Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

donderdag 6 juli 2017

Deugdethiek, levensbeschouwing en religie


Geredigeerd door Andreas Kinneging en Timo Slootweg in 2015.
Ik las een digitale editie naar de eerste druk.
De beide heren hebben zelf ook een gedeelte geschreven. Kinneging over de deugden in de Oudheid, Slootweg over de deugd en het protestantisme.
Verder komen er filosofen- schrijvers (allemaal achterin genoemd) aan het woord over de kerstening van de klassieke deugden (vond ik het lastigste hoofdstuk), en over de Joodse, Boeddhistische, Confuciaanse, Hindoeïstische en Islamitische deugden.
De filosoof Hegel wordt in dit verband besproken en er wordt een onderzoek besproken over het functioneren van deugden in de praktijk naar aanleiding van vragenlijsten die zijn verstuurd naar predikanten, gemeenteraadsleden, leerkrachten en tieners. Is de opvatting over deugden aan verandering onderhevig?
Er staat echt heel veel in dit boek; het is een naslagwerk. Het viel dan ook niet mee om het een beetje recht doend, samen te vatten.


De vraag is: bestaat er een Weltethos? Is er iets wat al die stromingen met elkaar verbindt?
Dat wordt gezocht in de deugden. De gulden regel: ‘Wat gij niet wilt dat u geschied, doe dat ook een ander niet’ is wijd verbreid al heeft hij in het Christendom een positievere formulering.
(zie Matth 7:12)
In de oudheid kende men de kardinale deugden wijsheid, rechtvaardigheid, matigheid en moed.
Met het Christendom kwamen daar geloof, hoop en liefde bij.
Deugdzaamheid is weten hoe je goed moet handelen. Wanneer je dat niet doet komt dat voort uit onwetendheid volgens Socrates. Zo is de mens in principe goed te noemen.

Bij de Grieken (en in het idealisme van Kant en Hegel) gaat het niet om de enkeling maar om het geheel. De enkeling is daaraan ondergeschikt.
Bij de kerstening van de antieke wereld, wat een zeer langzaam proces is, verschuift dat idee naar alle enkelingen die allemaal gelijkwaardig voor God staan en van oneindige waarde zijn.
Deugden in de oudheid (Aristoteles) zijn gericht op zelfverwerkelijking en houden het midden tussen twee ondeugden. Bijvoorbeeld: Oprechtheid is het midden tussen opschepperij en valse bescheidenheid.

In het Christendom wordt de aandacht verlegd naar nederigheid en de aandacht/liefde voor de ander.
Dus hoewel de deugdethiek heel Grieks is heeft het Christendom ze zich toegeëigend en aangepast al kan een ethiek nooit de plaats innemen van het individuele geweten.
In het protestantisme is iemand rechtvaardig/deugdelijk wanneer hij/zij uit het geloof leeft.
Het tegenovergestelde van zonde is niet deugd maar geloof.
De Joodse ethiek gaat over de vrijheid van God gekregen en daarom moet men zich inspannen om die te verwerkelijken. Dat is levensheiliging. Aan God gelijk worden. Met die intentie leven is een deugd.

De joodse deugden worden overdacht aan de hand van twee filosofen uit de vorige eeuw: Moritz Lazarus en Herman Cohen.
Volgens Lazarus: Je hebt verstandsdeugden (kennis en waarachtigheid), gevoelsdeugden (mee-lijden en plichtsgevoel) en wilsdeugden (b.v. zelfbeheersing, vlijt, standvastigheid)
Volgens Cohen: verstandsdeugden (waarachtigheid en bescheidenheid), sociale deugden (gerechtigheid en vrede) en wilsdeugden (dapperheid en trouw)
Berouw wordt apart genoemd, niet als deugd maar wel van betekenis voor deugdzaamheid.
want: ‘Degene die boete doet ziet zichzelf onder ogen zoals hij is: voortdurend tekortschietend maar daarom niet minder verantwoordelijk.’

Het Boeddhisme heeft geen hogere ‘instantie’ maar wel het achtvoudige Pad om tot een hoger niveau te komen. Dat leidt tot deugdelijk gedrag.
De mens is in principe goed, net als bij Socrates, maar de mens heeft neigingen om deze goede natuur tegen te werken door onwetendheid. We zijn verkeerd geconditioneerd. Dat vraagt om deconditioneren door meditatietechnieken.
Het Boeddhisme kent vier grenzeloze deugden: compassie, gelijkmoedigheid, medevreugde en liefdevolle vriendelijkheid
Drie karakteristieken van het bestaan zijn veranderlijkheid :niets blijft ooit hetzelfde, accepteer dat. Ondraaglijkheid: bestrijdt de oerangst en zelfloosheid: jouw vurende neuronen zijn zo gewend om je zelfpatroon te verstevigen, daar moet je vanaf.
Door inzichtmeditatie met de nadruk op ontspanning wordt de leegte onderzocht en de confrontatie met de oer-angsten aangegaan. Daarna kunnen de vier deugden groeien.
Daarbij moet opgepast worden voor een gevaarlijke variant (wolf in schaapskleren) want compassie is niet hetzelfde als medelijden en gelijkmoedigheid is niet hetzelfde als onverschilligheid.
Medevreugde is iets anders dan zelf eer willen krijgen.
Bij de liefdevolle vriendelijk wordt gewezen op altruïsme dat voor een Boeddhist als vanzelfsprekend bestaat.

Als Confucianist behoor je tot een toplaag van de maatschappij maar dat krijg je niet door geboorte maar door te studeren. Het zijn de Schriftgeleerden van de oude teksten.
Confucius was degene die uit de oeroude geschriften een ‘deugdethiek’ destilleerde. Een doctrine.
Deze doctrine stelt dat er in een relatie altijd ongelijkheid is met de daarbij behorende gedragsregels. Die gelden als deugden.
Er zijn er vier: eerbied voor de ouderen, kuisheid van de vrouw aan haar man verschuldigd (andersom kennelijk niet), betrokkenheid en plaats besef.
Van Confucianisten werd ook verwacht dat zij kritiek uitoefenden op allerlei vormen van beleidsvoornemens van overheden. Van hoog tot laag.
Veel is in onze tijd verdwenen.

De deugden in het Hindoeïsme worden bepaald door karma en samsara; determinisme en reïncarnatie. Zij veroorzaken het lijden. Daaruit kun je ontsnappen door je te bevrijden van waanideeën, begeerte en boosheid. (de poorten van de hel)
Door meditatie verwerf je het juiste inzicht. Wanneer je dat hebt bereikt ben je Brahman en verlost van reïncarnatie.
Het Hindoeïsme kent geen algemene ethiek want het ligt er maar aan waar je positie zich bevindt in de samenleving. Een militair moet bijvoorbeeld gewoon strijden en doden. Een asceet mag zich iet overgeven aan …..
Wel zijn er enkele algemene geboden: het onder controle brengen van je geest en je lichaam. Jezelf bevrijden van de poorten van de hel, afzien van geweld, liefde voor de waarheid, niet stelen en kuisheid.
Heilig boek is de Mahabharata waarvan de Bhagavad Gita een onderdeel is.
Mahatma Gandhi’s ethiek draaide om drie deugden: waarheid (waarachtigheid), geweldloosheid en onafhankelijkheid (op eigen benen staan).

In de Islam is ethiek ook hetzelfde als fatsoenlijk moreel gedrag. Zij vindt haar basis in de houding van Mohammed en in de leer de Koran en van de Soenna met de Hadieth.
Voor mezelf onthoud ik het zo: Zoals de Christengelovigen de Bijbel en de belijdenisgeschriften hebben en de Joden de Torah en de Talmoed, hebben de Moslims de Koran en de Soenna.
Even kort door de bocht: zoals Evangelischen niets moeten hebben van de belijdenisgeschriften, zo moeten Sjiieten ook niets van de Soenna hebben. (dit staat niet in het boek maar is een eigen toevoegsel)
De islam is ook beïnvloed door de oude Griekse deugdenleer. Een paar bekende namen die invloed hebben gehad op de deugdethiek van de Islam: Ibn Miskawayh en Al- Ghazali.
Fethullah Gülen, die ervan beschuldigd wordt de hand te hebben gehad in de coup in Turkije, bijna een jaar geleden, beschouwt het onderwijs en de media als sleutelinstrumenten bij het vormen van een ethisch bewustzijn. Hij heeft de ontplooiing tot de volmaakte mens op het oog.
En dat doe je met hoofd, hart en handen. (3H-model)
Kenmerken zijn: volmaakt geloof, liefde, een evenwichtige kijk op de wetenschap op basis van de rede, logica en bewustzijn, een herziene islamitische visie op de mens, het leven en het universum, vrij denken en respect voor de vrijheid van meningsuiting, de gemeenschappelijkheid opzoeken, mathematisch denken en waardering en gevoel voor kunst.
Gülen is van het evenwicht en lijkt daarin weer op Aristoteles en is veel meer erop uit om in harmonie met niet-Moslims te leven en zo bij te dragen aan een universele deugdenleer.

Hegel Waarom deze man een apart hoofdstukje krijgt begrijp ik niet zo goed. Hij heeft volgens de schrijver nauwelijks systematisch geschreven over de deugd.
Voor hem zitten deugden precies tussen liefde en plicht in. Maar zonder liefde stellen deugden ook niets voor. Hoor ik daar Paulus? Zonder de liefde .....enz.
Deugdethiek is voor Hegel iets van ‘de oude wereld’. Wanneer de zedelijkheid gaat overheersen in een samenleving zijn deugden overbodig.
Alleen..... Hegel heeft niet kunnen voorzien dat in onze tijd het gezin niet meer de hoeksteen van de samenleving is waar zedelijkheid hoog in het vaandel staat. Verder heeft hij ook de ontkerkelijking niet voorzien en dat de samenleving vooral gericht is op het economisch belang. Dat geeft versplintering waardoor het individu teruggeworpen wordt op zichzelf.
Met elkaar spreken over deugdethiek is dan ook niet bepaald overbodig volgens de schrijver.
Wat wel leuk is: Hegel ziet ook het ware en het goede in de kunst als deugd.

Het laatste hoofdstuk gaat over de praktijk van nu aan de hand van verschillende onderzoeken.
Er is een verschuiving gaande van wat men nu als deugden ziet. Waren het vroeger de kardinale deugden plus geloof hoop en liefde; nu is het meer respect, betrouwbaarheid, rechtvaardigheid, liefde en zorgzaamheid.

Mijn conclusie in zijn algemeenheid:
Kennelijk is het de mens niet gegeven om als vanzelf deugdelijk = goed, verantwoordt te leven. Het moet aangeleerd en aangestuurd worden. En het is prettig wanneer er stimulerende voorbeelden zijn.
De deugden op zichzelf komen in grote lijnen binnen de verschillende religies met elkaar overeen.
Een prima uitgangspunt om met elkaar in gesprek te gaan en een samen-leving te onderhouden.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten