vond ik het fascinerend te zien, toen ik in het Egyptisch museum van Cairo rondliep, dat de namen van de vijanden van de Farao op de voetbedden van zijn slippers stonden geschreven net als op zijn voetenbank.
Hij ‘liep’ op zijn vijanden en legde zijn voeten op hen. Ten teken van (toekomstige?) onderwerping.
Toen begreep ik ook de zinssnede die staat in het NT: 1 Kor 15: 25:
‘Want Hij moet Koning zijn totdat Hij alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd’.
Precies zo staat het ook in de onberijmde psalm 110: 1: ‘De Heer heeft tot Mijn Heer gesproken: zit aan Mijn rechterhand, totdat ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten’.
Niets over een nek.
Nu is dit niet zo schokkend; het heeft eenvoudigweg met onderwerping te maken. Maar het geeft aan dat de berijming met een andere, latere bril is gemaakt.
Het woord ‘vierschaar’ is anders.
Het komt voor in de berijmde psalmen 9:8; 76:5; 119:10; 143:2; en ik weet niet of ze dat allemaal zijn.
Raar woord vond ik het. Later ging ik het begrijpen. Het heeft met de rechtbank te maken.
Je hebt daar de rechter, een openbare aanklager, een advocaat en de schuldige.
Alleen.......toen ik het boek van Wright had gelezen schoot het me weer te binnen. Hij beschrijft de rechtbank uit vroeger dagen als bestaande uit drie personen.
Deuteronomium eens nagelezen: in hoofdstuk 17 staan wat aanwijzingen en inderdaad, zelfs het hoogste rechtsorgaan steekt niet ingewikkeld in elkaar. Wanneer er een zaak was waar met niet uitkwam ging men naar de Levieten, legden de zaak voor en er werd recht gesproken.
Dat woord vierschaar is dan kennelijk een later bedenksel en gebaseerd op de veel latere vorm van de rechtbanken.
Het Onfeilbare Woord wanneer het over de Bijbel gaat is ook zo’n uitdrukking die velen gewend zijn te gebruiken. Het komt uit de (berijmde) Psalm 56: 5.
Het staat niet in de onberijmde of überhaupt in de Bijbel. Wat men er nu precies onder verstaat kom ik ook niet goed achter. Is de Bijbel foutloos?
In ieder geval heeft de Bijbel zelf niet de pretentie 'onfeilbaar' te zijn.
Het wordt er ingestopt.
Het vervelende is dat op die vierschaar en onfeilbaarheid hele theologische constructies worden gebouwd.
Vertalen is helaas niet alleen verliezen, er wordt soms iets toegevoegd wat een heel eigen leven gaat leiden.
En dat vind ik eigenlijk best kwalijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten