Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

vrijdag 9 december 2016

Peter van Straaten


Peter van Straaten is overleden. 81 jaar oud. Een begaafd denker/tekenaar ook al kreeg ik vaak kromme tenen.
Bij mij heeft jarenlang een tekening op het prikbord gehangen. Uit de krant geknipt. Omdat ik het zo’n raak, veelzeggend prentje vond en nog steeds vind.

Voor degenen die het moeilijk kunnen lezen, onder de tekening staat: "Zal ik boven komen of ben je ongesteld?"


donderdag 8 december 2016

Willen V


Tot slot komt Hannah tot de conclusie dat er geen filosofen zijn die de wil kritisch hebben onderzocht. Filosofen zijn geen mannen van de daad om de wereld te veranderen maar zijn mannen van de interpretatie.
Hannah verlegt de aandacht naar de politieke vrijheid: naar de mannen van de daad.
Het verbaasde mij. Oké, ze is een politiek denkster.
Maar waarom doet ze dat terwijl ze zo kritisch is op de mannen die daar niet goed over hebben nagedacht. Het was toch een uitgelezen kans om dat dan zelf béter aan te pakken.

Enfin: volgens Montesquieu bestaat de filosofische vrijheid uit het uitoefenen van onze wil en de politieke vrijheid bestaat uit de overtuiging veilig te zijn. Maar die filosofische vrijheid is alleen goed voor kluizenaars.
Politieke vrijheid kan alleen bestaan in de macht om te doen wat we zouden willen. En daar valt het woord macht.
Die vrijheid valt samen met het ‘ik kan’ en niet met het ‘ik wil’. Alleen die vrijheid valt samen met de menselijke pluraliteit. Een ‘Wij-sfeer’.
Het handelen in deze gemeenschappelijke wereld staat tegenover het denken.

In de laatste paragraaf gaat Hannah uitgebreid in op de bres of hiaat (in onze tijd het ‘vacuüm’ genoemd?) wat ontstaat bij het stichten van een nieuw begin van een staat. Eerst de bevrijding van het oude maar dan moet het nieuwe worden vormgegeven. Hoe is dat in de geschiedenis gegaan?
Terug vallend op de Hebreeuwse ervaring of de Romeinse?
Hannah ziet tot haar verbazing dat 'de mannen van de daad' terug vallen op de Romeinse ervaringen. Niets iets totaal nieuws starten zoals de Hebreeën maar terug vallen op al bestaande wetten en regels.
‘altijd herstichtingen en wederoprichtingen, en geen absoluut begin’ (p264) ‘De kunstgreep bestond erin het nieuwe te begrijpen als een verbeterde heruitgave van het oude.’ (p 267)
Voor Hannah is vrijheid het vermogen een nieuw begin te maken. Alleen door geboorte is er sprake van een echt nieuw begin; is de mens zelfs gedoemd om vrij te zijn. (p 268)
En zoals Augustinus al betoogde:
‘Om een begin mogelijk te maken is de mens geschapen, terwijl er voordien niemand was.’
Zo herbergt ieder mens een nieuw begin in zich.


Resumerend en al terugbladerend zie ik alweer zoveel onderstreepte en notitiewaardige dingen dat het me alweer duizelt. Toch een poging :

Bij de oude Grieken was de wil als concept niet bekend.
Bij Paulus, als Hebreeër - maar wel behoorlijk Grieks beïnvloed - behoorde de wil binnen de ervaringen van de mens. Eigenlijk twee willen/wetten die met elkaar in conflict zijn. De wil/wet van God en de wil/wet van de (menselijke)natuur.
De Goddelijke genade kan die gespletenheid herstellen.
Volgens Augustinus ligt het probleem van die twee ‘willen’ in het wilsvermogen zelf. Die ene wil kan voor het goede maar ook voor het kwade kiezen. ‘het probleem was niet de tweeledige natuur van de mens [… ] het probleem moest in het wilsvermogen zelf gezocht worden.’ (p 121)
Augustinus denkt lineair en richt zich daardoor op de toekomst en het handelen. Alleen Nietzsche is wat betreft dat lineair denken een buitenbeentje. Hij experimenteert weer met cyclisch denken.
De conflicterende ‘willen’ worden bij Augustinus geheeld door de liefde.
Voor Thomas van Aquino en Duns Scotus staat de verhouding tussen de wil en het verstand op het spel. Thomas vindt het verstand het meest edele vermogen: ‘het uiteindelijke geluk van de mens is in essentie het kennen van God door het verstand’. (p 156)
En voor Duns Scotus is het de wil in de menselijke geest die in staat is zijn eigen beperkingen en daardoor zichzelf te overstijgen. De wil is dan het hoogste vermogen van de mens.
Bijvoorbeeld door te geloven in een oneindig Wezen en dat God noemt.
Dat hoogste vermogen kan instemmen of juist niet en is de oorzaak van een wilsbesluit en is dus contingent.
De liefde is voor Duns Scotus een ervaringsgrond waarin het vermogen van de wil omgevormd wordt tot zuivere activiteit (p. 183)
Vandaar dat hij Hannah zo aanspreekt denk ik. Ze is meer van het ‘doen’. De mogelijkheid van spontaniteit wat haar zo geprezen pluraliteit kenmerkt.

Kant is de filosoof die wat betreft de vrijheid denkt zoals Duns Scotus. Hannah gaat maar heel summier in op Kant. Ik denk dat hij in haar volgende boek 'Urteilskraft' een grotere plaats zou hebben gekregen. Dat is er door haar overlijden niet van gekomen.
Mogelijk verklaart dat ook die hele laatste paragraaf met het verleggen van de aandacht naar de
politieke vrijheid.

We zullen het nooit weten.

19-12-2016
Bij een uitgeverij een schrijven over een derde boek van Hannah.
Het bestaat uit eerder uitgeschreven colleges over het onderwerp 'Oordelen'.
Misschien wel interessant.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.


dinsdag 6 december 2016

Willen IV


Conclusies

Even terugkomend op de contingentie van Duns Scotus. Ik merk dat contingentie vaak met toevalligheid wordt vertaald. Voor mij is contingentie iets anders dan toevalligheid.
Toeval is voor mij iets wat totaal onverwacht uit de lucht komt vallen. Contingentie heeft te maken met een (wils)act die ook heel gefundeerd anders zou kunnen.
Tijdens de les kwam Duns Scotus nog even langs omdat voor hem er altijd dingen blijven die onherleidbaar zijn. Ik vraag mij af of die dingen dan werkelijk onherleidbaar zijn of dat we de herleiding niet kunnen zien en/of formuleren. Misschien zelfs ons helemaal niet bewust zijn, maar die in de ongeziene/onwetende werkelijkheid heel logisch kan zijn.
Ja, ik doe alles om niet te hoeven erkennen dat we geen vrije wil (zonder meer) hebben.

In de hoofdstukken ‘conclusies’ worden nog een paar filosofen onder de loep genomen van Duitse origine.
Ja, en daar komen Schelling en Schopenhauer ook voorbij, zij het wat zijdelings. Voornamelijk gaat het over Nietzsche en Heidegger.
Nietzsche: de hypothese (!) van de eeuwige terugkeer is weer een cyclische denken in plaats van lineair waarin het vertrekpunt en het doel vast liggen. Bij dat laatste kun je namelijk niets ‘terug’ willen. Dan is het verstand voortdurend met de waarom vraag bezig en is er geen vrijheid.
Wanneer je cyclisch denkt ligt er niets vast. Nietzsche vindt – als ik het goed begrijp- je pas een übermensch wanneer je cyclische denkend kunt accepteren dat alles zich steeds weer eindeloos herhaalt. Wanneer je die druk op je handelen voelt en toch niets méér wilt sta je pas op goede voet met jezelf. Deze gedachte is alomvattend maar ook nihilistische en dan tegelijkertijd juist weer macht hebbend over dat nihilistische. Wanneer je die wil tot die macht hebt is de gespletenheid van de wil weer geheeld. Er is geen wil meer. Een vrije wil is voor Nietzsche een ‘aan de natuur van de mens inherente illusie’(p 211)
En wèg is Hannah’s pluraliteit, wanneer er geen nieuw begin meer mogelijk is en alles zich eindeloos herhaalt.

Heideggers uitleg van Nietzsche volgens Hannah (om het even ingewikkeld te maken):
De gedachte van de wil tot macht is niets anders dan ‘de wil om te willen’ en is in zichzelf destructief want het is een totalitaire beweging. De ultieme ‘Seinsvergessenheit’
Je kunt nog beter Niets willen dan niet willen. Die Niets is dan ook niets.
Volgens Nietzsche is dat creatief en volgens Heidegger destructief.
Geconfronteerd met het verleden (wat was) heeft de wil geen betekenis meer en ‘lijdt aan zichzelf’. De weerzin die in de wil oprijst is de wil tégen alles wat verleden tijd is en verschijnt als de wil tegen alles wat vergaat.
‘..dit wil zeggen alles wat ontstaat, alles wat uit een ontstaan tot stand komt en blijft’……..

en dan haak ik af……

Voor Heidegger staat de wil niet in het centrum van het menselijke vermogen. (Ook bij Karl Jaspers niet. Voor hem waarborgt het niet kennen van de waarheid de vrijheid van de mens. ‘Ik moet willen omdat ik niet weet’) (p 39/40)
De mens is een zaak van het willen, er zit iets 'achter de mens' wat bepalend is. Zoals -denk ik - de 'Weltgeist' van Hegel terwijl voor Hannah het willen een zaak van de mens is.

Wordt nog één keer vervolgd....


Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.

maandag 5 december 2016

Rituelen


Geschreven door Cees Nooteboom in 1980 en in vele talen vertaald en 'beprijst'.
Hoe komt het toch dat schrijvers van mijn generatie of ouder zo gebukt lijken te gaan onder laaghangende Calvinistische en/of Rooms Katholieke bewolking.
Over honderd jaar worden ze waarschijnlijk gerangschikt onder een ‘religieverwerkende’ stroming.
Na dit tweede boek van Nooteboom - eerder las ik 'Paradijs verloren' - hoort hij daar volgens mij ook thuis. Kenmerken van deze stroming: geen positieve ervaringen met het kerkelijke/ geloofsleven. De wel opgedane ervaringen met kerken en gelovigen worden uitvergroot en meestal 'vernegativiseerd'.

Rituelen. Ik denk dat ze belangrijk zijn in een mensenleven om enige samenhang en structuur aan te brengen.
Sommigen raken eraan verslaafd en kunnen niet meer zonder. Sommigen hebben ze niet en ook daar loopt het slecht mee af.
Inni Wintrop, de hoofrolspeler, vernoemd naar een vijftiende-eeuwse architect Inigo Jones, pleegt zelfmoord aan het begin van het boek. (doet hij het eigenlijk wel?)
Het kan niet anders: dan moeten er flash-backs komen om duidelijk te krijgen wat er is gebeurt.
Hij is een chaoot, als misdienaar drijft hij van zijn geloof weg tijdens een ritueel wat enigszins uit de hand loopt: de pastoor krijgt een hartinfarct tijdens het heffen van de eucharistiebeker. Bloed en wijn: alles loopt door elkaar.
Inni is de zoon van een slachtoffer van het Bezuidenhoutse bombardement in 1944. Net als Nooteboom zelf en is ook in 1933 geboren. Moeder speelt geen rol.
Andere overeenkomsten: in de jeugdjaren vaak van school gestuurd en nu schrijft hij voor bladen; horoscopen in dit geval en Inni ‘voorspelt’ het weglopen van zijn vrouw Zita en zijn eigen dood. Een selffulfilling prophecy. Een heel leeg bestaan.
Deze Inni ontmoet twee personen na elkaar: vader en zoon Taads. De tweede pas na de dood van de eerste. Ook al is zoon Taads heel anders dan pa; de liefde voor rituelen zit toch in de genen.
Bij pa Taads het teruggetrokken uit de wereld met het strakke dagelijkse ritme en bij zoon de Japanse theeceremonie.
Iedereen zoekt naar zingeving.
‘Inni kreunde hoorbaar. De zeventiger jaren. Nog hadden ze de deur van de Kerk niet achter zich dichtgeslagen of ze kropen als bedelaars naar de blote voeten van guru’s en swami’s. Eindelijk waren ze alleen in een mooi leeg universum dat over zijn zelfgemaakte rails zoefde als een trein zonder bestuurder en er werd weer uit alle ramen om hulp geroepen.’

Het is ook niet toevallig denk ik, dat pa Taads ‘Meursault wijn’ schenkt. Ja het bestaat echt maar in dit geval is het volgens mij een verwijzing naar de hoofdpersoon uit Camus’ ‘vreemdeling’.
Pa schenkt wijn; zoon schenkt thee.
‘het zegt mij allemaal niet zoveel’ zei Inni. ‘Uitzonderlijke wijsheden uit het verre Oosten worden verkocht aan de ongelukkige Westerse middenstand. Maar het is allicht beter dan heroïne.’
Behalve het zelfdestructieve van Nietzsche zit er vast nog meer in. Ik zou het nog een keer moeten lezen maar er ligt nog teveel op de stapel te wachten.

‘Juist het raadselachtige van alles was prettig, daar moest je niet al te veel orde in aan willen brengen.’


woensdag 30 november 2016


Een quote van Heidegger omdat ik via het boek van Hannah Arendt over ‘de wil’ met hem wordt geconfronteerd en we in de lessen daar ook de nodige aandacht aan geven:

“Het is niet: de menselijke wil is de oorsprong van de wil om te willen, maar de mens wordt gewild door de wil om te willen, zonder het wezen van dit willen te ervaren.”


Zes x daags een theelepeltje en op een dag snap je hem....

dinsdag 29 november 2016

De Existentialisten


ondertitel:
filosoferen over vrijheid, zijn en cocktails
Geschreven door Sarah Bakewell in.... eh..... gewoon vers van de pers. Er is nog geen Nederlandse afbeelding dus dan maar een Engelse.

Ze schreef dit boek omdat ‘filosofie interessanter wordt als je haar in de vorm van een biografisch verhaal vertelt en omgekeerd: dat persoonlijke ervaring interessanter wordt als je er filosofisch over nadenkt.’
Ook omdat ‘existentialisten opnieuw gelezen zouden moeten worden omdat ze ons eraan herinneren dat het menselijke bestaan niet gemakkelijk is en dat we soms vreselijke uitglijders maken, maar ze laten ook zien wat een ongekende mogelijkheden het leven biedt. Ze hameren voortdurend op de vragen over vrijheid en zijn, die we steeds weer dreigen te vergeten.’ (p 346)


Voor mij zijn ‘de (Franse) existentialisten’ ook een fascinerende groep mensen waarvan ik het één en ander heb gelezen. Fascinerend omdat ik ze niet altijd begreep/begrijp. Ze blijven een beetje raadselachtig prikkelend met hun vage ideeën over ‘zijn’.
Het boek is prettig verhalend geschreven; zoomt dan in op de één en dan weer op de ander met de nodige humor. Voor mij was het een ‘page-turner’.
Ik denk omdat ik nieuwsgierig ben/was hoe ik die personages moet plaatsen. Wat zijn de onderlinge verbanden. Hoe hebben die mensen elkaar beïnvloed?
Ik vraag me ook af wat ik er als kind – opgegroeid tijdens de ‘koude oorlog’ – van heb meegekregen. Niet bewust maar via mijn voelsprieten. Gedurende mijn kindertijd hing het existentialisme in de lucht, denk ik achteraf.
Deze personen hebben oorlogen meegemaakt en ook de koude oorlog. In Frankrijk ook nog eens de Algerijnse opstand in de zestiger jaren waarin er rollen omgedraaid werden ten opzichte van de tweede wereldoorlog.
Bakewell heeft heel veel research gedaan, dat is duidelijk. Ze beschrijft dit alles uitgebreid want ze is gaan beseffen dat niet alleen ideeën belangrijk zijn maar ook hoe en in welke context ze zijn ontstaan.
Zij begint bij Husserl, de grondlegger van de Fenomenologie waaruit het Existentialisme is voortgekomen.
Een belangrijke leerling van hem was Martin Heidegger
Een paar leerlingen van Heidegger waren: Hannah Arendt, Edith Stein, Jan Patočka en Emanuel Levinas.
Ze zijn allemaal hun heel eigen weg gegaan.

In Frankrijk bestudeerde Sartre de filosofieën van Husserl en Heidegger. De kring om hem heen bestond voornamelijk uit de Beauvoir, Camus, Karl Jaspers (die ook bevriend was met Hannah Arendt) en Merleau Ponty.
Zijdelings een paar christen- existentialisten: Kierkegaard, die ik wel ken en Gabriel Marcel. Daar moet ik nu ook dringend eens iets van gaan lezen.

De meeste aandacht in het boek gaat uit naar Heidegger en Sartre. Het beeld wat bij mij blijft hangen van Heidegger is dat hij een moeilijk te volgen denker was die geen empathisch vermogen bezat. Voor/tijdens de oorlog een poosje flink ‘fout’ was en zich daarover nooit geëxcuseerd heeft. Veel van zijn mededenkers zijn op zijn persoonlijkheid afgeknapt.
Wel heeft hij veel invloed gehad op de volgende generatie denkers.
Wat me ook opviel is – wat ik bij Hannah Arendt ook ontdekte – dat ze allemaal de neiging hebben om een totaal nieuwe filosofie te ontwikkelen. Ik begrijp die pogingen wel: het is natuurlijk lekker voor je ego om iets totaal nieuws te bedenken wat nog nooit eerder is bedacht. Deze kopstukken uit die vele, vele leerlingen is het redelijk gelukt om hun naam te vestigen.
‘Het leven moet voorwaarts worden geleefd en kan pas achteraf worden begrepen’.

Sartre was een maatschappelijk zeer geëngageerde man die nog al eens van standpunt veranderde en daar weer eindeloos over schreef.
Zijn verhouding met Simone de Beauvoir was ook altijd voer voor journalisten. Ik krijg de leeftijd om dat ook een aantrekkelijke verhouding te vinden. Geen gedoe met seks enzo.
Alleen maar genieten van een brein.
Zij waren de symbolen van hun eigen denken. Vrijheid en verantwoordelijkheid zijn hun sleutelwoorden. Vrijheid om jezelf te ontwerpen.
Het linkt aan de fenomenologie waarvan Merleau Ponty de belangrijkste denker was. Hoe ervaar je de dingen; hoe doen de dingen zich aan je voor.
Ik realiseer me nu dat dit grote invloed heeft gehad op de beeldende kunst. Maar waarschijnlijk heeft iemand dit allang vóór mij bedacht en trap ik een open deur in.
Merleau Ponty was, opmerkelijk genoeg, de enige met een gelukkig jeugd en een stabiel karakter.
Het kan dus wel: iets bereiken zonder kommer en kwel.

Een quote die herkenning opriep en gaat over Sartre:
‘Maar wat bedoelde hij met ‘zijn’? Ik was nooit overweldigd door het zijn van de wortels van een kastanjeboom. Ik had niet eens door dat deze dingen zijn hadden.
Ik ging naar het park in mijn eigen stadje Reading en staarde naar één van de bomen tot mijn ogen pijn deden. Het werkte niet. Ik dacht dat ik iets zag bewegen, maar het was slechts de wind die de bladeren bewoog. Maar toch gaf het aandachtig kijken naar iets me een soort gloed. Vanaf dat moment verruilde ik mijn school voor het bestaan.'


Een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in deze periode van de filosofiegeschiedenis.



zaterdag 26 november 2016

Prelude op de Foundation


Geschreven door Isaac Asimov rond 1950. Het is het eerste boek van een Science Fiction serie al heeft hij dit boek pas later als ‘eerste’ boek geschreven. Ik las een digitale editie.

Science Fiction; een heel apart genre boeken vind ik. Ooit las de serie van C.S. Lewis: ‘The Space Trilogie’. Dat was voor mij boeiende materie. Omdat ik (altijd) met christenogen kijk en lees, pik ik al snel de ‘boodschap’ op. Het is denk ik al 30 jaar geleden maar ik weet nog dat ik toen lezende weg geconfronteerd werd met het feit dat ik dezelfde keuze zou hebben gemaakt als Eva met haar verboden vrucht. Het was een eye-opener.
Wat is het trouwens een gebrek wanneer je de Bijbel niet kent zoals de tegenwoordige generaties.
Je mist echt van alles in de kunst.
Van films, schilderijen tot boeken toe. Wat een schrikbarende armoede eigenlijk.

Dit boek verhaalt over een Galactisch rijk dat bestaat uit vijf en twintig miljoen andere werelden, vele duizenden jaren na het bestaan van de aarde.
Hari Seldon, geboren in 11.988 is wetenschapper en denkt dat hij door middel van het ontwikkelen van psychohistorie de toekomst zou kunnen gaan voorspellen.
Dat is kaasje voor de machthebbers in de hoofdstad Trantor. Keizer Cleon en zijn rechterhand Demerzel hebben er alles voor over dat Seldon zijn ideeën voor hen uitwerkt en maken jacht op hem. Met behulp van de journalist Hummin en historica Dors Venabili doorvlucht hij zo’n beetje het hele rijk en ontmoet allerlei slag van mensen. Ook het type ‘Biblebelters', of in zijn geval: de Amish.
Elk hoofdstuk begint met een artikel uit de Encyclopedia Galactica ter lering ende vermaek.
Het komt allemaal weer goed. En dan begrijp je dat er nog vele delen volgen.

Goede Science Fiction kan best leuk zijn om te lezen. Bij dit boek had ik moeite. Wanneer de hoofdpersoon ‘Don Quichot’ aanhaalt komt dat een beetje ongeloofwaardig over vanuit het jaar, pakweg, 12.020. En dat is met meer dingen. Het is ook lastig om je een voorstelling te maken van wat er gaat komen. Zeker met zo’n grote tijdsspanne.
De schrijfstijl is ook niet bepaald literair te noemen. Om slapeloze uurtjes door te komen is het wel aardig.

En heel soms staat er iets om te onthouden:
‘hoe schadelijk is overspecialisatie. Het hakt kennis in miljoenen stukjes en laat het als een bloederige massa achter’.

‘Waarom, vroeg hij zich af, gingen mensen door het leven zonder te proberen antwoorden op vragen te vinden – zonder zelfs aan die vragen te denken? Was er iets in dit leven opwindender dan het zoeken naar antwoorden?’