Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

dinsdag 6 oktober 2020

Staphorst

Commotie over dit Overijsselse dorp. De naam wordt altijd in verband gebracht met gelovigen die streng in de leer zijn en met klederdrachten.

In deze Corona tijd organiseerde de Hersteld Hervormde Kerk drie diensten op zondag met elk zeshonderd bezoekers. En dat triggerde onkerkelijk Nederland om weer eens even los te gaan tegen de kerken. Is dat terecht?
Nu is de HHK in Staphorst niet de enige kerk die de grenzen van het toelaatbare opzocht. Ook van Opheusden las ik dat er veel kerkgangers zijn maar het zijn dan ook grote kerken en alle regels worden opgevolgd. Zo verdedigde men zich nu heel verbouwereerd.
Maar minister Grapperhaus, die de kerken lang de hand boven het hoofd heeft gehouden, denkt er anders over en legt het aantal bezoekers in het hele land weer aan strenge banden.
Nu worden er door gelovigen op Facebook verongelijkt vergelijkingen gemaakt met Carré, concertzalen en met de St Jan in Gouda waar op een avond ook pakweg drie á vierhonderd mensen mogen komen.
Maar kloppen die vergelijkingen wel?
Is er geen verschil tussen vierhonderd mensen, stil aanwezig of zeshonderd die regelmatig zingen?
Terwijl het er tot nu op lijkt dat zingen toch wel een 'gevaarlijke' bezigheid is.

De kerkgangers waanden zich veilig achter de regels.
Maar zijn de lessen van Jezus er nu juist niet op gericht om zelf te leren nadenken? De regels blijven wel maar we moeten gaan begrijpen waaróm en wat het effect is. Dan belanden ze vanuit je hoofd in je hart. De gelijkenissen waren er op gericht om de mensen aan het denken te zetten; om inzicht te vergaren.  
Volwassen gelovigen komen er niet mee weg om te zeggen dat ze de regels hebben opgevolgd. Dat getuigt niet van inzicht.
De vraag moest zijn of het verstandig was om drie keer per dag met zoveel mensen samen te komen, met z’n allen te zingen en daarna de maatschappij weer in te gaan.
Welk signaal geef je daarmee af aan ‘hen die buiten zijn’?
Toch hetzelfde als de voetbalsupporters twee weken geleden die Mark Rutte lieten ontploffen?
Dan kun je wel voor de camera getuigen dat we niet bang hoeven te zijn voor het virus omdat God over ons waakt, maar denk dan meteen ook even aan al die ‘naasten’ in de maatschappij waar je op maandag weer mee in contact komt.

We moeten ons er van bewust blijven dat we als gelovigen koningskinderen zijn en Noblesse Oblige.



zondag 4 oktober 2020

God is machtig, maar hoe?


In 1984 geschreven door Ds. P.B. Suurmond. (1921 – 2010)
Hoe ik aan dit tweedehands boekje komt weet ik niet meer maar ik ben wel altijd geïnteresseerd in gedachtegangen over de verhouding kwaad/ lijden en de voorzienigheid van God.
In het eerste deel zegt deze dominee ook gewoon wat hij denkt en waar hij moeite mee heeft. Het tweede gedeelte lijkt op de ‘Pensées’ van Blaise Pascal.

Van welke ligging een dominee is maakt mij niet zoveel uit. Zelfs vrijzinnigen kunnen soms vrij zinnige dingen zeggen.
Alles wat helpt om deze wereld beter te begrijpen is welkom.

Voor we de Bijbel opendoen weten we al hoe God moet zijn; welke eigenschappen Hij moet hebben om het predicaat ‘God’ waardig te zijn en daar gaan we al in de fout.
God is één en God is Liefde.
Zo vaak horen we: God is genadig maar ook…… vul maar in. Maar wij hebben geen god met een Januskop. Daar moeten we vanaf want God is één.
Zelf heb ik ooit besloten dat je eigenlijk alleen kunt zeggen: ‘God is’. 
Een Zijnde. Precies wat de naam JHWH zegt. Alles wat je meer over Hem zegt beperkt Hem.
Suurmond gaat toch verder en zegt dat Hij liefde is. Eén/Liefde. Misschien zou je dan ‘Licht’ ook nog wel toe kunnen voegen.
Jezus is God en God is Jezus. Dus wie Jezus heeft gezien die heeft de Vader gezien.
Hoe Jezus kijkt, kijkt ook de Vader.
Jezus zegt ergens dat Zijn Vader meer is, maar dat wil niet zeggen dat Hij anders is.
Voor Suurmond werd dit een hermeneutische sleutel om de Bijbel te lezen.
Ik denk dat daar wel iets inzit. Zelf nam ik Zijn bestáán altijd als vaststaande zekerheid. De X in die leuke lange vergelijkingen op het wiskundebord vroeger.
Met die gegeven X kon je hem oplossen. Zo kun je met de zekerheid van Zijn bestaan de ‘vergelijkingen’ in het leven te lijf gaan. Liefde nu dus toevoegen.

Suurmond zat als kind en puber ook met die lastige vragen over de voorzienigheid, de uitverkiezing en de verborgen en geopenbaarde wil van God en zijn ondoorgrondelijkheid waarmee we alles kloppend kunnen krijgen om toch maar vooral Zijn ‘eer’ hoog te houden. Alsof dat van ons moet afhangen.
Zijn gedachten die hoger zijn dan de onze en dat je niet al te nieuwsgierig mag zijn. Enzovoort.
De hele mikmak aan onbevredigende verklaringen herkende ik. (je zou toch verwachten dat men eens wat bij leerde, maar nee, gelovigen houden kennelijk graag vast aan verklaringen die voor henzelf een mensenleven voldoen.)
Zo besloot Suurmond als kind dat God een monster was die voor zijn eigen plezier een verschrikkelijk toneelspel speelde met deze wereld en haar bewoners.
Toch kwam hij ook niet los van Hem.
Dat kwam mede door de houding van zijn vader die hem gelijk gaf toen hij de moed had om hierover te spreken.
Maar deze wijze vader voegde daar aan toe dat we dan toch ergens een fout maken in onze gedachten omdat, wanneer God echt een monster was, Hij nooit naar deze wereld zou zijn gekomen om aan een kruis heel deze wereld vast te houden.
Geheel vrijwillig, uit Liefde.

Zelf heb ik ook altijd het idee gehad dat we in de Liefde het antwoord zouden vinden voor het grote waarom van dit tranendal. Maar ik kan daar nooit goed handen en voeten aan geven laat staan woorden voor vinden om het tot een logisch geheel te vlechten.
Wel had ik ook het idee dat God op de één of andere manier een deel van zijn almacht had afgestaan omdat Hij bijvoorbeeld niet kan liegen. (Tit 1:2) en niet Zichzelf verloochenen (2 Tim 2: 13) dus onveranderlijk is.
Zo is Hij betrouwbaar en niet wispelturig. Ik bedoel: wat zou het uitmaken wanneer Hij, als de machtigste van al, wel zou liegen of zichzelf zou verloochenen? Hij is aan ons geen verantwoording schuldig.
Maar Hij wil een relatie in liefde en vertrouwen.  Het einddoel wil Hij bereiken via de wegen van de liefde.
Uit liefde schiep Hij ( en daarmee bedoel ik de Drie-enige) deze aardkloot. Uit liefde zette Hij daar bomen in. De boom des levens kan ik dan begrijpen; de boom van kennis niet.
Suurmond schrijft dat gedwongen liefde geen liefde is. Dat ben ik wel met hem eens maar toch…waarom niet meteen ‘liefdevolle hemelbewoners’ van ons gemaakt?
Waarom die gigantische omweg – zoals het Joodse volk – door een woestenij die aarde of ruimte/tijd heet?
Uiteindelijk komt Suurmond er ook niet uit en blijft ook voor hem alles raadselachtig. Hij zegt dan: ‘geloven is niet: je uit de raadselachtigheid vandaan redeneren of rekenen, maar in die raadselachtigheid blijven zeggen: ‘en toch…’
Ik denk dat je dat niet uit jezelf kunt. Dat wordt je gegeven. En ook het waarom dáárvan blijft raadselachtig.

Dit boekje helpt mij wel om meer te focussen op die Liefde van God. Te proberen om te kijken via Zijn ogen en op die manier gelijkvormig te zijn aan Jezus zoals Paulus oproept in Rom. 8:29.


Take a look through My eyes

There are things in life you learn
And oh in time you'll see
It's out there somewhere
It's all waiting
If you keep believing
So don't run
Don't hide
It will be alright
You'll see
Trust me
I'll be there watching over you

Just take a look through my eyes
There's a better place somewhere out there
Just take a look through my eyes
Everything changes
You'll be amazed what you'll find
(There's a better place)
If you look through my eyes

There will be times on this journey
All you'll see is darkness
But out there somewhere
Daylight finds you
If you keep believing
So don't run
Don't hide
It will be alright
You'll see
Trust me
I'll be there watching over you


Phil Collins


donderdag 17 september 2020

Kloosterleven

De zon scheen schuin door de hoge kerkramen en botsten tegen de non met de zwaaiende wierookbrander. De rook daaruit kringelde als symbool van onze gedachten en gebeden naar boven en doorkruisten de goudgele septemberzonnestralen, verder richting de gans Andere.
De geur van de wierook vulde mijn neus. Lekker.


Een paar dagen meedoen aan het leven in een klooster van Benedictijnessen. Het was een hele ervaring. Losgemaakt van en uitgetild worden boven het ‘gewone’ aardse leven. Meedoen in een strak dagritme. Tussendoor seminars over het boek van de Grieks orthodoxe theoloog Ioannis Zizioulas (1931): ‘Gemeenschap en andersheid’.
Maar daarover komt een ander blogje wanneer ik door het hele boek ben gespit en dat kan nog wel even duren want hij schrijft heel ‘ingedikt’ en vaak moet je zinnen een paar keer lezen.




Een heel bijzondere wereld, dat kloosterleven. Het dagritme wordt bepaald door o.a. de Metten, Lauden, Vespers en Completen. Namen die mij herinnerden aan het boek (en film) van Umberto Eco: ‘De naam van de roos’. (Gelukkig ontbraken de lijken.)
De zusters zingen a-capella.  Hoge stemmen die de ruimte vullen en op maat begeleidt door de gracieuze bewegingen van de rechterhand van zuster Hildegard. Ja, zij is vernoemd naar Hildegard von Bingen (1098 - 1179) ook een Benedictijnse. 
Het zingen neigt naar het Gregoriaans maar dat is wel logisch binnen die hoge muren in die galmende leegte. Rachmaninov in die akoestiek loslaten zou niet werken.
Bijzonder vond ik de eerbied voor de Bijbel als het Woord van God, de buigingen en het zitten en weer opstaan waarin ik geen logica kon ontdekken. Alles even rustig en beheerst.

En dit gebeurt al eeuwenlang in alle kloosters over de hele wereld. De lofprijzing, de vierentwintig uren per dag rond en de gebeden voor alle mensen op deze aardkloot en speciaal voor de mensen die het moeilijk hebben uit de actualiteit. 
Misschien leven wij nog wel, en is deze wereld geen hel dankzij hun inspanningen en opofferingen.




  

maandag 7 september 2020

Over levenskunst

Een verplicht nummer in mijn vorderende cursus filosofie. Ik kreeg een goed cijfer voor mijn verslag over de ‘vrije wil?’ Dit is een boek over levenskunst; wat is een goede manier van leven. Dat is al een oude vraag; hij wordt gesteld sinds mensenheugenis.

Joep Dohmen heeft inspirerende teksten bijeengebracht in deze uitgave. (2018) Teksten die op deze vraag vanuit alle tijden door verschillende filosofen een antwoord is geformuleerd.
Net als het boek van H. J. Storig was ook dit weer een heel plezierig boek om te lezen.

Wat is levenskunst? Het leven overkomt je. Ben je zelf verantwoordelijk voor de vorm waarin jouw leven zich bevindt? Of is mensen wijsmaken dat ze zelf de kracht tot veranderen bezitten, als ze maar hard genoeg willen, misplaatst voluntarisme? Zoals Jan Verplaetse ergens schreef? 


Is vrije zelfbeschikking nog steeds het grote ideaal of zien we dat het toch ook niet lekker werkt. Kunnen we die vrijheid wel aan? Of bewijzen de vluchten in thrillers, Netflix en de spirituele zoektochten naar zingeving dat we daar toch met z’n allen moeite mee hebben?
‘De tijd verdrijven in plaats van aandachtig leven’ volgens Montaigne.
Ik moet zeggen dat ik me daar schuldig aan maak. Deze wereld is niet echt meer een plaats waar ik wil zijn. Achteraf vraag ik mij af of ik dat al niet van kinds af aan heb gehad en daarom vluchtte in boeken. Die werelden waren steeds wisselend, leuker en spannender.

Hoe zit het met die ziekelijke schreeuw om aandacht? Heeft moraal daar iets mee te maken? Volgens Plato wel: levenskunst is zorg voor zichzelf en daarmee fundamenteel moreel van aard. Of van karkatervorming zoals Aristoteles betoogt. Of heeft levenskunst misschien toch meer met liefde te maken? Daar breken  Erich Fromm (1900 - 1980) en Luc Ferry (1951) een lans voor. Ferry zelfs voor het christendom ook al gelooft hij zelf niet.

Het boek begint bij Plato en eindigt met Ruut Veenhoven. En zo hebben ze allemaal hun ideeën. Een reis door de levenskunstideeën.
Soms moet je het leven gewoon laten gebeuren: Paul van Tongeren
Ondanks dat er ook een paar vrouwen naar voren komen: Simone de Beauvoir en Martha Nussbaum sprak Erich Fromm mij het meeste aan. Hij is heel concreet.
De beoefening van een kunst – dus ook levenskunst – vergt discipline, concentratie, geduld en toewijding.
En dat volhouden.
‘Als we de verschillende kunsten met elkaar vergelijken, wordt het wel duidelijk dat in de kunst der liefde het dilettantisme hoogtij viert.’
Jammer dat hij het in dit boek niet verder uitwerkt.

Niet teveel toegeven aan spannende romans of films. Ai……lastig voor mij al laat ik boeken thrillers links liggen. Maar zo’n heerlijke spionagefilm waarbij de adrenaline door je lijf giert vind ik wel errug leuk, zo nu en dan.
De belangrijkste stap naar concentratie is: leren alleen met jezelf te zijn. Dat vind ik  dan weer minder moeilijk. Volgens Fromm is dit een eerste voorwaarde voor het vermogen tot liefhebben. Die kan ik afvinken.   /sarcasm

Hij noemt ook nog dat, om zich te leren concentreren, het noodzakelijk is om onbeduidende conversatie te mijden. Dan heb ik wel binnenpret.

Hij benoemt het feit van de belangrijkheid van rolmodellen in je leven. Dat kan dan belangrijk zijn maar wat doe je wanneer die er niet zijn? Ik kan me er niet één herinneren. Ik had meer rolmodellen in negatieve zin. Van: zo wil ik het absoluut niet.
Misschien is dat ook mijn aard. Liever zelf nadenken en het allemaal zelf uitzoeken.
Fromm eindigt met een zin om over na te denken: ‘Onze traditie is niet in de eerste plaats gebouwd op kennis en vaardigheden maar op karakteristieke menselijke waarden. Als de volgende generaties niet meer in staat zullen zijn contact te krijgen met deze klassieke humanistische waarden, zal een cultuur van vijftig eeuwen te gronde gaan, zelfs als de erfenis aan wetenschap en techniek zou worden aanvaard en verder ontwikkeld.’

De rolmodellen die men in deze tijd heeft zijn de Face-bookers, Influencers en Instagrammers.
Ondertussen verkommeren onze zielen.
Wie weet het te stoppen?

 


 

donderdag 3 september 2020

Simone de Beauvoir, een leven.


Een biografie, geschreven door Kate Kirkpatrick in 2019. De Nederlandse vertaling is van maart 2020
De Engelse titel vind ik weer eens beter: ‘Becoming Beauvoir’.  Dat drukt meer uit hoe ze  geworden is door de tijd, háár tijd en door haar omgeving.
Het wórden neemt ook een grote plaats in in haar denken. Sinds ik ergens gelezen heb dat je Genesis ook mag vertalen met ‘Wording’ ben ik gaan inzien hoe belangrijk dat is, die beweging. Simone bevestigde mij daarin. Filosofie moet worden geleefd; we zijn onderweg.

Haar bekendste uitspraak:
"Je bent niet als vrouw geboren, maar je wordt (tot) vrouw (gemaakt)": "On ne naît pas femme, on le devient”,  zou je ook vriendelijker kunnen interpreteren dan dat zij – volgens mij – heeft bedoeld.
Later zegt ze namelijk over mannen hetzelfde. (in mijn e-reader p. 356)
Je bent het bij de geboorte nog niet; je wordt vrouw/man door het leven al werden vrouwen wel vaak in een rol geduwd.
“De  vrouw is geen voltooide en vaststaande realiteit, maar een wording. En in die wording moet men haar vergelijken met de man: dat wil zeggen, men moet haar definiëren naar haar mogelijkheden.”

Kirkpatrick zal nooit de Nobelprijs voor de literatuur krijgen maar het boek leest wel prettig en makkelijk weg. Zij kan putten, niet alleen uit vorige biografieën maar ook uit pas (2018) geopenbaarde brieven en dagboeken van de Beauvoir.

Simone (1908 - 1986) groeit op in Parijs met vader, moeder en zus Hélène. Ze had niet een echt gemakkelijke jeugd. Het gezin leefde in een 'soort half- armoede'. Simone is slim en haar vader roemt haar: ‘Simone heeft de hersens van een man. Ze denkt als een man. Simone is een man.’
En toch werd ze behandeld als meisje. Dat was vreemd.
De tijden zijn veranderd. Mijn ideeën ook.  Ik zou dat nu, in tegenstelling tot vroeger beslist geen compliment meer willen noemen.
Grappig om te lezen dat Jo March, uit ‘Onder moeders vleugels’ zo’n inspirerend voorbeeld voor haar was.  Voor mij was zij ook de interessantste uit dat boek. Lekker eigenzinnig.

Simone las veel en wilde al jong filosofie gaan studeren, tegen de wil van vooral haar moeder in.
Omdat ze als vrouw in 1925 geen toegang had tot Ecole Normale Supérieure, moest ze dat via een omweg doen. Ze behaalde certificaten voor wiskunde, Franse literatuur en Latijn.
Later ook voor geschiedenis van de filosofie en algemene filosofie en Grieks. Samen met Simone Weil en Merleau -Ponty.
Ze raakte bevriend met Zaza, de stille geliefde van Merleau-Ponty en haalde in 1928 ook nog certificaten voor ethiek en psychologie.
Heel dat Franse onderwijs is een ingewikkelde kluwen. Op deze site site staat e.e.a. uitgelegd over de studieroute van een Franse filosoof.
De dood van Zaza in 1929 was denk ik wel een katalysator om God vaarwel te zeggen. Terwijl Maurice Merleau-Ponty een gelovig/religieus mens bleef.
René Maheu was degene die Simone haar bijnaam “Castor’ gaf en haar in contact bracht met Jean Paul Sartre.

Simone heeft haar eigenzinnigheid haar hele leven volgehouden en dat heeft haar veel opgeleverd maar ook veel gekost.
Haar relatie met Sartre was voer voor veel journalisten. Terwijl ik denk dat zij in hem haar ‘soulmate’ had gevonden. Ze konden alles met elkaar bespreken, elkaar scherpen en elkaar beïnvloeden, wat duidelijk over en weer gebeurde. Het was beslist geen eenrichtingsverkeer van Sartre richting de Beauvoir zoals zo vaak werd gedacht.  Er was een gelijkwaardige 'wederkerigheid' zoals Simone dat noemde. Met recht een 'tegenover'. Wanneer ik kritisch om mij heen kijk dan ontbreekt dat in veel relaties.
Dat zij allebei daarnaast nog een ‘love-life’ hadden, werd in die tijd niet begrepen. En ik begrijp nu ook niet dat het zo ‘breedvoerig’ moest zijn. Ik weet even geen ander woord.

Ze heeft verschrikkelijk veel geschreven. Haar beroemdste werk is ‘De tweede sekse’ (1949). Dat was een baanbrekend feministisch werk wat over de hele wereld veel invloed heeft gehad.
Haar bekendste roman is ‘de Mandarijnen’ (1954). Die staat nog bij mij op de plank te wachten.
Ik herinner me nu nog dat de vader van een vriendinnetje dat zat te lezen. Ik keek tegen hem op; het was zo’n intelligente man. Het was vast een moeilijk boek wat over die oranje vruchten ging. 
Nu word ik zelf pas echt nieuwsgierig.


 

donderdag 27 augustus 2020

Schimmenspel

 

nu begint dat andere taaie ongerief
dat van de ouderdom van ik had je zo lief
moeder wereld knekelhuis en zonder baten
blaat je alleen nog verminkte citaten
waarmee je de legende van jezelf kruidt en bederft
en het wordt later en later

en dan de conversatie zeg maar geklets
elke aanspraak valt als een pot erwten in je oor
in je wanhoop zet je daar dan een dikke deur voor
en achter grendels achter het al vagere gekeuvel
draag je hijgend zand aan voor een hoge heuvel
die je dan met wankele tred beklimt tot de top
daar aangekomen stijg je langzaam op
in mist en stilte verdwijnt je oude kop

Lucebert (1924 - 1994)

 



Een gedicht van Louche Bert zoals ik hem altijd in gedachten noem. Misschien heeft hij het wel zo bedoeld, denk ik dan met een binnenpretje.
Tijdens de aflevering zomergasten met Ilja Leonard Pfeiffer deed mij dit de oren spitsen.
Bij de zin ‘en dan de conversatie, zeg maar geklets’  schrok ik echt wakker.
Wat heerlijk wanneer iemand zoiets zo mooi en raak kan verwoorden.

Een poosje geleden waren we op zo’n avond. Netjes op afstand van elkaar. Het leek gezellig te worden maar een persoon nam het woord en liet het nauwelijks meer los.
Geklets, small-talk, borrelpraat, vaag gekeuvel. En ook nog eens overal dwars doorheen.



Ik weet dat ik dan voor mijn eigen good-feeling een onderwerp in dat gesprek moet lanceren wat mij interesseert en wat met het uitwisselen van gedachten mij energie zou kunnen geven, maar het is niet goed gelukt.
Ik weet het, ik geef te snel op. Maar ik ben ook te netjes opgevoed om mensen steeds in de rede te vallen. Het is vechten tegen windmolens. Vermoeid achterover zakkend laat ik de avond verder maar gebeuren en ga met een kater naar huis.
Je zou er mensenschuw van worden.
Lezend in de biografie van Simone de Beauvoir word ik ook nog eens stinkend jaloers op haar. Zij had een club om zich heen die openstond en sprak over zinnige dingen en ideeën.

Maar dat is onterecht. Ik heb ook een club mensen om mij heen die dieper en verder willen en durven denken. Maar het is vanwege die Corona al zolang geleden dat we elkaar hebben ontmoet. Ik mis hen.

 

dinsdag 25 augustus 2020

De kolibrie


Geschreven door Sandro Veronesi (1959) in 2019.

Waarom kwam ik nu weer op dit boek? Ik denk door een positieve recensie in de krant ofzo.
Een wonderlijk boek. Zeer eigentijds denk ik. Het springt heen en weer in tijd, in brieven, e-mails en telefoongesprekken en o ja, ook nog een gewone verhaallijn.
Dat moeten vermoeide mensen als ik dan zomaar allemaal kunnen volgen en meemaken….nee dus. Ik werd er een beetje onrustig van. Vertel gewoon je verhaal en sleep mij mee zoals Elisabeth Howard maar liever niet op zo’n  ADHD-erige manier.
Aan het einde gaat dat wel wat beter.



De Kolibrie is de bijnaam voor Marco Carrera, een oftalmoloog oftewel: oogspecialist. Zijn moeder noemde hem vroeger kolibrie omdat hij een groeistoornis had, die in zijn pubertijd verholpen werd.

Maar de naam heeft meer betekenissen. Kolibries kunnen heel stil op hun plaats blijven hangen en het leven op die manier volhouden totdat ze in beweging moeten komen.
Marco hééft een moeizaam leven met broer en zus. Hun ouders moet hij, nee, wil hij verzorgen omdat zijn zus overleden is en zijn broer geëmigreerd.
Zijn vrouw is een psychisch wrak, dat resulteert in een scheiding  en hun enige dochter Adele verongelukt bij het bergbeklimmen. Maar zij laat hem een kleindochter na die de vreugde van zijn leven wordt. Volgens Marco hét antwoord op de grote ‘waarom’ vraag.  Dat vind ik zelf ook de mooiste vraag die er bestaat al bevredigt Veronesi hier niet.
Elk mens is een ‘nieuw begin’ en verandert de wereld een heel klein ietsepietsie. Dat is volgens mij niet voorbehouden aan één of ander wonderkind wat Miraijin lijkt te zijn.
Er is nogal wat kommer en kwel. Tussendoor nog een platonische liefde met Luisa. Toch wordt Veronesi nergens melodramatisch en kan hij soms filosofisch schrijven over bijvoorbeeld de lijdensweg van de ouders van Marco. Hij vergelijkt dat met de ‘via crusis’. Een kruisweg, opgedeeld in staties en vaak in veel meer dan veertien.

Hij schrijft over oogcontact – wel leuk voor een oogarts - met mensen en wat dat allemaal zou kunnen betekenen en welke gevolgen dat zou kunnen hebben.

Maar op een dag  moet hij toch in beweging komen en besluit hij, na de diagnose pancreaskanker, het leven voor gezien te houden. Dan is het inmiddels 2030 en is hij een jaar of zeventig.
Wat vond ik ervan.
Een ‘druk’ boek, met gewone spreekzinnen. Geen literatuur naar mijn smaak. Soms met dingen om te overdenken maar verder niet echt diepgravend.  Een zwak betoog vond ik de euthanasieregeling in 2030. Die leek meer uit 2010 te komen, zo omzichtig moest het kennelijk worden uitgevoerd.
En wanneer Ilja Leonard Pfeiffer bij zomergasten het geheim verklapt van een goede roman: de sfeer, het decor……dan moet ik zeggen dat dit boek geen prettige sfeer heeft en niet een wereld schept waarin ik zou willen blijven.
Ik denk niet dat ik snel nog een boek van hem zal pakken.