Wij die lang leven lopen deze stil voorbij,
zoals rijken de armenbuurt voorbijlopen.
Hier liggen ze, Zosia, Jacek en Dominik,
vroegtijdig aan de zon, de maan ontnomen,
aan de rondgang van het jaar, de wolken.
In hun retour bagage hebben ze niet veel verzameld.
Flarden van uitzichten,
in een niet al te menigvuldig meervoud.
Een handvol lucht met een vlinder die voorbijvliegt.
Een lepeltje bittere kennis, met de smaak van medicijn.
Kleine ongehoorzaamheden
waarvan er eentje dodelijk was.
Een vrolijke ren de bal achterna, over de weg.
Het geluk van glijden op nog breekbaar ijs.
Hij hier en zij ernaast, en de hele rij:
voor ze bij de deurknop konden komen,
een horloge kapot maken,
hun eerste ruitje breken.
Malgorzatka: vier jaar,
waarvan twee liggend en kijkend naar het plafond.
Rafaël: een maand later zou hij vijf zijn geworden,
en Zuzia: vlak voor de kerstdagen
met hun waas van adem in de vorst.
Maar wat kun je dan zeggen over één dag leven,
één minuut, seconde:
donker, dan een lampflits en weer donker?
KÓSMOS MAKRÓS
CHRÓNOS PARÁDOKOS
alleen het stenen Grieks heeft hiervoor woorden.
Wisława Szymborska (1923 – 2012)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten