Geschreven door Hernán Rivera Letelier in 2010. Letelier is van Chileense oorsprong. Oorspronkelijke titel: ’El arte de la resurrección’. Volgens mij betekent dat zoiets als ‘de kunst van de opstanding’.
Deze titel geeft mij meer denkstof dan de Nederlandse titel, ook al is deze niet slecht gekozen, maar hij is oppervlakkiger.
Enfin, die Zuid-Amerikaanse schrijvers hebben altijd iets heel exotisch voor mij. Begrijpen doe ik ze niet echt goed maar daardoor fascineren ze wel. Nu lijkt het alsof ik zoveel Latijns-Amerikanen heb gelezen maar dat valt reuze mee. Isabel Allende, Gabriel Garcia Marquez en Paulo Coelho sieren mijn boekenkast. Vooral de mannelijke schrijvers mikken feiten en fictie zo gigantisch door elkaar dat het heel wonderlijk, kampvuurverhalend aandoet.
De hoofdpersoon heeft echt bestaan, Domingo Zárate Vega. Hij heeft als missie om twintig jaar als een opgestane christus door Chili te trekken en de mensen ‘spreuken en gedachten ter verheffing van de mens’ te brengen. Wonderen doen valt nog niet mee maar aan het eind van het boek lukt het hem om een kip ‘uit de dood op te laten staan’. Hij leeft als een ‘asceet’ van het gegeef, maar dat komt allemaal wel in orde. Hij geniet erg van aangeboden eten en seks.
Verder blijft het bij het doorgeven van spreuken als: “Openheid is de sleutel tot ware vriendschap” en “eerlijkheid is een paleis van goud”.
Soms wat variaties op Bijbelse spreuken: “het geloof zonder werken is als een gitaar zonder snaren: en “Ik zeg jullie dat alleen het feit dat je goed zou kunnen doen en het toch niet doet op zich al een vreselijk kwaad is.”
De schrijver zelf is een zoon van een rondtrekkende prediker en daardoor kent hij de Bijbel als een Hollandse, gereformeerde kerkganger. Het verhaal speelt zich rond 1940 in de buurt van de salpetermijnen in het noorden van Chili in de Atacamawoestijn, de grootste en droogste woestijn ter wereld. Die zinderende hitte voel je bij het lezen.
De prediker is op zoek naar een vrouwelijke discipel die, naar hij hoorde als hoer werkt in één van de mijndorpen. Natuurlijk heet ze Magalena. Verder spelen de Gek met de bezem een rol; hij woont bij Magalena en gaat elke dag op pad om de woestijn te ontdoen van de rommel die de mensen uit de voorbijkomende trein gooien.
Zelf heeft de hoofdpersoon wel door dat men hem niet erg serieus neemt: “Als ik geld zou hebben zouden ze me excentriek vinden, nu ik arm ben vinden ze me een gek”.
Aan het eind is de christus van Elqui christus-af en gaat hij gewoon in een sloppenwijk wonen. Hij is niet meer nodig. De mensen hebben nieuwe goden gevonden: de radio en de film.
Dingen die me opvielen: de christus heeft meer vrouwen dan mannen als volgers. Zoals gewoonlijk….
Waar zou religie zijn als er geen vrouwen waren? Wanneer er op een gegeven moment eten nodig is blijkt er veel meer te zijn dan nodig. Er blijft zelf over voor de honden. Voor de vrouwen een wonder maar het mannelijk deel van het dorp heeft daar een heel rationele verklaring voor. Ook zoals gewoonlijk? Verder twijfelde ik voortdurend aan de geestelijke vermogens van de hoofdpersoon. Is ie nou godsdienstwaanzinnig zoals het voorwoord, de bisschoppelijke brief suggereert of niet?
Af en toe is het ook vreselijk hilarisch. Een keurige boekhouder met Panama hoed en bochel die zijn komst bij Magalena aankondigt met de woorden: “ Hier ben ik weer om u te bekennen”.
De Gek met de bezem is ook al zo’n lachlustopwekkende figuur en op een gegeven moment wordt de hoer Magalena met haar koperen bed met kardinaalrood fluwelen sprei, haar heilige Maagdbeeld en haar kip Sinforosa midden op de pampa gezet en gaat ze daar gewoon verder met haar werk.
Het hoofd van het Mariabeeld wordt trouwens netjes met een lap bedekt tijdens Magalena’s werk. Met maagden moet je zorgvuldig omspringen.
Op de omslag een kind op een kistje die de hemel lijkt te willen aanraken. Mooi gekozen.
Eén keer struikelde mijn geest: op pagina 116 is de Gek met de bezem iemand die met een trein vol krankzinnigen is aangekomen in ‘de Luis’ het bewuste mijndorp (beladen naam) en op de volgende pagina is hij er gewoon geboren. Misschien heb ik iets gemist. Verder stoorde de voluit geschreven vloeken me nogal, elke keer als ik er één lees krijg ik een schok. Maar ja, ik ben dan ook zeer reformatorisch opgevoed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten