Tijdens een weekenddienst werd er van mij verwacht dat ik een zwakbegaafde jongeman zijn insuline zou geven. Hij woonde in een tehuis met de nodige hulpverleners. Sinds kort had hij diabetes en er moest tweemaal daags geprikt worden. Dat was dus vier keer in dat weekend.
Hij was door de hulpverleners goed voorbereid, gelukkig. Geprikt worden is tenslotte geen lolletje. Toen ik de eerste keer binnenkwam werd ik argwanend bekeken door deze jongeman die een boom van een kerel bleek te zijn met de verstandelijke vermogens van een vierjarige. Hij liep rond met zo’n plastic speelgoed microfoon waar zo’n vreemd hol geluid uitkomt als je er in praat. Hij liep lekker te brommen, te kwijlen en te snotteren in dat ding.
Maar enfin, het ging allemaal prima en hij leerde mij wat kennen. Dat was ook een nadeel. Zo bleek op zondagmiddag, de laatste keer dat ik zou prikken.
Hij was knorrig en moest al wat tot de orde worden geroepen en worden afgeleid door een hulpverlener, hij sputterde tegen en wilde niet mee naar zijn kamer. Ach, dan prikte ik hem toch gewoon in de huiskamer gezellig tussen de andere bewoners. Niet te moeilijk doen.
De injectie kreeg ik er in, maar ik zag de op mij afkomende arm te laat en in no- time lag ik languit op de vloer tot zeer groot vermaak van de andere bewoners.
De hulpverlener schrok zich een hoedje en sprak de jongeman ernstig toe. Terwijl ik opkrabbelde kon ik de lol er wel weer van inzien. Hij had gewoon stinkend genoeg van al dat geprik waar ie niet alles van begreep.
Op bevel van de hulpverlener moest hij zijn excuses aanbieden en mij een hug geven…….en ja hoor, dat deed hij met verve…al snotterend en kwijlend….
Hij was gelukkig de laatste die middag; ik heb een half uur onder de douche gestaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten