Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

vrijdag 18 september 2015

Madrid: Prado en Reina Sofia


Bij ons bezoek aan Madrid had ik het Prado en het Reina Sofia op mijn programma staan.
In het Prado heb ik mij beperkt tot een paar grote Spaanse schilders al zijn we natuurlijk wel even langs ‘de tuin der lusten’ van Jeroen Bosch gewandeld.
Ook zag ik in het voorbij gaan de wat kleuriger tweelingzus van Mona Lisa en zag ik veel mollig vrouwenvlees van Rubens hangen waardoor ik me helemaal op mijn gemak voelde.

Dat bevalt mij wel: me beperken tot.
Ik heb gemerkt dat ik een beperkte absorptiemogelijkheid per dag heb. Meer bekijken dan ik áán kan heeft geen enkele zin.
Mijn focus lag op Diego Velásquez (1599-1660), El Greco (1541 -1614) en Francisco Goya (1746 -1828) in het Prado en Pablo Picasso (1881- 1973) en Salvador Dalí (1904 – 1989) in het Reina Sofia dat de modernere kunstenaars herbergt.

Picasso in Barcelona is voor een volgende keer.
En met Joan Miró en Wassily Kandinsky die ook rijk vertegenwoordigd zijn in het Reina Sofia heb ik niet zoveel. Ik begrijp ze (nog?) niet. Van Miro's werk zag ik leuke, houten kinderpuzzeltjes liggen. Dát begrijp ik.
Het prettige van musea is dat ze plattegronden hebben met kleurtjes. Zo kun je zien welke kunstenaars zich wáár bevinden. Dat scheelde veel loopwerk voor mijn toch al vermoeide voeten.

Als eerste stuiterde we op Velásquez. Het was dringen voor ‘Las Meninas’, het schilderij van de dochter van Fillips 4e .
Het is ook een bijzonder schilderij. Een spel met de kijker. Wie kijkt waar naar. Voor die tijd vernieuwend met de – veronderstelde –spiegeleffecten. En, zo las ik ergens, een beetje gespiekt bij Jan van Eyck met zijn ‘Arnolfini portret’ wat we bij de cursus kunstgeschiedenis hebben behandeld. O nee, dat heet dan ‘inspiratie opgedaan bij…’
Wat mij echter meer aansprak was Christus aan het kruis. Alleen maar de gekruisigde op een zwart fond. Het hoofd voorover, de haren vallend voor de ogen.
De intense eenzaamheid die hieruit straalde sprak mij het meest aan. Omdat ik toen nog niet wist dat je niet mocht fotograferen is dit mijn enige eigen foto want ik ben een gehoorzaam mens.
Vlak daarbij het welbekende Agnus Dei van Zurbarán.









El Greco verraste mij ook. Wanneer je zoveel schilderijen van één meester bij elkaar ziet ga je de eigen stijl veel beter herkennen. Deze stijl is voor mij aansprekender dan de stijl van Velásquez en Goya. De langgerekte lichamen en gezichten vond ik prachtig net als het kleurgebruik.
Zijn Christus aan het kruis sprak mij dan weer minder aan.
Deze schilder was duidelijk zijn tijd ver vooruit.

Van Goya, die van veel later datum is hingen zeer veel werken. Vrolijke landelijke schilderijen, portretten en familieportretten met glanzende kleding van tule en brokaat. (Karel IV)
Een blote en een aangeklede Maya.
Zijn Christus aan het kruis, ook op een zwarte ondergrond sprak mij ook minder aan.
Gek is dat. Dezelfde onderwerpen op een redelijk gelijke manier gebracht en toch slaat de ene in als een bom en de andere totaal niet.

Reina Sofia

De volgende dag het Reina Sofia met als hoogtepunt toch wel de ‘Guernica’ van Picasso.
Loop je nietsvermoedend een zaal in en sta je daar ineens voor.
Groot, grijs en beklemmend.
Dat paard, die moeder met dat dode kind.....Heftig.
Guernica verwijst naar een gelijknamige Baskische dorp wat niet meer is. In 1937 werd dit dorp door Italiaanse en Duitse vliegtuigen weggebombardeerd. Een ‘oefening’ voor de latere bombardementen door de Nazi’s.

Salvador Dalí blijft me ook fascineren. Zelfs meneer Cathy kreeg er plezier toen ik hem voorstelde deze schilderijen als een cryptogram te bekijken. Wat zie je en wat zou de bedoeling kunnen zijn. Veel blijft speculeren maar pret heb je dan wel.
In de tuin een kunstwerk van Alexander Calder, die gaat voor ‘balans en beweging’.
Ik ben waarschijnlijk de enige die het, als gevolg van het zonlicht, gefotografeerd heeft met witte vlaggetjes i.p.v. de rode en gele die het in werkelijkheid heeft.

Conclusie: ik wil vaker naar Madrid. Op zichzelf vind ik de stad gezelliger dan Barcelona en er valt nog zo verschrikkelijk veel meer te zien.




donderdag 17 september 2015

Antoni Gaudi (1852 – 1926)


Een weekje cultuur snuiven in Barcelona en Madrid. Oorspronkelijk had ik Toledo er ook nog bij bedacht maar dat werd een beetje veel. En dat allemaal terwijl ik eigenlijk niets van Spanje moest hebben. Ik associeerde het teveel met de bejaarde ouderen in Benidorm, de hoog geblondeerde ‘Greetjes’ van Torremolinos en de seksende, spuitende en slikkende jongeren in Lloret de Mar.
Alleen Gaudi was interessant vanwege zijn ver doorgevoerde ‘Art Nouveau’ wat in Spanje het ‘Catalaans Modernisme’ wordt genoemd en door het laatste studioalbum van The Alan Parsons Project.
‘La Sagrada Familia for the Lion and the Lamb’
Dat veranderde na een reis door Andalusië in 2011 op zoek naar Moorse invloeden. Sevilla, Granada, Cordoba en meer.
Ik was óm.

Gaudi was een eigenzinnig architect. Zijn stijl is zeer herkenbaar. Het loopt over van de organische elementen. Bij de Sacrada Familia, zijn grootste werk, krijg ik associaties met druipende zandkastelen die we vroeger aan het strand maakten met de kinderen. In 2029 hopen ze klaar te zijn met de bouw waarvan in 1882 de eerste steen is gelegd. Dan is er totaal 147 jaar ( met periodes dat er niets gebeurde) aan gewerkt en dat is voor zo’n kathedraal niet uitzonderlijk lang.

Toen we er ongeveer vijftien jaar geleden waren met de kinderen was de binnenkant nog kaal en stonden er – vanzelfsprekend – alleen pilaren die op bomen leken.
De ‘voorgevel’, de entree nú, met zijn vier torens was klaar en konden we ons erdoor wurmen. Van de ene toren naar de ander.
De achterkant zag er heel anders uit. Veel moderner en ik vroeg mij af waar het moest eindigen. Dat de stijl veranderde kwam door een brand in de crypte in 1936 waarbij de oorspronkelijke tekeningen en modellen werden verwoest.
Nu staan ook aan de 'achterkant' – wat uiteindelijk een zijkant gaat worden – vier torens en is de binnenkant van de basiliek overweldigend. Deze is met spoed enigszins op orde gebracht in verband met een pauselijk bezoek in 2010.
Je waant je op een fantasy -achtige manier klein door de hoogte en meteen ook weer verheven boven het ‘aards gewriemel’. Precies de bedoeling van een ‘Godshuis’, lijkt mij.

Het is de bedoeling dat er achttien torens komen. Die staan voor Jezus, Maria, vier evangelisten en de twaalf apostelen.
Ik vond nog een aardig filmpje op het wereldwijdeweb wat in rap tempo laat zien hoe het zou moeten gaan worden.
Ik hoop dat ik tijd van leven krijg om hem nog eens af te zien.

Verder hebben we Park Güell en de twee huizen: Casa Milà of La Pedrera met zijn wonderlijke ‘dakwerken’ en Casa Batlló bezocht en dat was nog niet eens alles van deze architect.







donderdag 3 september 2015

Kissing Earth


Rumoer in Rotterdam. Het zou een titel van een boek kunnen zijn.
Nu gaat het om ballen.
Voor het pas vernieuwde Centraal Station komt een kunstwerk van de Deense kunstenaar van IJslandse afkomst Olafur Eliasson (1967)
Het gaat om twee wereldbollen tegen elkaar aan. Kissing Earth. Vorige week is een proefopstelling gemaakt met een soort grote strandballen. Tien meter hoog.
Touwen eraan met zandzakken zodat de werelden niet in de kosmos zouden verdwijnen.
Het commentaar was niet van de lucht. Nu is het zo dat Rotterdammers overal commentaar op hebben dus daar moet je je niet teveel van aantrekken…..ze draaien wel bij, verzinnen een ludieke Rotterdamse naam voor het kunstwerk om het eigen te maken en worden er vervolgens trots op.
Ik heb sowieso meer met driedimensionale kunstwerken dan met twee dimensionale. En volgens mij gaat het prachtig worden.
In eerste instantie dacht ik ook dat het beter en passender zou zijn om het beeld van Zadkine daar neer te zetten maar mijn intuïtie zegt dat het daar gaat ‘verdwijnen’ in de grootte van het plein en van het station.
De maten van aansprekend kunstwerk zijn heel belangrijk weet ik nu uit ervaring. Daar moet heel goed over nagedacht worden.

Tien meter hoog is heel groot wanneer je erbij staat, maar zoals een art impression laat zien valt het in het geheel wel mee. Bovendien worden ze gedeeltelijk doorzichtig, gedeeltelijk glanzend en ook nog eens s ’avonds verlicht
In die hoekige wereld van omliggende bebouwing en van het station met zijn zeer hoekige uitloper leveren de werelden een mooi contrast.
Een beetje vergelijkbaar met het nog grotere werk van Anish Kapoor in Chicago.

Ik hoop dat het doorgaat, ik verheug me erop. Sommige kunstenaars moet je hun gang laten gaan, daar zijn het kunstenaars voor. Zij hebben voelsprieten die andere mensen niet hebben. Te hoge kosten? Dat is heel relatief.
Het is nu eenmaal geen lopende band werk. Alles moet speciaal worden gemaakt en dat kost veel tijd en dus veel geld. Dat weet ik inmiddels ook uit ervaring.
Maar wanneer er vele generaties van kunnen genieten van iets moois verdwijnen de kosten naar de achtergrond.
Vaak barst een morele discussie los. Zoveel geld terwijl er mensen zijn die nauwelijks kunnen rondkomen. Ja dat is zo maar die mensen zullen er altijd zijn, ook wanneer al het ‘ballengeld’ voor hen zou worden uitgetrokken. In een korte termijn visie zou dat mooi zijn en tijdelijk ‘werken’ maar veel minder op de langere termijn.
Terwijl wanneer toeristen naar Rotterdam komen dat positief is voor de stadse economie. Daar profiteert - als is het indirect - iedereen weer van.



maandag 17 augustus 2015

Zoals


Zoals je soms een kamer ingaat, niet weet waarvoor,
en dan terug moet langs het spoor van je bedoeling,
zoals je zonder tasten snel iets uit de kast pakt
en pas als je het hebt, weet wat het was,
zoals je soms een pakje ergens heen brengt
en, bij het weggaan, steeds weer denkt, schrikt,
dat je te licht bent, zoals je je, wachtend,
minutenlang hevig verliefd in elk nieuw mens
maar toch het meest wachtend bent,
zoals je weet: ik ken het hier, maar niet waar het om ging
en je een geur te binnen schiet bij wijze van
herinnering, zoals je weet bij wie je op alert
en bij wie niet, bij wie je kan gaan liggen,
zo, denk ik, denken dieren, kennen dieren de weg.

Judith Herzberg (1934)


Ik hou van Judith Herzberg.
Misschien komt het ook omdat ze dezelfde ogen en neus heeft als mijn moeder.

zaterdag 15 augustus 2015

Het wonder van de architectuur


Van alle kunstvormen ben ik, behalve van muziek ook wel erg gecharmeerd van de architectuur.
De uitspraak van Goethe: ‘Bouwkunst is gestolde muziek’ vind ik prachtig. Zoals muziek heeft ook bouwkunst te maken met compositie, orde, harmonie, ritme en kleur en misschien nog wel meer.
Sinds de komst van de computers die je lekker van die zeer ingewikkelde berekeningen kunt laten verrichten heeft de kunst van de architectuur ook een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Zo denk ik tenminste als leek. Allerlei ingewikkelde overkappingen en schuine wanden kunnen gemakkelijker doorberekend worden op stabiliteit e.d. Je kunt meer verantwoord tot het uiterste gaan.

In New Delhi was ik onder indruk van de Bahai tempel in lotusbloemvorm en ons eigen vernieuwde Centraal Station in Rotterdam vind ik een plaatje



Afgelopen week viel mijn oog op een artist impression van de Dior- winkel in Seoel. Weer heel anders maar die mag er ook zijn. Weer terug naar de florale vormen van de ‘Art Nouveau’ maar dan in een moderner jasje. Prachtig.


Volgende maand naar Barcelona. Dan wil ik me gaan verdiepen in de werken van Antoni Gaudi.
Ooit hebben we ons al eens met de kinderen als slakjes door de Sacrada Familia gedraaid. Eens kijken of ie al opschiet. En er is natuurlijk nog veel meer van Gaudi waar we de vorige keer niet aan toe kwamen.

dinsdag 11 augustus 2015

Gravity


Wat films betreft blijf ik nog even in de ruimte......best mooi daar. Weer een film met prachtige ruimtelijke beelden. Je zou er agorafobie van krijgen.
Dit is een Amerikaanse sience fiction film uit 2013. Hoofdrollen voor Sandra Bullock ( Ryan Stone) en Georg Clooney (Matt Kowalsky). De regie was van Alfonso Cuarón.
Buiten nogal wat andere prijzen won deze film zeven Oscars.



De onervaren Ryan en ervaren Matt hebben een klus te klaren in de ruimte maar die loopt uit op een drama. Ik wil natuurlijk niet teveel vertellen.
Door rondvliegend ruimtepuin raken ze los van hun ruimtestation. Tsja....wat te doen wanneer je daar zo rondzweeft en je het peil van je zuurstof steeds verder ziet dalen.
De kracht van de film vond ik wel de logische traagheid. In de ruimte zit je zonder zwaartekracht en dat maakt dat alles in slow motion gaat. Op zulke momenten zat ik op het puntje van mijn stoel en had ik de film het liefst versneld willen afdraaien. Dan ben ik weer blij dat we hier mèt zwaartekracht leven. Het zou toch verdraaid lastig worden zonder.
Ook de minimale hoeveelheid O2 in de tank van dr. Ryan zorgde ervoor dat ik regelmatig mijn adem zat in te houden en zelf bijna stikte. *grinnik*
Dat heb ik ook vaak met ‘onder-zee-films’.
Op een gegeven moment werd dat voor mij wel een beetje ongeloofwaardig. Naar mijn logica was de O2 in haar tank eerder op dan in de werkelijkheid van de film.

Het is handig om de onervarenheid van Ryan in het oog te houden, ik kreeg het tenminste op mijn zenuwen van haar geklungel.
Mooi waren de tranen van haar gezicht die niet vallen maar zweven en ontroerend het moment dat ze een foetushouding lijkt aan te nemen. Back to Basic.
Tegelijkertijd zat ik te bedenken of het psychologisch mogelijk was geweest om de rollen om te draaien. Matt, de onzekere en Ryan, de opofferende en degene die alles kalmpjes onder controle lijkt te hebben.
Het zou waarschijnlijk meer van de spelers hebben gevergd om het geloofwaardig te laten lijken omdat we allemaal toch vast zitten in rolpatronen maar ja, de producent, de regisseur, de scenarioschrijver......allemaal mannen.

Ik heb nog zitten googelen op betekenissen van namen maar wat deze film betreft is ‘what you see is what you get’ en daardoor blijft Interstellar bij mij meer favoriet.

maandag 10 augustus 2015

Privéleven


Wat stellen ruimte en tijd voor wanneer je in je geest kunt reizen van Haïti uit de achttiende eeuw naar het Barcelona van de twintigste eeuw en vervolgens naar China ten tijde van de grote keizerin en tussendoor naar de verhalen uit de eerste eeuwen vanuit het midden oosten?

Dit boek is in 1932 geschreven door Josep Maria de Sagarra (1894-1961) en uit het Catalaans vertaald door Frans Oosterholt die voor deze vertaling een beurs ontving van de St. Fonds voor de letteren.
Ik las een digitale editie uit 2012.
Sagarra is een Catalaanse schrijver, geboren in Barcelona en stamt uit een verarmde adellijke familie. Hij zat bij de Jezuïeten op school. Dat vermeld ik er even bij omdat het ook een rolletje speelt in zijn roman. Hij studeerde rechten maar werd journalist en schreef behalve krantenartikelen, gedichten, drie literaire werken en theaterstukken.
Dit is zijn derde literaire werk: Vida privada.
In die tijd, in 1932, bracht het nogal wat teweeg in de Barcelonese kringen en dat kan ik mij voorstellen. Hij kijkt met een zwartgallige bril naar zijn omgeving en beschrijft met een in vitriool gedrenkte pen het verval van de adel in die tijd en zoomt in op een familie: de Lloberola’s.

Tomàs Lloberola, Markies van Sitjar, is getrouwd met Leocàdia. Zij hebben drie kinderen: Frederic, Guillem en een dochter die nauwelijks in beeld komt.
Deze Frederic - ‘één van de kenmerken van Frederics onbeduidendheid was dat hij een soort centraal personage meende te zijn op wie alle ogen gericht waren’ - heeft twee kinderen: Maria Lluïsa en Ferran en is getrouwd met Maria Carreres.
Guillem is een gladjanus die meent het leven iets slimmer aan te pakken dan zijn oudere broer.
Om deze familie heen zijn meer personages die de vlijmscherpe pen van Sagarra ook niet ontlopen. Niemand komt er eigenlijk goed vanaf in dit boek. Zelfs terriërs niet:
‘Het hondje, een kruising van een soort terriër en een seminarist vergezelde hen op hun wandeling; als hij ongedurig werd en begon te grommen, gaf Rosa hem twee suikerklontjes, waarvoor hij al klaarstond met zijn bek open en weggedraaide ogen als van een tenor.’

Het morele verval, vooral ook in seksueel opzicht, de roddel en achterklap voeren hoogtij en alle gevolgen van dien worden haarscherp beschreven.
Tomàs en Leocàdia proberen nog de schijn hoog te houden, de zoons doen dit al minder en de kleinkinderen zoeken hun eigen weg, los van alle adellijke tradities en gewoonten.
Zo gaat dat: met drie generaties zijn er nieuwe gewoonten geboren en de oude als oud vuil weggezet.
De eerste helft van het boek vond ik mooi maar op een gegeven moment gingen mij de beschrijvingen zonder ook maar een greintje empathie of mededogen, tegenstaan.
Met zo’n cynische en sarcastische bril de wereld beschrijven, daarmee doe je de mensen geen recht, ook al houdt de moralist Sargassa de mensen een spiegel voor.

Het eerste deel speelt zich trouwens af rond 1926 en het tweede deel vijf jaar later toen Spanje weer een republiek werd.

Oké, nog een paar citaten om de sfeer te proeven:

“Als ze met z’n tweetjes aan tafel zaten en Don Tomàs begon te schelden op zijn oudste zoon of op zijn dochter, omdat hij de olie op de bloemkool ranzig vond smaken of omdat er een klontje griesmeel in zijn keel was blijven steken, zat Leocàdia te staren naar de vulkaanuitbarsting die opspatte van het gebit van haar echtgenoot, waarboven rookslierten op schenen te stijgen in de vorm van een handvol overgebleven snorharen, ongekamd en vol griesmeel, en terwijl hij zijn kruit verschoot, reinigden Leocàdia’s pupillen, bedekt met een bovennatuurlijk waas, de peper op de tong van Don Tomàs, die afsloot met een kuch, waarna hij zich weer over de maaltijd boog, en na een stilte begluurden man en vrouw elkaar bedremmeld en in beider ooghoeken parelde een trillende traan.
Dan besefte Don Tomàs dat hem van alle oogsten die hij in zijn wereld van ijdelheden had binnengehaald, alleen dit was overgebleven: dit hoopje vlees en botten, deze witte haren, deze onbestuurbare oogjes en tanden. Don Tomàs besefte dat liefde, vriendschap, seksuele lust en de kleurrijkste fantasieën, voor hem waren teruggebracht tot de glimlach van een wittige dame die amper en met veel moeite ademde, en die Leocàdia heette.”


‘In de kleine zaal was een bijeenkomst van buiken die enige last ondervonden van de tailleband van hun rokkostuum en het stijfsel van hun dwangbuis. Deze buiken hadden maar te berusten in wangen van over de zestig en chronische bronchitis.’

‘In de salons verblindde de glans van armen en ruggen; de romige roze huiden deinden op het ritme van de ademhaling als een zee van lome en zware golven, lichtelijk met bloed getint; tussen de golven dreef nu en dan een schurftige kwal van een nek. In de kraam van decolletés was alles van subliem tot abominabel te vinden.’